August Commissaris (1897-1957) was een
geestelijke en historicus die met zijn populariserende
publicaties over geschiedenis bijdroeg aan de meningsvorming
over heden en verleden onder de schoolgaande jeugd en ook
onder volwassen lezers. Commissaris was leerling van en
later leraar op het klein-seminarie Ypelaar te Bavel/Nieuw
Ginneken.
Klein-Seminarie Ypelaar vervulde een
belangrijke rol in het leven van Commissaris
Brabant-Collectie, Tilburg
University
Commissaris, geboren in Rucphen en
gestorven in Roosendaal, leidde een teruggetrokken leven dat
door de schrijver B.A Vermaseren met de kwalificatie ‘zonder
rimpelingen’ is omschreven. Zijn maatschappelijke
uitlaatklep vond Commissaris in zijn publicaties, waarin hij
onder meer een katholieke visie op het verleden ontvouwde.
Zijn stijl is toegankelijk: de lezer wordt niet weggejaagd,
maar de tekst ingetrokken.
In wat volgt ga ik in op Commissaris’
visie op de Brabantse geschiedenis in zijn boeken over de
katholieke emancipatie. In hoeverre bedient Commissaris zich
van retoriek en is er in zijn teksten sprake van nostalgie
of van zijn tegenhanger, antinostalgie?
Het ‘arme Brabant’: een zwarte
legende?
Het verhaal over het ‘arme Brabant’ dat
als Generaliteitsland een ondergeschikte positie in het
Nederlandse bestel had en door protestantse Noorderlingen
zou zijn uitgebuit, komt duidelijk naar voren in de teksten
van Commissaris. Hij stond niet alleen in deze beeldvorming
over armoede en achterstelling, die ook blijkt uit een
publicatie als Gerard Knuvelders Vanuit Wingewesten
of uit het beeldend werk van Vincent van Gogh. In zekere zin
is er sprake van een ‘zwarte legende’ (een term die normaal
gesproken wordt gebruikt om het vroeg-moderne vermeend
‘wrede’ Spanje mee aan te duiden), omdat de botte wreedheid
van de protestanten jegens de Brabantse katholieken flink in
de verf wordt gezet.
Generaliteitsland Brabant op een
achttiende-eeuwse kaart.
Brabant-Collectie
Commissaris gaat ver in zijn retoriek.
Hij schrijft: ‘De erbarmelijke toestand der katholieken in
de Republiek was dubbel erg in Brabant. Bij de gewone
verdrukking in zake godsdienst –een verdrukking die in het
nagenoeg geheel katholieke Brabant nog schrijnender gevoeld
werd- kwam de plaag der uitermate zware belastingen,
de plaag der vreemde ambtenaren en de plaag der
oorlogen: plagen die het Brabantsche volk in de
bitterste armoede hebben gedompeld.’ Hij heeft het over
een schrikbewind en een ‘sprinkhanenplaag der vreemde
ambtenaren’ die zorgden voor ‘verwoestingen,
brandschattingen, requisities’ die Brabant uitmergelden
‘tot op het gebeente’. Commissaris’ teksten bevatten tal van
hyperbolische uitroeptekens die moeten uitdrukken dat hoe
erg de onderdrukking was en hoe nodig het was dat er
veranderingen in de situatie kwamen in de negentiende eeuw
want daarvoor heersten ‘inbraak, knevelarij, brand en
doodslag’ ‘van dorp tot dorp’ door wat door Commissaris
‘militair gespuis wordt genoemd .
Mythische voorvaderen
De historicus Albert van der Zeijden
stelt dat Commissaris in zijn werk ingaat op ‘mythische
voorvaderen’ van de katholieke emancipatie in de negentiende
eeuw, zoals de schrijver Alberdingk Thijm, de
priester-politicus Schaepman en de historicus Nuyens. Een
voorbeeld van een invloedrijke Brabander in het werk van
Commissaris is bisschop Joannes Zwijsen (1794-1877) die door
Commissaris ophemelend ‘de man der voorzienigheid’ wordt
genoemd. Hij prijst Zwijsen om de band die hij smeedde
tussen Oranje, natie en katholicisme, en ook om zijn
organisatorische kwaliteiten en zijn rol in het vormen van
katholiek onderwijs. Commissaris noemt Zwijsen ‘den man van
der rassche, kloeke, koene daad’, een ‘rijk-begaafde
molenaarszoon’ en een ‘eminenten herder’. Neutraal klinkt
het niet. Hier wordt inderdaad en mythische voorvader van
katholieke en Brabantse emancipatie neergezet.
Bisschop Zwijsen door J.P. Tesson.
