INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Een zonderlinge pastoor uit Loon op Zand

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 6 augustus 1954

 

 

Loon op Zand: Een zonderlinge pastoor 1

 

Uit de Retorsietijd

 

 

Toen enige tijd geleden meerdere straten in Loon op Zand een nieuwe naam kregen, en de voormalige Schoolstraat werd herdoopt in "Benedictus van Kesselstraat", stonden velen voor een raadsel. Wie was toch wel die Van Kessel? En was het moeite waard om te zijner nagedachtenis een straatnaam naar hem te noemen. Het is misschien wel interessant om de lezer met deze avontuurlijke en ietwat zonderlinge figuur, die enige jaren zowel bij de bewindvoerders der Staatse als der Spaanse overheid geen onbekende was, kennis te doen nemen.

Benedictus van Kessel werd te 's-Bosch geboren op 5 Febr. 1590 als tweede zoon van Hendrik van Kessel en Cath. van Wijk. Volgens zijn eigen mededeling waren zijn ouders enigszins bemiddelde kooplieden. De broer van Benedictus, Jan, koos de geestelijke stand in de abdij der Norbertijnen van Tongerlo en was enige tijd pastoor van het dorp Haren bij Oisterwijk. Zijn eerste lessen volgde Benedictus op de Latijnse school van de Broeders van het Gemene Leven in Den Bosch. In 1605 wordt hij ingeschreven als student van de Leuvense Universiteit, waar hij reeds twee jaar later de titel van Magister Artium behaalde. In het jaar 1607 treedt hij in in de nog voor kort gestichte Jezuïetenorde, waarna hij in de stad Doornik zijn noviciaat begint. Daarna wordt hij door zijn overheid naar Maastricht gezonden, alwaar hij aan het college van zijn orde lessen geeft in grammatica.

 

Bezoek aan Loon

In 1614 brengt hij een bezoek aan Venloon (Loon op Zand) (Rentmeestersboek van Venloon 1614). Benedictus van Kessel kende dus de hoogadelijke familie Van Immerseel. Het is dan waarschijnlijk ook daarom, dat Engelbrecht van Immerseel, de kasteelheer van Loon, hem reeds in 1605, bij zijn overgang naar Leuven, "de cappelrije" van het H. Kruis in het koor van de O.L. Vrouwekerk van Lier bij Antwerpen had geschonken, van welke beneficie Van Kessel bij zijn overgang naar de Jezuïeten afstand moest doen. Hoe weinig zal Benedictus bij dit bezoek aan Loon hebben gedacht, dat hij dertien jaren later en nog wel als werelds priester naar dit afgelegen "boerendorp", zoals hij het later noemde, zou worden "verbannen". Nadat zijn werkzaamheden in 1615 waren geëindigd, wordt hij op 29 Nov. 1619 priester gewijd, waarna hij enkele jaren als zielzorger verblijft in Lier bij Antwerpen. Tot zijn voornaamste bezigheden behoorde het prediken zowel in de stad als op het platteland. Hoewel het oordeel over hem wel niet zo geestdriftig luidt, wordt hij in zijn biografieën beschreven als iemand met een helder verstand en grote kennis van practische zaken.

Vermoedelijk kon Benedictus zich niet goed verenigen met zijn aangewezen taak... hoe het zij, al spoedig volgt zijn uittreden uit de Orde en begint hij zijn juridische studiën, welke duren tot 1626. In latere jaren noemt Benedictus zich dan ook licentiaat en doctor in de beide rechten. Had men hem in Den Bosch na zijn uittrede uit de Jezuïetenorde niet met enthousiasme ontvangen, in 1626 keren de kansen voor deze priester. In 1625 was bisschop Zoes gestorven en werd Michael Ophovius tot diens opvolger gekozen. De secretaris van de overleden bisschop Hegelsom was kort te voren bevorderd tot president van het Bossche College te Leuven. Vertrouwende op de capaciteiten van Benedictus van Kessel benoemde Mgr. Ophovius hem tot zijn secretaris. Wederom schijnt er iets te hebben plaatsgegrepen dat de positie van Benedictus onmogelijk maakte, althans Mgr. ontsloeg zijn secretaris al spoedig.

