CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 20 december 1933

 

Folklore 5

 

De Atlas der Nederlandsche Volkskunde - welke in voorbereiding is - bedoelt te brengen een nauwkeurige inventarisatie van het nog aanwezige folkloristische materiaal. De folklorist D.J. van der Ven heeft daarover op den Tilburgschen volkskunstavond, vorige week Maandag, de belangstelling van velen gevraagd. Wanneer de samenstellers in Brabant aan 't verzamelen gaan, vooral op 't stuk der etymologie (volks- en woord-etymologie) (1), dan staan hun zeker wel de noodige gegevens ten dienste. Vooral dank zij de vele moeiten, die dr. Cornelissen zich heeft gegeven. En die weer geput heeft uit verschillende, met naam genoemde oudere bronnen.

Hoezeer overigens in onderscheidene kringen voor de folklore belangstelling bestaat, bewijst 'n paar aardige brieven, welke ik mocht ontvangen. Daaruit blijkt duidelijk hoe ook in onze eigen omgeving personen worden gevonden, die, uit pure liefhebberij, gegevens op dit stuk bijeen garen. Het zij mij vergund de moeite mijner briefschrijvers te beloonen - bij wijze van entre-acte - met openbaarmaking van het voornaamste uit hunne inderdaad belangrijke opmerkingen.

 

De eerste is in 't Veer geboren en zijne voorouders kwamen er ook vandaan. Toen hij in de negentiger jaren der vorige eeuw hier ter stede "op den winkel" kwam, plaagde men hem reeds met "de moord van Raamsdonk". Dat bracht hem er toe bij grootvader, die in 1799 op 't Veer geboren was, 'ns te informeeren wat er nu eigenlijk van die misdaad aan was. Grootvader, naast andere oudere familieleden echter, hadden er nooit van gehoord! Zou mijn Maasbode-collega, die het Belgische Raemsdonck doodverfde als het oord waar de "dichter" stof voor zijn vermaard epos vond, toch gelijk hebben?

 

Maar nu over den scheldnaam: fant. Daarover geeft mijn briefschrijver de volgende, ietwat vermakelijk-geestige lezing: Op zekeren dag, in den zomer, stond bij ons op 't Keizersdijk een man tegen een boom te hangen of te luieren. Daar komt een vreemdeling voorbij, uit de richting Gorcum - eenig vervoermiddel was er toen nog niet - en die vraagt den weg naar Oosterhout. De Veerman zegt niets, steekt zijn rechtervoet vooruit en wijst den vrager zóó den weg naar Oosterhout. "Je lijkt wel een olifant, die stom is", moet de vreemdeling toen gezegd hebben. En vandaar het woord "fant". Onder die omstandigheden zou "fant" het best te etymologiseeren zijn als: luiaard in 't kwadraat.

 

Wat den vechtlustigen aard der Veerenaren belangt, merkt mijn briefschrijver op: Ja, dat is waar. Schippers en polderjongens. En 't vrouwvolk was al net zoo beroerd. Was er in Geertruidenberg, Made, Drimmelen, Dussen, de Hang, Waspik of Oosterhout kermis, dan was 't Veer vertegenwoordigd. In dien tijd (2) werd in de herbergen veel bier getapt op kruiken (3) en die waren er in een minimum van tijd 300 à 400 weggeslingerd.

Den meesten hekel hadden ze (de Veerbewoners) aan een "Bergenaar" (dat was een ingezetene van het aangrenzende Geertruidenberg (4). Die durfden er niet op het Veer te komen. Alleen tot de brug en dan scholden ze:

     De fanten loopen langs de kanten

     Om een vischje te stroopen,

     En dat in Geertruidenberg te verkoopen.

Waarop de "fanten" terugnijdigden:

     Bergsche gretten, (St. Geertrui)

     Wat wij niet lusten

     Moeten gullie vretten.

