INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 15 oktober 1941

 

 

Uit den tijd van "De Wouwer"

 

Het woord vijver stamt dus van het Latijnsche vivarium. Of is de uitdrukking afstammen in dit en menig ander woordgeval niet al te gemakkelijk tot gemeenplaats geworden? Zou het niet aldus zijn, dat dit en dergelijke bijna gelijke woorden eenvoudig voortlevend van het eene geslacht op het andere en van het eene volk naar het andere door klankverwisseling verklankt en omgevormd zijn? Als dr. Weijnen dan ook spreekt van "afkomen" lijkt dat veel juister dan het veelgebezigde afstammen.

Bij het woord vijver is die omvorming en klankverandering al zeer bijzonder. Want, aldus dr. Weijnen, "het woord vijver heeft een merkwaardig doublet (dubbelganger) in wijer (dialectisch ook węr of weer) en wouwer. Ook deze twee woorden komen van het Latijnsche vivarium. En blijkens de w moeten ze dus al oud zijn, waarschijnlijk al van vóór de tijd van het christendom. Dat die tweede v (w) uit wijer verdwenen is, zal men beter begrijpen, als men er aan denkt dat naast ons nieuw of nuuw in oostelijk Noord-Brabant, en trouwens in heel oostelijk Nederland, w-loze vormen (als nij) voorkomen. Ook de uw in wouwer is best te verklaren. Zo wordt toch ook in een gebied rond Achtmaal en Zundert, Baarle-Nassau en Hilvarenbeek i.p.v. nieuw noew gezegd en in praktisch heel westelijk en midden Noord-Brabant nuuw. En men hoeft maar even aan woordparen als nu-nou of schuw, Brabantsch verschouwen te denken, om dan de ontwikkeling van vivarium tot wouwer te doorzien. Trouwens: in het Middel-Nederlands kwam wuwer voor.

Beide woorden zijn in ons taalgebied niet heel verbreid. Wijer komt in een zuidelijk stuk van de Meijerij voor en is mij verder uit Belgisch Limburg bekend (aldaar ook in eigennamen als Van de Wijer), wouwer werd mij opgegeven voor het oosten der Kempen en is blijkens onze kaart ook rond Tilburg in gebruik. Verder komt het voor in den plaatsnaam Wouweringen in zuidelijk Brabant. De eigenlijke Brabantsche vorm is dan ook wouwer. De 16e-eeuwse Antwerpse lexicograaf Kiliaen kent naast vijver alleen wouwer en wuwerkine, vijvertjes vind ik in Der Leken Spieghel van den middeleeuwsen Brabander Jan van Boendale, wijer is tenslotte meer een Limburgse vorm, die bij Duits Weiher (volgens Kluge Zwaabs en Beiers, maar niet Oostenrijks en niet Middelduits) aansluit.

De betekenissen zijn niet overal gelijk. Meestal is de betekenis: "vijver", "poel" (mijn zegsman uit Duizel definieerde het als ondiep water, te klein om een "ven" te heten), een plaats waar het schapenwassen voor het scheren placht te geschieden, en in Bergeijk bedoelt men er "moeras" mee, soms echter, bijv. in Hilvarenbeek, geeft men als betekenis op "een brede sloot". Ook is mij het woord in enkele plaatsen alleen uit de toponymie bekend, doordat er bijv. sprake is van de Bosscherweijerloop (bij Luiksgestel) of Weijereind (bij Reusel).

In Tilburg is het woord wouwer dus eigen, en speciaal van een bepaalden grooten sloot, welke dien naam als een eigennaam droeg. Tenminste in onze jeugd en omgeving sprak men nooit anders dan over "den" wouwer, als men bedoelde een echten Tilburgschen smeuďgen en van vet en olie bobberenden blauwsloot, die van de Nieuwen Dijk (Zwijsenstraat) liep naar den Ouden Dijk, waarin het groote klooster der eerwaarde zusters lag, iets verderop de smederij van Brekelmans en aan de andere zijde mooie tuinen uitkwamen o.a. die van het zg. kasteeltje, waarin vijftig, zestig jaar geleden achtereenvolgens woonden jhr. van Nispen tot Sevenaer, de familie Majoie en later de familie Bootsma. En aan de andere zijde van dien wouwer lag een gebouw, dat waarschijnlijk vroeger als kleine fabriek met woonhuis had gediend, waar toentertijd de drukkerij was van de Nieuwe Tilburgsche Courant. Er achter lag een sier- en moestuin voorzien van de best denkbaar tierende vruchtboomen, weelderige bewijzen van de groote waarde van het Tilburgsch fabriekswater. Ja, Tilburg zag er heel anders uit! Toen de N.T.Ct. in 1904 haar zilveren jubileum beleefde, heeft Flaneur zijn herinneringen opgehaald over dat veranderd aanzien:

 

"Tilburg was aan het worden van een aantal uit elkander gelegen gehuchten tot stad. De straten, die thans vast aaneengesloten rijen huizen vertoonen, waren voor een even groot gedeelte onbebouwd als met huizen overdekt. En dan nog, straten waren alleen de wegen, die van het eene gehucht naar het andere voerden - naar het Goirke, naar Korvel, naar Broekhoven, en zoo voort. Buiten die straten lag het open bouwland, en mijn jongens, die op de school van den heer Notermans waren - de Sint Deniesschool - hadden 's zomersavonds de aren der vlashalmen in hun kleeren zitten, die zij op de plaats waar nu een deel der Tuinstraat ligt, uit de korenvelden hadden geplukt om ze langs hun mouwen naar boven te laten kruipen. En mijn ega liet de waschvrouw het goed bleeken op een weide, die in de Stationstraat lag, terwijl m'n oudste jongen koolblaren voor zijn konijnen ging plukken in den moestuin van een mijner vrienden in de Heuvelstraat, en de heele bent "mulders" of meikevers ging schudden uit de beukenheggen van de Lange Pad.