Brabant-Collectie
Commissaris gaat in op de Brabantse
pogingen om een meer volwaardige positie in het Nederlandse
bestuurlijke bestel te krijgen. Hij heeft het over de Franse
periode als bepalend en schrijft daarover: ‘Als goede
katholieken waren de Brabanders geen revolutionairen. Maar
is het te verwonderen, dat ze zoo waren ingenomen met
sommige leuzen der revolutie, als die voor hen een middel
kon zijn om een eind te maken aan het schandelijk onrecht?’
Het planten van een vrijheidsboom in
Klundert in de Franse tijd. C. Bogers, J.Buys. 1793,
Brabant-Collectie
Commissaris schrijft dat de Brabanders
eerst werden afgescheept met ‘zoete woorden en mooie
beloften’, maar dat de emancipatie van Brabant onder meer
onder leiding van de Tilburgse fabrikant Pieter Vreede (een
protestant overigens) uiteindelijk toch gestalte kon
krijgen. Commissaris prijst ook de rol van koning Willem II
vanwege zijn ‘zeer billijke plannen en maatregelen’.
|
|
Pieter Vreede is nog altijd
een bekende naam in Tilburg. door R. Vinkeles.
Brabant-Collectie
|
De rol van Koning Willem II
wordt gevierd door Commissaris. Litho van C.W.
Mieling. Brabant-Collectie |
Conclusie
De geschiedschrijving van Commissaris
is sterk betrokken bij het onderwerp, waardoor deze niet
neutraal overkomt . Dat blijkt ook al aan de titel van zijn
boek Van toen wij vrij werden. Het gaat om een
verslag met een emancipatoire bedoeling. Het ‘wij’ uit de
titel toont de verbondenheid van de schrijver met de andere
katholieken. Zijn grimmige verwoording van de al dan niet
vermeende uitbuiting van het Zuiden is een vorm van
antinostalgie: Commissaris zet een beeld neer van diep
trauma en diepe vernedering van de Brabanders.
De periode waarin zij zich uit deze
achtergesteldheid zouden hebben los geworsteld in de
negentiende eeuw wordt in ophemelende bewoordingen
geschetst. Bisschop Zwijsen, koning Willem II en ook Pieter
Vreede worden sterk positief gewaardeerd; zij zijn mythische
voorvaderen van de Brabantse emancipatie die in een
nostalgisch licht worden geplaatst: dergelijke mannen zouden
ervoor hebben gezorgd dat Brabant zich van het juk van het
Noorden kon bevrijden.
Van der Zeijden noemt in een weergave
van de visie van de historicus Carpenter als mogelijk
retorische instrumenten in geschiedschrijving:
‘vertelinstantie, verhaalperspectief (focalisatie), verhaal
opbouw (volgorde), ritme, personages, plaats,
gebeurtenissen, tijd en het gebruik van stijlfiguren’.
Dergelijke retorische hulpmiddelen gebruikt Commissaris ook.
Zo hijst hij bepaalde personages in de emancipatiestrijd op
het historische schild en identificeert hij zich sterk met
het katholieke volksdeel (‘wij’). Zijn beschrijving van de
ontwikkeling van het arme Brabant tot een meer trots Brabant
is retorisch opgebouwd. De lezers worden aangespoord te
denken dat er veel werk is verzet, dat ook zeer nodig was,
waardoor de geschiedenis kon uitmonden in een soort happy
end, wat blijkt uit Commissaris’ boektitel Van schuilkerk
tot kathedraal. Vanuit een onderdrukte, zich verborgen
en gedwee houdende groep werden de katholieken en de
Brabanders volgens Commissaris een groep die trots was op
het eigen verleden, een trots die bijvoorbeeld bleek uit het
bouwen van tal van neogotische kerken, in een stijl die
aansloot bij de middeleeuwse Bossche Sint Jan, die weer
kathedraal genoemd kon worden. Na vernedering was
zelfvertrouwen ontstaan.
Literatuur
A. Commissaris, Van toen wij vrij
werden. Deel een twee. Van schuilkerk tot kathedraal
1795 tot 1853, Van vrijheid naar gelijkheid 1853 tot 1903
(Groningen/Den Haag 1929)
A. Commissaris, De Geschiedenis van
de emancipatie der katholieken in Nederland van 1795 tot
1903 (Groningen/Den Haag 1931)
B.A. Vermaseren, ‘Levensbericht. August
Commissaris’, Jaarboek van de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde 1960
https://www.dbnl.org/tekst/_jaa003196001_01/_jaa003196001_01_0004.php
A. van der Zeijden, Katholieke
identiteit en historisch bewustzijn. W.J.F. Nuyens
(1823-1894) en zijn ‘nationale’ geschiedschrijving (Hilversum
2002) |