CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 28 juni 1934

 

Folklore 24

 

Langs de Maas 2

 

"Brabantsche Volkshumor" van Sinninghe

 

 

Uit de "Dorpen in Maasland" waarover Sinninghe in zijn dezer dagen verschenen "Brabantsche Volkshumor" (1) vrij uitvoerige bizonderheden heeft gegeven, doe ik nu hier en daar 'n willekeurige greep. Antoon Coolen, in een niet heel gunstige bespreking van Sinninghes verzameling, die kennelijk heel wat uit Cornelissens "Nederlandsche Volkshumor" geput heeft, verklaart, dat daar langs de breede, zilveren Maas "onder dit volk een koninklijke en prachtige en waarachtige volkshumor leeft, die alleen reeds een heel boek vullen zou". Het zou zeker de moeite waard zijn, als Coolen, die het land daar kent, 'ns 'n proeve van zijn bekwaamheid op dit folkloristisch terrein wilde leveren. En misschien wil hij "de Peel" er dan wel bijvatten, want ook daarover behoeven de bestaande folkloristische werkjes zeker nog nuttige aanvullingen. De "stoffige, moeizame en geduldige archiefarbeid", bijv. van Sinninghe, zou dan meer leven en kleur kunnen krijgen. "Dit" is geen volkshumor, zegt Coolen, en wij zijn het met hem eens.

Dr. Cornelissens boek, waaruit we meestal citeerden, heeft althans deze verdienste, dat het velerlei over heel Nederland heeft "geregistreerd" wat anders wellicht zou verloren gaan. Het is nu de taak van stads- of streekspecialisten die taal, gewoonten en gebruiken hunner omgeving op schrift te brengen, gezamenlijk aanvullende publiciteit te doen, opdat aanstonds de compilator, de verzamelaar, tot breeder, tot "wezenlijker" geheel moge kunnen komen, dan wat op den huidigen dag bestaat.

 

Toch bevat het frisch uitziende werkje van Sinninghe, dezelfde, die indertijd zijn "Brabantsche Sagen" heeft uitgegeven, zoo waardeerend door A.F. van Beurden z.g. in de "Nieuwe Tilb. Crt." beoordeeld, aardige anecdoten. Ik moge er hier even 'n paar van overschrijven.

Ziehier er een over "De Herten". Jaren, zoo niet eeuwen geleden, ving men in de bosschen van Chaam een hert en onmiddellijk rijpte het plan om het Valkenberg te Breda tot een hertenkamp in te richten - ja, men heeft zooveel gewild in Breda. Het hertje werd in 't park gezet en men kocht er een tweede bij, dan konden ze elkaar gezelschap houden. Reeds droomde men van een kamp vol herten... toen op een kwaden dag de burgemeester een feest gaf, waar reebout werd opgediend. Den nacht tevoren waren de herten - twee reeën - uit het park verdwenen, zeker weggelopen.

En nog een over het "dubbeltje van dr. Planken". Toen koning Lodewijk in 1809 op zijn reis door Brabant ook in Bergen op Zoom kwam, werd hij met pracht en praal ingehaald. Een zekere dokter Planken, die niet al te gemakkelijk van zijn geld kon scheiden, had slechts één dubbeltje voor de feestviering willen afstaan. Dat men daarover verontwaardigd was, laat zich denken en de straf bleef dan ook niet uit. Even voordat de Koning de stad binnen kwam rijden, wist een spotvogel op Plankens huisdeur een plakkaat te bevestigen, waarop geschreven stond:

     Verdomd,

     Hij komt,

     Om dokter Planken

     Voor zijn dubbeltje te bedanken.

Men denke hier aan het devies: honi soit...

 

Veel van hetgeen we thans bij Sinninghe verzameld vinden, zooals bijv. van de kerkdeur van Bakel e.a., behandelden wij reeds eerder. Aardig is in dit opzicht nog hetgeen verteld wordt over "'t Nistelrooische Veer", niet ver van de Maaslandsche dorpen, maar toch gelegen midden in 'n onmetelijke heide, waar "water" goud waard is. Aldus:

"'t Nistelrooische Veer" noemde men de plek, waar de mulle karreweg van de barre Schaijksche heide, schuin op den "Schaaikschen hoek" naar den grooten keiweg Den Bosch-Grave aanliep. Hoe die zonderlinge naam is ontstaan? Tusschen Nistelrode en Oss stroomde in overoude tijden een breede vliet en omdat er geen brug was, waagde men de overtocht per pont, in een soort koebak, onder geleide van een altijd dronken veerman. Nu gebeurde het, dat de schout van Nistelrooi overgezet moest worden op een oogenblik, dat de oude veerman weer zoo zat als een snep was. De schout kon het gelukkig wel alleen. Maar midden in de rivier was er zoo'n drift op het water, dat de koebak twee uur ver met den stroom werd meegesleept en ten slotte in de boomen langs den oever vastraakte. Tot overmaat van ramp ontvingen de oeverbewoners den ongelukkigen schout met een luid "haal over".

 

In het land van Cuyèck, daar wonen de "poolerten", omdat er altijd veel peulerwten verbouwd zijn. Linden, vlak aan de Maas, waar vroeger veel ganzenboeren woonden, is het dorp der "Ganzenmelkers" of "Gaans". In de buurt heet het:

     In Lienden slaon ze op den bliende,

     In Kuuk slaon ze op den buuk,

     In Beers slaon ze op den eers,

     In Mil slaon ze op den bil.

Wat het ontstaan van den naam Cuijk of Kuik aanbelangt, daaromtrent deelde Gerh. Kr. vorig jaar in de "Prov. 's-Hert. Crt." de volgende bizonderheden mede:

"Cuijk was reeds ten tijde der Romeinen bewoond, want er zijn legio Romeinsche oudheden gevonden en ook opgedolven. Tevens is er ook de Romeinsche heirbaan, welke langs den linker Maasoever heeft geloopen (van Tongeren naar Nijmegen), op een paar punten inderdaad teruggevonden en wel in de omgeving van dit Cuijk. Hier en daar vond men ook steenen wapenen en bronzen bijlen. Om deze nederzettingen dier Romeinsche volkeren droeg in die tijden de plaats den naam Cevecum. De naar Cevelum, welke men wel eens op oude kaarten ziet, zal vermoedelijk een schrijffout zijn."

Wat de schrijfwijze betreft vindt men in oude oorkonden: Cuc, Cuucq, Cuyc, Cuchem, Cuceum, Kuck. Het eerste grondwoord Cuc vindt dr. F. een tot hieraan nog onverklaarden stam. Later zegt hij weer, dat er bij dien naam kan gedacht worden aan quik, vivus en kucken, recht op 't hoofd houden. De Zuidduitsche etymologen zien in cuc en kuk een ouden vorm "Cuc" met de beteekenis van rots, welke zin ons twijfelachtig schijnt. Nog noemt Jellinghaus in zijn Westf. Ortsnamen een Kuyk, dat in 1213 Kudewik heette.

 

 

1. "Brabantsche Volkshumor", J.R.W. Sinninghe, Uitgeversbedrijf "Eigen Volk", Scheveningen.