INHOUD 
MIJN BRIL
INHOUD HANS MANDERS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina


 

 

 

Worstenbroodjes

Best lastig: op kerstavond een column schrijven, terwijl je weet dat die pas na Kerstmis gelezen kan worden. Ik bedoel, ik kan nu toch nog niet weten hoe de kerstdagen dit jaar zullen verlopen. Stel je voor dat er net als drie jaar geleden op Tweede Kerstdag ergens ter wereld een tsunami plaatsvindt, of een andere gebeurtenis met een wereldwijde impact. Sla ik een mooie flater als ik een verhaal geschreven blijk te hebben over het vredige verloop van ons familiesamenzijn.

Een mens moet nooit proberen de toekomst te voorspellen, zelfs niet als het om het voorspelbare verloop van de kerstdagen gaat. Wat er over een uur gebeurt, is deels ongewis, laat staan wat de dag van morgen brengt. Wat nu nog in de schoot van de toekomst verborgen ligt, moet toekomst blijven totdat het als een nieuw stukje heden gebaard wordt. En dat moet ook zo zijn. Om die reden lees ik geen horoscopen die me vertellen wat 2008 voor mij in petto heeft. En om dezelfde reden was ik enigszins geïrriteerd toen ik vandaag in het kerstnummer van een plaatselijk blad een interviewtje las met een jong stel, dat in het nieuwe jaar het vierde kind verwacht. Ze hebben nu drie zonen en weten kennelijk al dat nummer vier een meisje zal zijn. Dat heb ik bij mijn kinderen nooit willen weten. Dat zou, in mijn optiek, het mysterie van hun geboorte een beetje verstoord hebben.

Over geboorte gesproken: als Kerstmis ergens het feest van is, dan is het wel het feest van het nieuwe leven. De laatste twee regels van het sonnet, dat ik speciaal voor het bovengenoemde kerstnummer geschreven heb, luiden dan ook:

Het leven is te kort en onvolkomen

Maar mooi omdat het steeds opnieuw begint

Daarnaast is Kerstmis ook een feest van de herinnering. Je kunt kerstavond of de kerstdagen niet doorbrengen zonder aan eerdere jaargangen van dit feest te denken. Ieder jaar moet ik bijvoorbeeld weer terugdenken aan de kerstavonden bij mijn ouders thuis. De hele avond stond in het teken van de naderende nachtmis in de Petruskerk. Nog voor half twaalf liepen we er met zijn zessen heen om een goede plaats te hebben, want het was er altijd bomvol, als om exact 24.00 uur pastoor Van der Heijden de kerstnacht opende. Waar ik door het jaar heen vaak een hekel had aan het verplichte zondagse kerkbezoek, tijdens de nachtmis voelde ik altijd een prettige geborgenheid als de hele kerk uit volle borst ‘Nu zijt wellekome’ zong. Thuisgekomen na de nachtmis aten we bij kaarslicht worstenbroodjes en pasteitjes. Voor de vulling van die pasteitjes had mijn moeder haar eigen, overheerlijke recept.

Worstenbroodjes eten we in mijn gezin nog steeds. Terwijl ik dit schrijf, ligt er voor alle gezinsleden een tweede broodje op onze houtkachel op te warmen (wat veel lekkerder is dan ze in de oven te leggen). Naar de nachtmis gaan we evenwel niet meer. In de jongere jaren van onze kinderen deden we dat nog wel, omdat mijn vrouw en ik vonden dat het onze plicht was hun iets van het geloof van onze ouders door te geven. Inmiddels vinden we het een beetje hypocriet alleen met Kerstmis naar een gebouw te gaan, waar we door het jaar heen nooit meer komen.

Morgen komen (waarschijnlijk) mijn ouders eten. Zullen ze nog vragen of wij naar de nachtmis zijn geweest? Of houden ze die vraag wijselijk voor zich? De toekomst zal het leren.