CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 29 maart 1934

 

Folklore 17

 

De Goede Week

 

 

De Paaschweek, ook wel "Goede" of "Stille" week genaamd, neemt sedert eeuwen 'n voorname plaats in in het volksleven van, we kunnen gerust zeggen, schier de gansche Christenheid. En ook wel van andere volksgenooten, we bedoelen voornamelijk Joden. Den inzet van deze week, aan het einde waarvan het Opstandingsfeest wordt gevierd, vormt Palmzondag of Palmpaschen. Ook nog wel Groene Zondag - wat hij dit jaar inderdaad in hevige mate was! - of Bloemenpaschen. Deze benamingen vinden hun oorsprong in den lentetijd, die dan aangebroken is en de natuur in groen en bloemen zet.

Als bijzondere feestdag heeft Palmzondag tegenwoordig weinig meer te beteekenen. In tegenstelling met vroeger, toen de dag vrij algemeen gevierd werd als een herinnering aan den laatsten zegevierende intocht van Jezus te Jeruzalem, waarbij het volk Zijn weg met palmen bestrooide en Hem wuivende - eveneens met palmen - het Hosannah toejuichte. In de 4de eeuw na Christus moet dit gedachtenisfeest door de Kerk zijn ingesteld. En thans nog staan de godsdienstige plechtigheden dien dag in onze Roomsche kerken liturgisch nog volkomen in het teeken van de gebeurtenis te Jeruzalem, zooals de Evangelist Joannes (12:13) ons die beschrijft. De H. Mis is op Palmzondag geheel gewijd aan Christus' lijden. De priester is in het paars gekleed en het schoone passieverhaal van Mattheus - dat Bach zoo heerlijk op muziek heeft gezet - wordt van het altaar af voorgelezen.

De oudste beschrijving - voor zoover bekend - van de wijze waarop men te Jeruzalem Jezus' inkomste op een ezelin heeft gevierd, moet afkomstig zijn van een Spaanse kloosterzuster, die in de 4de eeuw een pelgrimstocht naar het Heilige Land ondernam. Dr. C. Catharine van de Graft heeft in een folklorische studie over Palmpaasch eene breedvoerige aanhaling gedaan uit die nagelaten reisbeschrijving.

 

Eenige grepen slechts uit de vele folkloristische gegevens, welke wij van lieverlede hier en daar en overal hebben verzameld.

 

De palm is van ouds het zinnebeeld der overwinning en van den vrede geweest. Vandaar, dat de menigte palmen strooide op den weg van den Messias. In onze Roomsche Kerk vormen twee gekruiste palmen nog altijd het symbool van het lijden en van den zege, hiernamaals. Met de voortschrijding van het Christendom werd het wijden der palmtakken meer en meer gebruikelijk. De Katholieke Kerk handhaaft deze plechtigheid tot op den huidigen dag. Te dezer stede geschiedt de wijding voor de Hoogmis. Vele geloovigen brengen hun palmvoorraad mede en de priester gaat rond, bekleed met paarse stola, wijwater spreidend naar allen kant. Deze gewijde palmbosjes worden het gansche jaar bewaard. Meestal steken er takjes achter de wijwaterbakjes op de slaapkamer. In tijden van onweer worden ze dan wel gebruikt, in sommige streken van ons land, om het huis te zegenen; eveneens met wijwater natuurlijk.

In Noord-Brabant gaan vele boeren nog altijd na de Hoogmis naar hun bouwland om de "rog te palmen". Zij teekenen met een palmtakje een kruis op de hoeken van een roggeveld en steken het op het kruispunt in den grond. Zij bidden daarbij een "Vader ons" of lezen uit het St. Jansevangelie. In Limburg steekt men op de vier hoeken van een korenakker een gewijd palmtakje in den grond en zegt:

     Ik zegen hier mijn koorn,

     Tegen den bliksem en tegen de oorm,

     Tegen de meiskens en tegen de knechten,

     Opdat ze mijn koorn niet ommevechten,

     En tegen dat duivelsch zwijnges,

     Dat zoo kwaad om pikken is.

