INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 6 augustus 1956

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

Als "unnen brak" toen op 't smidsvak ging

 

De "ambtseed": geen goeiendag voor boeren en voor wevers

 

 

De vlucht in de witte boord

Het Nederlands bedrijfsleven en ook de regering vervult het met zorg, hoe er heel wat ouders zijn, die hun zoon niet "in de fabriek" maar liever op een kantoor geplaatst zien. Dat is 'n mentaliteit, die uit de tijd is, want wij zijn immers geen volk meer van uitsluitend handelslui, boeren en vissers. Nederland industrialiseert! En daarvoor is de overall beter dan de witte boord. Men kan beter 'n boortje hanteren! Nu nog, in deze tijd van technisch kunnen, is men vol bewondering voor wat de vroegste perioden der mensheid aan smeedwerk leverden.

Uit het bijbels verhaal is ons bijgebleven hoe Kaïnskinderen kinderen der mensen waren, zoals zij in het oude geschiedenisboek genoemd worden, want aardsgezind waren zij. Zij legden zich toe op de kunst en de wetenschap van het aardse om hun levensgenot te verhogen. De een wist tenten te bouwen, de ander werd de vader van allen, die spelen op citers en fluiten. En smid was een derde zoon van Kaïn, vader van alle koper- en ijzersmeden, die liederen zong van de krijg en van wraak door zijn kunstige wapens. Maar zij vergaten God en gaven zich over aan al wat hun duister hart begeerde. Zingt men tegenwoordig nog als smid ambachtsliederen?

 

Allemaal anders

Duizenden jaren geleden kende men dus reeds het metaal en men wist het te hanteren. De mens vormde en hanteerde het naar eigen idee. Het waren meestal primitieve hulpmiddelen, waarmee prachtige sieraden en voorwerpen van dagelijks gebruik vervaardigd werden. Meestal koos men daarvoor goud, zilver en koper in de oudheid, omdat de ondervinding geleerd had, dat zij gemakkelijker bewerkt konden worden dan het harde ijzer. Nu is dat allemaal anders geworden. Ga maar eens kijken in de metaalindustrieën onzer stad of in de fabrieken van Stork, Heemaf en Daf, dan geeft de vakmanschap van onze metaalbewerkers een geheel ander beeld.

We hebben de eer gehad eens te praten met een geridderde oud-directeur van een onzer zwaarmetaalbedrijven, die zo smeuïg oude toestanden oprakelde. Hij gaf inzicht hoe 't er destijds naar toeging en hoe de aanvankelijke vakopleiding verliep in een smederij. 't Is vooral voor de jongere generatie de moeite van het herhalen waard. Zij zullen er uit kunnen zien, hoe de toestanden verbeterd zijn. De mogelijkheden om een vak te leren zijn beter en ook heel wat aangenamer geworden. We laten de oude vakman aan 't woord. Luister maar.

 

De eerste patroon

Bij mijn eerste patroon, ik was toen 13 jaar, moest er 's morgens om 6 uur begonnen worden. Ik kreeg al spoedig veel ambitie in 't vak; er was dan ook variatie in het werk. In het najaar werden er kachels gemaakt, in het voorjaar schoppen, spaden, bijlen etc. Het was in de tijd, dat in Tilburg de eerste fietsen kwamen, het waren fietsen met voor een groot wiel en achter een klein wiel. De eerste berijders waren Brouwer van Tulder en een zoon van de opzichter der NS, zijn naam was Galé. Mijn patroon begon ook deze fietsen te maken en als er een klaar was, moest ik er een toertje op maken. Het was niet eenvoudig om op zo'n hoog gevaarte te klimmen en weg te rijden en het rijden was niet zonder gevaar: één oneffenheid in de weg en men ging voorover, met het gevolg kapotte handen en geblesseerd gezicht. Ook waren er toen nog geen kogellagers en het zadel was een plankje met een doekje erover, erg bekoorlijk was het rijden niet. 3 à 4 jaren heb ik bij mijn eerste patroon gewerkt.

 

"Ambtseed"

Bij mijn tweede patroon bestond het werk meer uit reparatie voor de textielfabrieken. Toen ik enkele dagen gewerkt had, zei mijn baas, dat ik nog mijn eed moest afleggen. Ik werd voor het aambeeld gezet, moest mijn vingers omhoog steken en zweren, dat ik nooit boeren of wevers goedendag zou zeggen. Daarna nam de patroon de bezem uit de lesbak, waarmede hij mij zegende; het slot was dat ik moest tracteren op een halve liter jenever. Zo'n ceremonie tekent de verhoudingen onder de werklui.

