INHOUD AANVULLINGEN
INHOUD W T T
CUBRA HOME

PRINT DEZE PAGINA

 

Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

AANVULLING 24 januari 2014

AANVULLINGEN UIT:

Rubriek ‘Tilburgse Taalplastiek’ van Pierre van Beek

15 afleveringen, gepubliceerd in de Nieuwe Tilburgsche Courant, 1950

Digitalisering: Ben van de Pol

De complete afleveringen zijn te vinden op de pagina:

http://www.cubra.nl/tilburgsdialect/pierrevanbeek/pierrevanbeekttp_1950.htm

Selectie citaten voor het WTT: Ed Schilders

23 januari 2014

 

[NB – de trefwoorden zijn zonder accenten geschreven]

 

AACHTERSTE Pierre van Beek -- "Zô kwaod (kwaad) as 't aachterste end van den duvel" is een ietwat lange superlatief voor "kwaad"… (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

AAJER ONGELEEDE Pierre van Beek – Wie zich hoort toevoegen, dat hij "inzit" over "ongeleed aaier (eieren)", kan er van overtuigd zijn, dat men van oordeel is, dat hij zich bezorgd maakt over zaken, die daartoe geen aanleiding geven. Bang zijn zich aan koud water te branden, zoals het beschaafd Nederlands kent, vertoont hiermede dus veel overeenkomst. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

AAWERDOM Pierre van Beek – Wanneer iemand "z'n geld aon z'n hart gewaasen is" zijn we niet ver meer van de vrek uit de buurt en men kan er vast van op aan, dat zo iemand wel "'n halfke kan durbèten (doorbijten) al was 't dè-t-ie van awerdom op z'n taandvlees liep". Men heeft nu eenmaal van die "vuil meense" - zelfs in Tilburg. Het woord vuil heeft hier niet de betekenis van smerig maar van gierig. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

BESLEECHTE 2 Pierre van Beek -- "Hij beslècht Leyten's vink, hij leert achteruit!", wat o.a. gezegd wordt wanneer iemand dingen slechter doet dan hij ze voorheen placht te doen. We treffen hier wederom het werkwoord "beslèchten" aan. (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

BESLEECHTE Pierre van Beek -- En hebt u nooit gehoord: "Hij beslècht Rommelère vink; die docht d'r deuntje!" Men zegt dit als iemand niet veel praat doch maar stil voor zich uit zit te denken. Rommelaar was een "veugeltjesprutter", die een vink had, welke niet zong. Maakte men daar aanmerking op dan luidde steevast zijn slagvaardig antwoord: "Die denkt d'r deuntje!" (Tilburgse taalplastiek 3 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 18 februari 1950)

BIJLICHTE Pierre van Beek – Iemand "bijlichten" is iemand de waarheid in het gezicht vertellen. Zo kan men horen: "'t Was mar goed dè-t-ie nie thuis was, aanders zou ik 'm 's bijgelicht hebben!" (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

BLENDAAOS Pierre van Beek – Er bestaan verschillende Nederlandse uitdrukkingen en zegswijzen, die wij in Tilburg op een geheel eigen wijze "vertalen". Zo komt "van de vliegen naar de blèndaozen" (een soort stekende insecten, die men vooral langs de waterkant aantreft) overeen met "van de regen in de drup". (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

BLENDE Pierre van Beek -- "Hier zie ik oe, zeej den blende!" en "Naauw heur ik oe, zeej den dove!" kan iemand wel eens ten antwoord krijgen als hij "goed uit den hoek komt" of de spijker op de kop slaat. (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

DOOVE Pierre van Beek -- "Hier zie ik oe, zeej den blende!" en "Naauw heur ik oe, zeej den dove!" kan iemand wel eens ten antwoord krijgen als hij "goed uit den hoek komt" of de spijker op de kop slaat. (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

DURBEETE  Pierre van Beek – Wanneer iemand "z'n geld aon z'n hart gewaasen is" zijn we niet ver meer van de vrek uit de buurt en men kan er vast van op aan, dat zo iemand wel "'n halfke kan durbèten (doorbijten) al was 't dè-t-ie van awerdom op z'n taandvlees liep". Men heeft nu eenmaal van die "vuil meense" - zelfs in Tilburg. Het woord vuil heeft hier niet de betekenis van smerig maar van gierig. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

DUTSELTJE Pierre van Beek – Onder een "dutseltje" verstaat men een 'n weinig pienter, maar heel goedig vrouwtje. (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

DUUVEL 10 Pierre van Beek – "De fèn zen de mèn, zeej den duvel, en de groffen komen vanzelf wel!" spreekt voldoende voor zichzelf. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

DUUVEL 11 Pierre van Beek – "Dè zullen we den duvel en de mulder mar laoten schaaien, die schaaien 't zô veul!" waarbij gesuggereerd wordt, dat de molenaar nogal relatie heeft met de duivel. De uitdrukking wordt in het algemeen gebezigd als men bedoelt aan te geven, dat men een zaak maar op haar beloop moet laten - er zich niet in moet verdiepen. (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

DUUVEL 2 Pierre van Beek -- "Zô kwaod (kwaad) as 't aachterste end van den duvel" is een ietwat lange superlatief voor "kwaad"… (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

DUUVEL 3 Pierre van Beek --  en wanneer het er "ievrans (ergens) uitziet of den duvel er gejongd heej" is het daar maar een rommelig boeltje. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

DUUVEL 4 Pierre van Beek -- Zodra iets moet "al zô den duvel de kèrs (kaars) vaasthawen" valt er niet meer aan te ontkomen… (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

DUUVEL 5 Pierre van Beek -- Vroeger placht de "duvel over 't koor de kerk in te komen". Men gaf daarmede aan, dat de eerbiedigheid op het koor wel eens wat te wensen overliet. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

DUUVEL 6 Pierre van Beek -- De uitdrukking "As O.L. Heer een kerk bouwt, zet de duvel er een kapel neffe" slaat op de cafés die men gewoonlijk nabij een kerk aantreft al kan men er ook wel een diepere zin uithalen, namelijk deze, dat de duivel er steeds op uit is de mens tot het kwaad te verleiden. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

DUUVEL 7 Pierre van Beek -- "As ge van den duvel sprikt (spreekt), rammelen z'n kuiten" en "zô den duvel is vertrouwt-ie z'n gasten" vraagt niet om een verklaring. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

DUUVEL 8 Pierre van Beek -- "Sôrt zuukt sôrt (soort), zeej den duvel tegen den schôrsteenveger" behoeft wel geen toelichting… (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

DUUVEL Pierre van Beek -- Wanneer men iemand noemt "te lomp om vur den duvel te daansen" slaat men zijn intelligentie niet hoog aan. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

DWAOLE Pierre van Beek -- "Dwaolen is meenselijk, zei den boer en hij kuste de meid in het donker" wordt vergoelijkend gezegd voor een daad, die eigenlijk niet in de haak is. (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

EEZEL Pierre van Beek – We hebben lang gezocht naar een Nederlandse zegswijze, die overeenkwam met het opschrift van een Italiaans asbakje, dat op onze tafel prijkt. Dit luidt: "Chinasce tondo non può morir quadro!" Letterlijk vertaald wil dit zeggen: "Wie rond geboren wordt, kan niet vierkant sterven." In Tilburg heeft men er een eigen spreekwoord voor en wel het volgende: "As ge as ezel geboren zijt, worde gin pèrd!" De Tilburgse uitdrukking is - naar wij menen - evenwel toch iets enger in de betekenis omdat men er hier het gezegde gewoonlijk bezigt als men aan wil geven, dat iemand die arm is het in de regel wel blijft. Tevens wil men er wel mee aangeven dat het voor een gewoon man moeilijk valt hogerop te komen. (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

