INHOUD RIETER
CUBRA HOME

 

©

Olivier Rieter & Stichting Cultureel Brabant 2022

 

 

Olivier Rieter

De Brabantse Anton Pieck?

Over de nostalgische kunst van Jan Strube

 

Brabants boereninterieur omstreeks 1900. Brabant-Collectie, Tilburg University

 

De kunstenaar Jan Strube (1892-1985 ) werd door de literator Bert Voeten omschreven als een schilder ‘met ’n diepen zin voor traditie en ambachtelijkheid.’

Strube was een geboren Amsterdammer (met voorouders uit Duitsland) die zich voor de liefde in Noord-Brabant vestigde en die Brabantse thematieken in zijn kunst verwerkte. Strube werd in zijn wens kunstenaar te worden gesteund door zijn ouders en volgde een kunstopleiding aan de voorloper van de Rietveldacademie. Zijn vrouw Dina Bogers kwam uit Leur (nu deel van Etten-Leur). Ze woonden als gezin wisselend in Amsterdam en in Noord-Brabant. In 1929 kwamen ze voorgoed naar het Zuiden, een verhuizing naar een destijds minder bloeiend cultureel klimaat, wat Strubes carrière heeft bemoeilijkt, maar die wel het Brabantse karakter van zijn werk heeft bepaald.

Mogelijk uit heimwee van Dina, keerde het gezin (er waren twee dochters) terug naar hun houten huisje nabij het Liesbos (omgeving Breda), waar ze eerder al hadden gewoond.  Dina weefde wollen kleden en kussens, die ze verkocht om het schamele gezinsinkomen aan te vullen. Ook was ze actief met het spinnenwiel. Ze zou overlijden in 1966.

 Tijdens de Duitse bezetting was Strube aangesloten bij de Kultuurkamer. Hij ontwierp in deze periode ook een bruinrode postzegel van een paardenkoets, bereden door een koetsier met hoge hoed. Strube kwam destijds ook met nog enkele andere, afgekeurde ontwerpen voor de PTT.

Er waren in de loop der jaren meerdere exposities van Strubes werk. Op zijn negentigste verjaardag werd er in galerie de Pomp in Princenhage nog een laatste tentoonstelling gewijd aan Strube, die tot op hoge leeftijd bleef werken en mede productief was omdat hij om zes uur in de ochtend al aan het werk ging.

Volgens zijn biograaf Anton Joosen streefde Strube kunst voor het volk na: ‘Volkse taferelen en herkenbare onderwerpen. Alledaagse dingen, zoals het leven in de stad of op het platteland. Markten, kermissen, werken op het land, stillevens, oude boerderijtjes, stille straatjes.’ (5)

De hard werkende en sober levende Strube, die ook tekenles gaf, maakte olieverfschilderijen, tekeningen, houtsneden en deels met de hand ingekleurde litho’s (steendrukken). In wat volgt ga ik in op enkele litho’s van Strube die zich bevinden in de Brabant-Collectie van Tilburg University. In hoeverre is zijn ze nostalgisch en wat zijn de overeenkomsten en verschillen met Strubes tijdgenoot Anton Pieck?

 

Thematieken, stijl en kleurgebruik

Strube beeldde graag het Brabantse boerenleven uit, zoals dat in de vroege twintigste eeuw aan het verdwijnen was of al was verdwenen. In het boek van Anton Joosen over Strube typeert Joosen diens boereninterieurs als volgt: ‘Met grote precisie tekende hij zeer gedetailleerd, steen voor steen de boerenschouwen, de veelkleurige plavuizen en de attributen, zoals borden, koffiemolens, ketels, lampen, spekhaken en wat dies meer zij.’ (45)

Strube, die zelf zijn litho’s afdrukte, toont het eenvoudige boerenleven in grijze, beige en bruine kleuren. De kleuren zijn gedempt, wat de litho’s een uniform karakter geeft. De mensfiguren in zijn litho’s en schilderingen zijn vrij karikaturaal. De genoemde schrijver en journalist Bert Voeten schreef erover: ‘Deze menschen zijn geen dégenerés. Maar men mag ook niet van den schilder verwachten dat hij er de modellen van een schoonheidswedstrijd van maakt.’

