CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 25 januari 1934

 

Folklore 10

 

Terloops is in m'n vorige bijdrage 't gehucht Hapert ter sprake gekomen. De sage wil, dat toen Julius Caesar in de laatste eeuw vóór Christus door deze landen trok, zijn leger aan 't muiten sloeg, zoodat zijn opmarsch "haperde". Vandaar dat de plaats waar dit geschiedde, Hapert werd genoemd. En Jacob van Oudenhove, aan wiens "Beschrijvinge der Meijerije" (plm. 1650) deze bijzonderheid ontleend is, vertelt er nog bij: "maar hij betaalde hen te Loon (Hoogeloon), waarop ze verder met hem trokken tot Kasteren, waar hij een sterkte deed bouwen". In de omgeving spreekt men van "'t oude Kastersch geloof". Panken in zijn "Volksgebruiken" teekent omtrent Hapert dan verder nog dit volksgezegde aan van den kaartspeler die geen prentje in z'n hand heeft: "Ik ben in de Hapertsche kerk." 'n Uitdrukking die zou doelen op de gewezen schuurkerk, welke er in de 18de eeuw gestaan heeft en waarin niet één beeld werd aangetroffen. Wat voor 'n Roomsch bedehuis wel eigenaardig mag klinken. Maar men bedenke, dat Brabant toen nog volop genoot van de geloofsvervolgingen in de Generaliteitslanden.

 

Omtrent Helmond, een der voornaamste gemeenten uit de Meijerij, wordt nog al een en ander aangetroffen in de literatuur. Wat den vroegeren economischen toestand van het dorp en den aard der kostwinning in de 17de eeuw aangaat, vond ik in de "Vaderlandsche geografie" van prof. W.A. Bachiene (1791) dit aangetekend: "Helmond: Wegens de geringe dagloonen, ter oorzake van den lagen prijs der levensmiddelen van die in Holland ongelijk verschillende, wordt uit die provincie hun veel ketting en inslag toegezonden, om daarvan Fransche linnens, bonten enz. te vervaardigen." Dezelfde industrie is er tot op den huidigen dag in eere.

"Van Helmond komen" beteekent in den volksmond: groot spektakel maken, veel en luid praten. "Kattendonders" vindt zijn oorsprong hierin, dat men er eertijds op den laatsten Vastenavond katten knuppelde! "Een barbaarsch volksspel," zegt dr. Cornelissen, "dat langen tijd in onderscheiden plaatsen van Noord- en Zuid-Nederland heeft bestaan. Deze dieren werden te Helmond opgesloten in een ijzeren traliekooitje, hetwelk aan een wip was opgehangen en telkens in een vuur werd geslingerd. Er wordt beweerd, dat de naam Helmond in verband staat met Hel of Hella, de godin der onderwereld, aan wie de Zwarte Katten gewijd waren."

     Hellemonder

     Kattendonder

     Vlooienbijter

     Keienschijter!

En dan is daar nog de geschiedenis van den pot met de drie ooren. Keizer Karel V (1519-1555) eischte eens op het stadhuis te Helmond een kannetje bier. De waard reikte het Z.M. toe, maar hield zelf het oor in de hand. De waard zei daarop, dat hij een kan met twee ooren zou brengen. Maar ook dit leverde geen bevredigend resultaat op. De lomperd hield nu beide ooren vast! Daarom voortaan kannen met drie ooren; alle andere mochten de gasten gerust stuk smijten. Si non è vero... Toch wordt de zaak waarschijnlijk als men weet dat in October 1722 bij raadsbesluit werd ingetrokken een bepaling, die in alle Helmondsche keuren van vóór dien tijd voorkwam en die luidde: "Item sullen de Herbergiers off die bier vercoopen, maeten tappen in tinnen potten met drie oiren bij keurmeesters gepegelt (1) etc. So wie bevonden wort in ongepegelde potten te tappen, die sal verbeuren 35 stuivers en de kannen ook geconfisqueert en sullen de gelaaghsluyden daarenboven vrij van gelaegen sijn."

