|
|
Tijd
Tijd
is relatief. Dat wist ik natuurlijk al, maar soms moet je op vakantie gaan
om het goed te beseffen. En zeker als je vakantiebestemming de eeuwige
stad is, besef je het extra goed. Met mijn gezin ben ik in de meivakantie
acht dagen in dat ‘dorpje aan de Tiber’ geweest, zoals een voormalige
collega het placht te noemen. Hij is degene die inmiddels ruim vijftien
jaar geleden de liefde voor Rome bij mij heeft aangewakkerd. Dat deed hij
door me voor het eerst mee te vragen als begeleider van de door hem
georganiseerde Romereis. Vanaf het moment dat de bus de stadsgrens
passeerde en ik voor het eerst de totale gekte van het Romeinse verkeer
mocht aanschouwen, was ik verliefd. Het was dus liefde op het eerste
gezicht en die gaat, zoals bekend, niet snel over.
Ik ben inmiddels zo’n vijftien keer een week in Rome geweest. En ook met
mijn gezin was het niet de eerste keer. Een jaar of acht geleden zijn we
er al eens een dag geweest, vanaf een camping in de buurt van Siena. En
zes jaar geleden bivakkeerden we tijdens de meivakantie op een camping aan
het Lago Bracciano, vanwaar we drie keer met trein en metro naar de stad
der steden zijn gereisd. (De eerste foto van de vermoorde Pim Fortuyn
zagen we op een Italiaanse krant in de Via Veneto.)
Of ik Rome nog niet beu was, vroegen mijn elftalgenoten van het zesde van
Heeswijk me vaker, als ik me in oktober weer eens voor twee wedstrijden
afmeldde. Als ik zei dat dat bepaald niet het geval was, keken ze me
enigszins meewarig aan en vroegen me ‘de groeten aan de paus’ te doen.
Een vergelijkbare vraag kregen mijn vrouw en ik ook nu van enkele
dorpsgenoten en bekenden. Dat zijn uiteraard mensen die nog nooit in Rome
geweest zijn, anders wisten ze wel beter.
Het feit dat op vele plaatsen in Rome de eeuwen over elkaar heen buitelen,
geeft de stad zoiets unieks, zoiets fascinerends, dat je er verslaafd aan
kunt raken. De voorgaande twintig eeuwen zijn in Rome overal zichtbaar en
tastbaar. Als je er rondloopt, is het of de tijd niet echt voorbijgaat,
maar een soort continuüm is. Het verstrijken van de tijd wordt er heel
relatief. Die ervaring had ik bijvoorbeeld heel sterk toen ik de eerste
keer in de San Clemente kwam. In deze 12e eeuwse basiliek voor
de heilige Clemens, de derde paus na Petrus, kun je omlaag naar de
restanten van de kerk die hier in de 4e eeuw op de plaats van
het woonhuis van Clemens gebouwd werd, maar door de Noormannen in de 11e
eeuw verwoest werd. In die 4e eeuwse kerk, waarin o.a. een
fresco te zien is met het oudste zinnetje in het Italiaans, kun je nog een
niveautje lager. Dan loop je rond door restanten van het Rome uit de
eerste eeuwen van de jaartelling en zie je o.a. een heiligdom voor de
Perzische zonnegod Mithras, dat daar aan het eind van de 2e
eeuw gebouwd is.
Dat
tijd relatief is, merkten we dit keer ook op een andere manier. We hadden
de dag na de dag van de arbeid, de verjaardag van mijn jongste dochter,
uitgekozen voor een bezoek aan de Vaticaanse musea. Dat bleek niet zo’n
slimme keus. We waren behoorlijk op tijd opgestaan en nadat mijn dochters
zich opgetut hadden, sloten we om half tien aan in de rij. Die reikte op
dat moment al bijna tot het St.Pietersplein. Ik vertelde dat ik dat al
vaker meegemaakt had en voorspelde dat we over anderhalf uur binnen zouden
zijn. Het werden vier uur. Vier uur afwisselend stilstaan en schuifelen,
terwijl de zon behoorlijk warm was. Mijn zoon kreeg bijna een flauwte,
maar mijn vrouw wist hem op te peppen met een Italiaans ijsje. Ze was niet
de enige die de rij tijdelijk verliet. Broodjes, cappuccino’s, hele
pizza’s werden door wachtenden voor medewachtenden gehaald. Al die tijd
hebben mijn kinderen niet gezeurd. Ze vonden het kennelijk vanzelfsprekend
dat deze opoffering gebracht moest worden om de Sixtijnse kapel te zien.
Tijd was ook voor hen relatief geworden.
|
|