TERUG NAAR L
INHOUD W T T
CUBRA HOME

Deze tekst verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Brabants, kwartaaluitgave over Brabantse Taal - KLIK HIER OM NAAR DE WEBSITE VAN BRABANTS TE GAAN

De Stichting die het werk van Cees Robben beheert heeft een eigen website. KLIK HIER

Copyright Ed Schilders & Cees Robben Stichting


Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

Wil Sterenborg

Ed Schilders over een prent van Cees Robben

luije - luiden

Ed Schilders

2011-09-05

 

Prent van de week 15 oktober 1982

 

Dat de Tilburgs-Goirlese tekenaar Cees Robben in zijn prenten en zijn humor met enige regelmaat gebruikmaakte van volkse gezegden en spreekwoorden, dat zal niemand verwonderen. Wie De Brabantse Spreekwoorden van H. Mandos en M. Mandos-van de Pol leest, weet maar al te goed hoe boordevol humor en vrolijke wijsheid zulke uitdrukkingen zitten. Heel veel van die gezegdes lenen zich uitstekend, en eenvoudig, voor een aardige illustratie, en klaar zou Kees zijn. Maar niet Cees Robben.
De prent die hierbij is afgebeeld, is er een goed voorbeeld van hoe Robben zijn prent en tekst altijd toch net iets extras probeerde te geven. De mevrouw vraagt of de meid Klara al klaar is met haar huishoudelijk werk, en Klara antwoordt dat dat niet het geval is: ‘Ik kan na immel nie luien en meepesaant den tooren nog vasthaauwe ook…’ Ze wil daarmee zeggen dat ze geen twee dingen tegelijk kan doen, en dat enig geduld dus vereist is. In het boek van Mandos komen diverse invullingen van een dergelijke formule voor. Bijvoorbeeld het gezegde: Ge kunt nie in de processie lopen en tegelijk de klok luien. Of: Ge kunt nie mètsele èn staajgere [steigers bouwen] tegeléjk. Ook de uitdrukking die Klara gebruikt staat in Mandos, met de aantekening dat die uit ‘Tilburg, Riel ’81’ afkomstig is. Zou dat soms de prent van Cees Robben zijn? Hoe dan ook, Robben gaf er in zijn tekening een slimme draai aan. Hij tekende Klara met een schrobber en een emmer sop terwijl ze de vloer ‘doet’. Het ‘luiden’ van de kerkklok is nu plotseling ook ‘luien’ geworden, een werkwoord dat ik in de woordenboeken niet terug kon vinden, maar dat ik zelf nog in het begin van de jaren zestig heb horen gebruiken voor ‘schrobben’ en ander ‘nat’ bezemwerk. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal en Van Dale kennen wel ‘luiwagen’: een bezem met een lange steel, waarmee de vloer geschrobd wordt. Door deze ‘vertaling’ van het gezegde naar een huishoudelijke situatie wordt ‘lui’ bovendien verrassend dubbelzinnig: Klara ‘luit’ er flink op los met haar schrobber, dat zie je - de vloer staat vol sop -- maar ze is niet ‘lui’, zoals haar mevrouw denkt. (Klara is overigens ook de enig mogelijke naam voor de meid in deze situatie!)

Cees Robben heeft deze formule nog gebruikt in een andere prent. Een man staat bij het aanrecht de vaat af te drogen als zijn vrouw hem gebiedt elders zijn rommel te gaan opruimen. Hij antwoordt: ‘Ik ben hier al bezig… ik kan nie tegelèèk luije en aachter ’t lèèk aon…’
 


Als de overledene vanuit de kerk ten grave werd gedragen, werden, en worden, de klokken geluid. De afbeelding is in dit geval minder interessant, maar let op de subtiliteit in de tekst: ‘tegelèèk’ en ‘aachter ’t lèèk’.