 

Pastoor in Venloon

Juist in die dagen (13 April 1627) was te Loon op Zand gestorven pastoor Gerardus Otten. Het begevingsrecht van deze parochie was sedert vele jaren, na een hevige pennestrijd tussen de heer der heerlijkheid en de abdij van Tongerlo, door Rome om beurt in handen gesteld van zowel de Heer als de Abt. Later verklaarde dan Benedictus ook dat het de abt van Tongerlo, Adriaen Stalpaerts, was "van wien de pastorije aan mij vergonnen is" (Tax. jaargang 1911). Waarschijnlijk werd tevoren wel overleg gepleegd zowel met de Loonse kasteelheer als met de abt, die immers onder zijn paters de broer van Benedictus (Jan) telde.

In een brief vanuit z'n nieuwe standplaats aan Ophovius geschreven betuigt hij zijn leedwezen de bisschop te hebben bedroefd en spreekt de hoop uit "wederom als sijn kindt onder syne vaderlijcke protectie te mogen komen" (Arch. bisdom Den Bosch, coll. L.-O., Z.). Wat er van zij, Benedictus was dorpspastoor en had zich in zijn nieuw leven te schikken. Al spoedig kreeg hij het druk genoeg vanwege de verprotestantiseringsactie door de Staten op touw gezet. Ongeveer twee jaren later, in Sept. 1629, viel de hoofdstad der Meierij van Den Bosch in Staatse handen, waarna een bekeringsoffensief door de protestanten werd ingezet.

 

Kerksleutels zoek

Ook Loon op Zand kreeg z'n beurt en in Nov. 1929 verscheen in Loon dominee Jan Brons uit Sprang met een flink geleide en eiste het kerkgebouw voor zich op, om voor de 80 hoorders die met hem waren medegekomen te prediken. Zowel pastoor Van Kessel als de schout en de schepenen wisten echter de sleutels der kerk niet te vinden en toen eindelijk de koster kwam opdagen, verklaarde deze dat hij die op het slot had laten hangen en ze dus zoek waren geraakt. Ds. Brons was over deze mislukte missie niet erg tevreden en maakte hiervan melding aan de Staten, onder vermelding van 't feit, dat onder zijn predikatie buiten het kerkgebouw geweldig getier werd gemaakt door jongens. Blijkbaar kwam na dit eerste bezoek in 1629 de predikant niet meer terug en bleef pastoor Van Kessel onomstreden meester op zijn terrein. Intussen probeerde onze pastoor nog om bij de dood van de pastoor-deken van Boxtel, Gerardus Verdonck, in het bezit te worden gesteld van dit dekenaat, waaronder ressorteerden Boxtel, Geertruidenberg, Heusden, Zaltbommel en Orthen. Hoewel hij op de steun en medewerking kon rekenen van verschillende geestelijke en wereldlijke vooraanstaande mannen, was de bisschop niet genegen zijn oud-secretaris te benoemen. Buiten het feit dat onze pastoor enkele malen onenigheid had met de kasteelheer over de tienden, horen we voorlopig slechts weinig over hem.

 

(Wordt vervolgd)

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 7 augustus 1954

 

 

Loon op Zand: Een zonderlinge pastoor 2

 

Politicus uit 17de eeuw

 

 

In 1632 klaagde pastoor Benedictus van Kessel erover, dat zijn kerk noodlijdend was, van alle kanten zeer vervallen "in de haere muren ende haere daeken", hoewel uit een tweetal lijsten van inventaris uit 1634 toch blijkt, dat de kerk voor wat aangaat de ornamenten en paramenten nog aardig was voorzien. Pastoor had dan ook op aandringen van kasteelheer, schout en schepenen de kerk uit voorzorg doen ontruimen en de kerkschatten doen opbergen "in der kercke kiste", die "tot meerdere seckerheyt ende concervatie" naar het kasteel werd overgebracht. Ook de pastoor zelf ging voorlopig in het kasteel wonen, hiertoe aangemaand door de kasteelheer. Deze had namelijk in 1633 zijn bezittingen opnieuw doen verheffen zowel bij het Leenhof van Brabant te Brussel als bij de Raad van Brabant te 's-Gravenhage. Zodoende was hij aan beide zijden gedekt.

