Bredaner Beiträge Zur
Pan-Europäischen Windologie
Een Burlesque
Scientifique
Voor
deze bijdrage tot
de
pan-europese flatulogie, geschreven
in opdracht van de Stichting Eurogaz, Vierwinden Alleen 4711,
Darmstadt, is de term 'veest' gekozen als uitgangspunt voor alle
nuanceringsaanduidingen in de terminologie van de wetenschap der
ontsnappende darmgassen, zijnde de oudste reeds in het
middelnederlands gebruikte term. Professor A. J. Barnauw gebruikte de
term in 'De Vertelling van de Molenaar', door hem vertaald uit
Geoffrey Chaucer's 'Canterbury Tales' en wel in regel 3801 van deel 1.
pag. 113 van 'De Vertellingen van de Pelgrims naar Kantelberg',
uitgave Tjeenk Willink, Haarlem 1930.
Ik citeer.
Hij
haast zich om 't vensterluik te ontsluiten
en
steekt al stillekens zijn aars naar buiten,
meer
dan sijn achtervlak, tot aan die dijen
en
Absolom, die klerk, begon te vleien:
'Spreek,
soete vogel, 'k zie niet waar ge staet'
als
Nicolaas een veest ontsnappen laet
dat
hoor en sien vergaet!
Bij de keuze dezer term
heb ik mij in eerste instantie laten leiden door de gedachte dat de
veest centraal staat in het verbale scala van de maatschappelijke
distincties die ook de mensenwind kent.
Het kleine kind, immers,
laat 'poepjes', de slager 'een scheet', Moeder Overste 'een gasje'. De
kleurloze woordenboekaanduiding 'wind' hield tot voor kort het midden
tussen de troetelterm 'poepje' en het krakend volkswoord 'scheet'. De
gevoelswaarde van deze term onderging abrupt een verandering op
donderdag 17 februari 1966, en de nuanceverschuiving voltrok zich nota
bene in de deftigste zaal van de deftigste stad van Nederland: De
Ridderzaal te 's Gravenhage, ten overstaan van het deftigste gehoor,
daar bijeengekomen ter gelegenheid van het ondertrouwfeest der
kroonprinses. Ten aanhore van Nederlands high-society, alsmede zes
millioen t.v.-kijkers werd het woord 'bescheten' door mr. Paul van
Vliet, cabarettier , toegezongen tot de koninklijke familie op de
voorste rij die de term (dit zij gezegd) schaterlachend ontving.
Ondanks deze verschijning van de geest van François Rabelais in
Neerlands Ridderzaal acht ik het wetenschappelijk gezien academisch
meer verantwoord de term 'wind' te handhaven en niet de door mr. Van
Vliet geïmpliceerde 'scheterige' term. Evenmin als één zwaluw zomer
maakt veroorzaakt één scheet, zelfs in de Ridderzaal gelaten (zij
het verbaal) een evolutie in de terminologie der windologische
wetenschappen. Ik zal mij daarom van geen andere term dan 'wind'
bedienen tenzij een bepaalde nuancering der gasproduktie in het
spijsverteringskanaal raker geschetst zou zijn door een andere term.
Het is verder van belang dat men zich realisere dat dit essay zich
beperkt tot de mensenwinden. Dit te vermelden is niet overbodig daar
vrijwel ieder van ons weet uit eigen ervaring met huisdieren of een
verblijf op de kampeerboerderij dat onze viervoeters tot opmerkelijke
prestaties in staat zijn in het groot concert van Aeolus. De 9-jarige
ruin van Jan Willem Podt uit Look laat dagelijks winden als een
leeglopend luchtbed (tijdsduur 2 minuten) volgens Panorama 42,
jaargang 60.
Onder de mensenwinden
wilde ik allereerst een hoofdverdeling aanbrengen in twee groepen, te
weten:
1.
de Trompetwinden en
2.
de Feiven.