De menschen ook waren vijfentwintig jaren minder ver. De "fabrieksmčskes" droegen nog allen Zondags hun mutskes met strikken en de moeders gingen met de zwarte "follies" naar de kerk of ook met de mantels, zooals de kantwerksters in Brugge ze dragen, met de groote kap met zijden franje, evenals de vrouwen op de eilanden der Azoren. De "meense" droegen nog witgeschuurde klompen als ze Zondags naar de "negenuren" mis gingen en naar het lof, en de jongens een bolle zijden pet, en voor een pijpke tabak zou geen werkman zich geschaamd hebben, zelfs op den Paaschdag.

Als dof de doodsklok klepte over de stad en de dreunende galmen in de harten trilden van allen, die een goeden burger gingen begraven - en heel de stad deed toen daaraan mede - hadden allen den lijkmantel om, wijl achter den dood allen gelijk wilden zijn in rouwgewaad. En als de armste der armen op het Heike werd ten grave gedragen - alleen die tijdens hun leven het ongeluk hadden gehad rijk te zijn, werden naar hun laatste verblijf gereden - en misschien twee menschen den lijkstoet vormden, dan was een der twee den heer Charles Knegtel, die den grooten zin van dat werk van barmhartigheid had begrepen, zooals ik nooit meer iemand zag. Ook hij is den weg van allen gegaan - maar dit wilde ik toch aan de menschen van thans, die het niet meer weten, als een hoog voorbeeld van naastenliefde verhalen.

En als het kermis was, gilden geen stoomcarrousels hun bespotting uit over de dwaasheid van het moderne publiek maar waren de kleinen blijde met vijf draaicenten voor den "mallemolen", waar ze zelf mededuwden als het moest, en waar men "mal" kon zijn zonder maar iets te verliezen van datgene, wat Hugo zoo heerlijk beschreef:

     Tous laissent quelque chose aux buissons de la route,

     Le troupeau sa toison et l'homme sa vertu.

Ja, ja, zooals het schaapken zijn wol in de struiken laat hangen, zoo de mensch zijn deugd langs zijn levensweg… en Tilburg heeft ook wel wat verloren van wat goed was…

De politieagenten heetten nog "veldwachters" en die droegen een stok en als het avond werd was het donker en duister in de straten, en werd er toch niet met messen gesneden. En groote lichtsprenkelingen zag men zelfs niet in de Heuvelstraat - maar hier en daar wakkelde in de kleine winkels een zedig gasvlammetje en als, eens op den avond, de winkeldeur openging, klinkelde een helder belletje aan langen veersteel en het bleef klinkelen heel de buurt ter waarschuwing, totdat de bezoeker reeds huizen ver was op den terugweg… En voor het huis van den heer van Roessel op de Markt stonden nog twee hooge boomen, en op de plaats waar nu de boterhal prijkt, speelde de vlugge jeugd "horentje". In de Phil kwamen sommigen nog in rok en rookten een gouwenaar, en sloeg soms in de kermisweek 's avonds een kregel lid de lampen met een biljartqueu stuk, dan was den volgenden morgen alles hersteld en wist Piet de kastelein van niets. De bals waren er nog bal en niemand vroor er dood. En op den directie-avond… neen maar, ik hoor onze jongelui van toen nog den heer Sola nazingen: "O du mein Esterleben…" Ik ken de melodie nog.

Zoo was het in Tilburg toen evenals nu het lenteweer de knoppen zwellen deed en in de graszoomen van den "Wouwer" op den Nieuwen Dijk schitterde al menig madeliefje. Naast dien Wouwer, die liep van den Nieuwen tot den Ouden Dijk en langs het "kasteeltje", lag een tuin, waarin stond de drukkerij van dit blad, dat toen in dien tijd verscheen en een belofte scheen voor de toekomst."

 

Tot zoover Flaneur, nu weer bijna veertig jaren geleden. De Nieuwe Tilburgsche Courant heeft ondertusschen het gouden jubileum ook over haar kant laten gaan, gelijk zooveel andere min of meer dramatische gebeurlijkheden. Tilburg is nog meer veranderd - een andere Flaneur zou er weer een ander beeld van kunnen schetsen. Het zou een beeld zijn van veel verandering en veel uitbreiding, maar voor het verleden zou het zich toch niet hebben te schamen. En daarom gaf de interessante wouwer-studie van dr. Weijnen in Brabantia Nostra een welkome gelegenheid tot het ophalen van oude maar nog niet vergeten historie uit een vredigen en vreedzamen tijd.

 

Mr. A.A.

 

 

P.S. Van bevriende zijde wijst men er ons op (wij ontvingen ook nog een anonieme briefkaart in denzelfden geest), dat de aanleiding tot onze opmerkingen over de ontleening van het woord vijver aan het Latijn op een drukfout berust. Inderdaad, als men op de bepaalde plaats leest "dan" in plaats van "aan" (wat dan foutief is) dan is de zaak eenvoudig genoeg, en schreef dr. Weijnen niets onduidelijks en nog minder "onzin", wat wij trouwens niet hebben gedacht.

 

Voetnoot redactie

De bewuste fout kunt u (zelfs twee maal) vinden in het ook op CuBra geplaatste "Een oud Romeinsch woord in Tilburg" (Het woord "wouwer" 1).