CUBRA HOME
INHOUD FOLKLORE BRABANT
Heemkundige artikelen over Tilburg door:
Pierre van Beek
Lambert de Wijs
A.J.A.C. van Delft
Lowie van Dorrus Misters

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2012 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

-

Artikelen uit de Nieuwe Tilburgsche Courant 1933-1934

Auteur onbekend

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 6 augustus 1934

 

Folklore 26

 

Uit West-Brabant 1 - Steenbergen

 

 

'n Tocht naar het Westen van Brabant, welken ik dezer dagen maakte, brengt mij er toe om wat geschiedenis en folklore uit die streek bijeen te garen. 't Was in Steenbergen, dat ik 'n bijeenkomst had te verslaan van de fine fleur der agrariërs in dit vruchtbare polderland. Waar prachtige koeien grazen en de boerenhoeven ware kasteeltjes zijn! De voorzitter, die 'n man is met zin voor de geschiedenis van het Brabantsche land, vertelde, dat ieder rechtgeaard Steenbergenaar er trotsch op is, dat zijn woonplaats een stad is met een oude geschiedenis, welke in de middeleeuwen een zeehaven had en waar de schepen uit andere landen de voortbrengselen van hun land aanvoerden ten behoeve der bewoners van West-Brabant en hunne schepen weer bevrachten met de landbouwproducten van de toen reeds alom bekende vruchtbare landouwen aangeslibd aan het Volkerak en het Slaak. Steenbergen was toen niet alleen een handelsstad van beteekenis in het gewest Noord-Brabant doch heeft ook als vestingsplaats haar geschiedenis. Hoewel geen poorten en muren meer aanwezig zijn, heeft zij nog hare vesten en gedeeltelijk geslechte wallen, ook houden namen als "de Kruispoort" de herinnering nog levendig aan de oude vestingsstad.

De boeren uit Steenbergen en omliggende dorpen rijden Donderdags naar de markt in "de stad", de arbeiders gingen vroeger en rijden tegenwoordig per fiets na volbrachten arbeid bij de boeren terug naar "de stad". Vroeger toen de boeren nog met noeste vlijt en zuinigheid een spaarpot konden vergaren, gingen zij uit wijden omtrek op rijperen leeftijd in "de stad" Steenbergen rentenieren, zoodat de middenstand dezer gemeente, zooals men hier winkeliers en ambachtslieden pleegt te noemen, een goed bestaan vond door het leveren hunner waren of diensten aan landarbeiders, boeren en renteniers. Thans nu de crisis alom heerscht en vooral de landbouw zoo zwaar heeft getroffen, gaat een gemeente zooals Steenbergen, waarvan de welvaart der geheele bevolking direct of indirect afhankelijk is van landbouw en landbouwindustrie, zwaar gebukt onder deze moeilijke tijdsomstandigheden.

 

Wij kunnen deze geschiedkundige bijzonderheden en beschouwingen van den heer Sneep nog met wat "aanteekeningen" uit de literatuur aanvullen. In 1272 reeds schonk Arnoud van Leuven, heer van Breda, aan de heerlijkheid Steenbergen, later in 't bezit der Oranjes, vele voorrechten. In de 14de eeuw, zegt v.d. Aa, heeft 'n zware brand deze ook naar 't oordeel van prof. Blok "belangrijke koopstad" geteisterd en vooral na den St. Elisabethsvloed verloor de plaats veel van haar beteekenis. In den 80-jarigen oorlog was Steenbergen nu eens in handen van de Spanjaarden dan weer in die van de Staten (1), totdat Frederik Hendrik, die herhaaldelijk strooptochten hield in 't Brabantsche, in 1629 de vesting voorgoed aan den vijand ontrukte, nadat zij kort tevoren door het leger van Spinola was ingenomen. Dat kwam voornamelijk, omdat Steenbergen, gelijk het lied zingt over Bergen op Zoom, zich "vroom" hield en stutte de Spaansche scharen. Frederik Hendrik deed Steenbergen geregeld versterken en, ter verzekering der onderwaterzetting van Bergen op Zoom, liet hij er eene door verscheidene forten verdedigde linie aanleggen, loopende tot de Leurschans. Ook het Sas aan het Volkerak werd versterkt. Deze Steenbergsche linie bestond in de vijftiger jaren der vorige eeuw nog, maar was toen al in 'n vervallen toestand. Nu is er niets meer van te zien en ook de vestingwerken zijn al meer dan 100 jaar geleden geheel geslecht.