Met de trompetwind wordt
in dit artikel de rondbillige veest aangeduid, in de volksmond ook wel
genaamd 'de recht voor z'n reet scheet'. Niet dus de zich onder
stoelen en banken stekende doef.
De volksbenaming is
daarom zo raak omdat de trompetwind par excellence de wind is die men
nimmer een ander in de broek kan schuiven (een ongeluk zit immers vaak
in 'n klein broekje.) De trompetwind is als het ware Her Master's
Voice, herkenningsmelodie van de trompetter.
De Feif daarentegen is
in alles het tegenovergestelde van de trompetwind. Zij is de typische
stille stinker, de doef, die haar afkomst verdoezelt en door haar
verwekker te verloochenen verwarring sticht onder de aanwezigen.
Door de eeuwen heen
heeft de mensheid in alle rangen en standen sympatie gekoesterd voor
de eerlijk knallende trompetwind en slechts afkeer en walging voor de
feif.
In het verslag, door
Mark Twain vastgelegd in zijn essay 'Sixteen One' van een avondje aan
het hof van koningin Elizabeth 1 van Engeland, lezen we hoe in het
illustere gezelschap (Shakespeare was aanwezig, alsmede Lord Bacon en
Sir Walter Raleigh) het geviel dat iemand in het vuur van het debat
een trompetwind liet ('yt befell that someone did breake wind'),
waarop Hare Majesteit: 'Good Queen Bess', verre van verontwaardigd of
ook maar in het minst majesteitelijk geschonden, uitriep in
onverbloemde bewondering: 'in mine eight and sixty yeares have I not
heard the fellow to this fart!' Als Hare Majesteit in haar acht en
zestigste levensjaar het evenbeeld van deze fraaie veest, type Trompet
1 in engelse handboeken ook wel 'rocksplitter' genaamd nog niet had
gehoord dan mogen wij gerust aannemen dat we hier te doen hebben met
een historische scheet (flatus historicus), want het ligt voor de hand
dat zij te midden der hovelingen, die er uiteraard beter van aten dan
het gemene volk, wel het een en ander had horen blazen door hoos en
hoepelrok.
Dat niet alle
staatshoofden de zielenadel bezaten om zo te reageren als Elizabeth I
van Engeland kunnen we leren uit het volumineuze werk 'Shogun'. Hierin
vermeldt de schrijver James Clavell, kenner van het 17de eeuwse Japan,
hoe de eenvoudige visser Uo dat jaar (1601) het kampioenschap
windbraken (windbreaking) had bevochten op het naburige dorp. Zijn
feodale Heer en Meester, de machtige Omi San was zo gevleid door de
eer zijn provincie bewezen dat hij de visser voor een feestmaal
uitnodigde ten paleize. Met gekruiste benen op kussens gezeten rond de
fijngevlochten biezenmat waarop wel honderd porseleinen kommetjes en
schaaltjes waren uitgestald tussen sierlijk geschikte bloesemtakken
liet het illuster gezelschap zich de spijzen smaken en de saké kommen
vullen. Uo, held van het festijn, steeg de roem en de saké zo naar
het hoofd dat hij besloot zijn gastheer te verrassen met een zo
mogelijk nog fraaiere veest dan de Bazuin A 1, die hem het
kampioenschap had bezorgd. Gebruikmakend van een moment stilte in het
tafelgesprek liet Uo een veest van zulk een kracht dat er een naadje
losraakte in het kussen waarop
hij was gezeten en door de geweldige windstoot (7 op de schaal van
Rufter) stoof een wolk eiderdons uit het kussen op naar het plafond om
vervolgens als sneeuw neer te dwarrelen op het onthutste hoofd van Omi
San en erger nog in de kommen en schalen spijs en drank. Deze daad van
dronken overmoed kostte de drieste visser de kop. Een gebaar van de
vertoornde gastheer volstond om de dienstdoende samurai zijn zwaard te
doen trekken en de euvele pretbederver te decapiteren.
