Bas Jongenelen
100
boeken van voor 1900 die iedereen gelezen moet hebben
Dit zijn wat hoofdstukjes uit 100
boeken van voor 1900 die iedereen gelezen moet hebben:
Jacob van Maerlant
Der naturen bloemen (1266)
Behoort een encyclopedie tot de
literatuur? Als deze goed geschreven is wel, en ook als er veel
lemmata in staan die niet blijken te kloppen (dan wordt de waarheid
fictie). Der naturen bloemen hoort om beide redenen tot de
literatuur, Van Maerlant kon heel goed schrijven én het meeste van
wat hij zegt behoort tot het rijk der fabelen. Maar dat wist Van
Maerlant niet. Der naturen bloemen is een behoorlijk dik
werk, u bent er wel een tijdje mee zoet als u alles wilt lezen. Het
is de moeite waard, maar vooral de moeite waard is het hoofdstuk
over zeemonsters. De serra is een monster met vleugels en vinnen,
als hij een schip voorbij ziet komen, steekt hij zijn vleugels boven
water om een tijdje mee te zeilen. Hij houdt dit echter niet lang
vol, want hij wordt snel moe. Dit dier staat derhalve symbool voor
dwazen die niet mee kunnen feesten met de grote heren, hetgeen zij
wel zouden willen. Want dwazen hebben niet genoeg geld om grote
feesten te geven, zij leven boven hun stand. Nou en óf een
encyclopedie literatuur kan zijn!
Anoniem
Mariken van Nieumeghen (ca.
1515)
Middeleeuwse verhalen worden vaak als
simpel aangeduid, de Middeleeuwers waren dogmatische mensen die naar
de paus luisterden en die dachten dat de wereld plat was. Ja ja,
daar geloof ik dus helemaal niets van. Dat Middeleeuwse literatuur
verre van simpel is, bewijst Mariken van Nieumeghen. Als
Mariken met Moenen in Nijmegen arriveert, bekijken ze een
toneelstuk: Het spel van Masscheroen. De duivel debatteert
met God en Maria over de mens, de uitkomst laat zich raden – de
duivel verliest. Maar daar gaat het hier eigenlijk niet om. Want was
is er aan de hand in het toneelstuk? De personages in een toneelstuk
bezoeken een toneelstuk! Voorwaar een dramatische vondst van
jewelste. Menig toneelschrijver van nu zou huiverig zijn om dit
effect in zijn stuk naar voren te brengen. Maar de Laat-Middeleeuwse
anonymus durft het gewoon aan en plaatst Masscheroen in
Mariken van Nieumeghen zoals Multatuli Aïdjah & Adinda in
Max Havelaar en zoals P.A. de Génestet het Kokanje-lied in
De Sint-Nikolaasavond plaatst.
Hubert Kornelsz. Poot
Gedichten (1733)
De dichter Poot is vooral beroemd
vanwege een gedicht dat hij niet zelf geschreven heeft. Zijn
grafschrift door Gerrit van de Linde (De Schoolmeester) luidt:
Hier ligt Poot
Hij is dood
Helaas wordt de poëzie van Poot bijna
niet meer gelezen, maar de gedichten die hij op het eind van zijn
leven schreef, behoren niet vergeten te worden. Vooral het gedicht
over de dood van zijn dertien dagen oude dochtertje Jacoba is
ontroerend. Het heeft wat weg van Vondels gedicht over zijn dode
zoontje (beide kindjes zijn engeltjes bij God). De laatste twee
regels luiden:
O bloem van dertien dagen,
Uw heil verbiedt ons ’t klagen
E.J. Potgieter
Jan, Jannetje en hun jongste kind
(1841)
De allegorie is een moeilijk literair
genre, dat was vroeger zo, en dat is het nog steeds. Maar de ene
allegorie is moeilijke dan de andere. Potgieter is er in geslaagd om
met Jan, Jannetje en hun jongste kind een redelijk eenvoudige
allegorie te schrijven. Dat is op zichzelf al een hele prestatie,
maar het boek (of beter: boekje, want zo dik is het niet) is een
soort tijdloze waarheid. Mensen die het leven allemaal zo vrolijk
niet zien, zullen zich herkennen in de nurkse Jan. De aartsmopperaar
die overal wel iets negatiefs in ziet, die de fles half leeg ziet in
plaats van half vol. Jan is een onsympathiek figuur, en misschien
daardoor wel zo herkenbaar. Hij is van ‘vroeger was alles beter’,
leefde hij tegenwoordig, dan zou hij het type zijn dat alle bedragen
terugrekende naar de gulden (‘Toen een dubbeltje nog een dubbeltje
was,’ zou hij zeggen). Hij is de man die niets moet hebben van de
spellingsvernieuwing. En sterker nog: hij zou de invoering van de
euro en de spellingsvernieuwing aan elkaar weten te koppelen. Zo’n
ouwe zeur is Jan, perfect getypeerd door Potgieter.
