INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 1 december 1955

 

 

Toen Tilburg nog dorps was:

 

Straatlied en volksrumoer

 

Herrie in de Locht, en de soldaten kwamen in de stad

 

En allemaal om een schelddeuntje...

 

 

't Is een oud gezegde: Van praat komt praat. Zo ook ditmaal. We hebben in de serie onder bovenstaande titel voor en na gebeurlijkheden uit Tilburgs contemporaine verleden nog eens opgehaald met 't doel meer van Oud-Tilburg te weten te komen, zowel van lezers, die uit hun geheugen putten, als van hen, die van oude prentjes, briefkaarten, bidprentjes, 'n oud boek of 'n oud stuk gereedschap, dat uit de circulatie verdwenen is, iets van oude gebruiken, gewoonten of voorvallen kunnen vertellen.

Kortelings ging het over de plaatselijke spotlust, die zich bij een vrijerij-met-tegenstand in de Stokhasselt en het daarop gevolgde huwelijk uitte in een liedje, dat geruime tijd gezongen is, omdat de spotzucht er 'n soort volksgericht van gemaakt had. Hoe dikwijls kan de ene buur de andere niet uitstaan, waardoor burenvete groeit, die vaak lang voortvreet in de dorpse gemeenschap. We hebben toen dat spotrijm weergegeven. Dit werd voor iemand, die jarenlang abonné van de N.T.Crt. is, aanleiding in de krant van 28/10 jl. te verhalen over een dorpsrel van omstreeks 1885. Het betrof een meiske met 'n aardig snoetje, dat echter in de liefde niet standvastig scheen, want "de man van de straat" dichtte haar niet minder dan eenentwintig vrijers toe in een lied-van-lange-adem, waarvan de inzender er echter slechts één kon herinneren. Een lezer heeft er nog drie bijgevoegd en zo kunnen we dat straatliedje in zijn aanloop weergeven:

     De eerste vrijer was een lange,

     Die kon praten naar Antjes verlangen.

     Zij sprak: "Piet verlaat mij niet,

     Anders sterf ik van verdriet!"

 

     De tweede was een weversklantje,

     Die droeg zijn tuiten in 'n mandje.

     Hij deed alles op haar verzoek:

     Droeg haar portret in z'n kerkeboek.

 

     De derde was een mottige Fons.

     Toen zei Antje: "Ga mee naar ons."

     Ze is er mee naar huis gegaan.

     Na korte tijd was 't toen gedaan.

 

     De vierde was een timmerman,

     Die zo goed planken schaven kan.

     ?

     ?

 

     Zij kan vele vrijers krijgen,

     Maar, helaas, zij kan niet zwijgen.

     Ze vrijt ze allen kant en klaar

     Omtrent twee dozijn in 't jaar.

Wat tot hiertoe bijeen kwam van dit straatlied, toont duidelijk, dat het veel meer coupletten telde. (Wellicht komt op het bovenstaande weer 'n vervolg...)

 

De materie van spot- en scheldnamen en -liedjes na te speuren kan zin hebben voor de kennis van straat en streek. Zowel het volksrecht, de literatuur, de geschiedenis en het streekeigene als vakgebruiken komen op die manier naar voren. Wie verklaart bijv. uit bovenstaand rijm de zin: "Hij droeg zijn tuiten in een mandje." Dit is geen drukfout voor "duiten" maar slaat op het weversvak. Trouwens, het woord tuit heeft meerdere betekenissen. Opmerkelijk is, dat Van Dale's groot woordenboek het in de hier bedoelde zin niet vermeldt. "Ga mee naar ons." Dat is ook weer een opmerkelijkheid. Immers het woordje "ons" wordt in Tilburg veel gebezigd. Denk aan: "ons moeder", "onze vadder", "onze Fons", "ons Jaans".

Met die enkele spotrijmen kwam ook weer naar voren de vroegere situatie van 't dorpse Tilburg. "Men moet zich de Heuvelstraat van toen eens voorstellen des 'nachts' om acht uur. Alle winkels gesloten, hier en daar een gaslantaarn zonder kousjes maar met een soort vleermuisvlam. Verder alles donker en stil. Soms was er wat klompengeklos van arbeiders, die huiswaarts keerden na een dagtaak van 5 uur 's morgens tot 12 uur 's middags en van 's middags 1 uur tot des avonds 8 uur."

Men moet bij het lezen van dit straatlied er op bedacht zijn, dat het des avonds laat door honderden, meest jonge mensen, gezongen werd en zo een volksopstootje ontstond. Het werd zó erg, dat de politie de massa uiteen moest drijven. Toen dat niet hielp, werd er een verbod uitgevaardigd om des avonds na 8 uur nog op straat te zijn. We zouden tegenwoordig spreken van verbod van samenscholing en staat van beleg. Weet echter wel, dat dit helemaal niet de enige keer van zo'n volksopstootje geweest is.

