INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 18 maart 1955

 

 

Tilburg als dorp: Verdwenen namen en typen

 

Slechts weinig ouderen zullen zich alles nog herinneren

 

 

Tilburg als dorp leeft bij slechts weinigen nog in de herinnering. Daarom is het, voor de ouderen zeker, aardig nog eens wat op te halen. In deze beschrijving worden naam- en wijkaanduidingen genoemd, die uit het spraakgebruik der jongere generatie beslist verdwenen zijn en die voor velen een puzzel vormen bij het nagaan, waar dát nu vroeger precies geweest is. Hoor maar.

 

Oude namen

Enkele oude wijk- en straataanduidingen zijn: "de Kwetterij"; "de Paddewaaikes"; "het Haarhuis"; "het Erbersven"; "de Kaaistoep"; "den Dop", waar Jan van Roessel resideerde; "de Schaopsdijk"; "de Zwölem" (de Zwaluw); "de Mulder z'n padje" aan den Heikant; "het Spinnerspad", waar vroeger "de kettings" gedroogd werden van de huiswevers en dat liep door de bossen naar Loon op Zand; zowel als de op de kadastrale kaart voorkomende benamingen van het Laar, de Blaak, het Schaapsgoor, het Groenewoud en de Bakertand.

Denk ook eens aan de volgende: "het Vèrkensstraotje"; "de Kwakkel"; "den Hippelpad"; "het Kedènt"; "Oel"; "het Krevènt" (Kraaiven); "den Oliemolen"; "het Herringsend"; "den Uilenvlucht"; "de Kreugelékker"; "het Nieuwediep"; "Kleinamsterdam"; "het Gèètenparkske"; "het Fraotersgat"; "het Bosch kanon"; "de Kereinstok", en aan huisaanduidingen als het "kretshuiske" en de "Blinde Fiel".

Ik heb deze benamingen eens dialectisch trachten weer te geven en de lezer ervaart er door, dat het heus voor een Hoog-Hollander niet flauw is om uit "Kedènt" het "Kwade eind" te maken, evenmin als te onderscheiden "Haringseind" en... "Kruiwagen-akker". Voor vele bewoners van Tilburg zal het evenzeer een onmogelijkheid zijn om te zeggen waar genoemde wijken of straten gelegen zijn. En toch... zijn ze niet waard om bewaard te blijven? Er zijn er nog meer. Wie noemt ze op?

 

Verdwenen typen

Toontje Roet, de schoorsteenveger; Peer Rietmeijer, de bokkenboer; Paterke Smulders en Saartje van Leer kennen nog velen evengoed als "Jan Pats", de pakjesdrager van 't vroegere hotel Hegeman "De Zwaan", waar hij zijn vaste standplaats had tegen de hardstenen paal van genoemd hotel. Minder comfortabel was het logement "De drie Zwaantjes" aan de Bosscheweg, waar meer luidjes als "Hanneke Zwartgat", die in het "Peestraotje" woonde, thuishoorden.

"Schuddebolleke" en "Aaltij patatten en nooit ginne struif", twee bekende straatreinigers, wisten zich evenals "de Boschkat" wel van een zware verkoudheid zonder een lekpot van Bressers af te helpen. Hoewel 'n rechtgeaarde oude Tilburger, die goed verkouden wil zijn, z'n jaarlijkse cijns diende te offeren voor het monopolie van dat lucullisch-esculaapse recept met stroop, drop, enz. dat Bresserse lekpot heet.

