|
|
11
juli
Nu
de vakantie voorbij en alweer bijna uit het vollopende hoofd verdwenen is,
wil ik deze columnreeks hervatten met een terugblik naar de eerste
vakantiedag.
Eerste vakantiedag. De geest moet er
nog aan wennen. De vrijheid waar zo naar uitgezien is, dient wel
stukgeslagen te worden. En tja, hoe doe je dat? Je hele hoofd zit nog in
het ritme van vroeg opstaan, hele dag werken, schaarse hobbytijd zo
effectief mogelijk benutten. Nu je plots hele uren hobbytijd voor je hebt
liggen, blijkt het vullen ervan geen sinecure.
Ik ben alleen thuis met mijn oudste dochter. De andere twee kinderen zijn
logeren bij neef en nicht. En mijn geliefde is wandelen met haar zus. Die
woont in het midden van het land en ze ziet haar natuurlijk ook niet zo
vaak. Maar dat ze nou uitgerekend mijn eerste vakantiedag met haar moest
gaan wandelen, terwijl ze zelf al een paar dagen vakantie heeft, daar
moest ik wel even aan wennen. Ik bedoel, het gaat toch een beetje in tegen
de gedachte aan een romantisch ontbijt met croissantjes en verse (door
haar geperste) jus. Maar grootmoedig als ik ben, heb ik er niets van
gezegd. Nou niets? Weinig. “Ik zie er nou al weer naar uit dat je
terugkomt,” fleemde ik toen ze vanmorgen op het punt stond weg te gaan.
Een spottend zuchten was mijn deel. “Je moet elkaar ook vrijheid
geven,” sprak ze vervolgens wijs. Vrouwen hebben verstand van hoe je
relaties onderhoudt. Mannen doen maar wat.
Na wat lezen, internetten en weer lezen zet ik een kopje thee voor mezelf.
Er is geen geluid in huis, behalve het lichte zoemen van de computer. Al
nadert het middaguur al, mijn oudste dochter ligt nog op bed. Ze is nog
steeds aan het bijkomen van een zwaar schooljaar, bijbaantjes en
weekenduitstapjes tot ver na het middernachtelijk uur. Zal ik vragen of ze
mee naar Nijmegen gaat? Zou ze het zien zitten om samen met haar vader
rond te dwalen door zijn oude studentenstad en daarna haar broer en zus op
te halen bij mijn broer in Wijchen? Weet je wat, ik ga het gewoon vragen.
Als ik haar kamer binnenkom, schiet ze overeind. Met de slaap in haar ogen
zoekt ze haar mobieltje. Ze wil eerst weten hoe laat het is, voor ze mijn
binnenkomst in haar domein accepteert. Als ze de tijd ziet, beantwoordt ze
mompelend mijn goedemorgen. “Zullen we naar Nijmegen gaan?” val ik
bijna met de deur in huis. Eerst kijkt ze me aan of ik een oneerbaar
voorstel doe. De vraag moet duidelijk even landen. “Naar Nijmegen? Wat
doen?” zegt ze vervolgens. Haar enthousiasme is overweldigend, maar ik
laat me niet uit het veld slaan. “Dan gaan we lekker samen lunchen,”
zeg ik. “En cd’s kijken bij Kroese.” Veel sneller dan ik gehoopt
had, spreekt het idee haar aan. Zelfs als ik eraan toevoeg dat we nou eens
een keer niet naar kleren gaan kijken, krabbelt ze niet terug.
Nu is het alleen nog de vraag wanneer we eindelijk gaan. Na een snel
ontbijt voor de televisie is ze zich aan het klaarmaken. De ervaring heeft
geleerd dat dit lang kan duren. Ik moet me ook nog scheren, maar dat kan
ik in één minuut. Ondertussen heb ik nog ruim de tijd om deze column te
schrijven. Maar dat is geen vervelende bezigheid in het vooruitzicht dat
vader en dochter dadelijk op stap gaan.
|
|