Inleiding
Norbertus Franciscus (Nor) Heerkens leefde van 1906 tot
1991. Hij was een geboren Tilburger en woonde in zijn latere
leven onder meer in Hilvarenbeek, waar hij prins carnaval
was en waar hij uiteindelijk overleed. Hij volgde een
opleiding Nederlands aan de Rooms Katholieke Leergangen in
zijn geboortestad Tilburg, waar hij samen studeerde met
onder meer de iets oudere intellectueel Anton van Duinkerken
(1903-1968, pseudoniem van Willem Asselbergs), een van de
zogenoemde ‘katholieke jongeren.’ Heerkens was ook na zijn
studietijd nog met Van Duinkerken bevriend. Net als zijn
beroemdere schrijvende collega zette Heerkens zich in voor
de Brabantse zaak, onder meer bij de door de Tilburgse
geestelijke P.C. de Brouwer (1874-1961) gestarte organisatie
Brabantia Nostra (Brabant aan ons).

Nor Heerkens aan het einde van zijn leven, foto Ronald
Peeters. bron cubra.nl
Heerkens werkte als journalist bij de krant De Morgen
en het tijdschrift De Nieuwe Eeuw, beide uitgaven van
uitgeverij Helmond, waarover later meer. Hij was ook
werkzaam voor De Katholieke Illustratie.
In de Oorlog gaf hij het illegale blad De Uitkijk
uit, dat hij, nadat de Duitsers waren verdreven, enige
tientallen jaren wist voort te zetten, mede op basis van de
goodwill die hij genoot door zijn verzetswerk. Het blad werd
onder meer verspreid via leesportefeuilles.
Zijn grootste bekendheid genoot Heerkens als de auteur van
kinderboeken in de jaren dertig, die bekend stonden onder de
naam ‘Kwartjesboeken.’ Na de oorlog was hij ook de auteur
van romans voor volwassenen. Verder was hij actief als
kunstenaar en illustrator. Op het gymnasium had hij een tijd
het plan om later naar de kunstacademie te gaan, maar
uiteindelijk leek het bestaan als kunstenaar hem te onzeker.
Wel bleef hij beeldend werk maken gedurende zijn leven,
naast schilderingen, onder meer ook foto’s en
edelsmeedkunst.
In dit artikel komt de veelzijdigheid van Heerkens aan bod.
Wat voor man was hij en wat is de betekenis van hetgeen hij
heeft nagelaten?
Het tijdschrift ‘De Uitkijk’
Het kunstenaarschap vond Heerkens dus te onzeker. Dat zal
ook voor het dichterschap gegolden hebben. Heerkens schreef
als zeventienjarige gedichten, maar die kenden niet de
respons van zijn kwartjesboeken (al schijnt een uitgever een
bundel van deze jeugdsonnetten te hebben willen drukken).
Naar eigen zeggen schreef hij de kwartjesboeken in een week
tijd, in de avonduren na zijn reguliere werk.
In de eindfase (of mogelijk al vanaf het begin, daarover
bestaat onduidelijkheid) van de Tweede Wereldoorlog was
Heerkens bij het verzet en gaf hij het illegale blad De
Uitkijk uit, dat hij vulde met nieuwsberichten die hij
opving via de BBC-radio, een medium dat hij
waarheidsgetrouwer achtte dan Radio Oranje. Hij had er
speciaal een duur type radio voor aangeschaft.
Hij bleef het weekblad De Uitkijk tot in de vroege
jaren zeventig verspreiden. Hij schreef het naar verluidt
voor driekwart vol. Heerkens zelf zegt, nota bene in de
Telegraaf, over de reden van oprichting: ‘Je werd door
de Duitsers overspoeld met leugens. Daartegen kom je vanzelf
in verzet.’ De formule van het blad bleef ook na de oorlog
gericht op informatie die hij putte uit buitenlandse media.