"Held Filip" was de veldwachter Flipsen. "Het bureau" was het destijds overbekende politiebureau, waar menigeen op 'n overdadige Zondag terecht kwam; dan moesten zij "boven komen" - gelijk het heette - wijl de politiecommissaris ook op 't stadhuis zetelde. Daar verschenen regelmatig zulke typen als Jaona Verschuren, die voor negen cent een grote zak dennennaalden aan huis bezorgde, welke eerlijk in de bossen gevuld was. Dat "naar de bossen gaan" is iets, dat sommige Tilburgers als 't ware aangeboren is. Jaona Verschuren had op route altijd een witte stenen tabakspijp in de mond dampen als een dragonder. Zij was niet vies van een neutje, en heel of half dronken werd zij het mikpunt der wreedspottende jeugd, die voor een paar centen haar kruiwagen thuisbracht, waar ook Jaona zelf wel eens op lag. 't Is ooit gebeurd, toen ze nog in de Stokhasselt woonde, dat men haar dronken gemaakt in een grote kist gestopt had. Des anderen daags 's morgens werd zij door een voddenkoopman uit die netelige positie verlost. "Jaona's stuultje" was een vergroeide boomstam in 't bos van de familie Houben, waar zij uitrustte van 't naalden rapen en haar pijpke smoorde.

"Mie de duvel" heeft aan de Heikant gewoond, waar zij veel van de straatjeugd te lijden had, die nagezeten werd met de parapluie, welke zij zomer en winter bij zich had, terwijl zij al mopperend en in zichzelf brommend, alsof zij ruzie maakte met onzichtbare wezens, haar eenzelvige gang ging. Ook had het altijd en altijd weer de duivel bij haar gedaan; vandaar haar bijnaam.

Hoe geheel anders was Jan van Drunen, de lantaarnopsteker, tevens schoenmaker, kippenboer en barbier. Hij woonde aan de Heikant tegenover "'t Wit Paardje" en onder het scheren wist hij zijn klanten zo smakelijk van z'n kippen te vertellen, die naar zijn beweren ooit twee en drie eieren per dag legden, dat een en dezelfde persoon soms driemaal opnieuw ingezeept moest worden, wijl Jan in z'n vurige peroratie de zeep had laten opdrogen; zo'n versteven slachtoffer wekte natuurlijk spot- en lachlust der wachtenden.

Keeke van Broekhoven woonde in "Vogelenzang", een ouderwetse schilderachtige boerderij aan de Broekhovenseweg, aan de draai naar de fabriek van Van Dooren. Achter deze boerderij stond een grote, mooi gesnoeide lindeboom, in de vorm van de boom op de Heuvel. "Vogelenzang" was vroeger een druk bezochte herberg, vooral des zomers. Keeke, niet groot van stuk, was een handig vrouwtje. Wegens tandengebrek had zij een mummeltje, een spitskromme arendsneus, en hoewel tandloos toch een scherp duidelijk verstaanbare stem. Bij 't sopvuur was de vaste plaats voor Keeke. Daarnaast was een opkamer, waarin een lange kolomkachel. Ik zie Keeke nog zitten, wanneer de lui van Broekhoven er aan 't kaarten waren, bij die hoge, smalle kachel, met een witte, spitse muts op, nota bene drie schoudermantels over elkaar aan, een soort pelerientje in paars gebloemd katoen en gevoerd met wol. Keeke tapte alleen Baarschots bier. Onder 't genot van dit bier bespraken de boeren 't voor en tegen van de oogst en wat meer des boers was. Lange jaren was 't daar druk.

 

De wandeling

Dat was nog in de tijd toen de Tilburgers des Zondags hun wandelingetje naar buiten namen. Langs de Leij, "de Snoek", Broekhoven, Groenewoud, Kreugelèkker, Uilenvlucht, Varkensmarkt, Nieuwendijk terug naar de stad. Na de boterham bezoek aan het concert in de N.Kon. Harmonie, bij Geelen en op de Heuvel (nu Remmers), en na 't concert 'n afzakkertje bij Jan Marinus.

Algemeen was in die dagen het spotrijmpje voor hen die naar Berkel-Enschot ter beêvaart gingen. Het luidde:

     Al wie naar St. Job toegaan,

     Dat zijn zoo'n rare liên:

     Ze doen 't meer om te zuipen

     Dan om Sint Job te zien.