Marcellus Emants
Een nagelaten bekentenis
(1894)
Een nagelaten bekentenis is een
soort whydunnit detective. Er is een vrouw vermoord en de lezer
wordt nieuwsgierig gemaakt naar het motief. De dader is bekend, maar
we weten niet waarom hij tot zijn daad kwam. Sterk is de
ik-vertelsituatie, de dader vertelt ons zelf zijn levensverhaal,
zijn psychologische ontwikkeling. Zo krijgen we een heel precies
beeld van wie Willem Termeer is. En Willem Termeer is een
mislukkeling. Dat wordt het mooist onder woorden gebracht in de
scène waarin Termeer een pianiste mee uit rijden wil nemen. Hij
heeft een koetsje gehuurd en hij denkt indruk te maken op haar. Maar
wat wil het toeval? Een paar Amerikaanse jongens waren ook van plan
met haar uit rijden te gaan. En zij hebben duurdere koetsjes
gehuurd, met mooiere paarden en met champagne. De pianiste ziet
Termeer niet staan, en dat terwijl hij toch als eerste de
uitnodiging had gestuurd. Wat een mislukking.
En dit zijn de 100 boeken:
1. Henric
van Veldeke, Minneliederen
2. Anoniem,
De reis van Sint Brandaan
3. Anoniem,
Karel ende Elegast
4. Hadewijch,
Visioenen
5. Willem,
Vanden vos Reynaerde
6. Jacob
van Maerlant, Der naturen bloemen
7. Anoniem,
Beatrijs
8. Jan
van Boendale, Hoe dichters dichten sullen
9. Anoniem,
Esmoreit
10.
Anoniem, Gloriant
11.
Anoniem, Vanden winter
ende vanden somer
12.
Anoniem, Lanseloet van
Denemerken
13.
Anoniem, Lanceloet en
het hert met de witte voet
14.
Anoniem,
Gruuthuse-manuscript
15.
Anoniem, Het leven van
Liedewij
16.
Anoniem, Die eerste
bliscap van Maria
17.
Anoniem, Die sevenste
bliscap van onser vrouwen
18.
Anthonis de Roovere,
Vander mollenfeeste
19.
Anoniem, Elckerlyc
20.
Anthonis de Roovere, De
droom van Roovere
21.
Anoniem, Cocagne
22.
Desiderius Erasmus, Lof
der Zotheid
23.
Anoniem, Mariken van
Nieumeghen
24.
Anoniem, Jan van
Beverley
25.
Anoniem, Robrecht de
Duyvel
26.
Anoniem, Tijl
Uilenspiegel
27.
Anoniem, Virgilius
28.
Anoniem, De pastoor van
Kalenberg
29.
Anna Bijns, Refereinen
30.
Anoniem, Antwerps
liedboek
31.
Anoniem, Wilhelmus
32.
Jan van der Noot, Het
bosken
33.
Gerrit de Veer,
Seylagiën
34.