Het bevrijdingsnummer van ‘De Uitkijk’, bron cubra.nl
Op het hoogtepunt waren en zo’n 70 duizend abonnees. In
totaal verschenen er 27 jaargangen totdat er faillissement
werd aangevraagd. De formule was toen uitgewerkt, mogelijk
omdat Heerkens niet met zijn tijd mee ging. Hij kwam in het
geweer tegen de tijdgeest. Hij zei er zelf over:
‘De mensen willen ook weleens iets rustigs lezen: geen sex,
geen porno. Blote vrouwen in mijn blad zou tegen mijn
principes zijn geweest. Er wordt als zoveel omlaag gehaald
en afgebroken, waar mensen zich aan konden vasthouden. Moet
je de mens nou ook helemaal ontmenselijken?’’
In het Nieuwsblad van het Noorden (waaruit ook
voorgaand citaat stamt) staat op 1 juni 1971, in een
artikel over het einde van het blad De Uitkijk het
volgende te lezen: ‘En Heerkens waarschuwt: dat het gevaar
van een hasjiesj-sigaret niet zozeer in die sigaret zit als
wel in het gezelschap waarin men die dingen rookt, want in
zo’n gezelschap zitten kwade elementen. Al die dingen als
sex, drugs en bepaalde moderne kunst kunnen de waardering
van Heerkens niet vinden.’ Hij vond dat kunst pas kunst was
als deze iets herkenbaars toonde. Hoewel Heerkens dus
klaarblijkelijk nogal conservatief was, zag hij niets in een
voortzetting van zijn blad door de ultrarechtse homohater
Max Lewin (1919-2001). In de Uitkijk stonden echter
wel degelijk reactionaire stukken, bijvoorbeeld van ene
Jasper Jaspersen (een pseudoniem) die zich tegen de
genuanceerde benadering van homoseksualiteit in de
Nederlandse media keerde: ‘Homoseksualiteit is nog altijd
een ziekte en het volk weet uit ervaring dat het helaas een
besmettelijke ziekte is.’
De formule van het gezapige blad (waarin echter ook voor de
bescherming van het milieu en het verhogen van het
minimumloon werd geijverd) was in de loop der jaren
hetzelfde gebleven en dus deels gebaseerd op nieuws uit
buitenlandse media. Heerkens zegt in de Telegraaf:
‘De Uitkijk was ongeveer nog het enige blad dat je rustig op
tafel kon laten liggen, als er kinderen in de buurt waren.’
Hoewel Heerkens vroeger het nazisme het gevaarlijkst vond,
was hij aan het einde van zijn leven ervan overtuigd dat het
communisme een veel grotere dreiging vormde (wat gezien de
koude oorlog geen opmerkelijke mening was)
Na het failliet van De Uitkijk had Heerkens niet
alleen meer tijd voor de plaatselijke heemkundekring in
Hilvarenbeek, maar kon hij ook enkele romans voltooien met
een sociaal bewogen strekking. Hoewel sociale bewogenheid
vaak niet tot optimisme leidt, vond Heerkens zichzelf
volgens een citaat uit de Telegraaf wel een optimist:
‘Ik ben een optimist. Buigen en niet breken, is mijn devies.
En overal zingen de vogeltjes’.
Kwartjesboeken
Deze positieve levensvisie hield misschien ook verband met
de persoonlijke successen die Heerkens gekend had. Hij was
een selfmade man, die een carričre als redacteur en
schrijver uitbouwde, aanvankelijk bij Uitgeverij Helmond.
Het archief van deze uitgeverij en drukkerij is helaas
verloren gegaan, nadat het bedrijf failliet ging in de jaren
tachtig, zodat Heerkens’ functioneren in de organisatie niet
in kaart gebracht kan worden.
In de crisistijd in de jaren dertig verschenen bij de
uitgeverij de reeds genoemde in volksmond als
‘kwartjesboeken’ aangeduide publicaties, die inderdaad 25
cent kostten en dus voor iedere beurs bereikbaar waren. Ze
werden op goedkoop papier gedrukt. Jeugdboeken kostten in de
tijd normaal gesproken minstens 1,50.
Het ging niet alleen om boeken voor jongens en meisjes, maar
deze zijn wel het bekendst gebleven, zo staat te lezen in
het Lexicon van de Jeugdliteratuur. In dat lexicon
vertelt W.A.F. Bekkers dat er in de periode 1932-1941 in
totaal 171 jongensboeken en 101 meisjesboeken in de reeks
van uitgeverij Helmond zijn verschenen.
Het boek
Amsterdam-Batavia in 24 uur van
Heerkens uit 1935 is het enige werk uit de serie waarin ook
een getekend portret van de schrijver is opgenomen, waaruit
de waardering van de uitgeverij voor werknemer Heerkens
spreekt. Van Heerkens’ kwartjesboek Met de Uiver naar
Melbourne waren dan ook 50.000 exemplaren verkocht.
Volgens Bekkers verdienden de auteurs weinig met de boeken.
Het is onduidelijk of Heerkens als werknemer van de
uitgeverij enigszins deelde in de winst.