Er gaat een sobere rust uit van Strubes depicties, al spreekt Voeten juist van ‘heftig psychisch leven,’ waarmee hij niet de hier getoonde litho’s kan bedoelen.  Het is deze rust die deze litho’s een nostalgisch karakter geeft. Ze drukken een niet complex leven uit, ver weg van stadse jachtigheid en moderniteit. Zo weet Strubbe over het eenvoudige, niet welvarende boerenleven, een romantisch waas te plaatsen.

Strube behoorde tot de, mede door hem gestarte, kunstbeweging van de ‘Populisten.’ Maarten Jager schreef er op 12 juni 1981 in de Telegraaf het volgende over, naar aanleiding van een tentoonstelling in de Markiezenhof in Bergen op Zoom: ‘De ‘’Populisten’’ wilden door middel van een vertellende schilderkunst de kloof tussen kunstenaar en publiek overbruggen. Zij hadden een voorkeur voor alledaagse onderwerpen, zoals straattaferelen, markten en kermissen en het leven op het platteland. Vanwege het anekdotische karakter van hun ‘’stads- en dorpsnovellen werd het ‘’populisme’’ wel ‘’prentenboekenstijl’’ genoemd.’

Strube was ook voor hij zijn vrouw ontmoette al gefascineerd door Noord-Brabant. Hij zegt er zelf in gesprek met heemkundige Herman Dirven over: ‘Brabant heeft mij vanaf de eerste keer dat ik ermee kennis maakte geweldig aangetrokken; voor mij was het een tegenstelling van het ronde Zuiden tegenover het platte Noorden; het was hier romantischer, vooral in vergelijking met het nuchtere Noorden.’ Hij zegt over de Brabanders die hij afbeeldde, dat die het materieel misschien niet goed stelden, maar geestelijk wel: ‘…ik wil het ook gaarne zeer geestelijk zien, en dan moet ik zeggen dat deze Brabantse mensen leefden binnen een patroon van geborgenheid en kerkelijke zekerheid zoals zij dat kenden; en dat ze in hun eenvoud en onbekendheid met de rest van de wereld dikwijls zeer gelukkig waren. Onderdanigheid of kruiperigheid kenden deze mensen niet, ze waren tevreden en eenvoudig, en daarom protesteerden ze niet.’ Het gaat Strube dus om het in beeld brengen van mensen die met weinig al tevreden waren, geen sociaal activisme ontplooiden. Strubes gedachtengoed kan dan ook als conservatief worden aangemerkt.

Dirven schrijft over de kunstenaar: ‘Zo zegt Strube dat hij het hoofdzaak vindt, dat iemand van binnenuit tevreden is en dat belangrijker acht dan b.v. rijk zijn, dit ook kan laten zien in zijn gelaatsuitdrukkingen, in zijn gehele manier van lopen, enz.. En dat moet volgens Strube een kunstenaar weten te pakken en vast te leggen.’

 

Met weinig al content? Brabant-Collectie Tilburg University

 

Anton Pieck: overeenkomsten en verschillen

Het is de genoemde ‘’prentenboekenstijl’’ die een vergelijking met de veel bekendere Anton Pieck oproept. Ook Pieck had veel zorg voor details. Bij hem waren detail, decoratie en ornament geen bijzaak maar hoofdzaak; het bieden van pittoreske plaatjes was Piecks hoofddoelstelling. Pieck wordt niet zonder reden een nostalgisch kunstenaar genoemd. Hij toonde hoe het vroeger zou zijn geweest, nadrukkelijk zonder sociaal onrecht en ellende op de voorgrond te plaatsen. Zijn werk is net als dat van de populisten anekdotisch, eerder dan gelaagd. Ook Pieck wil toegankelijke kunst bieden.

