Jongenskamer
Ruim dertig jaar na het verlaten van het ouderlijk huis heb ik afgelopen
weekend een nacht geslapen in mijn oude jongenskamer. Niet net als vroeger
met mijn jongere broer, maar met mijn zoon. De reden was dat mijn vader in
het ziekenhuis lag en we mijn moeder ’s nachts niet graag alleen wilden
laten. Ze heeft afwisselend bij een van haar kinderen geslapen of een van
haar kinderen sliep bij haar.
Als ik zeg dat ik op mijn oude kamer ‘een nacht geslapen’ heb,
overdrijf ik behoorlijk. Want het was bepaald geen weldadig uitrusten in
Morpheus’ armen. Integendeel, ik heb de kerkklok en de oude hangklok in
het ouderlijk huis heel wat keren horen slaan. En in alle vroegte heb ik
een naburige haan zijn hele ochtendlied horen zingen. Daarnaast waren er
allerlei ondefinieerbare huisgeluiden die me uit mijn slaap hielden.
Geluiden die me vroeger waarschijnlijk vertrouwd waren, maar die ik in de
loop der jaren vergeten ben. En dan was er ook nog de luidruchtige
ademhaling van mijn enigszins verkouden zoon.
Het was natuurlijk niet de eerste keer
sinds het vertrek naar mijn toenmalige studentenkamer dat ik op mijn oude
slaapkamer de nacht doorbracht. De eerste jaren heb ik er een groot deel
van de weekends geslapen. Maar ook na het samenwonen en later trouwen met
mijn geliefde heb ik er nog wel eens een nachtje gebivakkeerd, als daar
een aanleiding voor was. Maar nooit zorgden herinneringen aan toen en
zorgen over het heden voor zo’n mix van gevoelens. En juist die
nostalgisch gekruide mix was de belangrijkste reden dat het een heel
onrustige nacht werd.
Toch ben ik met grote tussenpozen wel een paar keer in slaap gevallen,
maar dat leverde steeds nachtmerrieachtige beelden op waaruit ik in lichte
paniek wakker schrok. Zo droomde ik dat ik, net als toen ik een jaar of
acht was, bloedvergiftiging had en dat het nog maar kort zou duren voordat
het aangetaste bloed het hart zou bereiken. Toen ik wakker werd, bevoelde
ik in mijn arm, omdat ik even zeker wist dat ik echt bloedvergiftiging
had.
Vervolgens lag ik weer minstens een uur met open ogen te luisteren naar de
geluiden en tevens bij het lichte schijnsel van een straatlantaarn te
kijken naar meubels en voorwerpen in de kamer. Zo ontroerden mij
bijvoorbeeld de twee bureautjes, die er neergezet zijn toen ik naar de
middelbare school ging. Boven de bureautjes hangt ook nog altijd het met
schroeven aan het balkenplafond bevestigde boekenkastje, dat mijn vader
toentertijd door een bevriende timmerman heeft laten maken. Deze
investering was bedoeld om mij de zo nodige rustige studieplek te geven.
Ik heb er echter zelden gezeten. Ik verkoos immers een andere plek,
namelijk de woonkamer, waar mijn moeder thee voor me inschonk en ik me
optimaal kon concentreren als ze naast de eettafel stond te strijken. Ik
heb wel eens gedacht: als ik in die tijd een uit huis werkende moeder had
gehad, zou ik dan wel ooit mijn gymnasiumdiploma gehaald hebben?
Terwijl
het buiten al licht begon te worden, ben ik toch nog een keer in slaap
gevallen. Rond half negen schrok ik wakker. Meteen bevreemdde het me dat
ik mijn moeder nog niet in het toch vrij gehorige huis hoorde
rondscharrelen. Opnieuw overviel me een lichte paniek. Ze zou toch niet
… Net nu mijn vader … En wat zou ik dan moeten doen? Snel ging ik de
trap af naar haar tijdelijke slaapkamer op de begane grond en keek om de
hoek van de deur. Ik zag dat haar ogen nog gesloten ogen waren. Lag ze nog
te slapen of … Ik liep een paar passen richting het bed en stelde vast
dat de dekens lichtjes bewogen. Pas drie kwartier later kwam ze uit haar
bed. Ze had tijdens mijn beschermende aanwezigheid prima geslapen.
|