INHOUD 
MIJN BRIL
INHOUD HANS MANDERS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

 

Knie

Anderhalf jaar geleden heb ik mijn voetbalschoenen aan de wilgen gehangen. Ik had me altijd voorgenomen op het ‘hoogtepunt’ te stoppen, maar aangezien dat maar niet wilde komen, werd het tijd mijn conclusies te trekken. Het woord hoogtepunt heb ik natuurlijk niet zomaar tussen aanhalingstekens gezet. De lezer dient dat met zeer veel korrels zout te nemen.

Ik heb in mijn ‘carrière’, die bestaat uit drie fases met één korte en één lange onderbreking, twee Brabantse ploegen gediend. De eerste was het Udense Udi, waar ik op te late leeftijd debuteerde in de A5 en later in het 11de mijn ‘kunsten’ vertoond heb. Toen ik ging studeren in Nijmegen, ben ik aanvankelijk gestopt, maar na twee jaar besloten mijn broer en ik ons toch weer bij onze oude ploeg aan te melden. Gedurende twee seizoenen vormden wij een tandem in het 15de.  Absoluut hoogtepunt uit die tijd was een 6-0 overwinning tegen een elftal van De Willy’s uit Wilbertoord, waarin mijn broer en ik allebei een hattrick produceerden, terwijl mijn toenmalige vriendin en latere vrouw toeschouwer was. Eigenlijk had ik na die wedstrijd nooit meer de kicksen moeten aantrekken, maar ja, je hoopt altijd dat je zo’n kunststukje nog eens kunt overtreffen.

Mijn tweede ploeg was de VV Heeswijk. Hier debuteerde ik op 31-jarige leeftijd in het 3e, maar al na een paar wedstrijden werden mijn ‘voetbalkwaliteiten’ op de juiste waarde geschat en werd ik ‘getransfereerd’ naar het 5e. Na drie seizoenen met erg veel nederlagen vonden de Heeswijkse voetbalkenners dat mijn tijd gekomen was voor een overstap naar de veteranen. Dat deed één avond pijn, maar toen besloot ik diezelfde kenners te laten zien dat ik het veteranenelftal een kwaliteitsimpuls zou kunnen geven.

Ruim tien jaar heb ik op zondagochtend, terwijl mijn gezinsleden nog heerlijk lagen te slapen, het huis verlaten op weg naar weer een duel tegen de collega-veteranen van WHV, Olland, EVVC of een andere Brabantse grootheid. Hoewel het vaak koud of mistig was, deed ik het maar zelden met tegenzin. Ik kende immers geen betere manier om het door de week te vol geraakte hoofd wat leger te maken dan gedurende anderhalf uur met eenentwintig hijgende leeftijdgenoten achter een bal aan te hollen.

In mijn voorlaatste seizoen heb ik mijn kunststukje van toen nog eens geëvenaard. Dat was in mijn eerste wedstrijd na een langdurige schorsing, waarin ik al voor rust drie keer het net wist te vinden. Een sceptische lezer zou kunnen denken, dat mijn teamgenoten, om mijn terugkeer te vieren, het met de tegenstander op een akkoordje hadden gegooid, maar dat is pertinent niet waar. Ik was gewoon zo blij dat ik eindelijk weer kon voetballen, dat alle verborgen kanten van mijn talent plotseling naar buiten kwamen. Wat de reden was van die schorsing, zal ik te zijner tijd nog wel eens vertellen. Laat ik opbiechten dat het niet de eerste keer was dat mij een rode kaart voorgehouden werd.

Al een week of acht heb ik geen bal meer aangeraakt. Na gestopt te zijn met veldvoetbal, ben ik wel doorgegaan met het wekelijkse zaalvoetbalavondje. Bij een ‘sprintje’ om een bal ben ik een tijdje geleden nogal hard op mijn linkerknie gevallen. Sindsdien word ik iedere keer als ik een trap beklim of wil aanzetten aan die val herinnerd. Ik had al lang naar de huisarts moeten gaan, maar ik durf niet zo goed. Ik heb twee soorten angst: angst dat ik geopereerd zal moeten worden en angst dat mijn ‘carrière’ voorgoed ten einde is.