EFFENAAF Pierre van Beek – "Van fèn (fijn) meense en motrègen worde vern....; ge zijt nat zonder dè-ge er èrg in hed!" Onder "fèn" wordt verstaan: uiterlijk vroom, dus zonder dat de innerlijke gesteldheid aan het uiterlijk vertoon evenredig is. De H. Schrift - en ook ons volk - noemt die "effenaaf": Farizeeërs! (Tilburgse taalplastiek 8 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 25 maart 1950)

ERTJE Pierre van Beek -- Dezer dagen tekenden wij ten slotte nog op: "'t Zèn kender, zeej Bronsgist, gif ze 'n erwtje!" Bronsgeest was weleer de thans nog bestaande kruidenierszaak van de firma De Bruyn in de Monumentstraat. Als moeder boodschappen kwam halen, plachten de kinderen hier steeds "een snoepje" toe te krijgen. Van de betekenis der uitdrukking zijn we niet zeker. Ze kan als een plagerijtje tegenover de kinderen bedoeld zijn, maar als diepere zin kan men er ook wel uithalen, dat 'n kinderhand gauw gevuld is. (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

FEDUUSIE Pierre van Beek -- Dat men niet veel "fedusie" (vertrouwen) heeft in de zaligheidskansen van een advocaat, verraadt de uitdrukking "Hij schiet er in as 'nen avecaot in de hel." (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

FEEN 2 Pierre van Beek – "De fèn zen de mèn, zeej den duvel, en de groffen komen vanzelf wel!" spreekt voldoende voor zichzelf. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

FEEN Pierre van Beek – "Van fèn (fijn) meense en motrègen worde vern....; ge zijt nat zonder dè-ge er èrg in hed!" Onder "fèn" wordt verstaan: uiterlijk vroom, dus zonder dat de innerlijke gesteldheid aan het uiterlijk vertoon evenredig is. De H. Schrift - en ook ons volk - noemt die "effenaaf": Farizeeërs! (Tilburgse taalplastiek 8 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 25 maart 1950)

FREET Pierre van Beek – Het woord "freet" zal men ook wel tevergeefs in het Nederlandse woordenboek zoeken. Bij ons betekent het "ijdel" of "trots". Zo kan een meisje "freet" zijn op haar nieuwe kleed. Iemand kan "freet" lopen. Soms zit er ook wel iets denigrerends in. Dat is bijv. het geval als men spreekt van "'n frete madam". Het woord madam draagt daartoe trouwens ook het zijne bij want dit wordt hier met enige ironie gebruikt. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

FRUT 2 Pierre van Beek -- Men praat ook van een "frut papier", d.i. een propje in elkaar "gefrommeld" papier. (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

FRUT 3 Pierre van Beek -- …"frut" was de geïmproviseerde speen, waarmede moeder eertijds de kleine kinderen zoet hield. De moeders deden een paar lepeltjes suiker op een wit linnen lapje, namen hiervan de uiteinden bij elkaar en bonden er een lintje of touwtje om zodat het uiteinde met de suiker een balletje vormde. Als de kleintjes in de wieg lagen te schreien, duwde men ze zo'n "frutje" in de mond. Men zag er de kinderen soms echter ook nog wel mee lopen als ze één tot twee jaar oud waren. Als de remedie tegen het huilen niet hielp, werd de "frut" door sommige moeders nog wel eens "gesopt" in de brandewijn of anisette. (Tilburgse taalplastiek 5 Nieuwe Tilburgse Courant –dinsdag 7 maart 1950)

FRUT Pierre van Beek -- "'t Is 'n uir, zeej Jan Tooten en de kat jongde in z'n pruik!", een opmerking, die men horen kan als iets niet goed lukt. Eenzelfde betekenis heeft ook: "'t Is frut, zeej Jan van Pelt!" en "'t Is knudde mee den bok!" (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

FRUT Pierre van Beek -- 't Woord "frut" wordt in Tilburg ook nog gebruikt in het gezegde: "'t Zit in de frut" als men wil aangeven, dat iets in de war is. (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

FRUTBLAOS Pierre van Beek -- 'n Veelbetekenende glimlach glijdt over het gezicht van de oude Tilburger als hij hoort spreken over de "frutblaos" van het varken. De jongere generaties menen wel te weten wat dit is, doch ze hebben het daarbij vaak mis. Zij bedoelen de waterblaas van het varken, die gebruikt wordt voor het maken van foeke- of rommelpotten ter gelegenheid van het nauwelijks nog hier in zwang zijnde "Vastelaovend-zingen". Vroeger echter verstond men onder "frutblaos" een aanhangsel van de dikke darm van het varken, dat als speeltuig gebruikt werd door de jeugd. Het was een stukje darm van 15 tot 20 cm, aan de onderkant dichtgegroeid en van boven, waar het was afgesneden, open. Het werd volgens Lowie van Dorrus Misters tussen duim en wijsvinger van de linkerhand genomen, opgeblazen, met de rechterhand een paar slagen omgedraaid zodat de lucht niet kon ontsnappen en vervolgens met de duim van de rechterhand van onder ingeduwd, waardoor een soort onwelvoeglijk geluid ontstond. En laten we daar vandaag maar mee eindigen! Waar onze onschuldige "taalplastiek" al niet toe voert! Tja, "van 't een komt 't aander!" Wat ook de bedoeling is! (Tilburgse taalplastiek 5 Nieuwe Tilburgse Courant –dinsdag 7 maart 1950)

FRUTTE Pierre van Beek -- Daarnaast kennen we "iets in elkaar frutten". Dat is iets slordig maken. Men treft het woord ook nog aan in "ballenfrutters", de scheldnaam voor de bewoners van het nabije Goirle, welke betiteling zij te wijten schijnen te hebben aan het feit, dat men (de jeugd?) er vroeger zelf ballen in elkaar knutselde. (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

GAOPE "Dè gopt (gaapt) as 'nen oven" of "dè is zô klaor as 'n klontje" zoudt ge daarop ten antwoord kunnen krijgen. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

GEBEETERE Pierre van Beek – …en wie het niet "gebeteren" kan, wanneer er bijv. iets verkeerd gegaan is, heeft aan die verkeerde gang van zaken geen schuld. (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

GELD 2 Pierre van Beek – Wanneer iemand "z'n geld aon z'n hart gewaasen is" zijn we niet ver meer van de vrek uit de buurt en men kan er vast van op aan, dat zo iemand wel "'n halfke kan durbèten (doorbijten) al was 't dè-t-ie van awerdom op z'n taandvlees liep". Men heeft nu eenmaal van die "vuil meense" - zelfs in Tilburg. Het woord vuil heeft hier niet de betekenis van smerig maar van gierig. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

GELD Pierre van Beek – Nu we dan ongezocht toch bij het geld verzeild geraakt zijn, mogen we er wellicht ook even aan herinneren, dat "de pastoor ôk gin twee missen vur één geld" doet. Men kan dit ten antwoord krijgen als men bijv. iemand iets voor een tweede keer wil laten vertellen. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

GRAS Pierre van Beek –"Hij ziet het gras aon de verkeerde kaant groeien." Een dode op het kerkhof "kijkt" immers aan de onderkant tegen de graszoden aan. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

GRUTVADDER  Pierre van Beek -- Wél weten we, dat het houtrapen of houtsprokkelen door de arme bevolking in Tilburg vroeger méér beoefend werd dan thans. Men ging daartoe naar "de bossen van onze grutvadder", waarmede de gemeentebossen bedoeld werden. De uitdrukking van "onze grutvadder" voor de gemeente werd trouwens nog meer gebruikt. Zo sprak men ook van "nor onze grutvadder gaon" als men bedoelde bij het Burgerlijke Armbestuur te gaan aankloppen. . (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