‘Met de ‘’Uiver’’ naar Melbourne’ was een bescheiden
bestseller. Bron cubra.nl
Heerkens was redacteur voor jeugdboeken van Helmondse
uitgeverij en hij verzorgde ook de omslagen van 10 van de
boeken. In 1937 maakte hij de overstap naar de Spaarnestad
in Haarlem.

Portret door van Heerkens door Frans Mandos, bron cubra.nl
Veel van de auteurs van kwartjesboeken kwamen uit
Noord-Brabant, maar de reeks heeft geen specifiek katholieke
signatuur, alhoewel dat wel van de uitgeverij gezegd kan
worden. Met de kwartjesboeken werd ook een niet-katholiek
publiek bediend. Dit zinde het katholieke establishment niet
en de werken van Heerkens werd daar niet juichend ontvangen.
In een terugblikartikel in Trouw over Heerkens uit
1970 van Rimmer Mulder staat te lezen: ‘Enkele van die
boeken, die aanvankelijk de katholieke geestelijkheid niet
zeer welgevallig waren en niet voorzien werden van het in
dei kringen onmisbaar geachte keurstempel bereikten een zeer
hoge oplaag.’
Bekkers schrijft in het Lexicon van de Jeugdliteratuur
over Heerkens: ‘In veel verhalen spelen de crisis en
armoede van de jaren dertig een rol. De reacties van de
hoofdpersonen op de problemen lopen uiteen: er is een oproer
in de mijnen, men gaat stropen of smokkelen voor een
(bij)verdienste (bijv. Het Smokkelaarsnest van Nor
Heerkens uit 1937, een indringend verhaal over de
vertwijfeling van een werkloze), men ontwikkelt
vindingrijkheid, initiatief en doorzettingsvermogen.’

Het Smokkelaarsnest kende een deels katholieke thematiek.
Bron cubra.nl
In de kwartjesreeks verschenen ook andere politiek getinte
kinderboeken, zoals Onder de vaandels van Franco,
over de Spaanse burgeroorlog van Marc van Buuren uit 1936.
De kwartjesboekjes zijn in kringen van opvoeders en critici
nooit gezien als hoogstaande literatuur, toch hebben ze hun
impact op opgroeiende kinderen niet gemist. De bekende
dichter Gerrit Kouwenaar herinnert zich over het lezen in
zijn jeugd: ‘Zogenaamd verantwoorde kinderlectuur, mij door
mijn ouders geschonken op gezag van de erkende pedagogen van
het blad ‘’Het Kind’’ trachtte ik doorgaans tersluiks in te
ruilen voor de zeer goedkope, zeer spannende en zeer
ordinaire zg. kwartjesboeken, ongelooflijk voddig uitgegeven
jongensdetectives.’
Een andere literator, Bob den Uyl herinnert zich: ‘In mijn
jeugd heb ik alle zogenaamde ‘’kwartjesboeken’’-groot
formaat, slappe gele kaft, slecht papier- gelezen.’ Een
andere literator, Bert Voeten, had trouwens zelf (onder
pseudoniem) bijgedragen aan de inhoud van de kwartjesboeken.
Bekkers typeert de aard van deze kwartjesboeken als sociaal
en educatief. De inhoud bevatte volgens hem ‘vooral
spanning, fantasie en humor.’
Uitgeverij Helmond gaf verder onder meer de regionale krant
De Zuidwillemsvaart uit, de landelijke krant De
morgen en het katholieke opiniërende tijdschrift De
Nieuwe Eeuw. Voor de laatste twee media schreef Nor
Heerkens ook.
De kanonbal in de letteren
Heerkens verhuisde van Tilburg naar Helmond voor zijn baan
bij de uitgeverij, maar hij nam Tilburgse thematieken met
zich mee. Een van de bekendste Tilburgers in die dagen was
Jan Pijnenburg (1906-1979). Deze had de bijnaam ‘de
kanonbal’ en is mogelijk de bekendste wielrenner die Tilburg
heeft voortgebracht. Zijn wielercarričre bestreek de jaren
dertig en werd afgebroken door de Tweede Wereldoorlog. Deze
baanwielrenner is ook het onderwerp geweest van
kinderfictie. In de jaren dertig schreef Jaap Engelberts
twee op een jeugdig publiek gerichte boeken over Pijnenburg.
Ook Nor Heerkens schreef twee kinderboeken die losjes zijn
gebaseerd op de wielerheld: Kees de koning der zandbaan
en Zijn eerste zesdaagsche. De kanonbal was een soort
Tilburgse volksheld, die als een inspiratiebron gold.
Heerkens moet als mede-Tilburger hebben aangevoeld dat het
onderwerp Pijnenburg commercieel was. Hij was een tijdgenoot
en geboren in hetzelfde jaar als de wielerlegende.

