Schepenen hadden naast een rechtsprekende ook
een bestuurlijke taak. Geen sinecure voor de
mannen die voor het overgrote deel noch
juridisch noch bestuurskundig geschoold waren.
Naast enkele andere functionarissen benoemde de
heer van Tilburg en Goirle elk jaar de schepenen
over onse heerlijckheden van Tilborg en
Goirle.
In de aanstellingsakte werden eerst de namen van
de vijf schepenen voor Tilburg opgesomd. De naam
van de eerstgenoemde schepen was de president
van de gehele schepenbank. Degene die als tweede
stond vermeld was de vice-president. Tilburg
leverde als grootste dorp van de twee altijd de
president en vice-president. Daarna werden de
twee schepenen voor Goirle in de akte vermeld.
Jarenlang vergaderden de zeven schepenen elke
maandag gezamenlijk over allerlei bestuurlijke
aangelegenheden. Daar waar nodig werden de
nodige besluiten genomen. Deze besluiten werden
resoluties genoemd. De drossaard woonde
meest van tijd de vergaderingen bij en deed mee
aan de besluitvorming. Mocht het nodig zijn, dan
konden er op andere dagen ook nog buitengewone
vergaderingen worden belegd.
Van de vergaderingen op zich zijn geen notulen
bewaard gebleven. De resoluties werden voor de
beide dorpen vanaf het jaar 1710 in
resolutieboeken opgetekend.
Door een akkefietje over het aanstellen van een
bode op Amsterdam [1] kwam er aan de
gezamenlijke vergaderingen in het voorjaar van
1714 een abrupt einde.
Tilburg had al van ouds her het privilege op het
vervoeren en bestellen van brieven, pakketjes en
geld. Zij konden daarvoor bodes aanstellen. Deze
bodes konden hun bevoegdheid aantonen met een
door de drossaard en schepenen afgegeven
aanstellingsakte.
Door het overlijden van één der bodes was er een
vacature ontstaan. Er waren meerdere personen
die deze vacature graag wilden opvullen. De
aanstelling van een nieuwe bode werd op 14 april
1714, tijdens de gezamenlijke vergadering van de
schepenen, onderwerp van gesprek.
Hoogstwaarschijnlijk wilden de beide Goirlese
schepenen Michiel Schaapsmeerders als nieuwe
bode naar voren schuiven, maar hadden de
Tilburgse schepenen liever een andere kandidaat.
President-schepen Matthijs Nieukerck en de vier
andere schepenen van Tilburg vonden, dat het
aanstellen van een bode een exclusieve
aangelegenheid voor de Tilburgse schepenen was.
Unaniem spraken zij uit, dat de schepenen van
Goirle hierover geen zeggenschap behoorden te
hebben. Uiteraard dachten de Goirlese schepenen
daar heel anders over. De Tilburgse schepenen
hielden echter voet bij stuk en vroegen aan de
drossaard om verder te mogen gaan met het
aanstellen van een nieuwe bode. Onder protest
verlieten de beide schepenen van Goirle
vervolgens de vergadering. De overgebleven
schepenen van Tilburg stelden hierop Nicolaes
Andriessen van Dijck als nieuwe bode aan. [2]
De onderlinge verhoudingen tussen de schepenen
van beide dorpen was dermate verstoord, dat de
schepenen van Goirle besloten voortaan
afzonderlijk over bestuurlijke aangelegenheden
te gaan vergaderen. De vaste vergaderdag werd
dinsdag en de drossaard was ook hier meest van
tijd bij aanwezig.
In deze samenstelling vergaderden de beide
schepenen en de drossaard voor de eerste keer op
17 april 1714. Vanaf deze datum werd een begin
gemaakt met het eerste resolutieboek van de
schepenen van Goirle. [3]
De eerste resolutie in dat boek betrof de
aanstelling van Michiel Schaapsmeerders als bode
van Goirle ! Deze actie viel totaal verkeerd bij
de Tilburgse schepenen en de sfeer tussen de
schepenen van beide dorpen verslechterde ziender
ogen. De Tilburgers vonden deze aanstelling
onrechtmatig, omdat uitsluitend Tilburg het
privilege van de post had. Michiel
Schaapsmeerders gooide ondertussen nog olie op
het vuur, door meermalen poststukken en
dergelijke voor de neus van Nicolaes van Dijck
weg te kapen.