Eeuwen later toonde een
nog machtiger oosters staatsman weer meer begrip voor de veest. De
grote stuurman van China Mao Tse Toeng gaf zijn 800 millioen kameraden
het volgende advies:
Ge
voelt u veel beter, kameraad,
als
g'een wind (kracht 7) laat
en
vóór die wind zijn geur vergast
Uw
darmen van hun vracht ontlast.
De engelse
prozavertaling van zijn woorden vindt u op p. 68 van 'Time' van
6-11-1972: 'You'll feel better, comrades, after you break wind and
move your bowels.'
In een wetenschappelijke
verhandeling over de darmgassen kan natuurlijk niet worden volstaan
met een simpele verdeling in twee hoofdgroepen. Zo zijn de
trompetwinden weer gemakkelijk onder te verdelen in: a) knalruften; b)
sireneveesten; en c) schaterwinden. (l) De Knalruft is de korte maar
krachtige onder de veesten, de militaire, explosieve wind, door duitse
windologen 'Sprengwind' genaamd. De sireneveest is de langgerekte
trompetwind, voor het eerst op band vastgelegd door prof. Sven
Behrstront van de Universiteit van Kopenhagen, tweede kerstdag 1949,
en door hem 'Posaunevind' gedoopt. Voor de Nederlandse nomenclatuur
stel ik voor de term 'Bazuinwind'. Vanzelfsprekend zijn er voor de
geoefende windoloog nog vele variaties waarneembaar tussen deze beide
uitersten van het genus trompetwind. (2)
Verdere nuances zijn
echter alleen waarneembaar met behulp van een groot en kostbaar
instrumentarium waarbij we dan terecht komen op het terrein der
experimentele laboratoriumwindologie, d.w.z. buiten het bestek van
deze verhandeling, slechts bedoeld om de belangstellende leek enig
inzicht te verschaffen in de wetenschappelijke achtergronden van het
fenoneem. De historische achtergrond wat scherper tekenen leek ons
meer op zijn plaats, vandaar de anecdote van Koningin Elizabeth, die
haar waardering voor een toonzuivere knalruft ongetwijfeld van haar
vader heeft geërfd. Hendrik VIII's lievelingsnar specializeerde zich
in windraadsels als bijv.: 'What is it that, being born without life,
lip or eye yet runs through the world roaring till it die?' Als dan
het gezelschap voorwendde niet bij machte te zijn dit raadsel te
ontcijferen en de nar het antwoord gaf: 'A fart', vergoot Zijne
Majesteit tranen van het lachen tot hem de ogen hiervan pijn deden:
And
King Henry laughed till his eyes would smart
when
he heart the answer: 'Sire, a fart!'
zo lezen wij op blz. 48
van E.S. Turners 'The Court of St.James' Ballantine Books.
Wat alle soorten
trompetwinden gemeen hebben en wat hen tevens scheidt van de feiven is
het geringe geurgehalte. De feifwinden zijn de typische stankveesten.
Proefnemingen in de verschillende Poepologische Laboratoria hebben
aangetoond dat de normaalfeif bij gunstige windstand met de blote neus
waarneembaar is op een afstand van 12 meter. In Oxford en Cambridge
heeft men in de Fartological Laboratories wel eens 40 voet gemeten,
maar hier mag niet onvermeld blijven dat de proef plaats vond op
Boxing Day, de dag waarop de engelse apothekers hun jaarrestant
zuiveringszout verkopen ter leniging van de nationale flatulentie,
ontstaan door massale maagoverlading (kalkoen met plumpudding).
