Eind
mei van het vorige jaar kreeg ik van de redactie van CuBra de mogelijkheid
een wekelijkse column te gaan verzorgen. Ik vond het een uitdaging die ik,
zoals het spreekwoord zegt, met beide handen heb aangegrepen. Na een
aantal columns werd ik op de startpagina van CuBra opgenomen in het rijtje
van ‘vaste CuBra-mannen’, zes personen (om een mij onduidelijke
redenen allemaal mannen) die elke week een bijdrage aan dit prachtige
webmagazine leveren. Ik vond (en vind) het een eer in dit rijtje te mogen
staan en het stimuleerde (en stimuleert) mij door te gaan en columns te
schrijven die bekende en onbekende lezers met plezier lezen.
Momenteel leest u, (on)bekende lezer, mijn vijftigste column. Dit feit
wilde ik niet ongemerkt voorbij laten gaan. Bij het nadenken over een
onderwerp voor deze jubileumcolumn moest ik denken aan een bekend gedicht
van de nestor van de Nederlandse dichters, Leo Vroman. ‘Voor wie dit
leest’ heet dit gedicht. Ik citeer de eerste strofe.
Gedrukte
letters laat ik U hier kijken,
Maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
Mijn hete hand uit dit papier niet steken;
Wat kan ik doen? Ik kan u niet bereiken.
Ik vond dit destijds, toen ik het voor het eerst las, al een prachtig en
intrigerend gedicht. Het gaat over de verhouding schrijver-lezer, over een
dichter die door middel van zijn gedichten indirect contact zoekt met de
lezer. Er staan meerdere, prachtige regels in dit gedicht. Ik citeer nog
een strofe (de vijfde):
Ik
zou wel onder deze bladzijde willen zijn
En door de letters heen van dit gedicht
Kijken in uw lezende gezicht
En hunkeren naar het smelten van uw pijn.
Beste (on)bekende lezer, ik hunker geenszins naar het smelten van uw pijn.
Maar verder kan ik mij in de inhoud van de geciteerde strofen wel vinden.
Al ben ik een onbeduidend schrijvertje, een goedwillende amateur, en kan
ik mij in de verste verte niet meten met een grootheid als Leo Vroman, ik
voel sterk met hem mee. Al zijn de letters van mijn columns geen op papier
gedrukte letters en is er geen sprake van een bladzijde in de betekenis
die Vroman bedoelde, toch zoek ik op een vergelijkbare manier contact met
u.
Met enige regelmaat krijg ik een (meestal leuke, opbouwende) reactie op
een van mijn columns van een bekende lezer. Er zijn enkele bekenden die
mijn bijdragen min of meer wekelijks volgen en dat waardeer ik enorm. Maar
hoeveel onbekende lezers de serie ‘Mijn bril’ volgen, of af en toe een
stukje lezen, daarvan heb ik werkelijk geen idee. Juist hen zou ik graag
in hun ‘lezende gezicht’ kijken. Juist hen zou ik een ‘hete hand’
willen toesteken dwars door hun computerscherm heen.
Sinds enige tijd staat op ‘mijn’ CuBra-pagina de mogelijkheid mij een
mailtje te sturen. Juist vorige week kreeg ik het eerste mailtje van een
mij onbekende lezer. Ze reageert op de column ‘Appeltaart’ van enige
weken geleden. Ze heeft deze met plezier gelezen en vertelt mij een eigen
anekdote over appeltaart en over haar eigen geheime recept. Kijk, dat vond
ik nou een leuke reactie. Naar een dergelijk contact met de lezer was Leo
Vroman volgens mij ook op zoek. Mia, hartelijk dank. Mogen anderen uw
voorbeeld volgen! Ik hef het glas met u, (on)bekende lezer, op mijn
vijftigste column.