Stokjes
en staafjes

Konrad von
Megenberg, rond 1350:
Aristoteles
zegt dat de papegaai graag wijn drinkt en zelfs een onkuise vogel
is, en dat is geen wonder, want de wijn is een oorzaak van de
onkuisheid. Aristoteles zegt ook dat wanneer een vogel dronken wordt
van wijn hij ook graag jonge vrouwen aankijkt en in hun aanblik zeer
wellustig is.
En bovendien:
Hij heeft een
kop zo sterk, dat men hem hard met een ijzeren staaf moet slaan, wil
men hem ertoe dwingen, dat hij de menselijke stem aanleert.
Ook Jacob van
Maerlant geeft in zijn Der Nature Bloemen, geschreven tussen
1230 en 1270, beide feiten:
Seere gheerne
drinken si wijn
Haer hovet es
so hart / sonder waen /
Dat menne met
enen isere slaet
Als menne wil
dwinghen dat hi verstaet
te sprekene na
menschen wise
Het gegeven
van de wijn gaat terug tot op Aristoteles, maar waar komt dat ijzer
vandaan..?
Het staat
reeds te lezen bij Plinius (23-79 na Chr.):
Hij groet zijn
meesters en herhaalt woorden die men hem aanreikt; hij wordt bijzonder
vrolijk wanneer men hem wijn geeft. Zijn kop is net zo hard als zijn
bek, en wanneer hij moet leren spreken slaat men hem met een ijzeren
staafje op zijn kop - anders krijgt hij de slag niet te pakken.
Waar heeft
Plinius het stokje gevonden? Hij is de eerste die het vermeldt, voor
zover tot op heden bekend ten burele van het papegaaienmuseum. Heeft
hij het zien gebruiken? Heeft hij het van horen zeggen of heeft hij
het verzonnen?
Apuleius, rond
155 na Chr, in zijn Florida:
Wanneer men
hem wil leren de menselijke stem te imiteren doet men dat met een
ijzeren staafje, waarmee men hem op zijn kop slaat, opdat hij eraan
gewent de hand van zijn meester te leren herkennen. Het is als de plak
voor de leerling.
En:
Zijn bek is
buitengewoon hard. Wanneer hij op een rots landt, is het de bek die de
schok opvangt, als ware het een anker. Zijn kop is trouwens niet
minder hard dan zijn bek.
Solinus, ca.
350:
Hij heeft een
zo harde snavel dat wanneer hij vanuit de hoogte in de lucht zich
voorover stort op een rots, hij zich er tegen werpt door zijn bek
schrap te zetten. Hij gebruikt als het ware een zeker fundament van
buitengewone sterkte. Zijn hoofd is werkelijk zo sterk, dal hij om te
leren - want hij heeft de neiging tot wat mensen aanspreekt - met een
ijzeren staaf geslagen moet worden. (-) Zolang hij nog een jonge vogel
is - in levensjaren - is hij dartel, leert sneller en houdt zich
koppiger. Als de vogel oud wordt, is hij vergeetachtig en niet
leerzaam.
Het
antropomorfe onderscheid in de vermogens van jong en oud staat reeds
bij Apuleius te lezen:
Men zegt
evenwel dat het jonge dier, tot aan zijn tweede levensjaar, zolang
zijn bek nog week is, deze zich kan vormen, dat zijn tong soepel is en
deze gemakkelijk tot trilling gebracht kan worden. De oudere echter
zijn weerbarstig en vergeetachtig.
In een
twaalfde eeuws engels bestiarium:
De bek van de
papegaai is zo hard dat wannneer men de vogel vanaf een hoogte op een
rots werpt, deze zichzelf redt door op zijn bek te landen - de bek
stevig gesloten. Hij gebruikt de bek als een soort fundament voor de
schok. Zijn hele schedel is trouwens zo sterk, dat wanneer hij iets
moet leren, hij daartoe moet worden aangezet met slagen. Ofschoon hij
werkelijk tracht na te zeggen wat zijn leraar zegt, wil hij af en toe
een klap met een ijzeren staaf. Als ze jong zijn, tot twee jaar oud,
leert hij vlug genoeg wat U aangeeft en onthoudt het, maar daarna
wordt hij verstrooid en is niet meer te onderwijzen.