Jan Pijnenburg (midden) in 1932, Regionaal Archief Tilburg
054422
De Tilburgse publicist Ed Schilders schrijft dat men in
Tilburg ondanks diens roem niet heel zorgvuldig omsprong met
de sportieve nalatenschap van Pijnenburg, die als andere
bijnaam ‘de pijn’ had. Pijnenburg was na zijn wielercarričre
eigenaar van enkele cafés in het Tilburgse, onder meer van
’t Buitenbeentje, dat nog steeds bestaat. Na Pijnenburgs
dood werd zijn sportieve nalatenschap op de zolder van het
café rucksichtslos vernietigd: Schilders: ‘Hier bevond zich
een compleet wielerleven. Verdroogde kransen, linten,
bekers, fietsen, truien, schoenen, broeken, dozen met
plakboeken en krantenknipsels. Roem en legendes tot in de
nok. Alleen de Pijn zelf was er niet. En zo is geschied. Wat
eens in Dortmund en Chicago, in Amsterdam en Tilburg bij
elkaar was gefietst aan lauweren en historie, verhuisde van
de zolder naar de vuilnisbelt.’
Vergeten (zoals Heerkens) is Pijnenburg in Tilburg echter
niet. Bij de Tilburgse uitgever teleXpress verscheen in
2003 een boek over Pijnenburg en dichter Albert Megens
schreef een ‘Ode aan de Pijn’
Wat valt er te vertellen over de beide kinderboeken uit 1933
en 1934 van Heerkens met een wielerthematiek?
Allereerst dat Heerkens zelf de omslagtekening van Kees,
de koning van de zandbaan verzorgde.