Ook de feiven zijn weer
onder te verdelen in twee groepen, auditief en olfactorisch
onderscheiden in respectievelijk: a) Zuchtfeiven, die bij volkomen
afwezigheid van bijgeluiden door het menselijk oor worden waargenomen
als diepe broekzuchten, en b) Spookfeiven, zuiver olfactorische
veesten, met geen enkel gehoorapparaat te registreren. Hoewel dit naar
mijn weten het eerste essay is waarin de wind in europees perspectief
behandeld wordt - slechts enkele toegewijde vorsers hebben het tot nu
toe gepresteerd voor experimentele doeleinden d.m.v. rectum katheters
wind op te vangen - is toch de veest als zodanig niet spoor- of
reukloos aan ons voorbij gegaan in de eeuwen achter ons. In alle tot
dusver ontdekte beschavingen en derzelver talen treffen wij idiomen
aan die de veest bij naam noemen. Om bij huis te beginnen zijn daar de
nederlandse idiomen: 'Iemand de wind van voren geven, Behoorlijk de
wind er onder hebben, Zo de wind waait, waait mijn rokje, Iemand een
poepie laten ruiken, en nog vele andere. Men hoede zich echter voor
volksetymologie! De Klimmende Winde bijv. is een plant, een klimplant,
de bekende Ippomea alba. Ook is er etymologisch geen verband te leggen
tussen het engelse 'rock' van de 'rock-splitters' voornoemd en ons
'rokje' (it's an ill wind that blows no one any good!) Professor
Fartingay verwijst in zijn 'Rocksplitters and Taillifters' naar ons
Nederlands spreekwoord 'Zo de wind waait, waait mijn rokje'. Volkomen
ten onrechte! Buiten de familie der Indogermaanse talen levert het
Fins een aardig voorbeeld van de invloed van de veest op de volkstaal
in het door heel Finland nog heden ten dage gangbare spreekwoord:
Suuomo feifi, tuuoomo liefi. De windologische waarde van het
oud-russische spreekwoord: Doevje goelaszje, feifolietsje moeraszje
wordt in twijfel getrokken door Professor Broekman in zijn laatste
publikatie: 'Tussen Ruftbol en Raasdonder'. In deel vier van zijn
standaardwerk 'Winden over Azië' vermeldt ook Professor Doeve dat in
voornoemd russisch spreekwoord niet de mensenwind wordt bedoeld, maar
de steppenwind die de geur der moerassen de hutten der moezjieks
binnenvoert. Hoewel ik professor Doeves autoriteit op dit gebied ten
volle erken kan ik toch zijn inzicht niet delen. Men zou immers met
het zelfde recht kunnen beweren dat een hazewind niet de wind van een
haas was, maar een soort jachthond. Doeve vergist zich trouwens op
meer plaatsen. Zo neemt hij onder de Zuchtfeiven de Bleekscheten op,
terwijl de bleekscheet in het geheel niet thuis hoort in de
windologie. De term duidt niet op een veest doch op een persoon met te
weinig kleur op de wangen. (3) Behalve in het taaleigen der volkeren
vindt men de veest ook terug in de letterkunde. Ik herinner slechts
aan de engelse bestseller 'The Wind in the Willows' en Gulbrandsens
meesterwerk 'Winden waaien om de Rotsen' in welk laatste boek vooral
de rocksplitters tot hun recht komen. Uit Frankrijk stamt Pierre
Pétévent's oeuvre 'Le Mistral' waarvoor hij in 1957 de Prix Bonjour
verwierf.
Ook de sibbekunde kent
aardige voorbeelden van de rol die de wind heeft gespeeld in het leven
onzer voorouders. Zij vermeldt het grappige volksgebruik - nog in ere
in sommige delen van Brabant - dat de man die een wind wil vrijlaten
het recht geeft een toevallige voorbijganger de wijsvinger toe te
steken met het verzoek even krachtig hieraan te trekken. In mijn jeugd
hadden wij een postbode die ons knapen dit bijna dagelijks vroeg. In
negen van de tien gevallen werd deze kleine vriendendienst dan beloond
met een fraaie, heldere volwind van het type: Trompet 1 a) knalruft
(non-aromatisch). (4) Wil een engelsman uitdrukken dat hij in de
omgang met een medemens een hoge graad van intimiteit heeft bereikt
dan noemt hij het recht te mogen wateren in laatstgenoemde's gootsteen
(pissing down the sink). Professor Hans Heinz Hosenseufzer bespreekt
in zijn vermaarde Bonner Beiträge Zur Alt-Germanischen Windologie de
jovialiteit en het good-fellowship die als het ware exploderen gelijk
met een spontaan gelanceerde Trompet 1 a) knal, en hij roemt in dit
verband inzonderlijk de nederlanders. 'Overal ter wereld' schrijft
hij, 'zou dit menselijkste aller mensengeluiden met foeigeroep en/of
gefronste wenkbrauwen ontvangen worden.