In diezelfde
twaalfde eeuw schrijft Hugo van Folieto:
Deze heeft zo
'n harde snavel, dat wanneer hij zich vanuit de hoogte in de lucht
voorover stort op een rots, hij zich er tegen werpt door zijn kek
schrap te zetten en hij als het ware een soort basis gebruikt van
buitengewone sterkte. Hij leert dat wat de mensen aanspreekt, en
wanneer hij nog jong is, leert hij sneller en onthoudt beter dan in de
loop van zijn levensjaren zoals bewezen is.
Iets later,
Thomas van Cantimpré:
In het eerste
en tweedejaar leert hij zeer snel en onthoudt beter. Zijn snavel is zo
hard dat wanneer hij zich vanuit de hoogte voorover stort op een rots,
hij zich er tegen werpt door zijn bek schrap te zetten en zo als het
ware een fundament van buitengewone sterkte gebruikt. Zijn hoofd is
waarlijk zo sterk, dat wanneer hij door de mens gedwongen wordt de
menselijke stem te imiteren, hij met een ijzeren staaf geslagen moet
worden. Hij voedt zich steeds met dezelfde voet, zoals de mens met de
hand, en draagt zijn eten met zijn bek.
Jacob van
Maerlant, rond 1250:
Den bec hevet
hi so crom en starc /
Al viele hi
van hogen op een sarc /
Hi sondem op
den bec ontsaen
Haer hovet es
so hart / sonder waen /
Dat menne met
enen isere slaet /
Als menne wil
dwinghen dat hi verstaet
te sprekene na
menschen wise.
Vincent van
Beauvais, iets na Thomas van Cantimpré:
Plinius zegt:
zijn hoofd is zeer hard, daarom wordt hij geslagen met een ijzeren
staaf als hij met zijn bek leert praten want anders voelt
hij de klap
niet. Wanneer hij naar beneden vliegt, weert hij zich met zijn bek
door deze schrap te zetten en er op te steunen.
Albertus de
Grote, in ongeveer dezelfde tijd:
Hij heeft een
snavel die krom is en heel sterk, zodat hij met deze snavel kan landen
en daarop kan steunen.
Alexander van
Neckham heeft dan al gezegd:
„ Uw
snavel is heel hard, en daar Uw hoofd zoveel slagen verdraagt, is deze
van dezelfde soort. "
Naar woorden
luistert hij, hij vreest bedreigingen, verafschuwt klappen en weet
nieuwe geboden van zijn meester op te volgen.
En nogmaals,
rond 1350, Konrad von Megenberg:
De snavel van
de vogel is zo hard, dat hij zich daarmee tegenhoudt op een harde
steen, wanneer men hem daarop werpt. Hij heeft ook zo 'n sterke kop,
dat men hem met een ijzeren staaf slaan moet, wanneer men hem dwingen
wil de menselijk stem te leren. Hij voedt zichzelf met zijn poot,
zoals een mens met de hand.
Het is nog de
vraag wanneer Brunetto Latini - Brunetto Latini die de vervloekte
Zevende Kring van Dantes Hel verliet om het Papegaaienparadijs te
betreden – wanneer deze Brunetto Latini zijn en wanneer het moet
tuchtigt men hem met een ijzeren staafje heeft neergeschreven.
Feit is, dat na deze lawine van stokjes en staafjes in de twaalfde en
dertiende eeuw de straffende en onderwijzende hand in 1627
metafysische proporties heeft aangenomen:
(zie
afbeelding: pap. Die pak slaag krijgt)
|