CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 11 juni 1934

 

Folklore 22

 

In het Land van Heusden en Altena 2

 

 

Wanneer we van Heusden uit den loop der Maas in noordwaartsche richting volgen, dan ontmoeten we allereerst Wijk en Aalburg - het dorp staat thans op de nominatie om geannexeerd te worden - juist gelegen op het punt, waar het Heusdensche gat zich met de Maas vereenigt. En dan volgen in één rijtje, op slechts zeer luttele kilometers van elkaar gelegen: Veen het "kraaiennest", Op-en-Neer Andel - bijgenaamd de "waterpoel" - Giessen, om onnaspeurbare reden "de preekstoel" geheeten, Rijswijk en eindelijk de "mosterdpot" Woudrichem. In geen dezer dorpen heeft men een R.K. kerk; de bevolking is er vrijwel uitsluitend van den protestantschen geloove.

Woudrichem was vroeger de hoofdplaats van het Land van Altena, eene afzonderlijke heerlijkheid, weleer in het bezit van het geslacht der graven van Hoorne. De ongelukkige weduwe van Philips van Montmorency verkocht het allodium in de 16de eeuw aan de Staten van Holland. Sedert 1815 behoort het weer tot 't grondgebied van Noord-Brabant. In 1598 werd het stadje door de Spanjaarden bijna verrast. Sedertdien is het zeer versterkt, gelijk oude kopergravures van de schilderachtig gelegen vesting, met zijn breeden vierkanten stompen kerktoren, op de boorden van de Maas en Merwede gelegen, aantoonen (1). In 1831 nog zijn de vestingwerken in "geduchten staat van tegenweer" gebracht, verzekert Van der Aa in zijn werk "Ons Vaderland en zijn bewooners". En, laat deze geschiedschrijver er op volgen: "Aan de zamenvloeiing van Maas en Merwede gelegen, juist tegenover Loevestein, maakt deze vesting een belangrijke voormuur der positie van Gorinchem uit." Toen wij vorig jaar, op een tocht naar 't Slot Loevestein aan den overkant der breede rivier gelegen, ook Woudrichem aandeden, bleek ons, dat er van die oude "vestingsglorie" niet zoo bijster veel meer is overgebleven!

 

De Maasdijken voeren den wandelaar in een uur tijds naar het Sleeuwijksche veer, dat in eere stond, toen de spoorweg Rotterdam-Antwerpen nog niet was aangelegd. Thans wordt de overtocht, de Merwede is hier een half uur breed, met stoombootjes volbracht. Het dorp Sleeuwijk zelf ligt iets meer Westwaarts, evenals Werkendam, waar ze de "brijbroeken, oftewel brijeters, papeters" worden genoemd. In lang vervlogen eeuwen lagen hier in deze streken niet minder dan 72 dorpen. In den noodlottigen St. Elisabethsnacht zijn er 36 van door den vloed weggevaagd en nooit meer bovengekomen! Omstreeks de helft der vorige eeuw is hier van lieverlede een nieuw dorp ontstaan, "Den Nieuwendijk" genaamd, bekend om zijn kapitale boerenhoeven en frissche protestantsche kerk.

 

We hadden het zooeven over 't Slot Loevestein, waarvan in Tollens' tijd "de wereld sprak" en dat vooral de laatste jaren na een grondige restauratie dezer historische burcht - "gesloten met ijzeren sloten en omsloten door breede slooten" - weer in zekeren luister is hersteld, door duizenden is bezocht. Over de lotgevallen van deze merkwaardigheid 'n korte geschiedkundige reminiscentie.

Het is onbekend door wien dit slot werd gesticht, maar waarschijnlijk is het één der sterkten welke door de Noormannen aan Rijn en Waal werden gebouwd. Die woeste zeeroovers plunderden van 810 tot 1016 de Westelijke streken van Europa, verwoestten o.a. Wittem, Utrecht, Luik en Antwerpen en voeren den Rijn op tot Keulen. Zij eischten zware schatting van de bewoners dezer streken en om kracht bij te zetten aan hunne vorderingen en zich den toegang tot deze landen gemakkelijk te maken, bouwden zij in het begin der 9de eeuw sterke kasteelen langs de rivieren, o.a. Loevestein.

Toen de Noormannen hun tochten staakten, kwam het kasteel aan de Heeren van Altena en een dier Heeren, Gerard van Hoorn, noemde het naar zijn vrouw, Johanna van Leuven of Louvain, Louvainstein. Anderen beweren dat de naam afkomstig is van loeven, d.i. bijdraaien, omdat de schepen hier moesten bijdraaien om tol te betalen. Ook kan de naam oorspronkelijk Leeuwenstein geweest zijn, zooals zou blijken uit een steen, die tot aan den Franschen tijd op den Voorhof lag en waarop met Gotische letters "Löwensteyne" stond gebeiteld. In 1332 kocht de Hollandsche graaf Willem III, bijgenaamd de Goede, de heerlijkheid Altena van Diederik, Graaf van Kleef, en zoo kwam het aan Holland. Thans behoort het aan het Rijk. Omstreeks 1576 werd het opnieuw omwald en sedert dien tijd bestaat er ook een fort Loevestein.

