Dossier Papegaai & Water - Ave & Eva door H. van Boxtel

CuBra

HOME

 

Int gheberchte van Gelboee Seit men dat hi te broedene pliet / Daert selden reint ofte niet; Want die reghen es hare doot.  

Jacob van Maerlant

Dat de papegaai echter ook op andere wijzen naar Maria kan verwijzen, anders dan middels zijn avé, laat Konrad von Würzburg (ca. 1230 1287) zien in zijn Goldene Schmiede, ein Lobgesang auf die allerseligste Jungfrau, een tekst uit de jaren 1270 - 1287:

Wie sehr des Papageienkleid - Grün wie der Grasen leuchtet,- Es wird doch nicht befeuchtet- Vom Regen oder Taue.- Mit dem vergleich'ich, fraue,- Dein fromm Gemüt, so voll des Guten,- Das nie unkeusche fluten- Benessten auch nur haaresgross,- So wie Dein Herz, das makellos- Im frischem Grüne lachte,- Als uns Versöhnung brachte- Mit Gott, frau, Dein Erscheinen. 

Hoezeer het papegaaienkleed groen als gras ook oplicht, het wordt toch niet bevochtigd door regen of dauw. Daarmee vergelijk ik, Vrouwe, Uw vroom gemoed, zo vol van het Goede, dat nooit de onkuise vloed, zelfs ook maar een haartje bevochtigde.

De facsimilé uitgave van E. Schröder uit 1969, geeft een in detail afwijkende tekst:

Swie gar der wilde siticus- grüen als ein gras erliuhte- er wirt doch selten fiuhte- von regen noch von touwe:- dem tet geliche, frouwe,- den magetlich gemüete,- daz von unkiuscher flüete- nie war genetzet hares groz,- swie gar din herze wandels bloz- in frischer jugent gruonte,- do din geburt versuonte- mit got uns algemeine.-

In de tekst van Von Würzburg wordt dus een beeld geschets van een papegaai die niet nat wordt van water. Niet nat van hemelwater geldt hier in het bijzonder.

De vergelijking van het maagdengemoed van De Maagd en de aard van het vederpak de papegaai, en de respectievelijke gedragslijn ten aanzien van het liedesvocht dan wel het hemels water, is een nieuwigheid. Mogelijk een vondst van de dichter.

Niet nieuw is het feit dat de papegaai zich vreemdsoortig gedraagt in zijn contacten met water.

Veruit de meeste vermeldingen rondom het thema van de problematische omgangsvormen van de papegaai met water, stammen uit de XIIIe eeuw. Het thema neemt de volgende wendingen:

Zie het HPM-dossier Ave Maria

Zie ook: Hoe pest ik een papegaai

Van Pierre de Beauvais is geen portret bekend

De vroegste vermelding die handelt over de omgang van de papegaai met water dateert van vóór 1218.

Florence McCulloch schrijft in haar Medieval latin and french bestiaries:

Only Pierre de Beauvais (before 1218) among the french works mentions the parrot.(...) The parrot is also said to hate rain because it makes its color ugly.

uit: T. H. White (ed.) The book of beasts

Het reeds geciteerde XIIe eeuwse Engelse bestiarium (Cambridge University MS II.4. 26) laat een afbeelding zien van een papegaai die als een Christus over het water loopt. Zie het HPM-dossier Ave Maria
Gezocht: portret van de auteur of afb. van zijn werk

Alexander Neckham (1157 - 1217), De naturis rerum, I,  36:

Men beweert ook dat menige schare papegaaien een voorkeur heeft te nestelen op het gebergte Gilboa, daar da t staat namelijk vast dat op het genoemde gebergte Saul en Jonathan omgebracht zijn, bij welke gebeurtenis de zeer bedroefde David verzocht heeft dauw noch regen op dit gebergte te laten neerkomen. Omdat de papegaai snel vermoeid raakt als zijn zachte huid zeer bevochtigd is met water, begeeft hij zich, opgevoed in de droogte, naar de genoemde plaats.

