CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 6 januari 1934

 

Folklore 8

 

Ik moge mezelf even onderbreken, en de aandacht vragen voor enkele folkloristische aanteekeningen, waartoe de feesttijd van Kerstmis tot Driekoningen aanleiding geeft.

 

Onze voorouders vierden 'n vreugdefeest, dat duurde van Kerstmis tot Driekoningen. Dat was het Joelfeest. Het voornaamste feest van het geheele jaar, het feest van de Twaalf gewijde nachten, dat eindigde met den Dertiendag. In oude almanakken werd het tegenwoordige Driekoningen altijd Dertiendag genoemd. Van Kerstmis tot Driekoningen was een periode van algemeene feestvreugde, in welker nachten zoveel geheimzinnigs geschiedde. Het was 'n tijdperk, waarin de aarde nieuwe sappen gaarde voor komend frisch lentegroen, zoodra de natuur geheel ontwaakt zou zijn.

De eerste drie dagen, de achtste en de dertiende dag waren de heiligste en dus ook de vroolijkste. Dat beteekende voor de oude Germanen tevens de luidruchtigste. Zij vierden feest met drinkgelagen en overdadige gastmalen. In den nacht maakten zij 'n vreeselijk kabaal met horens en trommels om de booze geesten te verdrijven, die er in dezen tijd ronddwaalden en niet veel goeds in den zin hadden. Zij trachtten in de toekomst te zien door zich op een stierenhuid aan een kruisweg neer te zetten. Of door met een zwaard omgord op het dak te gaan zitten. Er werden offerkoeken gebakken en wanneer het beslag goed rees, was dat een gunstig voorteeken. Het voorspelde een gelukkig jaar. Dit alles heeft z'n sporen nagelaten tot den huidigen dag. In ons land, elders in Europa en ook in andere werelddeelen.

In China bijv. - het land onzer zielige "pinda-lekka's" - kent men ook de viering van oud-in-nieuw. Men schiet vuurpijlen af - tout comme chez nous - en brandt geurige kruiden. De meer welgestelden nemen precies om twaalf uur 'n bad in geparfumeerd water en steken zich daarna in feestgewaad. Alleen gereinigd en in fijne gewaden gehuld wenschen zij het nieuwe jaar als een welkome gast te begroeten. Zij begeven zich vervolgens naar hun tempels en blijven daar tot den morgenstond in godsdienstige overpeinzingen verdiept. In hun woningen teruggekeerd beginnen zij die te versieren met transparanten en lantaarns en veelkleurige linten, groen en bloemen.

Maar laat ik niet te ver afdwalen. Hoe doen we het ten onzent? Den Silvester-avond brengen wij gemeenlijk in den huiselijken kring door. Er gaat eigenlijk zoo'n beetje 'n geheimzinnige bekoring uit van dien avond. Nietwaar, het oude jaar zal zoo aanstonds afscheid nemen. Even schiet ons door den geest wat we beleefden. En we bidden in stilte, dat het nieuwe tijdsgewricht ons mag brengen gezondheid en 'n beetje geluk... En intusschen leggen we 'n robbertje of doen we 'n rikkie... De gokkers nappen! De huisvrouw gaat rond met de schenkkan en er valt gewoonlijk ook wel iets te snoepen... Van gebak of hors d'oeuvre, oesters en andere lekkernijen... Als de klok twaalf uur begint te slaan - uit de open gezette ramen of deuren klinkt dit signaal van een of anderen kerktoren tot de huiskamer door - wordt midden in 't spel gestaakt en gaan de handen in, de lippen op elkaar: Zalig Nieuwjaar! Daarbuiten 'n oorverdoovend laweit van schoten en opschietende vuurpijlen... Dit jaar gaf deze onschuldige - zij 't wat lawaaierige aardigheid - ten onzent nog aanleiding tot 'n botsing tusschen enkele jongelui en... de politie. Wel 'n beetje al te gewichtig opgevat, is 't niet?

     Nieuwe jaarke zoete,

     't Varken heeft vier voeten,

     Vier voeten en 'n stert,

     't Is allemaal 'n kwartje werd.

Elders in Nederland treft men soortgelijke oudejaarsvreugden aan. 'n Paar aardigheden daaruit. In het oude Overijsselsche stadje Ootmarsum bijv. gaat de sedert 1921 afgeschafte nachtwacht om 12 uur rond, omgeven door 'n stoet burgers en burgeressen - meest van aanvalligen leeftijd natuurlijk - en zingt zijn lied op het marktplein:

     Komt burgers, komt nu allen terstond,

     Het Nieuwjaar is ingetreden.

     Ik wensch u op deez' vasten grond

     Veel heil, geluk en zegen.

     Het oude jaar, dat is verdwenen,

     Het nieuwe zijn wij ingetreden.

 

     Verheugt u, burgers, in uw lof,

     Wilt Hem, den Heere, prijzen,

     Knielt neder voor den grooten God,

     Wilt Hem alle eer bewijzen.

     De nachtwacht wenscht u met elkaar

     Veel heil en zegen in het nieuwe jaar.