 

In de "Locht"

Zo woonde er op de Locht (nu Gasthuisstraat) rond negentig jaar geleden een eerzame bouwmaterialenhandelaar, die zich verheugen mocht de bezitter van zeven eerzame dochters te zijn. Die "maagdenberg" werd geflankeerd door een inwonende brave neef. Nu geviel het dat een der schonen ging verkeren met een hupsen gast uit de buurt. Zolang Amors pijltjes lief doel troffen, was alles pais en vree om 't modderpoeltje ter plaatse, waar nu het schone Wilhelminapark prijkt. (Weet wel, dat destijds dáár ook "een spuul" was, net als in de nabijheid van de Hasseltse kapel, waar "stukken" gespoeld werden. Later heeft burgemeester Jansen het aangedurfd tegen de stroom op te roeien en liet hij de modderboel opruimen, het terrein egaliseren en een park aanleggen.) Maar "niet steeds is de liefde bestendig van duur, hoe snel zij de boezem doet jagen". Dat ondervond ook de verliefde jongeling, die als bedrogen minnaar op wraak zon. Z'n wrevel ontlastte zich in een spotdicht. Als voorwerp van z'n spot moesten het de vader benevens een paar dochters en de neef ontgelden.

     Op de Locht daar staat een huis,

     Kiere wiere wiet, bom, bom.

     Daar zijn toch zeven dochters thuis,

     Kiere wiere wiet, bom, bom.

     Zij dansen er allemaal voor de leut,

     Ze planten de maaiboom in de geut (1).

     Gloria victoria, kiere wiere wiet, bom, bom, ja, ja,

     Gloria victoria, kiere wiere wiet, bom, bom, ja, ja!

 

Formele rel

Hier volgden nog acht coupletten, doch die zijn wel wat van minder allooi. Het is hier al evenzeer een formele rel geworden, waarbij honderden in clubjes samenschoolden. Van zingen kwam het door opgeschoten kwajongens aldra tot baldadigheden, zodat de rust van het besproken gezin totaal verstoord werd. Er werd met stenen gegooid enz. De nieuwe politiecommissaris, de heer Arnold, liet in overleg met burgemeester Suys ter assistentie van de vier pas geüniformeerde veldwachters twaalf marechaussees-te-paard komen, die 's avonds door de straten galoppeerden en zelfs charges met de blanke sabel uitvoerden. Dan zocht men z'n heil in de vlucht. 't Getal der nieuwsgierigen groeide echter op die manier met de dag. Ten slotte werden politie en marechaussees met stenen en dakpannen bekogeld, zodat deze van de vuurwapens gebruik gingen maken. Die schietpartijen zijn betrekkelijk goed afgelopen, al kreeg dan iemand nog een schot in 't been.

Tilburg werd in staat van beleg verklaard. Er hing een lucht van zorg en onrust door de straten. Na zo'n schietpartij werden vijfhonderd militairen uit Den Bosch gerekwireerd. Inkwartiering bij burgers volgde. Er is nóg heel wat gebeurd. Ten slotte is de "dichter" van 't lied voor de rechter gedaagd, doch... 'n veroordeling is niet gevolgd. Hier zal 't volksgericht ook z'n woordje meegesproken hebben.

 

De liefde

Te Tilburg was men in 't verleden verzot op spotliedjes over verliefden. Dat de meisjes er gewild waren, heeft de praktijk bewezen. Een oud rijmpje beweert:

     Een Vlaminck, hoe ouder hoe loser.

     Een Zeelander, hoe ouder hoe boser.

     Een Hollander, hoe ouder hoe botter.

     Een Brabander, hoe ouder hoe sotter.

Na de vrijtijd kwam het trouwen. Ook in verband daarmee is heel wat folkloristisch interessants te vertellen. Doch dan worden we te breedsprakig. Dat hoort er zo bij.

 

Op een Heikantse wever is eens het volgende spotliedje gezongen:

     Ik weet, waar Han Verschuren om treurt.

     Zij heeft een huis met Tieste gehuurd.

     En nu mint hij een ander vriendin,

     Die beter is naar zijne zin.

 

     En toen is Han naar Tieste gegaan.

     "Ach, Tiest, wat heb ik jou misdaan?

     Dat gij een ander mint tot de trouw.

     Ik meende te worden uw huisvrouw."

 

     Maar Tiest die docht: "Gij, lochte pop!"

     En Hanneke schepte courage daarop.

     "Gij krijgt mij nooit voor uwe man.

     Ik geef er fijn de weergaai van!"

 

Op een vrijziek meisje, dat aan de Lange Pad woonde, zong men:

     Een neus als eenen dot, (bis)

     Gelijkt zij de poot van een ijzeren pot.

     Ja, ja, de poot van een ijzeren pot!

     Haar halsje leliewit, (bis)

     Gelijkt zij de kolen van de smid.

     Ja, ja, de kolen van de smid!

Zo ging dat nog een groot aantal coupletten door. 't Is echter niet van die aard, dat we het geheel willen weergeven.

 

Afwisseling

De lezer snapt, dat deze spotternij 'n welkome afwisseling in de eentonigheid van het alledaagse leven bood. Vandaar, dat ouderen van dagen telkens met genoegen in hun geheugen teruggrijpen, als wij vanaf deze plaats "het grijs verleden" doen herleven. En wij zijn benieuwd, iedere keer weer, als we daarop 'n reactie ontvangen, waaruit we iets nieuws over Tilburgs vroeger dagen kunnen aanduiden. Men verlieze niet uit het oog, dat ook de taal aan voortdurende verandering onderhevig is, zodat we er prijs op stellen van ouderen iets te ontvangen, waaruit hun jeugd - met haar dialect - klinkt. Het zeggen, zoals men het vroeger zei, kan buitengewoon interessant voor een speurder zijn.

 

 

1. Dit slaat op 'n folkloristisch gebruik.