INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 18 oktober 1955

 

 

Toen Tilburg nog dorps was:

 

Bekende straattypen uit vervlogen dagen

 

Vrouw Piet, die 'n kat werd, en Wiemeltje en Jansje

 

Thans voorgoed verdwenen

 

 

Aan het eind der negentiende eeuw telde Tilburg als zo menige andere stad zijn bekende straatfiguren: eensdeels bedelaars, anderdeels straatmuzikanten, en voor en na dook een uitzonderlijk individu op in de vorm van hardloper, doedelzakspeler, slangenmens, boeienkoning of hoe ze zich aandienden. De Tilburgse typen, zwakzinnigen of monomanen, met echte of vermeende geestelijke afwijkingen, zijn vrijwel verdwenen, dank zij verhoging van het welvaarts- en beschavingspeil der volksklassen. Betreuren doen we dit allerminst, al willen we er een aantal in de herinnering terugroepen.

 

Vrouw "Piet"

Zo woonde circa 65 jaar geleden aan de Stokhasselt in het kroegje, waar "de Rakkert" gewoond heeft, een vrouw, algemeen "Piet" genoemd, die naar algemene veronderstelling zich in de gedaante van een kat veranderen kon. De vrouwen, die toen naar de Hasseltse kapel gingen om voor het trouw vereerde Mariabeeld te bidden, werden verrast door de plotselinge verschijning van Piet, die echter even onverwacht als kat hun verder vergezelde tot aan de kapel en wachtte tot de vrouwen gebeden hadden en weer huiswaarts zouden gaan. Dan liep de kat mee tot zij bij haar woning gekomen weer onverwacht in de gedaante van vrouw Piet opdook.

Vooral vrouwen werden door deze gedaanteverwisselingen lastig gevallen. Men vertelde er nog bij, dat wanneer zij op hun weg naar de kapel Piet niet gezien hadden, thuis gekomen altijd de "teuten van de klompen af" waren; dit was een vaststaande gebeurtenis, die hun niemand uit het hoofd kon praten. Wanneer mannen in gezelschap der vrouwen waren, gebeurde er nooit iets, doch gingen de vrouwen alleen, dan was de persoon in een kat veranderd of bij afwezigheid der metamorfose de teenstukken van de klompen... Vele vrouwen waren toentertijd zó bang om langs de woning van Piet te gaan, dat zij een omweg kozen om de kapel te bereiken.

 

"Wiemeltje en Jaanske van Gool"

Een vreemd echtpaar waren "Wiemeltje en Jaanske van Gool", beiden destijds bekende figuren, die met zg. spaantjes maken en dennennaalden krabben en weer verkopen, hun kost scharrelden. Jaanske was een kort dik vrouwtje met kromme benen, een zeer langzame doch opvallende spraak. Zij moest, als zij met Wiemeltje van de bossen huiswaarts keerde met zes gevulde zakken, altijd "in de touw lopen" voor de kruiwagen, en zo dienst doen voor paard. Ontmoette zij mensen onderweg, dan werd zij trekkensmoe en was verzot op 'n praatje, terwijl het driftige Wiemeltje daar niet tegen kon en dan begon te schelden op zijn vrouw, hetgeen stereotype eindigde met de uitspraak: "Vooruit saawelding! Ge zijt altijd muug, maar as ge aon 't kletsen zijt, worde nie muug." Het wederwoord van Jaanske was voor de kinderen steeds weer amusement. In betere buien vertelde zij aan de kinderen: "Onze pa kan alles maken; spaantjes, schoenen, klompen, varkenskooi uitgooien, geitjes slachten, naar de bossen gaan, mèr ook goed vloeken. Dè's zunde, want ik haauw zoveul van hum." Hun beider spraak was extra plat Tilburgs.

Wiemeltje maakte de spaantjes voor de schoenfabrikanten uit Loon op Zand, Kaatsheuvel en Waalwijk, doch het vrouwtje moest ze gaan verkopen, omdat Wiemeltje volgens haar niet zo welbespraakt was. Op de reis was zij gekleed in vier of vijf rokken, lage schoenen, die nooit gepoetst werden, een witte muts met loshangende lintjes, en een grote parapluie omwonden met een dik touw tegen het openvallen.

 

"Bartje Tod"

Een ander straattype was "Bartje Tod", een voddenkoopman, die er met een ezelkarretje op uittrok. Het was een in elkaar gedoken mannetje, dat dagelijks op de baan was. Het ezeltje werd nimmer het wachten doch vaak het trekken moe. Dan moest dit dier het bij de schoolvrije jeugd ontgelden. Evenzo als Bartje bij z'n klanten was: dan blies men de ezel in het oor, die daarop zijn vervaarlijk ia, ia, begon uit te balken tot algemene hilariteit.