Schrijver doet hier onbewust een andere verklaring aan de hand van het woord "gretten" of "grèèten", waarvoor dr. Cornelissen, op gezag van L. van Miert, deze beteekenis aan geeft. Grèèten: iemand die goed bekend is met de historie der stad. En wellicht houdt het woord ook eenig verband met "gretig", vermoedt dr. Cornelissen. In de etymologie van v. Dale heet gretigheid ook gulzigheid. Die beteekenis kan het ook hebben in het spotrijmpje van mijn briefschrijver. Deze zelf acht 't blijkbaar een verbasterde afleiding van het woord "St. Geertrui" oftewel de H. Gertrudis.

 

Ten slotte deelt mijn briefschrijver nog mede, dat de Bergenaren ook den bijnaam droegen van zalmvisschers. En hij voegt er ten slotte, zonder verderen uitleg, aan toe: "daar hadden ze den broer van Napoleon - ik meen Louis (5), die toen koning van Holland was - mee bedrogen!

Om onze belangstelling voor 't Veer en Den Berg te sluiten nog dit distichon, opgeteekend door Harrebomée:

     Wilt gij een schoon wijf of een erg,

     Zoo ga naar Gorcum of den Berg.

 

De bespreking van wat er eigenlijk met "Keibuters" bedoeld is, heeft een ander lezer aanleiding gegeven om mij een uitvoerig epistel toe te zenden. 't Is 'n geboren "Hollander", die al jaren in Brabant woont en altijd veel genoegen heeft geschept in de bestudeering van folklore en etymologie. Wat het woord "buter" aangaat - door v. Dale verklaard als "verstoppertje spelen" - deelt hij mede, dat vroeger in Utrecht onder de jongens twee spelen in zwang waren - beide 'n soort verstoppertje - geheeten "vijfhonderd" en "buut om 't blok".

"Het blok" - legt hij dan nader uit - is een huizenblok omringd door vier met elkaar in verbinding staande straten. Een huis daarvan wordt uitgezocht als "buuthok" waar één jongen staat die "zoeker" is. De jongens loopen weg (móéten echter in het blok blijven) en roepen op den hoek "buut", kom maar! Dan mag de "buter" de jongens jagen en "buten" of "buit" maken. Kunnen zij hem ontloopen en het "buuthok" bereiken, dan zijn zij vrij, d.i. binnen het vrije gebied. Het is een oud jachtspel. "Buut" beteekent "buit" en de "buter" is de jager. Dat dit later de beteekenis kreeg van verstoppertje spelen, moge men aannemen, doch wie het "buutspel" nog kent, weet ook, dat daar geen verstoppertje bij te pas komt. Dit is wel het geval met "vijfhonderd", dat eveneens om de huizenblokken gespeeld wordt. Hierbij verbergt men zich echter voor den zoeker om eveneens te trachten "vrij" te komen. De vanger telt tot 500 eer hij gaat "zoeken".

Ik mag hier opmerken, dat een soortgelijk spel, als hier geschetst wordt, aan 't eind der vorige eeuw, bijv. ook in Roosendaal, in zwang was. Maar daar heette het nota bene "vlaoi"! Als de uitgetrokken spelers zich verborgen hadden, riepen ze: "is 't er nog gin vlaoi?" En als 't dan terugschalde van den bewaker: "vlaoi!" dan sloopen ze toe... De beteekenis van deze uitdrukking is mij - die toch 't spel zoo graag meespeelde, vooral omdat het den kinderbedtijd altijd iets kon verschuiven! - nooit duidelijk geworden. 't Interesseerde mij toen ook niet.

Er staat nog veel meer in het epistel van dezen briefschrijver, dat belangstelling verdient. O.a. over het woord "peesteker", dat dezerzijds inderdaad onvoldoende verklaard is. Wij komen daarop nog even vluchtig terug om dan weer onze "beschouwingen" voort te zetten.

 

 

1. Etymologie: de wetenschap welke den oorsprong en de geschiedenis opspoort van woorden, uitdrukkingen, gebruiken, enz.

2. De schrijver doelt hier blijkbaar op iets van nog slechts enkele tientallen jaren geleden.

3. Tot diep in de 90er jaren geschiedde dit algemeen in Brabant.

4. Geertruidenberg, gewoonlijk kortweg Den Berg genoemd.

5. Lodewijk Bonaparte, bijgenaamd de lamme Koning, broer van Napoleon, was inderdaad van 1806-1810 heerscher over de Nederlandsche provinciën.