Ooit heb ik een muis geschoend. Hij woonde al verschillende dagen in ons
huis. Overdag rende hij soms dwars door de keuken, verbaasd door ons
nagestaard. Maar hij kwam het liefst tevoorschijn als wij op bed lagen.
Dan trippelde hij, waarschijnlijk op zijn dooie gemak, naar de
voorraadkast en deed zich daar tegoed aan een pak hagelslag. Als dank voor
deze gratis verstrekking van zoetwaren troffen wij ’s morgens een spoor
van keuteltjes aan in ons huis. Ook een soort hagelslag, maar dan anders.
Na een paar dagen was mijn vrouw het beu. Ze kocht een muizenklem en vulde
die met kaas. Onze muis was daar aanvankelijk niet van onder de indruk.
Integendeel. De kaas was er de volgende morgen uit, maar de klem stond nog
op spanning. Het aantal keutels was alleen maar toegenomen. De volgende
ochtend: zelfde verhaal.
De dag erna waren er behalve keutels ook bloedsporen op de keukenvloer. De
klem bleek te zijn dichtgeslagen. Kennelijk had het beestje zich er met
kaas en al aan weten te ontworstelen. De kinderen vonden dat een zielig
idee. Wij ook, maar als ouder moet je dat niet laten merken. Ouders moeten
pal staan, onder alle omstandigheden. Dat deed ik even later dan ook. Ik
zat met de krant in de bank, toen ik plots onze muis richting voorraadkast
zag schuifelen. Zonder na te denken trok ik mijn rechterschoen uit en
smeet die in de richting van de muis. Een voltreffer was het. Ik had de
muis geschoend. Ik hoefde hem daarna nog maar één mep te geven, met de
schoenzool, om hem definitief onschadelijk te maken.
Goed, die anekdote is er uit. Ik ben er niet trots op of zo. Het moest
destijds gebeuren en ik deed het. Ik moest er de laatste tijd alleen vaker
aan terugdenken. Dat kwam door de geboorte van een nieuw werkwoord:
schoenen. Ik schoen, jij schoent, hij schoent. Verleden tijd: schoende.
Voltooid deelwoord: geschoend. Taal is levend. Net zo levend als de
werkelijkheid. Taal volgt de werkelijkheid op de voet. Als er een nieuwe
trend is, heeft de taal daar zo een woord voor.
Bush was de eerste de geschoend werd, althans de eerste westerling wiens
schoening door de media geregistreerd werd. Hij had er dan ook om
gevraagd. In het werpen van de schoen zat opgekropte frustratie over acht
jaar wanbeleid. Een voltreffer was het niet. Alsof George W. er onbewust
rekening mee hield dat hij ieder moment door een Iraakse journalist
geschoend zou kunnen worden, bukte hij precies op tijd. Beetje jammer
eigenlijk. Sindsdien is het schoenen van ongewenste personen achter een
spreekgestoelte een ware rage geworden, die uiteraard ook in Nederland is
doorgedrongen. Dezer dagen nog werd in het Amsterdamse Apollohotel de Israëlische
legerwoordvoerder Ron Edelheit geschoend. De gooiers hadden tevoren
juridisch ingewonnen of schoenwerpen strafbaar is. Beetje laf eigenlijk.
De vraag is hoe de rage zich verder zal ontwikkelen. Wie zullen er in de
nabije toekomst allemaal geschoend worden? En om welke reden? Wanneer zal
er bij het journaal een echte voltreffer te bewonderen zijn? Wanneer en
naar wie wordt de eerste laars gesmeten? Of een damesschoentje met hoge
naaldhak? Of een legerkistje met stalen neus? Wanneer zal het tv-publiek
bij de zoveelste vertoning van een openbare schoening geeuwend op de
afstandsbediening drukken?
De spelling- en grammaticacontrole van
Word kent het nieuwe werkwoord nog niet. Er verschijnt steeds zo’n rood
cirkellijntje onder als ik het typ. Toch bestaat de door het werkwoord
aangeduide handeling al jaren. Ik zal zeker niet de eerste schoensmijter
zijn geweest. (Bij schoensmijter verschijnt verdomme ook zo’n lijntje.)