GRUTVADDER Pierre van Beek – Tot het specifiek Tilburgs behoort zeker: "In grutvadders bos is hout genog!", dat in waarde overeenkomt met het beschaafd Nederlands: "'t Is goed riemen snijden van andermans leer." Zoals wij hier vroeger reeds mededeelden, werden in Tilburg de gemeentebossen aangeduid met "de bossen van onze grutvadder". De armere ingezetenen plachten hier hout te gaan sprokkelen. (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

HALFKE Pierre van Beek – Wanneer iemand "z'n geld aon z'n hart gewaasen is" zijn we niet ver meer van de vrek uit de buurt en men kan er vast van op aan, dat zo iemand wel "'n halfke kan durbèten (doorbijten) al was 't dè-t-ie van awerdom op z'n taandvlees liep". Men heeft nu eenmaal van die "vuil meense" - zelfs in Tilburg. Het woord vuil heeft hier niet de betekenis van smerig maar van gierig. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

HANGE Pierre van Beek – Om iets te doen wat niet aangenaam is, behoeft men zich - althans volgens de volksmond - niet te haasten. Men geeft dit aan met de woorden: "Nou, nou, hangen heej gin host (haast)." Opgehangen worden is namelijk een van die onaangename zaken. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

HANNEKEKOST Pierre van Beek – Er zijn echter mensen, die men - ook al zijn ze maatschappelijk vooruitgegaan - hun afkomst soms nog van het gezicht kan lezen. Men zegt dan, dat ge zien kunt, dat hij "al z'n lève hannekenkost gegeten heej". Zo iemand stamt derhalve niet uit een burgerfamilie. (Tilburgse taalplastiek 14 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 23 mei 1950)

HEMMEKE Pierre van Beek – Sommige mensen hebben een eigenaardige manier van lopen, die de indruk van voorzichtigheid maakt. Van dezulken zegt men: "Den dieje lôpt op aaier (eieren)" en ook wel "Hemmeke raok m'n gotje nie!" (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

HOND Pierre van Beek – "Wie bij den hond slaopt, krijgt vlooien" is ons equivalent voor "Wie met pek omgaat, wordt er door besmet." (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

HOND Pierre van Beek – De volkse wijsheid "hoe kaolder hond hoe meer vlooien" past gewoonlijk ook wel bij de branieschopper. Degene, die zelf het minst betekent of presteert, meent vaak de meeste eisen te mogen stellen.

HOUTRAOPER Pierre van Beek -- "Hij liegt as 'nen houtraper" zegt men van iemand, die er "ongegeneerd" op los liegt. Dus "liegt dat-ie zwart zie", zoals Lowie van Dorrus Misters zei. Waarom het nu juist de houtrapers waren, die om hun liegen berucht schenen, is ons niet duidelijk. Wél weten we, dat het houtrapen of houtsprokkelen door de arme bevolking in Tilburg vroeger méér beoefend werd dan thans. . (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

INTERESAANT Pierre van Beek – Een goede eigenschap daarentegen is zuinigheid. Voor zuinig bezitten we ook 'n eigen woord en wel "interessaant". We hoorden het vooral gebruiken met betrekking tot een vrouw. Zo is een "interessaant wijf" een zuinige vrouw. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

JAN PIGGE Pierre van Beek -- Jan Pigge nu vertoonde in zijn circus ook een gedresseerde geit. Toen op zekere avond de geit tijdens de voorstelling echter hardnekkig weigerde, redde onze Jan zich uit de min of meer netelige situatie met de opmerking: "Na ver.... ze 't en giesteren deej ze 't zô goed!" Dit excuus heeft waarschijnlijk een storm van hilariteit veroorzaakt. In elk geval is het zodanig ingeslagen, dat hierdoor de herinnering aan Jan Pigge en zijn geit nog tot op heden in onze stad volop levendig is. Wanneer thans iemand iets wil demonstreren, dat juist op het moment dat men zijn diensten verwacht, hardnekkig weigert, en hij durft zich dan het excuus "Gisteren ging 't nog zo goed!" te laten ontvallen, loopt hij in Tilburg veel risico ten antwoord te krijgen: "'t Lijkt wel de geit van Jan Pigge!" (Tilburgse taalplastiek 3 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 18 februari 1950)

KAAJ 2 Pierre van Beek – Wanneer iemand veel in het leven te verduren heeft gehad, beklemtoont men dit graag met: "De kaaien in de straot hebben nie zoveul gelejen as hij."

KAAJ Pierre van Beek – Het volk houdt er van zich krachtig uit te drukken. Wanneer men te maken heeft met een feit, waaraan niets meer te veranderen valt, dan klinkt het (…) "Al trokte de kaaien uit den grond."

KEERS Pierre van Beek -- Zodra iets moet "al zô den duvel de kèrs (kaars) vaasthawen" valt er niet meer aan te ontkomen… (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

KEETELBUUNDER Pierre van Beek -- De ketelboeners, dat zijn degenen, die op gezette tijden als het "ketelbunen" was de ketelsteen uit de fabrieksketels bikten, schijnen vroeger geen al te beste reputatie gehad te hebben. Hoe komt men anders aan "vechten als ketelbuners", welk gezegde nog in zwang is. Zoals trouwens ook het beroep, dat overigens een zeer eerzaam vak is. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

KENON Pierre van Beek -- Wie des avonds "zô zat as 'n kanon" is, loopt veel gevaar des morgens "zô ziek as 'n krab" te zijn, beweert men in Tilburg al is het ons niet duidelijk waarom hier nu juist die "krab" en dat "kanon" bij te pas moeten komen. . (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

KEPEL Pierre van Beek -- De uitdrukking "As O.L. Heer een kerk bouwt, zet de duvel er een kapel neffe" slaat op de cafés die men gewoonlijk nabij een kerk aantreft al kan men er ook wel een diepere zin uithalen, namelijk deze, dat de duivel er steeds op uit is de mens tot het kwaad te verleiden. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

KLEP Pierre van Beek -- Met het woord "klep" alleen is het ook een beetje zonderling gesteld in onze contreien. Behalve het stijve gedeelte van een pet wordt hiermede ook wel de hele pet aangeduid. (Tilburgse taalplastiek 1 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 4 februari 1950)

KLEPBROEK Pierre van Beek -- "Klepbroeken" kent de jeugd van tegenwoordig niet meer. Wij echter weten, dat dit een thans niet meer in zwang zijnde mannenbroek was, die van voren met een ruim overslaand stuk sloot. "Klep" schijnt hier de betekenis van "deksel" gehad te hebben. Het wordt als zodanig wel meer gebruikt. De platte uitdrukking "iemand voor zijn klep schoppen" kan o.i. hiermede wel verband gehouden hebben. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

KLOPPEN 2 Pierre van Beek -- "Dat klopt als een politiemuts zonder klep." Een muts kende men vroeger blijkbaar als hoofddeksel zonder klep, waarbij onder klep dan wordt verstaan het stijve gedeelte, dat tot het afnemen dient, zoals men dit aan een pet aantreft. Zou een muts een klep gedragen hebben dan ware ze geen muts meer geweest. Eerst zonder klep was ze als muts in orde. Dan klopte het. (Tilburgse taalplastiek 1 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 4 februari 1950)