Ook de omslagillustratie van dit wielerboek was van de hand
van Heerkens, bron cubra.nl
De illustraties in het boek zelf zijn van de in Breda
geboren Charles Boost (1907-1990) die tevens Zijn eerste
zesdaagsche illustreerde. Boost droeg ook bij De
Uitkijk, al moest dat blad het niet van de illustraties
hebben.
Hoofdpersonage in beide boeken is Kees Vermeer. De verhalen,
beide ongeveer 150 bladzijden, zijn gesitueerd in het
toenmalige heden van de crisistijd: Kees’ vader is
werkeloos. In het eerste deel wordt een zandbaan aangelegd
waar Kees en zijn vrienden kunnen trainen en wedstrijden
houden. Het tweede deel culmineert in een overwinning van
Kees in een zesdaagse. De link met Pijnenburg is dat deze,
net als Kees, een succesvol baanwielrenner (met name in
zesdaagsen) uit het Zuiden van het Land was. De zandbaan
uit de titel moet wel in Tilburg worden gesitueerd. De
jongens die de baan bouwden, ‘de Zandhazen’ lieten zich
inspireren door een andere baan: ‘Rondom het zandbaantje in
den Besterd was het een gezellige drukte van jongens en
oudere menschen die stonden te kijken. De drie vrienden
wisten zich heelemaal naar voren te dringen en Kees, stond
met glinsterende ogen alles te volgen. ’s Jonge, wat was me
dat een tof baantje! Dat had ie nooit kunnen droomen dat dat
zo jofel kon zijn! ‘’Tof hč?’ ‘’En of, joh!’’ Op het einde
van De koning der zandbaan wordt de climax als volgt
beschreven. De eindstrijd van een wedstrijd op de nieuwe
baan gaat tussen Kees en Piet:
‘Dan, bij het ingaan van de zevende ronde schiet Kees hoog
in de bocht. Als een arend schiet hij neer, spant z’n rug
zoodat al z’n spieren trillen en onder oorverdoovend lawaai
springt hij meters en meters naar voren.
Piet Verstappen is los. Hij ligt vier meter achter en als
een razende begint Kees te jagen.
De Zandhazen beginnen als gekken te dansen. Ze schreeuwen,
brullen, roepen, grijpen elkander vast, het publiek wordt
aangestoken door hun enthousiasme en onder een orkaan van
gejuich suist Kees als een weerlicht zes meter vóór Piet
Verstappen over de eindstreep.
Koning der Zandbaan!’
In het vervolgdeel rijdt Kees zijn eerste zesdaagse in
Amsterdam, tussen in de wielerwereld grote namen als Jan
Pijnenburg, Cor Wals, Frans Slaats en John Braspenninkx (in
het boek ‘’den Brabantschen klepper’’ Braspenning genoemd).
Vanzelfsprekend wint Kees samen met partner Slaats zijn
eerste zesdaagse. Het levert passages op als ‘Nog twintig
minuten. Nog een kwartier. Daar springt Pijnenburg naar
voren, onweerhoudbaar, als een stampende locomotief’ en:
‘Met zijn allen zetten zij Pijnenburg na. Wals neemt over,
vergroot den voorsprong. Pijn neemt over, suist weg als een
pijl uit den boog en onder een lawaai dat de R.A.I. er van
schudde nemen zij een ronde achterstand terug.’
Het is de veilige wereld van het jongensboek, waarin de
sterkste en sympathiekste uiteindelijk (en vooral ook
volkomen terecht) wint, terwijl iedereen voor hem supportert
en men niets liever zou zien dan dat het hoofdpersonage
zegeviert. De ambitie van het hoofdpersonage is voor de
anderen immers het belangrijkst. ‘De Zandhazen’ zijn Kees’
paladijnen. Toch speelt jaloezie ook wel een rol in het
verhaal, met name in het eerste deel, als een zekere Klaas
Kees een gemene streek levert.

Illustratie van Charles Boost, bron cubra.nl
Net als Kees kwam Jan Pijnenburg, in het boek dus verslagen
door eerstgenoemde, niet uit een rijk milieu. Hij spaarde
volgens de legende als jongen in de jaren twintig zijn
racefiets bij elkaar door Kwatta-chocoladerepen te verkopen
op de tribunes van de TWEMbaan aan de Tilburgseweg in
Goirle. TWEM stond voor Tilburgsche Wieler en Motorbaan.

De Twembaan, Regionaal Archief Tilburg, 46687.
Brabantse
Illustratie, 1e jrg. 6.4.1927, p. 8.
Het huis der duizend likeuren
Deze wielerbaan is allang gesloopt, wat ook geldt voor een
andere markante locatie in het Tilburgse.

Aan de Sint Josephstraat 2 was lang een kroeg gevestigd. Het
café dat toen Het Huis der Duizend likeuren heette, werd
gesloopt in de jaren zeventig. Regionaal Archief Tilburg,
10390
Aan de Sint Josephstraat 2 (nabij de Piushaven) in Tilburg
was vroeger de artiestenkroeg het Huis der duizend
likeuren gevestigd. Deze kroeg werd in de jaren zeventig
gesloopt.
In 1956 was er een tentoonstelling van beeldend werk van
Brabantse journalisten te zien, met als titel ‘De klad in de
pers.’ Nor Heerkens was er ook vertegenwoordigd. De Schilder
Jos Zeegers schreef over de expositie een stuk in het
Eindhovensch Dagblad. Naast van Heerkens was er onder
meer werk van de Bossche kunstpaus Domien van Gent en de
Tilburgers Pierre van Beek en Cas van Gils te zien. Zeegers
ziet in Heerkens: ‘de veelzijdigste, maar ook
tegenstrijdigste van de groep. Als schilder is hij minder te
waarderen dan als fotograaf of kunstsmid. Als journalist
ligt hem de reportage welke te zien is in de buitengewoon
boeiende fotoreeks van ei tot kuiken. Het smeedwerk en de
schilderijen getuigen van het bovengenoemde dualisme. De
stoere eerlijkheid en grote vormen van smeedwerk (vuurmand
en schroeispaan) doen de gepeuterde aquarellen en olieverf
vergeten.’
Het zou niet de enige tentoonstelling van Heerkens zijn. In
1981 exposeerde hij in Hilvarenbeek schilderijen van
geboomte en bloemen.

