INHOUD BOEKEN OP ZONDAG

INHOUD ED SCHILDERS

HOME


PRINT PAGINA
 

Pangur Bán

De Bibliothèque Nationale in Parijs had vroeger een kat in dienst, die voor een goed salaris op muizen moest jagen in de magazijnen. Dacht ik. Maar het ligt iets genuanceerder, met die kat. In het boek Chats de bibliothèque van Michèle Sacquin las ik dat de Franse nationale bibliotheek al vanaf het begin van de twintihste eeuw geen muizen meer heeft en dus ook geen katten meer houdt. In hetzelfde boek staat echter ook dat de British Museum Library in Londen enkele jaren geleden zeven katten in dienst heeft genomen, weliswaar niet voor de muizen, maar tegen de duiven.

Chats de bibliothèque is een heel aardig boek waarin de relatie tussen katten en (voornamelijk Franse) schrijvers uiteengezet wordt. Hugo, Baudelaire, Gautier, Mallarmé, Mérimée, Colette, en in vroeger eeuwen Mazarin, Moncrif, en Joachim du Bellay waren fervente kattenliefhebbers, die graag over hun `raminogrobissen', hun `dikke, spinnende katten', schreven. De rode draad die door dit chronologische verhaal loopt, zou je een mentaliteitsgeschiedenis kunnen noemen, waarin de kat haar entree maakt als muizenvanger in de bibliotheken, en zich opwerkt tot het dier waaraan de schrijvers voor een belangrijk deel hun inspiratie ontlenen, of ten minste een vorm van gemoedsrust die de inspiratie bevordert.

De illustraties (je hoort het de uitgever zeggen), moeten dit boek dragen, en ze zijn inderdaad heel mooi: oude manuscripten met poezen en muizen in de randilluminaties, gravures, reproducties van schetsen, portretten, boekbanden met goudgestempelde katten, exlibrissen. Ook de geciteerde poëzie spint prettig, vooral de funeraire poëzie ter ere van de overleden huisvrienden. Alleen de verbindende teksten zijn wat oppervlakkig.

Het is bijvoorbeeld jammer dat bij de drie regels over de katten van de British Library niet even enige aandacht besteed is aan Black Jack en Mike. Black Jack was een zwarte kater die rond 1908 bij de bibliotheek kwam aanlopen en niet meer weg wilde gaan. Hij was populair bij de bezoekers van de krantenleeszaal waar hij meestal op enige leggers lag te ronken. Tragischerwijze werd Jack echter een weekeinde ingesloten, en hij heeft toen, ongetwijfeld uit verveling, zijn nagels gescherpt aan een aantal boekbanden. Voordat hij zijn gerechte straf zou ondergaan, ontsnapte Jack, en men waande hem dood tot hij in 1909 weer opdook op de afdeling Egyptische kattenmummies. De conservator zag hem de trap opkomen met in zijn bek een jonkie. Dat was Mike, en toen Mike oud genoeg was om te kunnen gaan werken, werd hij toegevoegd aan de portier van de bibliotheek. Mike is twintig jaar hulpportier gebleven, en bij zijn dood werd hij in alle kranten herdacht.

Pangur Bán wordt door Sacquin wel even genoemd, maar hier mist de schrijfster toch een mooie kans. Pangur Bán is namelijk de oudst bekende Europese huiskat, en wel doordat een onbekende Ierse monnik in de negende eeuw over hem een gedicht schreef.

De geleerde Ier observeerde Pangur, en oordeelde dat hun levens niet zo ver uiteenliepen. Pangur jaagt op muizen, de geleerde jaagt op woorden. Beiden houden van hun werk, en zijn er goed in. Met oneindig geduld wacht Pangur op zijn prooi, zoals de geleerde studeert. Dan voegt de dichter man en muis samen, en komt hij tot de essentie: studeer veel, dan komt de muis uit de muur.

Daarmee is de oudst beschreven huiskat van de Europese literatuur niet alleen muizenvanger maar ook reeds een bron van inspiratie. Sacquin had moeten vaststellen dat de vergelijking daarna nooit overtroffen is en dat de waarheid ervan nog steeds geldt: wijsheid en literatuur, zijn als de muizen uit de muur.