We hebben hem weer overleefd, de novembermaand. We kunnen ons dus weer
onbekommerd in het feestgedruis van december storten. Sinterklaas en de
feeërieke kerstverlichting zullen ons weer opbeuren en veilig door de
laatste maand loodsen. Dan begint, na het klinken der champagneglazen, een
nieuwe ronde, met nieuwe kansen. We hoeven ze alleen nog maar te grijpen.
Al ben ik zeker geen Sombermans, ook ik moet altijd moeite doen om in de
elfde maand mijn eigen vertrouwde zelf te blijven. Sinds ik tijdens mijn
studie Nederlands kennis maakte met het novembergedicht van J.C. Bloem,
word ook ik steeds in meer of mindere mate aangeraakt door de
neerdrukkende stemming die als mist over november lijkt te hangen. Bloems
eerste strofe luidt:
Het
regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
Hier
word je al niet vrolijk van, maar het wordt nog somberder, om te eindigen
met:
Verloren
zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
altijd dit lege hart, altijd.
Een paar jaar geleden schreef ik voor CuBra een reeks maandgedichten. In
mijn eigen ´November´ dichtte ik o.a.:
Dit
is de maand die ik het meest veracht,
Waardoor
ik somber word en zelfs bij vlagen
Mij
overgeef aan luide jammerklacht
Alsof
ons lot maar amper valt te dragen.
Ik
geef toe dat hier, anders dan bij Bloem, sprake was van een soort literair
spel. Ik veracht november niet en me overgeven aan luide jammerklachten
doe ik al helemaal niet. Maar toch, het feit dat je zo’n gedicht kunt
verzinnen, zou een psycholoog zeggen, geeft aan dat het niet alleen maar
een spelletje was. Ik zou hem niet durven tegenspreken.
Ieder mens is bang voor onheil. Vooral in november kan deze angst de kop
opsteken. Mij overkwam dat tijdens een van de stormnachten in de afgelopen
maand. Bezweet schrok ik wakker uit een droom. Wat ik gedroomd had, weet
ik niet meer, maar ik weet wel dat ik in mijn bed lag met het gevoel dat
de bodem onder mijn geluk (c.q. het geluk van mijn gezin) voor een
belangrijk deel was weggeslagen. Daarnaast wist ik zeker dat ik geluiden
in huis gehoord had. Geluiden van een indringer die het op de restanten
van ons geluk voorzien had. Ik spitste mijn oren, maar hoorde slechts de
echo van de geluiden en de brievenbus die vervaarlijk klepperde. Toch
duurde het minstens een uur voor het gevoel dat er beneden iemand
rondspookte was weggeëbd.
Het is al een paar weken geleden, maar het feit dat ik er nu over schrijf,
betekent dat ik het nog niet vergeten ben. Maar als een typische
novemberuiting wil ik het, nu december begonnen is, laten verzinken in de
vergetelheid. Deze week mag ik een leuke surprise in elkaar knutselen met
een vrolijk gedicht erbij. Daarna hoef ik nog maar twee weken te werken
voor de kerstvakantie begint. In het nieuwe jaar zal ik ‘de prille wegen
om te ontkomen aan de tijd’ niet terugvinden. Maar het is nog lang niet
‘altijd november’.Integendeel,
het duurt een jaar voor het weer november is.