KLOPPEN Pierre van Beek -- Van oudere mensen vangt men wel eens op: "Dat klopt als een zwerende vinger." Ieder weet, dat een hevig zwerende vinger een pijn veroorzaakt, die op kloppen gelijkt. Erg zweren en dit soort "kloppen" is onafscheidelijk aan elkaar verbonden. Als de vinger flink "klopt" is het zweren op zich in orde. Wat niet wegneemt dat de patiënt wel kan menen, dat het met zijn vinger toch helemaal niet in orde is... Het geestige in deze zegswijze is, dat in de uitdrukking het werkwoord "kloppen" in letterlijke zin gebruikt wordt terwijl het uiteindelijk een figuurlijke rol vervult. (Tilburgse taalplastiek 1 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 4 februari 1950)

KNEUP Pierre van Beek – "Hij leet er 'nen kneup op" wordt gezegd van iemand, die zich aan een flinke krachtterm waagt. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

KNIE KNIEJES Pierre van Beek – …een "meid mee mos aon d'r kniejes" (…)daaronder verstaan we in Tilburg een bemiddeld meisje. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

KNUDDE Pierre van Beek -- "'t Is 'n uir, zeej Jan Tooten en de kat jongde in z'n pruik!", een opmerking, die men horen kan als iets niet goed lukt. Eenzelfde betekenis heeft ook: "'t Is frut, zeej Jan van Pelt!" en "'t Is knudde mee den bok!" (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

KOEJ Pierre van Beek – Vastberadenheid spreekt er uit: "Ik doe 't al liepen de koeien in de kool." In zo'n geval gaat de zaak absoluut door en is niets in staat het genomen besluit te veranderen. (Tilburgse taalplastiek 14 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 23 mei 1950)

KOEJ Pierre van Beek – Waar de Latinisten met hun "Quod licet Jovi, non licet bovi" (Wat Jupiter mag doen, is een os niet geoorloofd) komen aandragen, zeggen onze mensen: "De ene maag een koe stelen en de aander nog nie op stal kijken!" (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

KOOL Pierre van Beek -- Wanneer we zeggen "ik zè oe zô muug as kaauw pap" dan kon je er van overtuigd zijn, dat je vertrek niet kwalijk genomen wordt zoals ook het "hij is van tel als een rotte kool bij den gruunteboer" niet als een compliment beschouwd behoeft te worden. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

KOP Pierre van Beek – Hopelijk wordt de toekomstige gastheer intussen niet "los van kop", want dat betekent kort van memorie …(Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

KRAAJ Pierre van Beek – Komt men "als Jan met kraaien naor de mert (markt)" of "mee vijgen nao Paosen" dan is men met zijn voorstel te laat. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

KRAP Pierre van Beek -- Wie des avonds "zô zat as 'n kanon" is, loopt veel gevaar des morgens "zô ziek as 'n krab" te zijn, beweert men in Tilburg al is het ons niet duidelijk waarom hier nu juist die "krab" en dat "kanon" bij te pas moeten komen. . (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

KREDIETJAS Pierre van Beek – …en de "credietjas" aan (we vermoeden, dat hiermee een slipjas of "billetikker" bedoeld wordt) naar de kerk zijn gegaan. (Tilburgse taalplastiek 14 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 23 mei 1950)

KREUGEL Pierre van Beek --  "Daor 't volk is, is de nering, zeej de mosselenboer en hij reej mee z'nen kreugel de kerk in." Prachtig vinden we het woord "kreugel" voor kruiwagen. We hebben wel eens ooit horen vertellen, dat dit zo'n typisch Tilburgs woord zou zijn, dat men het eigenlijk nergens dan in onze stad aantreft. We geloven, dat dit een beetje overdreven is. In ieder geval hebben we het in de omgeving van Tilburg door niet-Tilburgers ook wel eens horen gebruiken. (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

KUSSESPELLEKE Pierre van Beek – Een curieus geval hebben wij altijd gevonden, wat men in Tilburg van een speldenkussentje maakt. Men spreekt hier namelijk van "kussenspelleke". Men draait het eigenlijke woord dus radicaal om, waarbij als bijzonderheid nog komt, dat de verkleiningsuitgang meteen ook maar geplakt wordt aan het woord, waar hij juist niet bij thuis hoort. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

KWEEZEL Pierre van Beek –

KWEEZEL Pierre van Beek – "Een kwezel, 'nen ezel en 'nen notenbôom moeten slaogen hebben" getuigt ook niet van sympathie voor de kwezel, die zich hier in een zonderling gezelschap bevindt. Zo men weet worden noten niet geplukt of geschud als bijv. appels, maar afgeknuppeld. Hier is het slaan dus op zijn plaats. 'n Ezel behoorde het volgens de dierenbescherming zeer zeker niet te moeten ondergaan maar helaas hij krijgt wel eens slaag en de kwezel verdient het naar de volksmond blijkbaar. (Tilburgse taalplastiek 8 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 25 maart 1950)

LAAGE Pierre van Beek – "Wocht 'ns efkes, zeej de bruid, 't is nog wijd van laachen!", een uitdrukking, die betekent, dat men geen "Hei!" moet roepen vóór men over de brug is. Zolang de bruid nog de bruid en het huwelijk nog niet gesloten is, kan er immers altijd iets tussen komen, waardoor het "afketst". Een wijsheid, die maar al te velen uit de ervaring geput hebben. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

LAPPE Pierre van Beek – Van iemand, die een weduwe met een aantal kinderen trouwt, zegt men, dat hij nogal "wè aon durreft omdè-t-er zoveul lappen op staon". Met die "lappen" zijn dan de kinderen bedoeld. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

LAWAAJSAUS Pierre van Beek – …en "lawaaisaus" is het afgietsel van de aardappelen, dat vroeger in de arme gezinnen als saus gebruikt werd. (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

LEUS Pierre van Beek – Om iemands welstand uit te drukken houdt men er in Tilburg ook een paar kernachtige uitdrukkingen op na. Zo zegt men van iemand bijv. dat "hij geen luis heej om dood te trappen", wat betekent, dat hij heel arm is. "Geen luis in de mars hebben" betekent hetzelfde en wanneer iemand "zô hard is as 'nen spijker op z'nen kop" dan is het met zijn materiële welstand al even erg gesteld. (Tilburgse taalplastiek 14 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 23 mei 1950)

LIEGE Pierre van Beek -- "Hij liegt as 'nen houtraper" zegt men van iemand, die er "ongegeneerd" op los liegt. Dus "liegt dat-ie zwart zie", zoals Lowie van Dorrus Misters zei. Waarom het nu juist de houtrapers waren, die om hun liegen berucht schenen, is ons niet duidelijk. Wél weten we, dat het houtrapen of houtsprokkelen door de arme bevolking in Tilburg vroeger méér beoefend werd dan thans. . (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

LIJE

MEUGE Pierre van Beek – "Van mekaar meugen ze nie en bij mekaar deugen ze nie!" In zo'n geval hebben we te doen met een echtpaar, dat veel kijft en ruziet over kleinigheden. Dat kan natuurlijk zijn oorzaak vinden in het feit, dat hij of zij een "netek....t" is. Dat betekent een akelig humeurig iemand. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

MIK Pierre van Beek -- "Dat komt uit als spurrie met ’n mikske (…) Voor een niet-Tilburger is deze uitdrukking ongetwijfeld met duisternis omhangen. "Spurrie", dat als voeder voor het vee door de boeren op de akker verbouwd wordt, kent men nog wel, maar met dat "mikske" wordt het al wat moeilijker. Dit is het verkleinwoord van "mik". En hieronder verstaan wij in onze streken (behalve een wittebrood) ook een "gaffel". "Gaffel" heeft ook de betekenis van hooivork maar die wordt hier niet bedoeld, al houdt ook deze benaming toch wel verband met onze "mik". Een "mik" dan duidt een vorm aan van een Griekse ie, dus Y. Men treft deze o.a. veel aan in houtgewassen, daar waar takken of stammen zich in V-vorm splitsen. Nu schijnt het een eigenschap van spurrie te zijn, dat deze zich ook V-vormig vertakt. Als dit gebeurt, wordt voldaan aan een voorwaarde, waaraan spurrie behoort te voldoen. Dan is de zaak in orde. Dan "klopt" ze dus. (Tilburgse taalplastiek 1 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 4 februari 1950)