Op de aan Strube gewijde website http://janstrube.org wordt een kanttekening geplaatst bij de overeenkomst tussen hem en Pieck: ‘Over het brede geheel laat Strube zich toch echt niet met Pieck vergelijken. In een overzichtstentoonstelling zou het verschil tussen beide kunstenaars onmiddellijk naar voren springen. Jan Strube zou veelzijdiger overkomen met zijn talrijke stillevens in olieverf en zijn typische Brabantse litho’s in zijn onmiskenbare stijl. Anton Pieck is daarentegen onbetwist de man van de negentiende-eeuwse prentbriefkaarten, posters, kalenders en niet te vergeten zijn sprookjesachtige Eftelingcreaties.’’

Het fantasievolle element ontbreekt inderdaad bij Strube, zo lijkt het, dat paste niet bij de alledaagsheid die hij wilde uitdrukken. Strube bracht zeker ook niet-Brabantse locaties in beeld (zoals Parijs), maar het grootste deel van zijn werk heeft toch een Brabantse thematiek. Dit is anders bij Pieck, die via de Efteling wel een band heeft met Brabant, maar die niet als Brabants kunstenaar kan worden aangemerkt.

 

 

Brood bakken, 1931. Brabant-Collectie, Tilburg University // Boerenerf. Brabant-Collectie, Tilburg University

 

Conclusie

Strube was geen groot kunstenaar, in die zin dat hij een vernieuwende stijl hanteerde of gewaagde onderwerpen koos. Er zit geen diepere betekenis verborgen achter zijn kunst; hij wilde vooral toegankelijk zijn. Strube was een conventioneel figuratief schepper. Zijn mooiste werken zijn misschien zijn stadsgezichten van Breda, die met hun oog voor detail de sfeer ademen van het werk van Pieck, met hun oog voor het pittoreske. Men zou deze litho’s ook kunnen vergelijken met de etsen die Hendrik de Laat van Den Bosch maakte.

            Jan Strube kan in die zin de Brabantse Pieck worden genoemd, dat hij net als Pieck een ‘’prentenboeken’’-stijl hanteerde, met veel zorg voor details. Er gaat uit het werk van beiden een rust uit van een voorbij tijdperk. Allebei zijn ze puur figuratief, wars van het experiment. Allebei kunnen ze als nostalgische scheppers worden aangemerkt, die aansluiten bij de ambachtelijkheid van het verleden. Door in te zoomen op de details ‘nostalgiseert’ Strube; de vreugde om het minste detail past bij de genoemde ambachtelijkheid; bij een kunstbenadering ‘van vroeger’, geheel los van vernieuwingslust en abstracte vormen. Strube sluit met zijn werk aan bij de vermeende arbeidzaamheid en eerlijkheid van de gewone mensen, de gewone Brabanders, bij conservatieve morele waarden ook. De avantgarde komt nergens langs in zijn litho’s en zijn andere scheppingen

            Waar de door het Dickensiaanse Verenigd Koninkrijk gefascineerde Pieck, in zijn werk voor de Efteling en voor sprookjesboeken, het pad van het realisme (maar niet van het pittoreske) echter nadrukkelijk verliet, bleef Strube (op enkele sprookjesachtige voorstellingen na) trouw aan zijn visie om vooral het alledaagse leven te  willen afbeelden. Hij bood alledaagse nostalgie, terwijl Pieck juist ook oog had voor het onalledaagse.

 

 

Grote Kerk Breda, Brabant-Collectie Tilburg University // Grote kerk Breda. Brabant-Collectie, Tilburg University.

 

Bronnen

Herman Dirven. ‘De schilder Jan Strube’, Hage nr. 11, september 1974, 6-10.

Maarten Jager, ‘Populisten brachten kunst voor het volk’, Telegraaf, 12 juni 1981.

Anton Joosen, Het leven en werk van Jan Strube (1892-1985) (Prinsenbeek 2007)

Peter Nissen, ‘De folklorisering van het onalledaagse’, oratie Tilburg 1994.

Bert Voeten, ‘Het werk van Jan Strube. Schilder met ‘n diepen zin voor traditie en ambachtelijkheid’, Dagblad van Noord-Brabant, 21-11-1941.

https://janstrube.org

https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Strube