En in De Laudibus Divinae Sapientiae, 247 e. v.:

Uit angst voor water wordt hij voorzichtig, daarom geeft hij de voorkeur aan een geringe hoogte. Hij bewoont niet de velden van Pharus om stortbuien af te wachten, maar in de bergen waar hij verwijdert is van het water. Hij woont immers op de befaamde bergen, bekend door de dood van Saul en Jonathan, uit de klaagzang van David.

Vincent van Beauvais (1196-1264): Speculum Naturae, XVI, 135:

Lib. De Nat. Re. zegt: De papegaai sterft door regen, ander water duldt hij op de een of andere manier. Men bericht dat hij in de buurt van het Gilboagebergte nestelt, omdat het daar zelden of nooit regent. 

Physiologus zegt: (...) Hij bewoont de oostelijke of Indische kuststreken. Hij woont daar ook op een berg, Gilboa, vanwege de droogte aldaar, omdat hij door overvloedig vocht op de huid sterft.

De eerste tekstverwijzing die Vincent geeft is die naar Lib. De Nat. Re. en kan alleen maar naar het werk van Thomas van Cantimpré (1187-1270) zijn, naar zijn De Natura Rerum, CIX. Het betreffende tekstfragment is daar dan ook bijna letterlijk terug te vinden:

Men zegt dat ze nestelen op het Gilboa gebergte, omdat het daar nooit of zelden regent en papegaaien geen regen kunnen hebben. Ander water kunnen ze op de een of andere manier dulden, maar door regen worden ze gedood.  

Albertus Magnus (1193 1280) maakt tevens melding van de feiten in De Animalibus, XXIII, 102:

De papegaai is een vogel die geheel groen is met een halsband die een beetje goudkleurig is. Ze zijn te vinden in India en Arabië en in woestijnen met een warm klimaat waar het weinig regent. (...) Hij verdraagt geen regenwater. Maar ander water drinkt en verdraagt hij wel. Daarom zegt men dat hij in de bergen van Gilboa, waar het zelden regent, nestelt.  

Illuminatie uit Der nature bloeme

Ook Jacob van Maerlant (1230-1270), Der nature bloemen, regel 3284 e. v. volgt Thomas van Cantimpré:

Int gheberchte van Gelboee Seit men dat hi te broedene pliet / Daert selden reint ofte niet; Want die reghen es hare doot.  

Konrad von Megenberg (1309 1374), Buch der Natur c.63, volgt op zijn beurt de tekst van Thomas van Cantimpré:

er nist auf dem perg Gelboe, dar umb, daz er dar auf nümmer geregent, wan er mag des regens niht gedulden, wie daz sei, daz er ander wazzer leidt, iedoch stirbt er von dem regenwazzer.  

Jean de Cuba, Johannes Wonnecken von Kaub, rond 1500 in de Franse vertaling van zijn Gart der Gesuntheit uit 1480:

Uit het Boek over de Natuur der Dingen: Papegaai kan tegen alle soorten water, maar van regen gaat hij dood. Het is daarom dat men zegt dat hij zijn nest maakt op het gebergte Gelboe, want daar regent het nooit of zeer zelden.

Physiologus: Hij leeft graag in de heuvels van Gelboe waar het droog is, want van een grote overdaad aan vocht gaat hij dood.  

Papegaaien dus dulden water, van regenwater echter sterven zij.

De teksten van Konrad von Megenberg, Jacob van Maerlant, Vincent van Beauvais en Albertus Magnus steunen op Thomas van Cantimpré.

Alexander Neckhams bron is vooralsnog onbekend. Hij voegt geen nieuwe feiten toe, maar geeft wel een bijbelse grondslag aan het water - verhaal: hij spreekt over de klaagzang van David bij de dood van Saul en Jonathan, en waarbij David een vervloeking uitspreekt over de bergen van Gilboa, te lezen in II Samuël 1: 17-27 Bergen van Gilboa, noch dauw, noch regen, zij op u, gij velden der heffingen.