MOOKERHAAJ Pierre van Beek – …"op de Mokerhaai mee z'n beentjes te liggen rammelen" (…)dan is men "effenaaf" dood. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

MOS Pierre van Beek – …een "meid mee mos aon d'r kniejes" (…)daaronder verstaan we in Tilburg een bemiddeld meisje. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

MULDER 2 Pierre van Beek – "Dè zullen we den duvel en de mulder mar laoten schaaien, die schaaien 't zô veul!" waarbij gesuggereerd wordt, dat de molenaar nogal relatie heeft met de duivel. De uitdrukking wordt in het algemeen gebezigd als men bedoelt aan te geven, dat men een zaak maar op haar beloop moet laten - er zich niet in moet verdiepen. (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

MULDER Pierre van Beek – De molenaars schijnen vroeger bij het volk een niet al te goede reputatie te hebben genoten. Vanwaar anders de uitdrukking: "Als de mulder z'ne Paosen gehouwen heej, is de pastoor deur z'n werk"? Hieruit blijkt, dat men aannam, dat een mulder ieder jaar nogal wat op zijn geweten heeft en daarom zijn Paasbiecht maar liefst tot het laatste moment uitstelt. Die zwaarbezette kerfstok kan hem moeilijk anders zijn toebedeeld, dan dat men hem verdacht van het achterhouden van meel wanneer hij graan te malen kreeg. (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

MUUG Pierre van Beek – "Muug" heeft naast de gewone betekenis van "moe" ook nog de waarde van beu. Zo kan men iemand "muug" zijn. Liefst dan nog wel "as kaauw pap", hetgeen wil zeggen, dat men hem liever "kwijt dan rijk" is of liever "van achteren" (bij het vertrekken) dan "van veuren" (bij het komen) ziet. (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

MUUG Pierre van Beek -- Wanneer we zeggen "ik zè oe zô muug as kaauw pap" dan kon je er van overtuigd zijn, dat je vertrek niet kwalijk genomen wordt zoals ook het "hij is van tel als een rotte kool bij den gruunteboer" niet als een compliment beschouwd behoeft te worden. (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)

NAOGEL Pierre van Beek – Met iemand, die "geen naogels heej om z'n eigen te krabben" is het al niet veel beter gesteld als met degene, die "gin hem(d) aon z'n lijf heej". (Tilburgse taalplastiek 14 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 23 mei 1950)

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 maart 1950

ORGELTRAPPER Pierre van Beek --"Dè hebben we saomen goed gelapt, zeej den örgeltrapper tegen den örgenist toen ze de trap af gingen" slaat op iemand, die zich een prestatie toe-eigent, die hem eigenlijk niet toekomt. Hoe fijn-geestig wordt hier zo iemand in de maling genomen! (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

OSTER Pierre van Beek – "Ze hebben 'm aon den öster gehad!" Het betekent, dat iemand "gewogen" is naar z'n geldelijk bezit, een hebbelijkheid, waarin zich bepaalde klassen uit de bevolking nog al eens schuldig maken. Speciaal wordt het gebruikt in verband met een jongeman, die om de hand van iemands dochter gaat vragen. Een öster noemt men in het beschaafd Nederlands unster. Dat is een enigszins primitief weegapparaat, dat werkt met een veer en waarbij men op een met streepjes verdeelde plaat het gewicht afleest. Het meest kenmerkende van dit weegapparaat is wel zijn gering formaat zodat men het gemakkelijk in de zak kan steken. Veel ziet men het tegenwoordig niet meer gebruikt, doch wij herinneren ons, dat in onze jeugd alle "toddenkooplui" er mee waren uitgerust. Zuiver wegen doet het apparaat niet, maar het geeft het gewicht toch zo "te rauwste" aan. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

OSTER 2 Pierre van Beek – Er is aanleiding nog eens terug te komen op hetgeen wij in ons vorige artikel zeiden over "den öster". Lowie Van Dorrus Misters is nl. van mening, dat de beschrijving, die wij van een unster gaven, niet die van de echte ouderwetse unster geweest is. Zo'n unster zag er volgens onze geachte opmerker als volgt uit: Hij was een stalen (ook wel houten - Tilb.) lat, die aan een haak kon worden opgehangen en welke lat voorzien was van inkervingen. Een tweede haak diende ter bevestiging van het te wegen voorwerp en dan bevond zich aan het apparaat nog een gewicht (waarschijnlijk een pond), dat over de lat heen en weer bewogen kon worden. De schuifring van het pond had boven aan de onderkant een nokje, dat greep in de inkervingen zodat de ring bij het verschuiven wat gelicht moest worden. Als het pond met het aangehangen voorwerp in evenwicht was en de lat derhalve waterpas hing, kon hierop het gewicht worden afgelezen. Om het pondsgewicht noemde men "den öster" ook wel "punder". (Tilburgse taalplastiek 8 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 25 maart 1950)

OSTER 3 Pierre van Beek – Als een jongeman het plan had om bij een zeker soort gegoede lui te proberen kennis aan te knopen met de dochter maar zelf geen vermogen bezat, werd hij wel eens gewaarschuwd door zijn vrienden met het gezegde: "Denk er om, daor hangt den öster of punder aachter de deur." Bedoeld was dan de voordeur en het betekende, dat hij eerst "gewogen" zou worden voor hij gelegenheid kreeg de woning verder binnen te gaan. (Tilburgse taalplastiek 8 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 25 maart 1950)

OSTER 4 Pierre van Beek – Tussen deze bedrijven door schiet ons echter nog een "öster"-uitdrukking te binnen nl. "Hij is op z'nen öster gevallen!" En dit heeft met wegen niets meer te maken. Men bedoelt dan dat gedeelte van de rug, waar deze van naam verandert. Waar men het vandaan haalt is ons een raadsel!

OSTER 5 Pierre van Beek – Veertien dagen geleden hebben we hier stilgestaan bij de unster en in verband daarmede bij de uitdrukking: "Hij is op z'nen öster gevallen." We dachten, dat deze Tilburgse uitdrukking niets met het weegapparaat te maken had. Thans is Louis van Dorrus Misters zo vriendelijk het raadseltje van de afkomst, zoals hij die ziet, op te lossen. Hij herinnert er aan, dat men de veer-unster, waarover wij het hadden, wel gemakkelijk in de zak kan steken, maar... niet zo gemakkelijk er weer uithalen. Dit wordt namelijk bemoeilijkt door de aanwezige haak, die in de stof blijft steken. Hij vindt het daarom natuurlijk, dat na het gebruik de öster werd opgehangen aan de broeksband. En wel achter op de dij. Aan de voorkant zou hij namelijk kunnen hinderen met 't bukken en opnemen van zak of pak. Viel nu Jan de "toddekrèmer" op z'n derrière, dan kon hij gemakkelijk letterlijk "op z'nen öster" vallen met alle nadelige gevolgen van dien omdat de haak pijnlijke verwondingen mogelijk maakt. Daar zo'n voddenkoopman gewoonlijk een bekende figuur was, ging het verhaal van Jan, die "op z'nen öster gevallen" was al spoedig van mond tot mond. Daarna is de uitdrukking in de volksmond blijven leven - ook al betrof het een val, waar helemaal geen unster of verwonding meer bij betrokken was. Aldus L. v. D. M., die in ieder geval een vernuftig gevonden verklaring geeft. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