Het kasteel heeft vele jaren dienst gedaan als woonplaats of gevangenis voor vooraanstaande personen, die om staatkundige redenen of tengevolge van godsdiensttwisten werden opgesloten. In 1447 werd er een Stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland opgesloten, genaamd Gozewijn de Wilde. Hij werd beschuldigd van grove onzedelijkheid, doch zijn schuld kon niet bewezen worden. Toch werd hij 1½ jaar te Heusden gevangen gehouden en toen naar Loevestein gevoerd, waar de zaak weer werd onderzocht, maar met hetzelfde gevolg. Tegenwoordig zou zoo iemand worden vrijgelaten. Toen echter niet. Hij werd naar den Voorhof gebracht, waar aan de eene zijde van den "Leeuwensteen" zich een brandstapel bevond en aan den anderen kant een rood kleed op den grond gespreid lag. "Zie Meester Gozewijn," zegt zijn rechter, "wil ons niet langer in twijfel houden. Wij weten dat gij schuldig zijt en daarom moet ge sterven. Maar daar gij steeds een eerbaar persoon zijt geweest, moogt gij uwen dood kiezen. Bekent ge schuld, dan zal men u onthoofden, maar doet gij zulks niet, dan zal men u levend verbranden." Verzwakt door de langdurige gevangenschap en bevreesd voor den vreeselijken vuurdood bekende de ongelukkige, die daarop terstond werd onthoofd. De aanklager was de Banjaart, kastelein van Medemblik, met wien Gozewijn de Wilde in twist leefde en welke door dezen was beschuldigd van moord. De Banjaart behield na de terechtstelling van zijn tegenstander zijn ambt. De heer de Lannoy was door Hertog Philips de Goede vanuit Vlaanderen naar Holland gestuurd om de twist te onderzoeken en als rechter op te treden. Na de onthoofding van Gozewijn volgde zijn rechter, de heer Lannoy, hem op als Stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland.

Nog vele gevangenen hebben gedurende korteren of langeren tijd een gedwongen verblijf gehad op Loevestein. Als de meest bekenden worden genoemd Arnoldus Geesteranus, predikant te Schelluinen, die in 1624 te Loevestein gevangen werd gezet; ook Jacob de Witt, oud-burgemeester van Dordrecht en lid der Gecommitteerde Raden van Holland, die in 1650 te samen met vijf andere leden van de Staten van Holland naar Loevestein werd gebracht op last van den toen 20-jarigen Stadhouder Willem III. Gevangenen op Loevestein waren ook nog Bernerus Vezekius, remonstrantsch predikant, die hier in 1621 gevangen werd gezet; Abraham van Wickefort en Simon van Halewijn, burgemeester van Dordrecht, aan wien Loevestein in 1692 als verblijf werd aangewezen.

Doch de meest bekende gevangene van Loevestein zal toch wel zijn geweest de groote denker, humanist, wijsgeer, Godgeleerde, dichter, geschiedkundige en vooral rechtsgeleerde zonder weerga: Hugo de Groot. Nog slechts eenige maanden geleden, bij gelegenheid van de 350-jarige herdenking van den geboortedag van dezen grooten Nederlander, is er veel over hem geschreven en is zijn nagedachtenis alom geëerd. Vooral door de gevangenschap en de romantische ontvluchting in een boekenkist van Hugo de Groot, heeft het Slot Loevestein nog steeds een algemeene bekendheid, vooral ook bij de jeugd.

Gaandeweg kwam het oude slot in verval en verdween het inwendige meubilair tot het ten slotte ten zeerste verwaarloosd dreigde onder te gaan. Gelukkig is er toen in 1925 een vereeniging opgericht, die voortdurend een wakend oog houdt op en zorgen wijdt aan het voortdurend herstel. In jhr. van Panhuys, burgemeester van Vuren - 'n "èrrem land" genaamd - heeft Loevestein een geestdriftige slotvoogd gevonden. 'n Man, die niets heeft van "d'onvermurwden kastelein", gelijk Vondel hem noemde, Jacob Prouninck van Deventer, die het lot van den armen Hugo nog zoo zeer verzwaarde.

 

Folkloristisch spreekt men over Loevestein als van een "hondengat" of van een "molshoop". Het fort ligt in de gemeente Poederooien en dienomtrent beweren boze tongen in Brakel en de Bommelerwaard natuurlijk zonder grond:

     Te Poederooien, te Poederooien

     Daar wonen de lichtekooien.

Wat ze in Brakel, daar vlak aan de Maas, zich eigenlijk aanmatigen!

     In Brakel

     Maken ze veel gekakel,

     Maken ze veel gedruisch

     Maar als het op betalen aankomt,

     Dan zijn de boeren niet thuis!

En dan hebben we nog in het Land van Brakel op ongeveer 3½ km afstand, ook pittoresk verscholen achter de Maasdijken, Zuilichem. Ook al met een bedenkelijke reputatie!

     Te Zuilichem, te Zuilichem

     Daar wonen de gierige vrouwen,

     Als de meid de roome afzeegt

     Daar komen ze den temis (2) ophouwen!

 

Na even dit uitstapje in 't Geldersche keeren we straks weer naar het oude Hertogdom van de Bourgondiërs terug.

 

 

1. Omdat de top van hun kerktoren den vorm van een mosterdpot vertoont, worden de bewoners "mosterdpotten" geheeten en draagt Woudrichem, zooals reeds is opgemerkt, zelf den naam van "mosterdgat".

2. Temis: dit is melkzeef.