Zo komen dus, als voorlopige oorspronkelijke bronnen naast elkaar te staan: Pierre van Beauvais, Thomas van Cantimpré en Konrad von Würzburg. Pierre stelt dat de papegaai bang is voor de regen omdat het zijn kleuren vies maakt, Thomas stelt dat de papegaai sterft wanneer de regen hem treft, en Konrad geeft de papegaai een natuurlijke afweer tegen de regen: zijn verenpak stoot het af.

Papegaaien houden de regen dus verre van zich. Hetzij omdat het verenpak het werk doet, regen afstoten, en dauw zelfs, in het geval van Würzburgs papegaai, hetzij door de wijk te nemen naar de vervloekte bergen van Gilboe, waar het zelden of nooit regent.

Konrad von Würzburg neemt het feit van het mijden van de regen over van andere schrijvers, voegt daar een natuurlijke afweer aan toe, en vergelijkt dat met het Maagdschap van Maria: zoals de papegaai de regen weert, zo weert de Maagd Maria de onkuische liefdesvloed. De aarde bevruchtende regen enerzijds, de liefdesvloed anderzijds.

Voegen we daarbij nog dat de papegaai kan leren spreken als een mens, wanneer men hem niet ziet zou men denken dat hij een mens was, dat hij van nature zijn avé zegt, dat in een Bijbelse context dat avé alleen maar betrekking kan hebben op de Annunciatie, zoals beschreven in Lukas I, 26-28 en Matheus I, 16-18, dat het avé in zijn letterlijke omkering verwijst naar Eva, de eerste vrouw zonder erfzonde, en de eerste overigens ook mét, en dat Maria gezien werd als de nieuwe Eva, dan ligt het feit dat de papegaai heel specifiek het maagdelijk moederschap van Maria symboliseert voor het oprapen.

Geschreven bronnen echter, van vóór Retza (1343 - 1427), waarin de koppeling gemaakt wordt tussen een avé-sprekende papegaai en de Annunciatie bestaan vooralsnog niet.

De omkering van het avé tot Eva wél, vanaf de 8e, mogelijk 7e eeuw, in bijvoorbeeld … Gij, die dat Avé ontvangt uit Gabriëls mond, bevestig ons in vrede, door Eva’s naam te veranderen… (Anoniem, in: Ave maris stella, Penguin book of latin verse, p. 129), zodat, de vele afgebeelde zondevallen in de beeldende kunsten, waarin de papegaai naast Adam en Eva afgebeeld is, toch een Maria verbinding van de papegaai met Maria doet vermoeden: Maria als nieuwe Eva, die óók geen erfzonde heeft, zoals Eva vóór de val, en wat zijn uitdrukking vindt in het Maagdelijk Moederschap. De verwijzing van de papegaai wordt echter niet uitgesproken, kan slechts vermoed worden…

Wat vast staat is Retza, en vermoedens.

En na Retza, natuurlijk, dan dijt het verhaal uit, bouwt de papegaai zijn nest aan het uiterste puntje van het dunste takje van de boom, zo dun dat zelfs de boze slang haar niet bereiken kan, zoals Gesner (1516 - 1565), de Duitse Plinius, weet…

Daarnaast kan gesteld worden dat Jan van Eyck met zijn Madonna met Kanunnik Joris van der Paele uit 1436 de oorspronkelijke bron is van alle afbeeldingen in de beeldende kunsten die te rubriceren zijn onder het hoofdje Madonna met Christuskind en papegaai, dat Franciscus van Retza naar alle waarschijnlijkheid de bron voor Van Eyck geweest is, en dat er niet meer en niet minder gesteld kan worden dan hier tot uitdrukking gebracht is, voorlopig.