 

     Ik wensch aan ieder stadgenoot

     Veel heil en zegen,

     En ook aan elk zijn dagelijksch brood,

     Hun van den Heer gegeven.

     En dat wensch ik in dezen stond

     Elk burger toe met hart en mond.

Het blazen op horens en andere muziekinstrumenten en het schieten, soms ook klokkeluiden, zooals dit hier en elders - ook in Duitsland - geschiedt, zijn nog overblijfselen van de oude riten, waardoor de booze geesten worden verjaagd.

 

Uit mijn prilste jeugd herinner ik mij nog enkele Drentsche gebruiken. O.a. het bakken van zg. "offerkoeken" uit roggemeel. Wie het eenigszins betalen kon, liet zich bij den smid een Nieuwjaarskoeken-ijzer smeden. De laatste avond dat er gebakken werd, was 'n echte smulavond. Op Nieuwjaarsdag gingen de kinderen er huis aan huis met 'n korfje, dat de goede buren vulden met allerlei lekkernijen. De arme menschen gaven den kleinen ook wel kussensloopen, zelfs kinderwagens, mee, en van de "opbrengst" leefden ze soms veertien dagen!

Met de jongelui, opgeschoten jongens en meisjes, liep het vaak mis op het eind. Ze bezochten elkaar vrijwel huis aan huis. En overal was het gelag hetzelfde: koffie of brandewijn met suiker. De meiskens gaven meest de voorkeur aan 'n "zuut-zeupie" - persico, anisette, Curaçao. Met het gevolg niet zelden, dat "beiderlei kunne" danig "in den olie" geraakte! In het avonddonker trok men dan gearmd lallend langs de ongeplaveide straatjes. En niet zelden ontaardde de pret ten slotte in 'n hevige vecht- en snijpartij, waarbij het scherp geslepen dubbeltje, naast het mes, goede diensten bewees om litteekens te figureeren op de verweerde, onbenullige gezichten van het tuig... Schrijver dezes herinnert zich hoe de stationschef van Koekange (bij Meppel) zich bij aankomst van elken trein, het was aan het einde der tachtiger jaren van de vorige eeuw, onder bewaking van politie en kwaadaardige honden, moest beschermen tegen dronken polderjongens, die geen kans onbenut lieten om elk fatsoenlijk mensch met hun "scherpe dubbeltjes" de kleeren van het lijf te snijden.

 

Zoo kwamen we aan Driekoningen. Dat is eigenlijk het fijnste kinderfeest uit al deze dagen. De Bossche kunstschilder Frans Slager, die ook 'n onderhoudend schrijver en zorgvuldig folklorist blijkt te zijn, heeft over de Brabantsche gewoonten ter gelegenheid van 6 Januari 'n paar jaar geleden in de "N. Rott. Crt." 'n feuilleton geschreven, welke ik zorgvuldig bewaard heb en die me nu goed te pas komt om er m'n lezers mede te onderhouden:

"Even na de duisternis invalt, zoo om 'n uur of vijf, ziet men in de straten allerlei lampions fladderen... Alsof 't kermis of Vastenavond waar! Het zijn kinderen, die ze ronddragen, ze steken in 'n ietwat zonderling pak, hun gezichten zijn 'n beetje toegetakeld. ............... Daar is Balthazar in langen blauwen mantel en zwarte laarzen, 'n witte ster op 't voorhoofd en lange gele snorren en vlasbaard; Caspar de Griek in lange broek en bruine schoentjes, 'n fluweelen camisool en gouden kroon; daar was Melchior - de jongste van drieën, zoo zwart als roet, met 'n lantaarn van een uitgeholden knolraap, waarin 'n gelig lichtje brandde met wisselend licht en donker in de uitgesneden neus en oogen. Ze komen met z'n drieën kloekmoedig uit de duisternis in het licht der groote straten en bellen aan de huizen en als hun open wordt gedaan dan zingen ze hun liedeke:

     Daar komen we aan met onze lantaarn,

     Wij zochten den Heer en wij hadden hem gaarn.

     Wij klopten al aan Herodus z'n deur,

     Herodus de koning kwam zelvers veur.

     Herodus de koning sprak met een valsch hart,

     Hoe ziet er de jongste van drieën zoo zwart.

     Hij is wel wat zwart maar hij is toch bekand,

     Hij is t'er de schoonste uit Morenland,

     Hij is t'er de schoonste uit Mo-o-ren-land."

 

Den eersten Maandag na Driekoningen wordt "Koppermaandag" (1) gevierd. Er is over de beteekenis van het woord "kopperen" veel geredetwist. Al vanaf de 15de eeuw. In de folkloristische literatuur kan men daarover van alles vinden. Er zou een kolom vol over te schrijven zijn. In dit beperkt bestek zullen we dat niet doen. Van algemeene bekendheid is echter, dat Koppermaandag het feest is der typografen. En dat heel vroeger het geheele volk dien dag besteedde aan lekker eten en drinken. In de middeleeuwen stond Koppermaandag zeer ongunstig aangeschreven en in de oudste keuren en verordeningen werden de misdaden op dien dag bedreven zwaarder gestraft dan op andere dagen.

 

 

1. Ook wel "verloren" Maandag genoemd.