Inmiddels raakte de retorsiestrijd op gang, waarbij de godsdienstkwestie de hoofdrol speelde. Op 25 November kwam opnieuw een plakkaat af, waarbij de Hoogschout van Den Bosch, Hendrik de Bergainge, vérstrekkende volmachten kreeg om tegen de priesters in de Meijerij op te treden.

 

Hij was "weerspannig"

Zoals gewoonlijk trok pastoor Van Kessel zich nergens wat van aan, bleef rustig doorgaan met de uitoefening van de zielzorg en las met toestemming van bisschop Ophovius geregeld de H. Mis in de slotkapel van het kasteel, waarbij zeer velen uit de verre omtrek tegenwoordig waren. Spoedig was het gedrag van de "weerspannige" pastoor bij de Bossche Hoogschout bekend en werd hem aangezegd zich binnen 40 uren bij de Hoogschout te komen verantwoorden. Naar Den Bosch gaan deed hij in ieder geval niet, dan liever onderduiken. Voorlopig kwam de pastoor dan ook niet in zijn vroegere pastorie (het huis waar wijlen de heer Jac. Bouman woonde) en in 't geheim verzorgde hij de gelovigen in de verre omtrek, terwijl verreweg de meeste pastoors de wijk hadden genomen naar het Zuiden of naar "vrije" plaatsen. Het ligt voor de hand, dat de weinige priesters, die op hun post bleven, de volle belangstelling hadden van eenieder, en zeker ook van de Staatse ambtenaren en predikanten. Men zal dan ook begrijpen, dat de houding van pastoor Van Kessel ook niet onopgemerkt bleef.

Deze belangstelling was echter niet altijd van aangename aard en zeker zal het onze pastoor niet op prijs gesteld hebben, dat de Langstraatse predikanten in Juni 1637 bij de Raad van State een beklag over hem indienden, waarin zij er de aandacht op vestigden van het Haagse College, dat op het kasteel van Loon verbleef "seckeren paep" die daar de kerkdiensten leidde. Opnieuw gaf de Raad van State bevel deze priester gevangen te nemen, omdat hij het laatste retorsieplakkaat van 2 December 1636 had overtreden. Het bleef echter bij een lastgeving, want gearresteerd werd Van Kessel niet, integendeel. Er ging iets gebeuren wat zijn naam voor enkele jaren op de lippen bracht van tallozen in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden en hem schonk, wat hij al zo lang had nagestreefd: roem en een betekenisvolle rol in de samenleving. Wij bedoelen zijn optreden in het openbaar als diplomaat. Pastoor Van Kessel deed dit geheel op eigen initiatief en het is lang niet zeker dat, als niet juist in die dagen bisschop Ophovius was gestorven, onze Meijerijse pastoor zich op dit terrein zou hebben bewogen. Hij kreeg dus een geheel ander leven en het zal de plattelandspastoor, die gewoon was met zijn Loonse boeren, zoals hij zich vaak uitdrukte, om te gaan, bijzonder naar de zin geweest zijn zowel met de hoge heren in Den Haag als in Brussel te mogen confereren.

 

Frederik Hendrik in Loon

Ook na het beëindigen van zijn politieke loopbaan zijn verschillende van die relaties in stand gebleven; wij noemen hier bij voorkeur de secretaris van Frederik Hendrik, Constantijn Huygens. De vader van Constantijn Huygens, Christiaan, die in Terheyden bij Breda geboren was, werd in Loon op Zand opgevoed (Bijdr. Hist. Gen. 1897). Opvallend is dat Frederik Hendrik vier maal met Constantijn in Loon vertoefde, er bleef slapen en er wandelingen maakte.