In landen waar geen palmen groeiden, moest men zich met ander groen tevreden stellen. In ons land gebruikte men in vroeger jaren takken van buksboompjes en hulsttakjes.

 

In de middeleeuwsche kerkelijke feestviering werden de Palmprocessies met bizonderen luister omgeven. Gewoonlijk nam de geheele bevolking daaraan deel. Een Christusbeeld, omhangen met een prachtigen mantel, gezeten op een houten ezel, op rolletjes voortgetrokken, vormde de "pièce de résistance" dezer plechtigheid. Achter het beeld twaalf oude mannen, voorstellende de twaalf Apostelen. In Vlaanderen viert men hier en daar nog dit zg. "Ezelsfeest". In het Centraal Museum te Utrecht is nog zoo'n houten palmezel bewaard gebleven.

 

Nu iets over sommige Palmpaaschgebruiken. In de provinciën Drente, Overijssel en Gelderland is het loopen langs de huizen met een palmpaaschstok, waarop 'n haantje, vrij algemeen in zwang. Net als ten onzent met de Driekoningenlantaarns, waarbij centen en lekkers 'n hoofdrol spelen. De palmpaaschstok is echter in Brabant en Limburg zoo goed als onbekend.

Het aanschaffen van nieuwe kleeren tegen Paschen is nog een vrij veelvuldig voorkomend gebruik. Volgens een oud bijgeloof was dat noodzakelijk om in het komende jaar niet door ongeluk en rampen getroffen te worden. Oorspronkelijk moesten het witte kleeren zijn, maar langzamerhand kwam de kleur er minder op aan, als ze maar nieuw waren. Prof. W. Mol heeft in zijn "Kerkgeschiedenis" daarover geschreven:

"Vanwaar het gebruik zijn oorsprong nam, is onzeker. Waarschijnlijk werd het ontleend aan de bij de oude volken zoo algemeene gewoonte om bij bijzondere gelegenheden witte kleederen te dragen als een teeken van vreugde. Bij de overgave van dit kleed hield men deze of soortgelijke toespraak: 'Ontvang dit witte kleed en onbesmette gewaad en draagt het zonder bezoedeling voor den rechterstoel van onzen Heere Jezus Christus, opdat gij het eeuwige leven hebt, Amen.' Het was een welgekozen symbool van de verplichting der gedoopten om altijd in reinheid te wandelen en werd in de Westersche kerk gedurende acht dagen door hen gedragen."

 

Er zou nog veel te vertellen zijn over de diverse gebruiken in de diverse provinciën. Elk heeft weer wat anders. In het Noorden en Oosten van ons land zijn vooral vele liedekens, die opgeld doen. Meestentijds hebben ze echter meer folklorische dan literaire waarde. En niet zelden is het pure, onbegrijpelijke nonsens. Zooals bijv. dit Friesche:

     Palm-palm Zondag,

     Toen de boer in 't water lag,

     Jij er bij en ik er bij,

     Wat een mooi schilderij.

     't Schilderij was in stukken,

     Palm-palm plukken.

     Is er dan geen timmerman,

     Die 't stuk weer maken kan?

 

Uit het Overijsselsche is er dit, ook in Brabant niet geheel onbekend:

     Pallem, pallem-paoschen,

     De hooner begint te kraoschen,

     Eikorei, eikorei,

     't Duurt mer eenen Zondag mer

     Dan krieg' wie 'n ei.

     Één ei is niks,

     Twee ei is wat,

     Drie ei is 'n paoschei,

     Veer ei bin 't zat.

De onbegrepen klank "eikorei" is wellicht een verbastering van het Kyrie eleison d.i. Heer ontferm u onzer. Het refrein: een ei, twee ei enz. zinspeelt duidelijk op de Heilige Drie-Eenheid.