 

Omdat er in de 17de eeuw in Gemert, enkele kilometers boven Helmond, nogal veel cichorei werd verbouwd, heetten de bewoners "cichoreikoppen". Ook wel "drumknauwers". Dit is een technische term uit het weversvak. "Drom" is het uiteinde van de ketting en pleegt - vooral hier ter stede - veelal gebruikt te worden tot het poetsen van de getouwen en andere machines. De draden, want dat zijn het, worden dus niet afgeknipt en weggeworpen, gelijk dr. Cornelissen meent, maar zijn inderdaad 'n gretig en goedkoop reinigingsmiddel. Van eenige mondbewerking is echter bij het heele geval geen sprake, zoodat er eigenlijk ook geen aanleiding is om te spreken over "knauwers". De volksmond maakt er toch soms zoo maar wat van! En dan is er nog dit rijmpje:

     Als Gemert is zonder pruvers

     En Lieshout zonder schelmen

     En Aarle (2) zonder hoeren,

     Dan zal de wereld niet lang meer doeren!

 

Lieshout, Beek en Aarle zijn drie dorpjes, die vlak in elkanders nabijheid liggen en blijkens de volgende dichterlijke beschuldiging een nogal treurige vermaardheid hadden. Men oordele:

     Lyshout sonder dieven,

     Beeck (3) sonder moordenaers,

     En Aerle sonder hoeren,

     Dan sal de weerelt niet lang meer doeren!

De Aarlenaren schijnen ooit heele stuursche, norsche menschen geweest te zijn, vandaar "bokken". Ook wel "zandknauwers". L van Miert heeft in het tijdschrift "Studiën" 'n reeks "Spotnamen van N.-Brab. gemeenten" opgediept en daarin heet het: "Aarle en Beek, vroeger één dorp, is het land der ganzenkweekers (4), omdat de ganzeboeren er vroeger talrijk waren en de huurprijs der landerijen zelfs gedeeltelijk in ganzen werd betaald."

     Beek boven

     Aarle in den oven!

 

Het "Tijdschrift voor N. Br. Geschiedenis" herinnert aan de processen, die Lierop en Mierlo - iets ten Zuiden van Helmond - gevoerd hebben over den eigendom van de "Groene gemeente", waardoor ze eeuwen lang 'n hevige verdeeldheid tusschen beide volken in stand hielden. Vandaar:

     Lierop slurp,

     Arm durp,

     Had het de heer van Mierlo niet gedaan,

     Dan was Lierop in stront en drek vergaan.

Of ook wel:

     Lierop, Lierop, Lörp,

     is zoo'n arm dörp!

     De kerk die is met stroo gedekt

     En de toren die is van planken,

     En als men de menschen wel bekèkt,

     Dan zijn de helft wel manken!

 

Ik moge hier misschien even wat folkloria tusschen vlechten, betrekking hebbende op den tijd van 't jaar: "Met Driekoningen zijn de dagen een haneschree gelengd" is een volksgezegde. De juiste verklaring geeft Sprenger van Eijk in zijn "Nalezingen op de spreekwoorden uit het dierenrijk". Daarin lees ik: "Men nam waar op welk punt van huis of schuur de schaduw viel bij de winternachtevening. En dan, waar die kwam op 1 of op 6 Januari. Den afstand tusschen die punten vergeleek men met een hanenschrede." Ook in andere talen komt dit gezegde voor:

     At New Year's tide

     The days lenghten a cock's stride.

Nog enkele andere typische gezegden:

- De vorst, die voor Januari komt, telt niet af.

- Geeft Januari muggenzwerm, dan hoort ge in Oogstmaand licht gekerm.

- Of ook wel: Als de muggen in Januari dansen, wordt de boer een bedelaar.

- Als er gras groeit in Januari, dan groeit 't slecht in het overig deel des jaars.

- De Engelschen zeggen hetzelfde: If the grass grows in Janiveer, it grows the worse for 't all the year.

 

 

1. Pegelen: merken of ijken; figuurlijk: veel drinken. Pegeler: drinkebroer.

2. Er is hier sprake van de gemeente Aarle-Rixtel, vanwaar sinds onheugelijke tijden schier onze beroemde klokkengieters Petit en Fritsen hunne wondere, welluidende producten over de wereld zenden.

3. Beek en Donk wordt hier bedoeld.

4. "Melkers" is de bekende benaming van houders van duiven en ander gevogelte. Ook wel van huizen! Waarvan v. Dale zegt: "geringe woningen te duur verhuren!"