Het zou ons te ver voeren alle acties op te sommen door onze voortvarende pastoor tot heil van de katholieken gevoerd, acties overigens die zeer dikwijls met succes werden bekroond, ondanks de felle aanklachten van de classis van Dordrecht en het waakzaam oog van de Bossche Hoogschout. In 1640 eindigt zijn politieke loopbaan. Van de Hoogm. Staten krijgt hij verlof om "bij sijn ondersaeten te gaen resideren", wat wil zeggen dat hij niet alleen zijn pastorie weer mag betrekken, maar dat hem tevens een sauvegarde wordt verstrekt, waarmede hij kan gaan en staan waar hij wil. Bovendien zal hem jaarlijks een som geld van f 500,- worden uitbetaald door de bij de katholieken niet erg gunstig bekend staande "rentmeester der geestelijke goederen", Pieter Schuijl, die deze som slechts zeer spaarzaam uitbetaalde.

Pastoor Van Kessel wist van dit sauvegarde een zeer handig gebruik te maken en zo zien wij hem dan ook ver buiten zijn parochie bezig met de zielzorg, zeer tot ergernis van de predikanten, die hem vaak ontmoetten, zelfs op Zuid-Capelle en meer andere noordelijker gelegen plaatsen. Ook zij eisten van de Staten nu een sauvegarde voor de door de Spanjaarden bezette gebieden. Hierbij zij opgemerkt, dat pastoor Van Kessel slechts een sauvegarde bezat voor verblijf en niet voor de uitoefening van de godsdienst. Ook wist Van Kessel het klaar te krijgen om naast zijn eerste kapelaan Jacobus van den Grave er een tweede bij te krijgen, namelijk Antonius Arnoldi, en dat alles tegen de plakkaten en tegen zijn sauvegarde in.

 

Het lastige dorp

Nauwelijks was de Hoogschout op de hoogte of hij deelde dit alles mede aan de Raad van State. Zowel aan de twee kapelaans als aan de gelovigen van Loon werden boeten opgelegd, omdat ze bij hun kapelaans godsdienstoefeningen hadden bijgewoond. Nu trad pastoor Van Kessel voor hen in het krijt. Hij beriep zich op vroegere onderhandelingen en toezeggingen, doch niets mocht baten. De Raad van State ging zich nu met het lastige dorp bemoeien. Nieuwe onderhandelingen, door de pastoor met de Raad van State aangeknoopt, hadden tot gevolg dat de zaak in der minne werd geschikt. Evenwel kreeg kapelaan Van den Grave f 1.000,- en het dorp f 3.000,- boete. De Dordtse predikanten hadden dus eindelijk succes.

 

(Slot volgt)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 10 augustus 1954

 

 

Loon op Zand: Een zonderlinge pastoor 3

 

Contact met Const. Huygens

 

 

Ze hadden in deze moeilijke jaren van de 17de eeuw de pastoor van Loon op Zand echter nog niet te pakken, want deze werd uitdrukkelijk van boete vrijgesteld. Doch waar moest men het geld vandaan halen? Het dorp was arm. Pastoor Van Kessel deed een poging bij de bisschop van Antwerpen, teneinde een collecte te mogen houden in de stad en in het bisdom Antwerpen. De bisschop weigerde evenwel, uit vrees dat de Geuzen evenveel zouden eisen van hun gevangenen. Er moest dus betaald worden. De vorster van Loon wilde ook de protestanten onder de heerlijkheid Loon wonende in de boeten laten medebetalen, wat echter door ingrijpen van de Staten niet doorging.

Onze slimme pastoor zat echter nog niet stil. In de Baronie van Breda waren de retorsiebesluiten nog niet van kracht. Enige jaren geleden had hij nog als kapelaan Peter Dooms, die sinds korte tijd in Dongen als pastoor de zielzorg uitoefende (Cijnsboek Venloon 1653). Door medewerking van deze priester zou voor die van Loon een kerkje kunnen verrijzen juist aan de andere zijde van de grens en dus op Dongens grondgebied. "Neen," zeggen de Staten, "want ook daar voeren we nieuwe besluiten in." Voorlopig blijft onze pastoor dus maar weer in Loon. Ook z'n kapelaan Arnoldi blijft nog steeds de zielzorg in 't geheim uitoefenen. De jaren 1645-1647 verlopen vrij rustig en door de Prins Stadhouder Frederik Hendrik wordt zijn sauvegarde telkenjare verlengd, zoals blijkt uit "De briefwisseling van Constantijn Huygens" (uitgave Dr. J.A. Worp).

