Sommige steden wil ik eens in de zoveel tijd een keer bezoeken. Een van
die steden is Antwerpen. Ik ben daar in de loop der jaren heel wat keren
geweest: met mijn vrouw (toen ze nog mijn vriendin was), met vrouw en
kinderen, met collega’s, vroeger met mijn eigen ouders. Maar het blijft
een stad die me nooit verveelt en om de zoveel jaar wil ik de kennismaking
hernieuwen. Dan wil ik bij wijze van spreken met eigen ogen aanschouwen of
Brabo nog steeds bezig is de hand te werpen.
Welnu, dat is hij. Op de maandag en dinsdag voor kerst hebben mijn vrouw
en ik hem vanuit meerdere hoeken kunnen bekijken. Pas op zondagavond
besloten we naar Brabo’s stad af te reizen. We hadden behoefte aan twee
dagen zonder pubers (en zij aan twee dagen zonder ouders die hun
opvoederstaak nou nooit eens wensen te verzaken). Het hotel was dankzij
internet in amper vijf minuten geboekt. Daar deden we de vorige keren heel
wat langer over.
In mijn eigen kaartenarchief ging ik vervolgens op zoek naar een
plattegrond van Antwerpen. Deze zul je op internet ook wel kunnen vinden,
maar wat dit betreft blijf ik toch zweren bij het oude vertrouwde. Snel
had ik het plattegrondje van de Sinjorenstad gevonden. Toen ik wat beter
bekeek, bleek het van 1983 te zijn. 1983! Vijfentwintig jaar geleden!
Meteen kwamen de herinneringen boven. Destijds, een jaar voor ons
afstuderen en het begin van ons arbeidzame leven, zijn mijn vrouw en ik
met zijn tweeën naar Antwerpen gefietst en hebben we twee nachten
geslapen in een wat obscuur pensionnetje in een achterafstraat. We sliepen
op zo’n matras waarop je niet anders kon dan naar elkaar toe rollen.
Dit keer hadden we een wat luxer hotel in de Molenbergstraat, waar ik ons
met behulp van het verfrommelde plattegrondje vrij gemakkelijk naar toe
loodste. Het hotel lag op een steenworp (of een handworp) van de Meir, de
grote winkelstraat. Daar zijn we weliswaar meerdere keren doorheen
gelopen, maar deze keer lag onze interesse niet bij de winkels waar we
binnen moeten als we met de kinderen in een stad zijn. We gingen dus op
zoek naar leuke straten en winkeltjes in de periferie van het centrum. Zo
beleefden we twee leuke uren in de Kloosterstraat, waar diverse antiek- en
rommelwinkels zijn. Niet dat we er veel gekocht hebben, maar alleen het
idee dat je ongestoord een half uur in zo’n winkel kunt rondneuzen, is
een weelde voor puberouders.
De tweede dag namen we onder andere alle tijd om twee van de Antwerpse
kerken te bekijken. In de gotische Jacobskerk waren we bij andere bezoeken
nog nooit geweest. We waren de enige bezoekers en konden op ons gemak
genieten van de schilderijen, de glas-in-loodramen en de architectuur.
Helaas was de toegang naar het graf van Rubens afgesloten. De tweede kerk,
de barokke Carolus Borromeus, kon ons nog meer bekoren. Op het pleintje
ervoor waanden we ons bijna in Rome. Binnen werden de voorbereidingen
getroffen voor een opname. Het prachtige houtsnijwerk en andere
kunstvoorwerpen kwamen bij het licht van grote spots nog mooier uit.
Het bezoek aan Antwerpen was kortom zeer de moeite waard. Het is voor mij
ook de stad waar een van mijn oma’s geboren is. In 1899. Toen ik in een
van de antiekwinkels een bord zag met Mortsel erop, moest ik aan haar
denken. Renilde Verlaeckt heette ze en Mortsel was de wijk van Antwerpen
waar ze opgroeide, tot de Eerste Wereldoorlog haar gezin naar Nederland
joeg. Als ze daar mijn opa niet ontmoet had, was ik nooit in Antwerpen
geweest. Deze keer niet en alle andere keren ook niet. Dan had mijn vrouw
in 1983 met een andere vriend naar Brabo’s stad moeten fietsen.