Tekening van Heerkens uit zijn Hilvarenbeekse tijd. De
verdwenen
Gasthuishoeve in 't Laag Spul
. Regionaal Archief Tilburg, 54693
‘Zo’n industriestadje als Tilburg’
In Heerkens’ beeldend werk was minder ruimte voor sociale
thematieken, dan in zijn teksten, waaruit een sociale
bewogenheid spreekt.
Heerkens was niet alleen maar negatief over de
maatschappelijke ontwikkelingen na de Oorlog (denk aan zijn
opvattingen over seks, drugs en kunst). In Trouw zegt
hij in 1970: ‘De invloed van de roomse geestelijkheid is
niet meer zo groot als toen [in de jaren dertig, OR]. De
Brabanders zijn mondiger geworden, ze zijn niet meer
achtergesteld. In materieel opzicht kunnen we zien dat alle
mensen het nu veel beter hebben dan toen. De bittere
armoede, die in zo’n industriestadje als Tilburg onder de
arbeiders heerste bestaat gelukkig niet meer.’
Op dit ‘industriestadje’ gaat Heerkens in in zijn roman
De Wolwevers uit 1975. Het is een sociaal bewogen
vertelling met hoofdstuktitels als ‘Het ontwaken der slaven’
en ‘Baas in eigen huis’. Elk hoofdstuk begint met enkele
citaten, afkomstig van mensen variërend van de geëngageerde
Vlaamse schrijver Louis Paul Boon tot de katholieke
voormannen Schaepman en Ariëns. Ook de (relatief)
progressieve paus Leo xiii komt aan het woord die in zijn
encycliek zegt: ‘Het aantal arbeidsuren mag de krachten van
de arbeiders niet te boven gaan.’

‘De wolwevers’ verscheen bij uitgeverij Fontein. Bron:
cubra.nl
Heerkens pent in De Wolwevers passages neer over ‘de
hutten en krotten der miljoenen loonslaven, die van het
platteland naar de fabrieken der snel groeiende steden waren
getrokken. De nieuwe lijfeigenen van het tijdperk van de
voortuitgang. Hun leven bestond uit lange werktijden tegen
lage lonen. Vol honger en ziekten. Cholera, tyfus, pokken,
de witte pest. Een leven met armoe als de trouwe gezel van
de wieg tot het graf.’
De roman kent personages als Rosse Rien, Schele Teun, Pauke
de neus en Nillis d’n Pruver, wat De wolwevers geen
literaire connotatie geeft, wel een regionale. Heerkens
verzendt ermee de boodschap: dit is een volksboek.
Het boek leest deels als een betoog, eerder dan als een
gelaagd verhaal. Maatschappelijke ontwikkelingen worden
gethematiseerd (onder meer ook drugsgebruik) en vooral ook
de ondergang van de textielindustrie: ‘In de kringen der
wollenstoffenfabrikanten was er nog maar één onderwerp van
gesprek: het bankroet der familiebedrijven, die eens de
glorie waren van de nijvere stad. ‘’De schoonste van het
land’’ zoals hun vader fier en zelfbewust hadden gezongen.
Het ene vermaarde familiebedrijf na het ander moest worden
gesloten.’
Het boek bevat ook voor de Tilburgse lezer aardige couleur
locale, onder meer een herberg tegenover de Hasseltse kapel
speelt een rol. Er wordt gerept van een teeravond
(feestavond waarin een vereniging zijn saldo aan muntgeld
opmaakt): ‘Voor die teeravond was gewoontegetrouw een schaap
geslacht en door Sjaane Heeren volgens een oud recept van
het gild gebraden. Bij dat schapevlees werd een stevige pint
bier gedronken. Dat bier had de gildebroeders, voor het
merendeel thuiswever, die in de Hasselt en de Heikant
woonden, spraakzaam gemaakt. Zelfs Dirk Heeren [de
herbergier], die nogal gesloten van aard was. Dirk kende
alle inwoners van die twee herdgangen van aver tot aver.’
Van aver tot aver, betekent: van het ene geslacht op het
andere.
Als volksboek over de wolweverij toont het verhaal van
Heerkens iets van een verdwijnende mentaliteit.

