|
|
Knie
Anderhalf jaar geleden heb ik mijn voetbalschoenen aan de wilgen gehangen.
Ik had me altijd voorgenomen op het ‘hoogtepunt’ te stoppen, maar
aangezien dat maar niet wilde komen, werd het tijd mijn conclusies te
trekken. Het woord hoogtepunt heb ik natuurlijk niet zomaar tussen
aanhalingstekens gezet. De lezer dient dat met zeer veel korrels zout te
nemen.
Ik heb in mijn ‘carrière’, die bestaat uit drie fases met één korte
en één lange onderbreking, twee Brabantse ploegen gediend. De eerste was
het Udense Udi, waar ik op te late leeftijd debuteerde in de A5 en later
in het 11de mijn ‘kunsten’ vertoond heb. Toen ik ging
studeren in Nijmegen, ben ik aanvankelijk gestopt, maar na twee jaar
besloten mijn broer en ik ons toch weer bij onze oude ploeg aan te melden.
Gedurende twee seizoenen vormden wij een tandem in het 15de.
Absoluut hoogtepunt uit die tijd was een 6-0 overwinning tegen een
elftal van De Willy’s uit Wilbertoord, waarin mijn broer en ik allebei
een hattrick produceerden, terwijl mijn toenmalige vriendin en latere
vrouw toeschouwer was. Eigenlijk had ik na die wedstrijd nooit meer de
kicksen moeten aantrekken, maar ja, je hoopt altijd dat je zo’n
kunststukje nog eens kunt overtreffen.
Mijn tweede ploeg was de VV Heeswijk. Hier debuteerde ik op 31-jarige
leeftijd in het 3e, maar al na een paar wedstrijden werden mijn
‘voetbalkwaliteiten’ op de juiste waarde geschat en werd ik
‘getransfereerd’ naar het 5e. Na drie seizoenen met erg
veel nederlagen vonden de Heeswijkse voetbalkenners dat mijn tijd gekomen
was voor een overstap naar de veteranen. Dat deed één avond pijn, maar
toen besloot ik diezelfde kenners te laten zien dat ik het veteranenelftal
een kwaliteitsimpuls zou kunnen geven.
Ruim tien jaar heb ik op zondagochtend, terwijl mijn gezinsleden nog
heerlijk lagen te slapen, het huis verlaten op weg naar weer een duel
tegen de collega-veteranen van WHV, Olland, EVVC of een andere Brabantse
grootheid. Hoewel het vaak koud of mistig was, deed ik het maar zelden met
tegenzin. Ik kende immers geen betere manier om het door de week te vol
geraakte hoofd wat leger te maken dan gedurende anderhalf uur met
eenentwintig hijgende leeftijdgenoten achter een bal aan te hollen.
In mijn voorlaatste seizoen heb ik mijn kunststukje van toen nog eens geëvenaard.
Dat was in mijn eerste wedstrijd na een langdurige schorsing, waarin ik al
voor rust drie keer het net wist te vinden. Een sceptische lezer zou
kunnen denken, dat mijn teamgenoten, om mijn terugkeer te vieren, het met
de tegenstander op een akkoordje hadden gegooid, maar dat is pertinent
niet waar. Ik was gewoon zo blij dat ik eindelijk weer kon voetballen, dat
alle verborgen kanten van mijn talent plotseling naar buiten kwamen. Wat
de reden was van die schorsing, zal ik te zijner tijd nog wel eens
vertellen. Laat ik opbiechten dat het niet de eerste keer was dat mij een
rode kaart voorgehouden werd.
Al
een week of acht heb ik geen bal meer aangeraakt. Na gestopt te zijn met
veldvoetbal, ben ik wel doorgegaan met het wekelijkse zaalvoetbalavondje.
Bij een ‘sprintje’ om een bal ben ik een tijdje geleden nogal hard op
mijn linkerknie gevallen. Sindsdien word ik iedere keer als ik een trap
beklim of wil aanzetten aan die val herinnerd. Ik had al lang naar de
huisarts moeten gaan, maar ik durf niet zo goed. Ik heb twee soorten
angst: angst dat ik geopereerd zal moeten worden en angst dat mijn
‘carrière’ voorgoed ten einde is.
|
|