Er waren reeds machinewerkers te Tilburg bekend en gewaardeerd. Zo bijv. aan de Centrale Werkplaats van de Staatsspoorwegen. De smeden respecteerden zichzelf, terwijl de textielarbeiders, die in Tilburg steeds zo talrijk geweest zijn, er niet weinig trots op gingen, dat hun stiel die van het "Hoog-Ambacht" was: zij werden in de gildetijd niet voor niets "here-wevers" genoemd!

Over het gereedschap waarmede gewerkt moest worden, het volgende. Boren moest men zelf maken van een versleten vijl. Voor het boren was aan de muur een beweegbare arm gemaakt; aan het einde van de arm was een draadspil met een handwiel; daaronder kon men de zwengel met boor zetten, en dan maar boren! Wat het draaien betreft, was het niet veel beter. Nu was het meestal klein draaiwerk, dat er gemaakt moest worden. De draaibank bestond uit een paar houten balken in eigen gemaakte vaste en losse kop, een support was er niet, wel een zogenaamde houten leunspaan. De draaibeitels werden evenals de boren van een oude vijl gemaakt. Deze hadden de vorm van een lepeltje. Aan de andere kant werd een punt gesmeed en aan een houten stok bevestigd; de beitel rustte op een leunspaan en men kon dan maar trachten het werk op maat te krijgen. Aan het einde van de zogenaamde rastenkop zat een klein vliegwiel, dat door een jongen moest worden bediend. En kom nu eens kijken!

 

Een motor maken

Bij deze baas heb ik ruim 6 jaar gewerkt, doch het werd steeds beter. Op een zekere keer mocht ik met mijn baas naar een petroleummotor gaan kijken; de bedoeling was, als ik het aandurfde, om zo'n motor te maken. Ik was er mee vereerd, doch ik maakte mijn baas duidelijk, dat dit zonder draaibank niet zou gaan; er kwám een behoorlijke draaibank en ook een behoorlijke handboormachine. De uitgaven van deze beide machines waren naar de zin van mijn baas te groot. Het gevolg was, dat ik de motor zo veel mogelijk in mijn vrije tijd moest maken en het nodige materiaal bij de oudijzer handelaar moest gaan zoeken. Modelkosten mochten er niet gemaakt worden, doch de motor kwam na vele halve nachten en met opoffering van alle vrije tijd klaar, en draaide! Hij behoefde gelukkig maar voor ons eigen bedrijf te dienen. Het was dezelfde patroon, waar ik later steenpersen heb gemaakt.

Ook heb ik nog plm. 5 jaren op een machinefabriek gewerkt; er moest daar hard gewerkt worden, doch er was ook veel te leren. Weken van 85 tot 100 uren was geen uitzondering. 's Nachts en 's zondags werken kwam dikwijls voor. Dus niet alleen de techniek maar ook de sociale toestand is geweldig veranderd.

 

Vrije maandag

Op deze fabriek werkte met mij ook een eersteklas draaier, doch die had aan de vrije zondag vaak niet genoeg en nam er dan de maandag maar bij. Nu wilde de patroon hem dit afleren en beloofde hem - als hij ook trouw des maandags kwam werken - een gulden in de week extra (dus een premie op het niet-dronken zijn). Ik, die niet dronk, miste echter die gulden aan mijn loon, terwijl ik het werk van de ander moest opknappen. Ook was het daar gebruikelijk, dat de patroon zelf 's maandags voor de middag bij de werklui rondging om een dubbeltje of vijftien cent, waarvoor dan een fles jenever gehaald werd; daarna deed het glaasje zonder voet de ronde. Het was wel een gemoedelijke tijd, met al zijn fouten.

In genoemd bedrijf werkte ook een prima vakman, die echter nogal eens een scheve schaats reed. Op een goede dag kwamen twee marechaussees in de smederij en hadden een onderhoud met de patroon. Deze was nog al humoristisch en plaagde graag bovengenoemde werkman. Toen de marechaussees weg waren, kwam hij direct bij de patroon om te informeren wat die twee mannen waren komen doen. De patroon fantaseerde zulk een mooi verhaal, dat de ander in een bui van een kwartier lang losbarstte met alle mogelijke krachttermen, die ik niet graag zou herhalen, in hoofdzaak gericht tot de patroon. Zowel deze als het andere personeel hadden er uitbundig plezier in. Sans rancune...