INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 2 oktober 1926

 

 

Pater Adrianus Poirters

 

Wij lezen in het Nieuws van den Dag, van Brussel:

 

Zooals wij in een vorig nummer vermeld hebben, staat nu in de Noord-Brabantsche gemeente Oisterwijk (Nederland) 't standbeeld van den geliefden volksschrijver Pater Adrianus Poirters. Er zijn niet veel boeken, die twee, drie eeuwen lang meer bijval genoten dan de zijne. En nu nog vindt men in ouderwetsche huishoudens Poirters' werken, met hun bruinen omslag, hun vergeeld papier, tusschen een koperen kandelaar en een koffiekan. De kinderen kijken gaarne naar de prentjes en lezen de rijmpjes die er onder staan, maar de druk en de spelling zijn verouderd en daarom worden de boeken niet meer gelezen en herlezen lijk vroeger. Het is spijtig, maar een gezonde volkswijsheid en - wat beter is - een aantal christene lessen zijn er te huis. En deze toch behooren tot alle tijden.

Pater Poirters was een luimige verteller, een vroolijke dichter en een onverdroten apostel voor ons Vlaamsche volk. Want, Vlaming was hij bij keuze, alhoewel te Oisterwijk in Noord-Brabant geboren. En hij kent onze ziel en onzen bijzonderen landaard op zijn duimpje. Hij moest klaarziende oogen in zijn hoofd hebben; de schetsen immers die hij ons voorhoudt, zijn uit het ware leven gegrepen, en met geen valsche vernis opgesmukt. Hij weet welke snaren hij moet aanroeren om ons hart te doen trillen; en in een jarenlange ondervinding heeft hij onze goede hoedanigheden en niet minder onze gebreken doorpeild. Hij weet waar de schoen ons wringt; en al lachende kastijdt hij al de verkeerdheden van zijn volk. Een geestige zet en een kluchtig vertelselke doen de waarheden binnendringen. En met zijn vinnigste gedichtjes, die een bevallige afwisseling verschaffen, geeft hij aan zijne lessen een vasten vorm, die voorgoed in het geheugen geprent blijft. Poirters' "boekskens" werden door onze voorouders gelezen en herlezen totdat men ze van buiten kon; zijne liedjes huppelden geheel Vlaanderen rond; en nu nog hoort men uit den mond van ons volk zijne pittige zegswijzen, die onvergankelijke spreekwoorden geworden zijn. Hij heeft ons geleerd dat:

     Ieder huisken heeft zijn kruisken;

     Ja, is er Godes kruisken niet,

     Zoo is 't ook Gods huisken niet.

 

Gelijk een appeltje gemeenlijk smaakt naar den boom, zoo weet hij ook dat het kind

     heeft een aardje

     naar zijn vaartje.

 

     Zooals de ouden zongen

     zoo piepen de jongen.

 

Hij predikt ons de naarstigheid aan, al dichtende:

     Een neerstige hand,

     Een sparende tand,

     Die nooden gasten

     Als luiaards vasten.

 

En lachen dat hij kan met de modezotten en met de pronkzieke juffers, die dragen

     Al op den arm

     niets in den darm.

 

Hij leert nog:

     Die een zot

     Trouwt om zijn kot

     Verliest het kot

     En houdt den zot.

     En wie een wijf

     Trouwt om 't schoon lijf

     Verliest het lijf

     En houdt het wijf!

 

Aan de trouwlustige meisjes geeft hij deze vermaning:

     Als de bruid

     Is in de schuit

     Lief schippertje, dan is 't vleien uit.

 

Vlijtige werkzaamheid past hun beter dan behaagzucht:

     Stikken, naaien, breien, spinnen

     Doen al menig penning winnen;

     En de kanten, net en fraai

     Die stoffeeren de schapraai.

 

Pater Poirters was zooals men ziet een vroolijke predikant, die zijne lessen in de echte volkstaal wist te gieten; is het te verwonderen, dat hij overal als vriend onthaald werd?

 

Adrianus Poirters werd geboren in 1605. Noord-Brabander van geboorte, werd hij, gelijk wij hooger zegden, Vlaming uit vrije keuze: hij trad bij de Jezuïeten binnen te Mechelen, in het proefhuis, dat eenige jaren later den jongen Diestenaar, den Heiligen Joannes Berchmans, onder zijne novicen tellen moest. Later was hij leeraar in de humaniora te Mechelen en te Maastricht en werd priester gewijd te Leuven. In 1640, toen de Jezuïeten in een bijzonder gedenkboek de werkzaamheden hunner orde gedurende de eerste eeuw van hun bestaan vermelden wilden, maakte hij voor die "Afbeeldinghe der eerste Eeuwe" een aantal gedichtjes, die flink waren uitgedost en getuigden van zijne "wondere lichtheid om alles op een zoetvloeiend rijmken te zetten". Zijn talent zou ongemeen vruchtbaar worden.