Niet zo in Nederland. De
Nederlander lacht in zo'n geval smakelijk, klopt de slochteraar op de
rug en zal zeggen: Goed zo, m'n jongen, laat los die duif. Beter in de
wijde wereld dan in een nauw gat... ook als en vooral als hij hem zelf
heeft losgelaten.
Uiteraard sluiten wij
ons gaarne aan bij professor Hosenseufzers bewondering voor de groot-
en blijmoedigheid van onze landgenoten. Hier blijkt eens te meer
waarin een klein volk groot kan zijn. Alvorens dit vertoog te
besluiten wilde ik even wijzen op de goede naam op windologisch gebied
die de nederlanders ook in Frankrijk genieten. Ik vlei me zelfs met de
gedachte dat ik de eerste windoloog ben die het ont- en bestaan dezer
reputatie heeft weten te analiseren. Wat immers is het geval? De
franse taal ligt de noordnederlander wat zwaarder op de tong dan de
meer verwante duitse of engelse. In het bizonder de helderheid en
beklemtoning der franse klinkers wil hem wel eens ontgaan.
Het werkwoord
'répéter' zal hij bijvoorbeeld vaak vernederlandsen tot 'repeter' en
daar nu ligt, volgens mij, de bron en oorzaak onzer reputatie als
windologen in Frankrijk. 'Péter' is namelijk het normale franse
werkwoord voor windenlaten en 'répéter' betekent der halve 'opnieuw
winden laten'. In de meeste gevallen is het dus onbewust dat de
nederlander in Frankrijk zich op windologisch terrein begeeft. Hij
meent 'herhalen' te zeggen in het frans, maar zegt in werkelijkheid
'ten tweede male veesten'. De Fransen zelf noemen de normale veest
(trompet 1 a) ruft) 'un pet'.
In 'Le Mistral' noemt
Pierre Pétévent de aardige anecdote van de Renaissance kardinaal die
in zijn slaapvertrek bij het ochtendgloren de nieuwe dag begroette met
een Trompet 1 c) schater (windkracht 7) zich niet bewust van het feit
dat achter het kamerscherm zijn valet de chambre reeds doende was het
scheerwater te verwarmen. Ondanks zijn schrik riep hij (de
kamerbediende) in spontane bewondering: 'Quelle pétulance, votre
Eminence!' Nu is 'la pétulance' volgens de woordenboeken het franse
woord voor 'de onstuimigheid, de onbesuisdheid' , maar de vertaler van
Pierre Pétévents boek had toch als windoloog moeten begrijpen dat de
bediende niet riep: 'Welk een onstuimigheid, Eminentie' , doch 'Welk
een fraaie veest lanceert Uwe Eminentie daar!' (Quel pé tu lance,
Votre Eminence'. (5) Hier zien we weer eens wat een wetenschappelijk
werk aan waarde kan verliezen door een vertaling. Ik raad u derhalve
aan Le Mistral in het origineel te lezen en verwijs de belangstellende
leek die zich verder wil verdiepen naar 'De Scheurbuikspreker' van
Felix Tinker.
Tot besluit van mijn
verhandeling wilde ik een citaat aanhalen uit de O'Mill O'Mnibus
waarin de volksdichter zijn lezers voorhoudt hun gezondheid niet te
schaden door het inhouden van darmgassen uit misplaatste vrees afbreuk
te doen aan het imago van hunselijke waardigheid:
Laat
er eens een; voor de aardigheid,
eens
van uw levensdagen.
Wat
gij verliest aan waardigheid
wint
gij aan welbehagen.