PANLAT Pierre van Beek – Lange, magere mensen zien zich wel eens aangeduid met "panlat", "maogere hannek" of "lange pierewiet". (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

PAOSE Pierre van Beek – De molenaars schijnen vroeger bij het volk een niet al te goede reputatie te hebben genoten. Vanwaar anders de uitdrukking: "Als de mulder z'ne Paosen gehouwen heej, is de pastoor deur z'n werk"? Hieruit blijkt, dat men aannam, dat een mulder ieder jaar nogal wat op zijn geweten heeft en daarom zijn Paasbiecht maar liefst tot het laatste moment uitstelt. (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

PAOSE Pierre van Beek – Komt men "als Jan met kraaien naor de mert (markt)" of "mee vijgen nao Paosen" dan is men met zijn voorstel te laat. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

PENNEKE Pierre van Beek – Van de andere kant echter is het waar, dat er "geen penneke zo scheef is of er paast 'n dekseltje op!" Dat betekent, dat iedere jongen of meisje de zij of de hij wel te vinden weet om een paar te vormen. Men zegt het speciaal als men een ietwat "raar stel" ontmoet, waarvan ieder zich met verbazing afvraagt hoe ze elkaar hebben weten te vinden. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

PERD Pierre van Beek – We hebben lang gezocht naar een Nederlandse zegswijze, die overeenkwam met het opschrift van een Italiaans asbakje, dat op onze tafel prijkt. Dit luidt: "Chinasce tondo non può morir quadro!" Letterlijk vertaald wil dit zeggen: "Wie rond geboren wordt, kan niet vierkant sterven." In Tilburg heeft men er een eigen spreekwoord voor en wel het volgende: "As ge as ezel geboren zijt, worde gin pèrd!" De Tilburgse uitdrukking is - naar wij menen - evenwel toch iets enger in de betekenis omdat men er hier het gezegde gewoonlijk bezigt als men aan wil geven, dat iemand die arm is het in de regel wel blijft. Tevens wil men er wel mee aangeven dat het voor een gewoon man moeilijk valt hogerop te komen. (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

PERSMOP Pierre van Beek -- "Daor 't rôkt (rookt) is 't wèrm, zeej Uylenspiegel en ie wèrmde z'n eigen aon 'n persm..!" (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

PERTENSIE Pierre van Beek – "'ne Vent meej pertentie" is een branieschopper, die zichzelf dus heel wat verbeeldt. (Tilburgse taalplastiek 14 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 23 mei 1950)

PETOZZIE 2 Pierre van Beek – Men zal zich herinneren, dat wij in ons vorige artikel over "opgewermde potaosie" spraken. Daartoe verleid door het Franse woord "potage" vertaalden wij dit door "soep". Een tweetal lezers komt ons thans vertellen, dat wanneer men in Tilburg over "potaosie" praat, men hiermede echter "stamp" bedoelt. We hebben hierover hier en daar eens ons licht opgestoken. Daarbij leerden we, dat de tegenwoordige jeugd het woord als zodanig niet meer kent, maar dat de oudere generatie er inderdaad "stamppot" mee aanduidt. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

PETOZZIE Pierre van Beek – Van iemand, die een weduwe met een aantal kinderen trouwt, zegt men, dat hij nogal "wè aon durreft omdè-t-er zoveul lappen op staon". Met die "lappen" zijn dan de kinderen bedoeld. En als men dit toch eigenlijk geen bezwaar vindt, loopt men nog wel eens kans als versterkend argument te horen te krijgen: "En 't is toch aaltij nog mar opgewermde potaosie (potage - soep)." (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

POEM Pierre van Beek – "Om de poem (geld) is het al te doen!" nietwaar? (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

POEPER DE LEPPER Pierre van Beek -- Wie Poeper de Lepper was, weten we niet. Wanneer iemand verongelijkt wordt, kan men van oude Tilburgers echter de opmerking horen: "'n Eerlijk hart moet wè lijjen, zeej Poeper de Lepper!" (Tilburgse taalplastiek 3 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 18 februari 1950)

Pierre van Beek -- Naar aanleiding van een onzer vorige artikelen, waarin een "gevleugeld woord" van zekere De Lepper werd aangehaald, deed een belangstellend lezer ons hierover enige nadere bijzonderheden toekomen. Onze inzender heeft de bewuste De Lepper heel goed gekend, zegt hij. Deze man, die wel nooit gedroomd zal hebben, dat hij nog eens in de krant zou komen na zoveel jaren, woonde een zestig jaar geleden aan het eind van de Laagstraat en wel op de linkerhoek van de drie huizen, die daar haaks op de Laagstraat staan. Dat wil zeggen in het huis, dat thans op zijn gevel het naamplaatje "Eschdoornstraat" draagt. De Lepper was een zg. buitenwever maar daarnaast boerde hij een beetje. Inzender weet ook nog te vertellen, dat naast het huis van De Lepper destijds 't zg. "Kruispedje" (paadje) begon, dat liep tot de "Vier Bumkes" (Boompjes). Dat was waar zich thans "De Regenboog" bevindt. (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

LIJE Pierre van Beek -- Wie Poeper de Lepper was, weten we niet. Wanneer iemand verongelijkt wordt, kan men van oude Tilburgers echter de opmerking horen: "'n Eerlijk hart moet wè lijjen, zeej Poeper de Lepper!" (Tilburgse taalplastiek 3 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 18 februari 1950)

MERT Pierre van Beek – Komt men "als Jan met kraaien naor de mert (markt)" of "mee vijgen nao Paosen" dan is men met zijn voorstel te laat. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

 

PREUKEMAOKER Pierre van Beek – "Hij heeft het druk as 'nen pruikemaoker mee ene klaant" wordt gezegd van iemand, die zich een houding aanmeet alsof hij heel wat werk verzet maar in werkelijkheid toch eigenlijk niet veel uitvoert. Onze zuiderburen in de Belgische Kempen zeggen hetzelfde op hun manier met de woorden: "'t Is alsof-t-um Mol en Baolen moet afwerken en Desschel en Rethy d'rba (erbij)!" Zo men weet liggen genoemde plaatsen in de Belgische Kempen. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

PUNDER Pierre van Beek – Er is aanleiding nog eens terug te komen op hetgeen wij in ons vorige artikel zeiden over "den öster". Lowie Van Dorrus Misters is nl. van mening, dat de beschrijving, die wij van een unster gaven, niet die van de echte ouderwetse unster geweest is. Zo'n unster zag er volgens onze geachte opmerker als volgt uit: Hij was een stalen (ook wel houten - Tilb.) lat, die aan een haak kon worden opgehangen en welke lat voorzien was van inkervingen. Een tweede haak diende ter bevestiging van het te wegen voorwerp en dan bevond zich aan het apparaat nog een gewicht (waarschijnlijk een pond), dat over de lat heen en weer bewogen kon worden. De schuifring van het pond had boven aan de onderkant een nokje, dat greep in de inkervingen zodat de ring bij het verschuiven wat gelicht moest worden. Als het pond met het aangehangen voorwerp in evenwicht was en de lat derhalve waterpas hing, kon hierop het gewicht worden afgelezen. Om het pondsgewicht noemde men "den öster" ook wel "punder". (…) De beschrijving van de unster van L. v. D. M. is juist. Hij heeft hier de zg. Romeinse balans op het oog, die zeer zeker ouder is dan de unster, waarover wij het hadden. Wij beschreven nl. de veer-unster, die ook wel veerbalans of weeghaak genoemd wordt.  (Tilburgse taalplastiek 8 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 25 maart 1950)

