INHOUD 
MIJN BRIL
INHOUD HANS MANDERS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina


 

 

 

 

Jongenskamer

Ruim dertig jaar na het verlaten van het ouderlijk huis heb ik afgelopen weekend een nacht geslapen in mijn oude jongenskamer. Niet net als vroeger met mijn jongere broer, maar met mijn zoon. De reden was dat mijn vader in het ziekenhuis lag en we mijn moeder ’s nachts niet graag alleen wilden laten. Ze heeft afwisselend bij een van haar kinderen geslapen of een van haar kinderen sliep bij haar.

Als ik zeg dat ik op mijn oude kamer ‘een nacht geslapen’ heb, overdrijf ik behoorlijk. Want het was bepaald geen weldadig uitrusten in Morpheus’ armen. Integendeel, ik heb de kerkklok en de oude hangklok in het ouderlijk huis heel wat keren horen slaan. En in alle vroegte heb ik een naburige haan zijn hele ochtendlied horen zingen. Daarnaast waren er allerlei ondefinieerbare huisgeluiden die me uit mijn slaap hielden. Geluiden die me vroeger waarschijnlijk vertrouwd waren, maar die ik in de loop der jaren vergeten ben. En dan was er ook nog de luidruchtige ademhaling van mijn enigszins verkouden zoon.   

Het was natuurlijk niet de eerste keer sinds het vertrek naar mijn toenmalige studentenkamer dat ik op mijn oude slaapkamer de nacht doorbracht. De eerste jaren heb ik er een groot deel van de weekends geslapen. Maar ook na het samenwonen en later trouwen met mijn geliefde heb ik er nog wel eens een nachtje gebivakkeerd, als daar een aanleiding voor was. Maar nooit zorgden herinneringen aan toen en zorgen over het heden voor zo’n mix van gevoelens. En juist die nostalgisch gekruide mix was de belangrijkste reden dat het een heel onrustige nacht werd.

Toch ben ik met grote tussenpozen wel een paar keer in slaap gevallen, maar dat leverde steeds nachtmerrieachtige beelden op waaruit ik in lichte paniek wakker schrok. Zo droomde ik dat ik, net als toen ik een jaar of acht was, bloedvergiftiging had en dat het nog maar kort zou duren voordat het aangetaste bloed het hart zou bereiken. Toen ik wakker werd, bevoelde ik in mijn arm, omdat ik even zeker wist dat ik echt bloedvergiftiging had.

Vervolgens lag ik weer minstens een uur met open ogen te luisteren naar de geluiden en tevens bij het lichte schijnsel van een straatlantaarn te kijken naar meubels en voorwerpen in de kamer. Zo ontroerden mij bijvoorbeeld de twee bureautjes, die er neergezet zijn toen ik naar de middelbare school ging. Boven de bureautjes hangt ook nog altijd het met schroeven aan het balkenplafond bevestigde boekenkastje, dat mijn vader toentertijd door een bevriende timmerman heeft laten maken. Deze investering was bedoeld om mij de zo nodige rustige studieplek te geven. Ik heb er echter zelden gezeten. Ik verkoos immers een andere plek, namelijk de woonkamer, waar mijn moeder thee voor me inschonk en ik me optimaal kon concentreren als ze naast de eettafel stond te strijken. Ik heb wel eens gedacht: als ik in die tijd een uit huis werkende moeder had gehad, zou ik dan wel ooit mijn gymnasiumdiploma gehaald hebben?

Terwijl het buiten al licht begon te worden, ben ik toch nog een keer in slaap gevallen. Rond half negen schrok ik wakker. Meteen bevreemdde het me dat ik mijn moeder nog niet in het toch vrij gehorige huis hoorde rondscharrelen. Opnieuw overviel me een lichte paniek. Ze zou toch niet … Net nu mijn vader … En wat zou ik dan moeten doen? Snel ging ik de trap af naar haar tijdelijke slaapkamer op de begane grond en keek om de hoek van de deur. Ik zag dat haar ogen nog gesloten ogen waren. Lag ze nog te slapen of … Ik liep een paar passen richting het bed en stelde vast dat de dekens lichtjes bewogen. Pas drie kwartier later kwam ze uit haar bed. Ze had tijdens mijn beschermende aanwezigheid prima geslapen.