De zaak liep zo hoog op, dat er door de regenten
van Tilburg een zaak werd aangespannen bij de
Raad van Brabant. De schepenen van Goirle
sloegen hard terug naar hun collega’s van
Tilburg, door te stellen dat zij de titel
schepenen van Tilborg en Goirle én het
gemeen schepensegel onterecht gebruikten.
Vanuit de Raad van Brabant werden twee
commissarissen afgevaardigd, die getracht hebben
een oplossing te vinden, door de schepenen van
Tilburg vijf bodes te laten aanstellen en die
van Goirle twee bodes. Deze zeven bodes zouden
dan bij toerbeurt de ritten moeten uitvoeren.
Omdat er na verloop van tijd geen consensus
tussen de regenten van beide dorpen werd
gevonden, trokken de schepenen van Tilburg hun
aanklacht bij de Raad van Brabant in. [4]
Vanaf 1714 vergaderden de schepenen van Tilburg
en Goirle uitsluitend nog gezamenlijk, indien er
een beslissing genomen moest worden over zaken
die de beide dorpen aanging.
De heer van Tilburg en Goirle zal ongetwijfeld
over het uiteengaan van de schepenen zijn
geïnformeerd en had zich bij de situatie
neergelegd. In zijn aanstellingsakte van de
schepenen voor het jaar 1717 benoemde hij naast
een president-schepen voor Tilburg ook een
president-schepen voor Goirle. [5]

Bron: (RAT)
Tilburg en Goirle OAA 104.2, nr.2
Zoals zo vaak zal religie de mogelijke oorzaak
van het conflict zijn geweest. Het Reglement op
de Politicque Reformatie schreef voor, dat
personen die een openbare functie bekleedden van
de Gereformeerde religie moesten zijn. Alleen
als er geen geschikte Gereformeerde kandidaten
beschikbaar waren, dan mocht de functie aan een
Rooms-katholiek gegund worden.
In die periode waren alle Tilburgse schepenen
Gereformeerd. Maar de twee schepenen uit Goirle
waren, om de reden hiervoor, vrijwel altijd
Rooms-katholiek. De door de Tilbugse schepenen
gewenste bode Van Dijck was Gereformeerd en de
door de Goirlese schepenen gewenste bode
Schaapsmeerders was Rooms-katholiek. De
Gereformeerden probeerden zich altijd boven de
Rooms-katholieken te stellen. Vandaar dat zij
hen wilden uitsluiten bij de besluitvorming over
een nieuwe bode.
Nieuwegein, februari 2018
John van Erve
[1]
In de protocollen
en documenten worden deze postvervoerders
meestal aangeduid met bode op Amsterdam.
Maar uit de aanstellingsakte blijkt, dat hun
bezorggebied veel groter is. Zij kregen namelijk
toestemming om post te vervoeren van en naar
Heusden,
Gorinchem, Vianen, Utrecht, Rotterdam, Delft,
Leiden, Tergouw [= Gouda], s'-Gravenhage,
Haarlem, ende alle andere plaetsen in
Hollandt leggende, verder van en naar
Maastricht, Luik, Keulen, Aken, Leuven, Brussel,
Tienen, Diest, Breda, s'-Hertogenbosch, ende
alle andere plaatsen.
[2]
(RAT) Tilburg en
Goirle Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810,
inv.2,
f.27r (4.4.1714)
[3]
(RAT) Goirle
Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810,
inv.nr.860
[4] (RAT) Tilburg
Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810,
inv.nr.2, f.42v (6-7-1715). Zie ook (RAT)
Tilburg Archief Dorpsbestuur Tilburg 1387-1810,
inv.nr.165
[5] (RAT) Tilburg
en Goirle Archief Dorpsbestuur Tilburg
1387-1810, inv.104.2 nr.2 |