REEF Pierre van Beek – Als we het zinnetje "In 't schop op 't schoor leej de schuup en de reif" bij de kop nemen, slaan we vier vliegen in één klap om dan nog niet eens van de allitererende "sch" te praten. Het "schop" is een klein schuurtje of bijgebouwtje, "'t schoor" wordt gevormd door het zoldertje in zo'n schuurtje, de "schuup" is de schop (om mee te spitten) en "reif" dient door "hark" vertaald te worden. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

REERE Pierre van Beek –Daar hebben we dan het werkwoord "reiren", dat voor "beven" gebruikt wordt. "Hij reirde as 'n rietje" zegt men en geeft er nog 'n alliteratie gratis bij. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

RIJE Pierre van Beek – Met een vrouw, waarmee het "rijden en omzien" is, heeft men het getroffen want die gaat voor bijdehand door. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

SCHAAJE Pierre van Beek – Wanneer men zich hoort toevoegen: "Ge wit nie waor 't schaait" wil dat zeggen, dat men niet weet hoe de vork aan de steel zit. Breder genomen houdt het ook wel in, dat men in de war is. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

SCHAOJ Pierre van Beek – Als een Tilburger ergens goed gegeten of gefuifd heeft (of buurvrouwen bij elkaar "op 't half elfke" geweest zijn), zegt hij soms tot de gastvrouw: "Ge moet de schaoi mar 'ns komen terughaolen." Dit houdt de uitnodiging in op zijn beurt maar eens bij de gast te komen eten of fuiven. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

SCHEER – SCHORS Pierre van Beek -- Bij het gezegde "Ziezo, zeej de Fraansman en hij bedoelde 'n schèr (schaar)" hebben we te doen met een aardig gevonden woordspeling door gelijkheid van klank. Men moet namelijk weten, dat het Franse woord voor schaar luidt: "ciseaux", dat als "siezo" wordt uitgesproken. (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

SCHEER 2 Pierre van Beek – …van de kleermaker kon men wel horen, dat hij goed "dur het oog van de schèr (schaar)" haalde, waarmede hij dan beschuldigd werd van het achterhouden van overgeschoten stof, waaruit hij in opdracht een costuum gemaakt had. (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

SCHOOR Pierre van Beek – Als we het zinnetje "In 't schop op 't schoor leej de schuup en de reif" bij de kop nemen, slaan we vier vliegen in één klap om dan nog niet eens van de allitererende "sch" te praten. Het "schop" is een klein schuurtje of bijgebouwtje, "'t schoor" wordt gevormd door het zoldertje in zo'n schuurtje, de "schuup" is de schop (om mee te spitten) en "reif" dient door "hark" vertaald te worden. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

SCHOP Pierre van Beek – Als we het zinnetje "In 't schop op 't schoor leej de schuup en de reif" bij de kop nemen, slaan we vier vliegen in één klap om dan nog niet eens van de allitererende "sch" te praten. Het "schop" is een klein schuurtje of bijgebouwtje, "'t schoor" wordt gevormd door het zoldertje in zo'n schuurtje, de "schuup" is de schop (om mee te spitten) en "reif" dient door "hark" vertaald te worden. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

SCHORSTEENVEEGER Pierre van Beek -- "Sôrt zuukt sôrt (soort), zeej den duvel tegen den schôrsteenveger" behoeft wel geen toelichting… (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

SCHUUP Pierre van Beek – Als we het zinnetje "In 't schop op 't schoor leej de schuup en de reif" bij de kop nemen, slaan we vier vliegen in één klap om dan nog niet eens van de allitererende "sch" te praten. Het "schop" is een klein schuurtje of bijgebouwtje, "'t schoor" wordt gevormd door het zoldertje in zo'n schuurtje, de "schuup" is de schop (om mee te spitten) en "reif" dient door "hark" vertaald te worden. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

SIEBOT Wie er "op 'nen schibbot uittrekt" (een dienstmeid bijv.) neemt onverwacht ontslag. Dus zonder de gebruikelijke opzegtermijn in acht te nemen. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

SINGOREN Pierre van Beek – Wanneer wij vroeger als kind onze moeder bij het koken vroegen wat er in een of andere pan was, kregen we steeds ten antwoord: "Hussen met singoren", waaruit we altijd zoveel begrepen hebben als dat we er niets mee te maken hadden en ons aan ongepaste nieuwsgierigheid schuldig maakten. We hebben lang gedacht, dat het door onze moeder zelf-uitgevonden woorden waren - die "hussen en singoren" - en er dus van "gezinstaal" sprake was zoals men die wel meer aantreft, totdat we vele jaren later er van geheel andere zijde achterkwamen, dat iets van deze uitdrukking toch ook elders bekend was. Men gaf daar op dezelfde vraag echter alleen ten antwoord: "Hussen". Wie kan ons nu vertellen, waar die "hussen en singoren" vandaan komen? (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

SORT Pierre van Beek -- "Sôrt zuukt sôrt (soort), zeej den duvel tegen den schôrsteenveger" behoeft wel geen toelichting… (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

SPEEKER Pierre van Beek – De financiële draagkracht van iemand, die "zô hard is as 'nen spijker op z'nen kop" wordt gelijk gesteld met nihil, hetgeen er dan meestal op neerkomt, dat hij in geldverlegenheid zit. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

SPURRIE Pierre van Beek -- "Dat komt uit als spurrie met ’n mikske (…) Voor een niet-Tilburger is deze uitdrukking ongetwijfeld met duisternis omhangen. "Spurrie", dat als voeder voor het vee door de boeren op de akker verbouwd wordt, kent men nog wel, maar met dat "mikske" wordt het al wat moeilijker. Dit is het verkleinwoord van "mik". En hieronder verstaan wij in onze streken (behalve een wittebrood) ook een "gaffel". "Gaffel" heeft ook de betekenis van hooivork maar die wordt hier niet bedoeld, al houdt ook deze benaming toch wel verband met onze "mik". Een "mik" dan duidt een vorm aan van een Griekse ie, dus Y. Men treft deze o.a. veel aan in houtgewassen, daar waar takken of stammen zich in V-vorm splitsen. Nu schijnt het een eigenschap van spurrie te zijn, dat deze zich ook V-vormig vertakt. Als dit gebeurt, wordt voldaan aan een voorwaarde, waaraan spurrie behoort te voldoen. Dan is de zaak in orde. Dan "klopt" ze dus. (Tilburgse taalplastiek 1 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 4 februari 1950)

STAOJ AON Pierre van Beek – Wie iets "op staoi" of "op z'n elf en dertigst" doet, haast zich niet… (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

STIEKS Pierre van Beek – Als jongen sprongen we "stieks" over bijv. een sloot. We hebben niet de indruk, dat de jeugd van tegenwoordig de uitdrukking nog veel gebruikt. Bij ons was het springen zonder aanloop en wel met de beide voeten stijf tegen elkaar gedrukt. Kwam men aan de overkant van de sloot terecht dan moesten de voeten nog tegen elkaar staan. Anders was het niet goed. Men kon natuurlijk ook "stieks" in de hoogte springen. Bijv. over een touw of laag hekje. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

STUUPER Pierre van Beek – …spreekt men nog van "'nen stuper" (stoeper) als men een bijwever bedoelt. Het begrip "helpen" is hier dus ook aanwezig, evenals in de eerstgenoemde betekenis. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

STUUPERE Pierre van Beek – Zo "stuperden" wij als jongens elkaar vooral als het gold over een muur of schutting te klimmen. Het werkwoord heeft echter ook nog de betekenis van iets in het ruwe bijwerken. Dus met de Franse slag opknappen. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

TEKORT Pierre van Beek – Erger gesteld is het wanneer men hoort, dat iemand "z'n eigen tekort gedaon heej". Dat betekent namelijk niets meer of minder dan dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Dat is - in tegenstelling tot de grofheid, die de volksmond vaak kenmerkt - keurig gezegd en bovendien nog raak getypeerd ook. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

TRAAWE Pierre van Beek -- …vast staat wel, dat zekere Tilburgse Dusée, die een verstokte vrijgezel was - en daarbij een grapjas ook! - de volgende woorden op zijn rekening geschreven ziet. Als er sprake over trouwen was, zei hij steeds: "Ze hebben Onze Lieve Heer gemarteld en gekruisigd mar nog nie laote trouwen!"