Voor wat den loop der bevolking betreft, is het eigenaardig op te merken, dat Steenbergen (samen met Kruisland en de Heen) in de 17de eeuw 2500 zielen telde; uit 1857 vinden we 'n opgaaf van 2000, in 1923 een van 9400 en nu vermeldt de Staatsalmanak van 1933: 9160!

In de folkloristische literatuur vonden we deze aantekening: Steenbergen beweert de oudste stad van Brabant te zijn. Eens was zij een zoo rijke en machtige handelsstad, "dat na 't verhael van seker schrijver de kinderen op de straten en den oever met gulden koten en hilten (2) speelden!" De Kruislanders heeten "Ossen".

 

Sinninghe vertelt in zijn "Brabantsche Volkshumor" dit aardige verhaaltje uit deze omgeving: Aan den weg van Steenbergen naar Wouw lagen twee herbergen, vlak tegenover elkaar, waarvan de een "De Kat" en de ander "De Uil" heette. In de 1?de eeuw was "De Kat" reeds een veel beklante zaak. Onder de afbeelding van een kat las men op het uithangbord: In de Kat tapt men. Baas Stock, die 't huis aan de overzij bezat, besloot eveneens 'n tapkroeg te gaan houden en liet een muis op zijn uithangbord schilderen en daaronder: In de Muis tapt men. Dadelijk liet baas Broos uit "De Kat" zijn bord veranderen. Hij gaf zijn kat een muis in den bek. Dit vond de andere waard een al te bijtende scherts; hij wierp zijn muis weg en liet een uil schilderen, ook met een muis tusschen den snavel. Nauwelijks hing dit uit, of baas Broos liet onder zijn kat de woorden schrijven:

     O uil, wat dat gij nu benijdt,

     De muis, die is mij toegezeid!

Den volgenden dag stond onder de uil het antwoord:

     O kat, hoe zijt gij zoo vermeten?

     Het onrechtsbrood wordt meest gegeten.

Later werden de zoons weer goede buren, maar toen waren de uithangborden verdwenen!

 

'n Andere anecdote. In de Blauwstraat te Steenbergen woonde in 1825 een welbeklant barbier, een dik, rond en grappig kereltje, die liegen kon of 't gedrukt stond en ieder lachen deed. Op zijn uithangbord had hij een kam en twee scheermessen, benevens twee flesschen en eenige glazen geschilderd en daaronder:

     Die wilt zijn zoet en zacht geschoren,

     Die komt 's morgens of daags tevoren,

     Want die mij 's avonds komt bezoeken,

     Vindt niets dan botte messen en vuile doeken.

's Morgens wilde zeggen: 's Zondagsmorgens, en daags tevoren Zaterdag. Want op Zondag liep het den ganschen dag storm van polderboeren, die zich 't gezicht ééns in de week lieten afkrabben en de jongen had niets te doen dan in te zeepen, terwijl den baas onder het scheren zijn mond niet stil stond. Omstreeks negen uur 's morgens waren de doeken al vuil en de messen bot, zoodat de boeren die na dat uur kwamen, geraspt werden, dat de tranen over hun wangen liepen. "'t Is je eigen schuld," zei de baas dan, "ik heb je gewaarschuwd. Waarom schrijf ik anders op mijn uithangbord: Kom vroeger en drink een borrel meer, terwijl je zit te wachten." Den boeren schoot niets anders over, dan dien raad op te volgen. En de baas wist dadelijk erop een grap te vertellen, die den heelen troep deed lachen...

 

 

1. Prins Maurits o.a. veroverde in 1590 Steenbergen op de Spanjaarden.

2. Bikkels.