Meer dan dertig jaar oefende hij, met 'n buitengewonen bijval, het ambt van predikant uit te Leuven, Mechelen, Antwerpen en Lier; en in den tijd dien zijn drukke bezigheden hem vrij lieten, schreef hij zijne talrijke boekskens, die hem eene vooraanstaande plaats onder de Vlaamsche schrijvers zijn waard geweest. "Het Masker van de Wereld afgetrokken" (1645) telde meer dan dertig uitgaven. Daarop volgden: "Den Alderheyligsten Naem" (1647), "Het Duyfken in de Steenrotse" (1657), "Het Leven van de H. Rosalia" (1658), "Het Heyligh Herte" (1659), "Het leven van St. Franciscus Borgias" (1671), "Het Spiegelken van Philagie" (1673) en eindelijk "Het Heyligh hof van Keizer Theodosius", wat eerst na schrijvers dood verscheen. Pater Adrianus Poirters stierf te Mechelen in Juli 1674.

 

Als volksschrijver en volksdichter staat hij nevens vader Cats; en als zedelijke opleider zijner lezers en godsdienstige verkondiger der katholieke waarheid beslaat hij eene plaats, die in de twee vorige eeuwen door niemand geëvenaard werd. Tot in het merg der beenderen was hij immers doordrongen met de liefde Gods en de liefde tot zijn evennaaste, dien hij hooger verheffen wilde in de deugd en in de christelijke volmaaktheid. Wanneer wij Pater Poirters vieren, gaat onze hulde niet enkel tot den luimigen en schalkschen verteller en dichter, wiens pittige zegswijzen vol geestigheid steken, maar bovenal tot den godvruchtigen en diep christelijken volksvriend, die ons katholiek geloof en onze zuivere zeden tegen alle verraderlijke aanlokkingen dapper verdedigd heeft. Zijn naam moet in eere blijven; en het is wel daarom dat zijn Belgische ordebroeder, Pater Salsmans, en een afgevaardigde van Mgr. den Aartsbisschop van Mechelen, de Z.E.H. Kanunnik Vorsters, de onthulling van het Poirters-standbeeld te Oisterwijk met hunne tegenwoordigheid opluisterden.

Heerlijk is hetgeen hij geschreven heeft over den weergaloozen schat van ons geloof, dat in zijn tijd zoo vreeselijk door de protestantsche ketters aangevallen werd. En niemand misschien heeft met een innigere liefde dan hij gedicht over het Heilig Sacrament des Altaars en over den "Zoeten naam Jezus", die hem in alle wederwaardigheden des levens hulp en bijstand bracht. Meer dan twee eeuwen voor 't decreet van Pius X zaliger over de menigvuldige kommunie was hij er reeds een diep overtuigde voorstander van. Daar vond hij zijn "dagelijksch brood" gelijk hij zei; en het woord, dat de Heer eens na de kommunie aan een heilige Maagd toesprak, hoorde hij ook in zijne ziel weerklinken:

     Ik in u, en gij in mij

     Nimmer meer en scheiden wij!

 

Het is uit ganscher harte dat hij het volgende gebed opstelde:

     Wie zal mij geven, groote God,

     Dit zalig en dit hemelsch lot,

     Dat, eer mijn ziel van hier verscheidt

     Naar de onbekende eeuwigheid,

     En eer mij haalt de bleeke dood

     Dat ik door dit godzalig Brood,

     Door dezen Wijn ontslagen mag,

     Tot ik ontwaak ten jongsten dag,

     Wanneer door uw trompetgeschal

     Weer alle vleesch verrijzen zal.

     Ei! gun mij dan, na deze rust,

     De rust die eeuwig duurt vol lust!

 

De kloosterling, die dit schoon gebed nederschreef, had al zijn talenten den Heere toegewijd en ze tot meerder eer en glorie Gods gebruikt. Hij is in der waarheid niet verschillend van den snaakschen hekeldichter, die geheel zijn leven lachen deed met de gebreken zijner tijdgenooten, en met de ondeugden, die hij uitroeien wilde. Onze voorouders hebben veel pret gehad in koddige versjes als dit:

     Zoolang als 't verken is op stal

     Zoo baat het verken niemendal;

     Maar als 't gekeeld is, heeft men spek;

     En zoo zal 't gaan met onzen vrek.

 

Of met drollige grafschriften in dezen aard:

     Hieronder ligt begraven Jan Van der Scharen,

     Die stierf voor den noen om den kost te sparen.

 

Maar de kluchtigste zetten waren enkel op het goede berekend. En als Pater Poirters den dood zag naderen, dichtte hij zijn laatsten "Rijmsnik", die ons in het diepste van zijne ziel laat zien:

     O schoone zon en maan!

     O Hemel! O wanneer

     Zult gij bij ons eens zijn

     En wij bij Onzen Heer!

 

Zulke man moest herdacht worden; en hij heeft een standbeeld, dat nu in zijn geboortedorp prijkt, ruimschoots verdiend.