Worstenbroodjes
Best lastig: op kerstavond een column schrijven, terwijl je weet dat die
pas na Kerstmis gelezen kan worden. Ik bedoel, ik kan nu toch nog niet
weten hoe de kerstdagen dit jaar zullen verlopen. Stel je voor dat er net
als drie jaar geleden op Tweede Kerstdag ergens ter wereld een tsunami
plaatsvindt, of een andere gebeurtenis met een wereldwijde impact. Sla ik
een mooie flater als ik een verhaal geschreven blijk te hebben over het
vredige verloop van ons familiesamenzijn.
Een mens moet nooit proberen de toekomst te voorspellen, zelfs niet als
het om het voorspelbare verloop van de kerstdagen gaat. Wat er over een
uur gebeurt, is deels ongewis, laat staan wat de dag van morgen brengt.
Wat nu nog in de schoot van de toekomst verborgen ligt, moet toekomst
blijven totdat het als een nieuw stukje heden gebaard wordt. En dat moet
ook zo zijn. Om die reden lees ik geen horoscopen die me vertellen wat
2008 voor mij in petto heeft. En om dezelfde reden was ik enigszins geïrriteerd
toen ik vandaag in het kerstnummer van een plaatselijk blad een
interviewtje las met een jong stel, dat in het nieuwe jaar het vierde kind
verwacht. Ze hebben nu drie zonen en weten kennelijk al dat nummer vier
een meisje zal zijn. Dat heb ik bij mijn kinderen nooit willen weten. Dat
zou, in mijn optiek, het mysterie van hun geboorte een beetje verstoord
hebben.
Over geboorte gesproken: als Kerstmis ergens het feest van is, dan is het
wel het feest van het nieuwe leven. De laatste twee regels van het sonnet,
dat ik speciaal voor het bovengenoemde kerstnummer geschreven heb, luiden
dan ook:
Het leven is te kort en onvolkomen
Maar mooi omdat het steeds opnieuw begint
Daarnaast is Kerstmis ook een feest
van de herinnering. Je kunt kerstavond of de kerstdagen niet doorbrengen
zonder aan eerdere jaargangen van dit feest te denken. Ieder jaar moet ik
bijvoorbeeld weer terugdenken aan de kerstavonden bij mijn ouders thuis.
De hele avond stond in het teken van de naderende nachtmis in de
Petruskerk. Nog voor half twaalf liepen we er met zijn zessen heen om een
goede plaats te hebben, want het was er altijd bomvol, als om exact 24.00
uur pastoor Van der Heijden de kerstnacht opende. Waar ik door het jaar
heen vaak een hekel had aan het verplichte zondagse kerkbezoek, tijdens de
nachtmis voelde ik altijd een prettige geborgenheid als de hele kerk uit
volle borst ‘Nu zijt wellekome’ zong. Thuisgekomen na de nachtmis aten
we bij kaarslicht worstenbroodjes en pasteitjes. Voor de vulling van die
pasteitjes had mijn moeder haar eigen, overheerlijke recept.
Worstenbroodjes eten we in mijn gezin nog steeds. Terwijl ik dit schrijf,
ligt er voor alle gezinsleden een tweede broodje op onze houtkachel op te
warmen (wat veel lekkerder is dan ze in de oven te leggen). Naar de
nachtmis gaan we evenwel niet meer. In de jongere jaren van onze kinderen
deden we dat nog wel, omdat mijn vrouw en ik vonden dat het onze plicht
was hun iets van het geloof van onze ouders door te geven. Inmiddels
vinden we het een beetje hypocriet alleen met Kerstmis naar een gebouw te
gaan, waar we door het jaar heen nooit meer komen.
Morgen komen (waarschijnlijk) mijn ouders eten. Zullen ze nog vragen of
wij naar de nachtmis zijn geweest? Of houden ze die vraag wijselijk voor
zich? De toekomst zal het leren.
|