INHOUD 
MIJN BRIL
INHOUD HANS MANDERS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

November

We hebben hem weer overleefd, de novembermaand. We kunnen ons dus weer onbekommerd in het feestgedruis van december storten. Sinterklaas en de feeërieke kerstverlichting zullen ons weer opbeuren en veilig door de laatste maand loodsen. Dan begint, na het klinken der champagneglazen, een nieuwe ronde, met nieuwe kansen. We hoeven ze alleen nog maar te grijpen.

Al ben ik zeker geen Sombermans, ook ik moet altijd moeite doen om in de elfde maand mijn eigen vertrouwde zelf te blijven. Sinds ik tijdens mijn studie Nederlands kennis maakte met het novembergedicht van J.C. Bloem, word ook ik steeds in meer of mindere mate aangeraakt door de neerdrukkende stemming die als mist over november lijkt te hangen. Bloems eerste strofe luidt:

Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.

Hier word je al niet vrolijk van, maar het wordt nog somberder, om te eindigen met:

Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
altijd dit lege hart, altijd.

Een paar jaar geleden schreef ik voor CuBra een reeks maandgedichten. In mijn eigen ´November´ dichtte ik o.a.:

Dit is de maand die ik het meest veracht,

Waardoor ik somber word en zelfs bij vlagen

Mij overgeef aan luide jammerklacht

Alsof ons lot maar amper valt te dragen.

Ik geef toe dat hier, anders dan bij Bloem, sprake was van een soort literair spel. Ik veracht november niet en me overgeven aan luide jammerklachten doe ik al helemaal niet. Maar toch, het feit dat je zo’n gedicht kunt verzinnen, zou een psycholoog zeggen, geeft aan dat het niet alleen maar een spelletje was. Ik zou hem niet durven tegenspreken.

Ieder mens is bang voor onheil. Vooral in november kan deze angst de kop opsteken. Mij overkwam dat tijdens een van de stormnachten in de afgelopen maand. Bezweet schrok ik wakker uit een droom. Wat ik gedroomd had, weet ik niet meer, maar ik weet wel dat ik in mijn bed lag met het gevoel dat de bodem onder mijn geluk (c.q. het geluk van mijn gezin) voor een belangrijk deel was weggeslagen. Daarnaast wist ik zeker dat ik geluiden in huis gehoord had. Geluiden van een indringer die het op de restanten van ons geluk voorzien had. Ik spitste mijn oren, maar hoorde slechts de echo van de geluiden en de brievenbus die vervaarlijk klepperde. Toch duurde het minstens een uur voor het gevoel dat er beneden iemand rondspookte was weggeëbd.

Het is al een paar weken geleden, maar het feit dat ik er nu over schrijf, betekent dat ik het nog niet vergeten ben. Maar als een typische novemberuiting wil ik het, nu december begonnen is, laten verzinken in de vergetelheid. Deze week mag ik een leuke surprise in elkaar knutselen met een vrolijk gedicht erbij. Daarna hoef ik nog maar twee weken te werken voor de kerstvakantie begint. In het nieuwe jaar zal ik ‘de prille wegen om te ontkomen aan de tijd’ niet terugvinden. Maar het is nog lang niet ‘altijd november’.  Integendeel, het duurt een jaar voor het weer november is.