Noten
1 - Voor de leek
moeilijk te onderscheiden van de 'ratelruft'
2 - Het woord trompet is
afgeleid van La trompe; het blaasinstrument en Le Pet; de veest (pet
de lapin; letterlijk Knijnescheet = ding van niks).
3 - James Clavell wijst
er op dat Doeve 'kamikaze' fout vertaalt met 'Veest der Goden' , het
moet zijn Goddelijke Wind
4 - Men verwarre dit
niet met het franse gebruik iemand een veest in de vuist te drukken
(péter quelqu' un dans la main) hetgeen niet meer betekent dan:
iemand in de steek laten
5 - Een kardinaal die
zich laat tutoyeren door zijn bediende??? - Merkwaardig - Se non è
vero, Monsieur Pétévent, è ben trovato!
6 - Geen charlatan was
de niet bij naam genoemde Amsterdammer die dr. fr. Perls M-D Ph-D,
grondlegger van de Gestalt Therapie in 1933 in de hoofdstad ontmoette
- 'He could fart a whole melody but had to tank himself up the day
before by eating beans and cabbages' schrijft Dr. Perls in 'In and Out
the Garbage Pail' Bantam Psychology Books, p40
Bijlage
De veelbesproken franse
petomaan Louis Pujol hoort niet thuis in een wetenschappelijke
verhandeling- De man was anaal-aerophaag, m.a.w. een charlatan, die
door een aangeleerde beheersing van de anale kringspier buitenlucht de
dikke darm inzoog om die dan weer uit te stoten als gold het
darmgistingsgas. (6)
Wel hoog genoteerd in de
analen der petologie staan echte grootmeesters als wijlen Jozeph
Stalin. Het juiste aantal en het type winden dat de maarschalk per dag
het Kremlin inzond is helaas niet opgetekend, waardoor hij als
maatstaf vervalt. Normaal voor de westerse mens van onze eeuw mag
heten 5-15 per dag.
Literatuur
Serieuze amateur
petologen onder mijn lezers verwijs ik naar de publikaties van de
Amerikaanse onderzoeker dr. M. Levitt, die op zijn speurtochten door
het menselijk lichaam niet alleen stikstof aantrof en het zeer
brandbare waterstofgas, maar ook het gemene kooldioxyde en methaangas.
Het zijn de bacterieën, te gast in onze ingewanden, die in
continubedrijvigheid voor de produktie zorgen. Weinig kans dus dat de
wind ooit gaat liggen (Panorama 37).
In zijn meest recente
publikatie 'Over Kortademigheid in de Endeldarm' wijst hij nog eens op
het gevaar der lichtontvlambaarheid der meeste gassen en waarschuwt
tegen huiskamerproefjes als het uitblazen van een kaars met de anus.
Absoluut ongevaarlijk is alleen de proef in de badkuip die ik ieder
geïnteresseerde petoloog aanraad. Laat voor de aardigheid uw laatste
van de dag eens gezeten in de volle badkuip en houdt een brandende
lucifer boven de opstijgende bel. Vooral als u eerst het licht uitdoet
is de proef indrukwekkend. Hiermee bewijst u en passant dat Louis
Pujol een oplichter was. Als hij op het toneel een echte Trompet 1 a)
had losgelaten op de brandende kaars i.p.v. ingezogen lucht zou hij
een week op de blaren hebben moeten zitten.
Menig kapitale boerderij
is in de as gelegd door een melkknecht die in de koestal een sjekkie
opstak onder een opstaande koestaart. Het overkwam dr. Schuurman,
veearts in Harreveld 27-9-'79. Zie 'De Stem' van 29-9-79.
Voor het gebruik van de
veest als hulpmiddel bij het vreemdetalenonderwijs verwijs ik naar 'De
Less van eenen Franschen Schoolmeester' Deel 4 van Jeroen Jeroense's:
'Koddige en Ernstige Opschriften', Amsterdam 1698. Met het daarin
genoemde 'vernufte broekgekraak' bedoelden onze voorouders de
omfloerste Trompet b) sirene.
|