P.C. Hooft, Emblemata
amatoria
35.
G.A. Bredero, De klucht
van de koe
36.
Justus de Harduwijn, Weerliicke
liefde tot Roose-mond
37.
Roemer Visscher,
Sinnepoppen
38.
P.C. Hooft, Granida
39.
P.C. Hooft, Warenar
40.
G.A. Bredero, Spaanse
Brabander Jerolimo
41.
P.C. Hooft, Sonnetten
42.
Joost van den Vondel,
Gedichten
43.
Jacobu Revius,
Over-Ysselse sangen en dichten
44.
Joost van den Vondel,
Gijsbrecht van Aemstel
45.
Jacob Cats, Het Spaens
heydinnetje
46.
Jacob Cats, Aforismen
47.
Constantijn Huygens,
Trijntje Cornelis
48.
Joost van den Vondel,
Lucifer
49.
Willem van Focquenbroch,
Gedichten
50.
Constantijn Huygens, De
Zee-straet
51.
Jan Luyken, Duytse lier
52.
Abraham de Swaen, Zedelijcke
doodt van Keyser Carel
53.
Pieter Langendijk, Don
Quichot op de bruiloft van Kamacho
54.
Pieter Langendijk, Het
wederzijds huwelijksbedrog
55.
Hubert Kornelisz Poot,
Gedichten
56.
Justus van Effen, Kobus
en Agnietje
57.
Betje Wolff, Holland in
het jaar 2440
58.
Hiëronymus van Alphen,
Gedigten voor kinderen
59.
Betje Wolff & Aagje Deken,
Sara Burgerhart
60.
Rhijnvis Feith, Julia
61.
J.A. Schasz, Reize door
het apenland
62.
Willem Bilderdijk,
Kunst der poëzy
63.
Willem Bilderdijk, Eene
aanmerkelijke luchtreis
64.
Isaäc da Costa,
Bezwaren tegen de geest der eeuw
65.
A.C.W. Staring, Jaromir
66.
Jacob Geel, Gesprek op
den Drachenfels
67.
Hendrik Conscience, De
leeuw van Vlaanderen
68.
Hildebrand, Camera
obscura
69.
Klikspaan,
Studententypen
70.
Jacob van Lennep,
Ferdinand Huyck
71.
E.J. Potgieter, Jan,
Jannetje en hun jongste
72.
P.A. de Génestet,
Fantasio
73.
P.A. de Génestet, De
Sint-Nikolaasavond
74.
S.J. van den Bergh, J.J.L.
ten Kate & Jacob van Lennep, Het nachtegaaltje
75.
Guido Gezelle, Vlaamse
dichtoefeningen
76.
De Schoolmeester,
Gedichten van de Schoolmeester
77.
P.A. de Génestet,
Leekedichtjens
78.
Multatuli, Max Havelaar
79.
Piet Paaltjens, Snikken
en grimlachjes
80.
Cd. Busken Huet,
Lidewyde
81.
A.L.G. Bosboom-Toussaint,
Majoor Frans
82.
Albrecht Rodenbach,
Eerste gedichten
83.
Jacques Perk, Mathilde
84.
Cornelis Paradijs,
Grassprietjes
85.
Frederik van Eeden, De
kleine Johannes
86.
Lodewijk van Deyssel,
Een liefde
87.
Herman Gorter, Mei
88.
Louis Couperus, Eline
Vere
89.
Jac. van Looy, De dood
van mijn poes
90.
P.A. Daum, Goena goena
91.
Herman Gorter, Verzen
92.
Cyriel Buysse, De
biezenstekker
93.
Louis Couperus, Noodlot
94.
Louis Couperus, Extase
95.
A. Aletrino,
Zondagavond
96.
Willem Kloos, Verzen
97.
J.H. Leopold, Scherzo
98.
Marcellus Emants, Een
nagelaten bekentenis
99.
W.A. Paap, Vincent
Haman
100.Stijn
Streuvels, Lenteleven
|