TWAALEF Pierre van Beek –…iemand die "twaalf gegooid" heeft, want wanneer de volksmond dit oordeel uitspreekt, kan de betrokkene zich allesbehalve gelukkig prijzen met de andere helft van zijn trouwboekje. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

UIR 2 Pierre van Beek -- Lowie van Dorrus Misters helpt ons uit de brand met de "uir van Jan Tooten". Hij vindt het geen wonder, dat we de betekenis er van niet kenden, want aan de zegswijze ontbraken nog twee woorden. Ze luidt namelijk gewoonlijk: "'t Is 'n uir mee zucht" enz. en dan wordt ze heel wat beter verstaanbaar. Als men melk verwacht en men krijgt slechts lucht (zucht), is dat iets anders dan men verwacht zoals in de betreffende zegswijze Jan Tooten niet jonge katjes in zijn pruik verwacht had. (Tilburgse taalplastiek 5 Nieuwe Tilburgse Courant –dinsdag 7 maart 1950)

UIR Pierre van Beek -- "'t Is 'n uir, zeej Jan Tooten en de kat jongde in z'n pruik!", een opmerking, die men horen kan als iets niet goed lukt. Eenzelfde betekenis heeft ook: "'t Is frut, zeej Jan van Pelt!" en "'t Is knudde mee den bok!" Met het woord "uir" wordt wellicht uier bedoeld. Dat kostbare bezit van de koe duidt men in ons dialect tenminste zó aan. Het logische verband in de uitdrukking ontgaat ons echter. (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

FRUT Uiteraard gebeurde het nogal eens, dat de huilende zuigelingen hun "frut" op de met wit zand bedekte plavuizen smeten. Moeder streek er dan eens vlug een paar keer mede langs haar schort en dan werd de zoethouder - indachtig het gezegde: "zand schuurt de maag" - weer in het mondje van de kleine gestopt. (Tilburgse taalplastiek 5 Nieuwe Tilburgse Courant –dinsdag 7 maart 1950)

VASTELAOVEND Pierre van Beek – "Hij heej 't zô druk as de pan mee Vastelaovond" (…) speciaal gezegd (…)van iemand, die over een werk van weinig betekenis veel drukte maakt. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

VEEGE Pierre van Beek – Komt men "als Jan met kraaien naor de mert (markt)" of "mee vijgen nao Paosen" dan is men met zijn voorstel te laat. (Tilburgse taalplastiek 13 Nieuwe Tilburgse Courant – donderdag 11 mei 1950)

VERKET Pierre van Beek – Nu we toch over Frans gesproken hebben, schiet ons nog een aardig woord te binnen, dat men boven de Moerdijk wel niet zal kennen, namelijk "verket". Het is afkomstig van het Franse woord "fourchette", dat o.a. "vork" (om mee te eten) betekent, in welke zin het dan ook in Tilburg gebruikt wordt. (Tilburgse taalplastiek 12 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 25 april 1950)

VEUL Pierre van Beek – Wanneer iemand "z'n geld aon z'n hart gewaasen is" zijn we niet ver meer van de vrek uit de buurt en men kan er vast van op aan, dat zo iemand wel "'n halfke kan durbèten (doorbijten) al was 't dè-t-ie van awerdom op z'n taandvlees liep". Men heeft nu eenmaal van die "vuil meense" - zelfs in Tilburg. Het woord vuil heeft hier niet de betekenis van smerig maar van gierig. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

VLOEKE Pierre van Beek – Zo hoorden wij dezer dagen van iemand, die om zijn vloeken een twijfelachtige reputatie geniet, zeggen, dat hij "vloekt in de ere-afdeling". Een gedachtenassociatie met de vele zangverenigingen en harmonieën, die onze stad telt, is zeker niet vreemd aan het ontstaan van deze uitdrukking. (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

VLOOJ Pierre van Beek – "Wie bij den hond slaopt, krijgt vlooien" is ons equivalent voor "Wie met pek omgaat, wordt er door besmet." (Tilburgse taalplastiek 11 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 17 april 1950)

VRAMMES Pierre van Beek – Als men in de plaats van vrouw "vrammes" zegt, spreekt men ook geheel in de taal van zijn streek. Dit woord lijkt ons een samentrekking van "vrouwmens". (Tilburgse taalplastiek 7 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 18 maart 1950)

VRUUGPREEK Pierre van Beek – …meej den vruugpreek" (ouderwetse, groene parapluie) onder den arm… (Tilburgse taalplastiek 14 Nieuwe Tilburgse Courant – dinsdag 23 mei 1950)

WAOGE Pierre van Beek -- Wanneer iemand moeilijk een beslissing kan nemen in een bepaalde aangelegenheid omdat er risico aan verbonden is, zegt de oude Tilburger: "Kom, kom, Botermans waogde z'n dochter wel en dè was zo'n kosteluk paand." De heer Botermans dreef destijds het best bekende hotel van Tilburg namelijk "De gouden Zwaan" op de Heuvel. Zijn dochter trouwde met een kellner uit de zaak, zekere P.F. Bergmans, een verbintenis, die de openbare mening nogal als 'n waagstuk beschouwde. De eervolle levensloop van wijlen de bekende wethouder P.F. Bergmans, naar wie thans in Tilburg zelfs een straat heet, heeft het bewijs geleverd hoe die volksopinie zich vergiste. (Tilburgse taalplastiek 4 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 25 februari 1950)

WEEF Pierre van Beek – Met het rijmpje "Beter de broek aan een wieg gescheurd dan een aauw (oud) wijf op bed gebeurd" geeft ons volk uiting aan zijn mening over een huwelijk van een bejaarde man met een nog jonge vrouw. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950)

WERKE Pierre van Beek -- "Werken is zaolig, zeej de begijn en ze droegen mee z'n vieren 'nen boonstaok." We hebben hier te doen met een geestig sarcasme op iemand, die het air aanneemt van heel wat te werken, maar die in werkelijkheid niet veel uitvoert. (Tilburgse taalplastiek 6 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 11 maart 1950)

WIJWAOTERSVAT Pierre van Beek – De verstokte Tilburgse vrijgezel Dusée, die we hier al eens eerder ten tonele voerden, moest de schijnheiligen ook niet. Hij gaf zijn oordeel op de volgende, wel heel karakteristieke en vooral ook plastische wijze: "'k Zie ze nie gère, die zô sloef-sloef, 's mèrgens de kerk binnensjokke en zô lang stil blijven staon om die....ie....iep... in 't wijwaotersvat te dôpen!"... (Tilburgse taalplastiek 8 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 25 maart 1950)

WOUT Pierre van Beek – Een politieagent hoort zich wel men de naam van "Wout" betitelen… (Tilburgse taalplastiek 15 Nieuwe Tilburgse Courant – maandag 5 juni 1950)

ZAT Pierre van Beek -- Wie des avonds "zô zat as 'n kanon" is, loopt veel gevaar des morgens "zô ziek as 'n krab" te zijn, beweert men in Tilburg al is het ons niet duidelijk waarom hier nu juist die "krab" en dat "kanon" bij te pas moeten komen. . (Tilburgse taalplastiek 2 Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 februari 1950)