Heerkens’ ‘De nieuwkomers’ was deels autobiografisch. Bron:
cubra.nl
Conclusie
Nor Heerkens is niet in een enkele zin te typeren. Hij was
sociaal bewogen (progressief zo men wil), maar
tegelijkertijd ook conservatief. Hij was kritisch op het
katholieke gezag, maar wel gelovig, wat blijkt uit een
passage als deze uit een interview in Trouw: ‘Ik voel
me verbonden met iedereen, die in de schepper gelooft, die
zo nederig is te erkennen dat er een begin gemaakt is. Wat
veel indruk op mij gemaakt heeft was dat de astronauten
tijdens de eerste vlucht rond de maan het scheppingsverhaal
voorlazen.’
Heerkens was een journalist en schrijver, maar vond ook
voldoening in het scheppen van beeldend werk. Hij was
financieel succesvol (de kwartjesboeken verkochten goed),
maar ging uiteindelijk failliet. Hij omschreef zichzelf als
een optimist (iemand die het goede in alles ziet), maar was
kritisch over sociale misstanden.
Het letterkundig oeuvre dat hij heeft achtergelaten is
vooral een bron voor cultuurhistorisch onderzoek naar de
mentaliteit van vroeger, eerder dan dat er literaire waarde
aan toegeschreven kan worden. Hoe het ook zij: Heerkens was
een markante figuur die zowel op regionaal als op landelijk
niveau (De Uitkijk) een rol heeft gespeeld in het
culturele landschap.
Met veel dank aan Ed Schilders van de website Cubra.nl, die
aan mij het onderwerp suggereerde en beeldmateriaal
aanleverde.
Geciteerde werken van Nor Heerkens
N. Heerkens, Kees, de koning der zandbaan (Helmond
1933)
N. Heerkens, Zijn eerste zesdaagsche (Helmond 1934)
N. Heerkens, De wolwevers (De Bilt 1975)
Secundaire bronnen
A. van den Akker ‘Drukkerij Uitgeverij Helmond overleefde
crisis dankzij Kwartjesboeken’ (2017) Brabantcultureel.nl.
J.A.F. Bekkers, De kwartjesboeken voor jongens en
meisjes. Een Helmonds initiatief (Helmond 2003)
J.A. F. Bekkers, ‘Kwartjesboeken’ in: J. van Coillie, W. van
der Pennen, J. Staal en H. Trom, Lexicon van de
jeugdliteratuur (1982-2014), dbnl.nl
K. van Kemenade, ‘Nor Heerkens. Een bijna vergeten schrijver
van spannende boeken’, Tussen paradijs en toekomst 41
(2022) , nr. 2, 11-15.
F. Oudejans, ‘Jan Pijnenburg’, (2017) Brabantserfgoed.nl
R. Peeters en E. Schilders, ‘Nor Heerkens’, De paap van
gramschap, cubra.nl
E. Schilders, ‘Jan Pijnenburg’,
www.cubra.nl
www.wikimiddenbrabant.nl/Nor_Heerkens
https://nl.wikipedia.org/Uitgeverij_helmond
Krantenbronnen via delpher.nl:
Y. Laudy, ‘Het is uit met de uitkijk’, De Telegraaf
21 mei 1971.
R. Mulder, ‘Nor. F. Heerkens. De solist van de Uitkijk’
Trouw, 13 juni 1970
J. Zeegers, ‘De klad in de pels’, Eindhovensch Dagblad,
18-02-1956
anoniem, ‘De mensen willen ook eens iets rustigs lezen’
Nieuwsblad van het Noorden, 1 juni 1971
anoniem, ‘De uitkijk verdwijnt niet zonder wanklank’, De
Volkskrant 24 mei 1971
anoniem, ‘Schrijvers als lezer, Bob den Uyl,’ De
Volkskrant, 26-04 1980.
anoniem, ‘Leesherinnering Gerrit Kouwenaar’
Het Rotterdamsch Parool
03-11-1956 |