 

Een goed woordje...

In 1645 zendt pastoor Van Kessel aan de secretaris van Frederik Hendrik een hondje, waarbij het volgende briefje:

"Ik dank U zeer voor Uw vriendelijke brief, die maakt, dat ik de dood van Junius (dit was blijkbaar de hond van de pastoor) niet te zeer behoef te betreuren, nu ik zo spoedig in het bezit ben van een vrijgeleide. Wat zijn dat aardige puntdichten van U. Ik voel mij ook gedrongen een versje te maken op het hondje, dat ik U toezend.

In Loon op 't Sandt Dec. 1645." (Worp)

 

Het volgende briefje aan Huygens dateert waarschijnlijk van 1646:

"Ik kom U weer lastig vallen, maar ik weet dat men dat bij een goede vriend doen mag. Ik heb een aardig bezoek gehad van Uw zoons Christiaan en Lodewijk."

(Dit briefje draagt jaartal noch plaatsnaam.)

 

In 1647 mist pastoor Van Kessel zijn sauvegarde en wordt hij er toch wel enigszins ongerust op. Wederom stelt hij zich in verbinding met Frederik Hendrik en diens secretaris, die weer een goed woordje "voor de goeien Kesselius doet". Een volgend jaar reist hij naar Den Haag. Op 16 Dec. 1648 krijgt hij van de Staten verlof om nog één maand in de Meijerij te verblijven. Hij mag zich echter niet meer met de zielzorg inlaten. De helft had hij weer gewonnen. Nadat de Staten hem f 500,- per jaar voor levensonderhoud hadden toegezegd, vertrok hij weer naar Loon, waar hij zijn kerk in protestantse handen vond. Zijn verblijfsvergunning was nog slechts kort. Inderdaad kreeg hij van de Hoogschout uit Den Bosch wederom bevel om onmiddellijk te vertrekken. De pastoor had er echter geen oren naar... Weer speelde hij het klaar om nog zes maanden uitstel te krijgen. Zijn kapelaan had al eerder afscheid van hem genomen.

Volgens een cijnsboek van 1655 vertoefde de pastoor in dat jaar nog in Venloon. Op het laatst van genoemd jaar zal hij waarschijnlijk niet zonder enige weemoed in 't hart vertrokken zijn uit zijn parochie, waar hij ongeveer 25 van de mooiste jaren van zijn leven had gewerkt. Zijn gelovigen liet hij echter niet onverzorgd achter, en 't was Mr. Joannes Penninck, een priester die hem vroeger bij zijn afwezigheid had vervangen, die hem nu als pastoor van de inmiddels als schuurkerk ingerichte brouwerij van het kasteel opvolgde.

 

Van Loon naar Amsterdam

Van Loon vertrok onze ijverige 65-jarige pastoor naar Amsterdam en ging werken in de zg. Hollandse Zending. Met zijn broer Jan (Norbertijn) bediende hij aldaar de gelovigen van de St. Willibrord buiten de Veste, toenmaals genoemd "de statie achter de Pauwentuin". Op 71-jarige leeftijd overleed deze wel ietwat zonderlinge, doch niettemin ijverige priester in het jaar 1661 binnen Amsterdam, en werd op 24 October van dat jaar in de Nieuwe Kerk op de Dam begraven.

Gelijk we boven reeds zeiden, maakte pastoor Van Kessel gedurende zijn verblijf in Loon op Zand vele gedichten, die hij uitwisselde tegen die van zijn vriend en dichter Constantijn Huygens (Worp). Jammer zijn deze gedichten verloren gegaan.