De "Ketsheuvelse slek" was een lange magere vrouw, die elke dag weer vanuit Kaatsheuvel op een sukkeldrafje langs de huizen in Tilburg haar mondkost kwam bedelen. Een even bekende wandelfiguur was "de zotte Mie van Heesch", die altijd een parapluie droeg, witte muts op en lange, achter haar aan slepende rokken, die er natuurlijk treurig uitzagen. Zij was zeer slordig, had de ramen van haar huisje dichtgespijkerd en gromde steeds, waardoor alweer de onbarmhartige jeugd haar het droeve leven nog zuurder maakte. Na zo'n plaagpartij ging zij bij de Fraters haar nood klagen, en deze trachtten wel de jongens ervan af te houden, doch het gelukte zelden.

 

Polkahaar

Een andere vrouw, die niet wel bij 't hoofd was, en dan ook later in een krankzinnigengesticht haar leven eindigde, was de eerste polkakop onder de Tilburgse vrouwen, doordat zij in een bui haar haren geheel had afgeknipt. Zulke droeve figuren vullen tegenwoordig gelukkig het straatbeeld niet meer, met hunne verwelkte en verwezen gezichten, dag op dag.

Met al die namen herleven weer vroegere typen als daar zijn: "Duimke Jansen", een klein aardappelboerke; Kees Korthout, de zoutsmokkelaar of "zoutleurder"; "Mie Muil", die tegenover de Heikese kerk stroopsoldaatjes verkocht; "Toontje Roet"; de "Prutsmadame" en Jaans Kleverus.

 

Wijknamen

Weet ge welke wijk men "Siberië" schold en welke "Turkenland"? Al wat ten Noorden van de spoorlijn woonde, in de buurt van het Goirke, waren "Turken", d.w.z. lompe, onbeschaafde gasten, maar zij zegden ook eenmaal:

     Op 't Goirke de klaank,

     En in de stad de staank.

wat betekent, dat men op het Goirke met de klinkende schijven kon rammelen, terwijl zij, die bezuiden de spoorbaan leefden, meer "stinkende armoe" vertoonden. Nu, zo erg was het, gelukkig, ook dáár niet, maar 't was in elk geval "kaol geneuk".

Van de buurt Korvel zei men vroeger:

     Erm Korvel, zonder orgel, zonder toren,

     van Pastoor van Dooren.

En toen tot daar de gasleiding nog niet doorgetrokken was, spotte men:

     Erm ras,

     zonder gas.

De Tilburgers hebben de naam gehad erge vechtersbazen te zijn en dadelijk "het mes te trekken". Vandaar dat men zeide, dat in Tilburg de messen boven de daksparren uitstaken, en hun scheldnaam "messentrekkers" was.

 

Die van Goirle

Er bestond een zekere rivaliteit met de naburige Goirlenaars, die hen "keibuters" noemden, dat zijn mensen, die keien uit de grond halen, zeker om ze in hun straten te leggen, want honderdtwintig jaar geleden was Tilburg nog een echt dorp, met zandwegen.

De spotnaam der naburige Goirlenaars is "ballefrutters", ook alweer een uitdrukking, die aan het bedrijfsleven ontleend werd. Er is een periode geweest, dat "Tilborg ende Goerle" administratief verenigd waren. Vandaar dat men in de Tilburgse archieven bescheiden vindt, die duiden op een vervaardiging van een soort kaatsballen te Goirle in vroeger eeuwen. Die ballen werden niet gemaakt van elastiek, want die grondstof kende men toen nog niet, doch zij werden gevuld met afval van weversdraden. Dat afval nu werd "ineengefrut" tot ballen en zo ontstond de scheldnaam.

Als we de omgeving van de stad er bij betrekken, komen we naast Goirle aan het spotvers voor:

     Loon op Zand:

     Licht volk, licht land,

     Ze schooien den kost

     En ze stelen den brand.

Het rijmpje op Berkel-Enschot luidt:

     Al wie naar Sint Job toe gaan,

     Dat zijn zo'n rare liên:

     Ze doen 't meer om te zuipen,

     Dan om Sint Job te zien.

Doch dit alles is tot het verleden gaan behoren. De rivaliteit, zoals zij zich in vroeger jaren soms zeer scherp uitte met al die dorpse kleinzieligheid, welke de levens vaak moeilijk kon maken, is bij de twintigste-eeuwse accommodatie en communicatie vervlakt en verdwenen.