Het zou de beste nacht van de week moeten zijn. Een nacht waarin je na
ontspannende liefkozingen in een diepe, zorgeloze slaap valt. Een schier
eindeloze nacht waarin alle vermoeienissen van de week heerlijk
weggeslapen kunnen worden, zodat aan de nieuwe week weer met frisse moed
begonnen kan worden. Zo’n nacht waarin je dromend vertoeft in een
paradijselijk landschap en die uitmondt in een vorstelijk ontbijt rond de
klok van half elf.
Jarenlang
zijn onze van-zaterdag-op-zondag nachten zo, of min of meer zo, geweest.
Vanaf de de dag dat ook de jongste van onze drie kinderen ’s nachts niet
meer gevoed of getroost hoefde te worden, was de midweekendse nacht
meestentijds een oase van welverdiende rust. Het zich kunnen laven aan
deze oase behoort voor ons echter al enige jaren tot het verleden en is
ons voorlopig niet gegeven. Van de meest ontspannende nacht van de week is
deze nacht gaandeweg de meest gestreste en meest onderbroken nacht
geworden.
Afgelopen weekend was weer een treffend voorbeeld. Op het moment dat de
vermoeienissen van de voorafgaande week en een glas wijn onze oogleden te
zwaar hadden gemaakt en we dus eigenlijk naar bed wilden, vertoefden alle
drie de kinderen nog elders. De jongste dochter, net vijftien, was voor de
derde keer werken bij een plaatselijk, enigszins achterafgelegen
horeca-etablissement. Het idee dat ze alleen over een donkere weg naar
huis zou moeten fietsen, sprak ons niet echt aan. Met enige schroom belde
haar moeder de uitbaatster op. Ze kreeg te horen dat onze dochter nog een
kwartier te werken had. Aangezien ik me gaandeweg de avond wat grieperig
was gaan voelen, wreef mijn vrouw nog eens goed door haar ogen en
‘sprong’ ze even later op haar fiets om dochterlief te gaan halen.
Dit was de opmaat voor een nacht die ons maar geen rust wilde gunnen.
Eerst moest er nog met de jongste nagepraat worden. Hoe beviel het werken
in de horeca? Wat had ze allemaal moeten doen? Daar moest natuurlijk ook
wat bij gegeten, gedronken, gezapt en gesms’t worden. Het naar bed gaan
werd met een uur vertraagd.
Om half twee kwam onze zoon thuis. Best vroeg eigenlijk voor een
zestienjarige in het huidige tijdsgewricht. Hij had met een paar vrienden
bij een van hen thuis zitten chillen, zijn favoriete bezigheid. Ze waren
niet meer uitgegaan, omdat de betreffende vriend tevens oppas was van zijn
jongere broertje. Zoonlief kwam zich keurig melden. We werden er wakker
genoeg van om ons te realiseren dat onze oudste dochter er nog niet was.
Ook zij had een werkavond, bij een ander horeca-etablissement, waar ze al
twee jaar oproepkracht is. Er zou een feest zijn, had ze ons verteld, dus
half twee zou het zeker worden.
Om half drie schrok ik opnieuw wakker. Ik transpireerde hevig van de
koorts en schoot behoorlijk in de stress. “Ze is er nog steeds niet,”
riep ik, dwars door een onrustige droom van mijn vrouw heen. De stress
sloeg meteen over. Enfin, na enige aarzeling heb ik de oudste mobiel
gebeld. Het feest was flink uitgelopen, vertelde ze, en ze waren nog aan
het opruimen. Een half uur later hoorden we haar de trap opkomen. Vier uur
later stormde ze diezelfde trap weer af, nadat ik haar slaap ruw verstoord
had. Een repeterende stem in mijn slaap had mijn hersenen erop
geprogrammeerd dat ze zich zou verslapen. Maar ze had nog meer werk
afgesproken, een ochtenddienst in de zorg dit keer, alles in het kader van
het sparen voor de komende vakantie: de eerste (en hopelijk laatste) in
Lloret.
Volgens
onze kinderen hebben ouders van leeftijdgenoten geen van allen last van
deze nachtelijke onrust. Ze slapen er allemaal gewoon doorheen. Wij hebben
moeite dat te geloven.