INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 31 december 1940

 

 

Distributie Gijn en Pijn

 

Het straatlied van 1914-1918*

 

 

In de jaren van de vorige distributieperiode verheugden wij ons in het bezit van een klein bundeltje straatliedjes, dat de miserie in die periode bezong. Na korten tijd was het boekje spoorloos verdwenen. Vaak hebben wij er naar terugverlangd en nu… het is niet hetzelfde bundeltje, dat thans op onze tafel komt gevallen met den titel, welke wij hierboven zetten, maar dan toch ook een verzameling van dergelijke liedjes, waaronder we eenige van de lang-vermiste weer aantreffen. De ouderen herinneren het zich nog wel hoe in ons land in den tijd van den vorigen oorlog het straatlied nog welig bloeide. Het werd geďntroduceerd door beroepsstraatzangers, die het voor een paar cent aan de menschen verkochten. Ze zongen het eenige keeren voor en dan had het publiek de wijs al te pakken. Zoo kwamen de "schlagers" in de wereld, welke nu de radio en de film brengen.

De versjes waren meestal nogal platte kreupeldichten doch onderscheidden zich vaak door een echten volkschen humor en namen meestal geen blad voor den mond. Omdat het alles gezegd werd met een lach of een traan, kon het in dien tijd nogal wat lijden. Vooral Minister Posthuma, die toentertijd met de voedselvoorziening belast was, moest het vaak ontgelden. Men luistert maar eens naar het volgende:

     Posthuma, Posthuma, 't is een schand,

     Want je bent de schrik van heel ons Nederland.

     Alles stuurde hij naar buiten,

     En wij kunnen nu naar alles fluiten.

     Zoo'n minister, dat in deze critieken tijd

     Ieder vraagt, hoe raken wij dien man nog kwijt.

     Minister Treub is eerst gaan ruimen,

     Posthuma kan men niet pruimen.

     Hij is de schuld van onze narigheid.

Ook andere ministers werden niet gespaard:

     Onze brave ministers Treupie en de Vries,

     Die houden zoo van werken, maar zelf doen ze niets.

     De een droomt van belasting op sigaren, suiker, thee,

     De ander houdt niet meer van het Nationaal Steuncomité.

     Hij roept met volle maag: Het volk wordt lui en traag.

     Hij heeft geen zorgen, hij heeft geen nood,

     Al gaat 't volk ook van honger dood.

     Geen steun, geen bikke wordt meer verstrekt,

     Als dat nog langer duurt, dan zijn we gauw verr….

Op de wijze van "Limburg's Dierbaar Oord" zong men o.a.:

     Waar de koe in 't malsche gras

     Naar de grens heen loeit,

     En haar kaas zoo geel als was

     Door de Maas heen vloeit,

     Waar de groote smokkelaar

     Van geen kommiezen hoort,

     Daar is mijn vaderland,

     Neerland's dierbaar oord.

In verschillende andere coupletten bezingt het vers nog meer mobilisatiemiserie en eindigt dan met de volgende uiting van vaderlandsliefde, waaruit wel blijkt, dat de critiek toch niet allemaal zoo serieus bedoeld was:

     Maar toch in den grootsten nood

     Blijf ik Neerland trouw.

     Ik zeg nog steeds tot in den dood

     Neerland houw en trouw.

     Al zitten we wat in den brand,

     Toch leven we ongestoord

     In ons dierbaar vaderland,

     Neerland's dierbaar oord.

Veel opgang maakte ook het volgende:

     Holland met je vleesch en groenten,

     Land van boter en van kaas,

     Met je uitvoer en consenten

     Langs den Rijn en door de Maas,

     Kon men heel veel geld vergaren,

     Smokkelde haast iedereen,

     Thans moet men het licht besparen,

     Daarom zingt nu iedereen:

En dan volgde het refrein:

     Juf, pas op je pitje,

     Want in Holland zit je

     Met een kaars of olielamp.

     Jongens wat een ramp,

     Door het vroege sluiten

     Sta je om elf uur buiten.

     Iedereen, die huilt zich dood

     om den kolennood.

Tegen de prijsopdrijvers werd ook te keer gegaan. Zie maar!

     Er waren weldra in ons land

     Verscheiden schurken bij de hand

     Om van de werkende klas

     Te plukken wat te plukken was.

     Ze sloegen de prijzen op,

     Voor een briefje van tien kreeg je acht pop.

     Zoo werd je bedrogen door je eigen natie

     In deze treurige mobilisatie.

In een versje dat "Protestlied van het uitgehongerde volk" werd genoemd, komt o.a. het volgende voor:

     Posthuma kwam op de proppen,

     Hij sprak heeren, ge hebt het mis,

     'k Vind, dat een vier ons waterbroodje

     Voldoende voor een werkman is.

     Neerland, o Neerland, daar is het royaal,

     Daar teren de menschen op hun vet allemaal.

     Vier ons waterbrood en een bord regeeringsrijst,

     Daar wordt een neutraal werkman

     In Holland mee gespijsd.

 

Het boekje biedt een heele collectie van soortgelijke poëzie. Ouderen kunnen er nog eens oude herinneringen uit opdiepen en de jeugd kan er uit leeren, dat het toen ook niet alles botertje tot den boom was. Een schrale troost overigens, maar in ieder geval toch een troost.

 

 

* Verzameld door D. Wouters. Uitg. Mij. Holland te Amsterdam.