Dingen
Ik ben helemaal in de ban van het ding. Ik kus de leeslamp. Ik streel mijn
tandenborstel. Zelfs mijn bril geef ik liefdevolle aandacht. Meer dan ooit
ben ik me bewust van de dingen die mij omringen. Vooral natuurlijk de
dingen in mijn huis. Waar ik normaal hun aanwezigheid als vanzelfsprekend
ervaar, voel ik me nu als het ware gevleid dat de dingen mij en mijn
gezinsleden hebben uitgekozen om hun ding-zijn tot uitdrukking te brengen.
Normaal geniet ik alleen maar van een ding als ik het net heb, als de
nieuwheid nog te ruiken is, waarna het geleidelijk zijn vaste plaats in
huis inneemt en in de vergetelheid raakt. Dezer dagen bezie ik alle dingen
alsof ik ze net heb aangeschaft.
Deze stemming heeft natuurlijk alles te maken met het thema van de
nationale gedichtendag: Dingen in gedichten. Net als andere jaren heeft
ook dit jaar het gekozen thema me weer enorm geïnspireerd. Erover
nadenkend kwam ik tot allerlei filosofisch getinte gedachtes, over het
leven in het algemeen en over de dichtkunst in het bijzonder. Waarom zou
ik altijd weer moeten dichten over tijd en vergankelijkheid als ik het ook
gewoon over dingen kon hebben?
Ook als docent wist het thema me te inspireren. Ik vroeg leerlingen van
een brugklas hun favoriete ding op te schrijven. Voordat ze hiertoe
overgingen, moesten er eerst wat gedachteplooien gladgestreken worden. Zo
moest ik uitleggen dat fotograferen geen ding is, maar een bezigheid. En
ook de seksuele connotatie moest worden uitgebannen. Toen ik het denken
probeerde te stimuleren door te zeggen dat je een ding iets is waar je mee
kunt spelen, was het gelach niet van de lucht en kleurden de kaken rood.
Ja, zo’n ding hadden ze wel een.
Maar toen het gelach verstomd was, ontstond geleidelijk een geweldig leuke
les. Al sinds ik (inmiddels bijna vierentwintig jaar geleden) afgestudeerd
ben met een scriptie over creatief schrijven in het poëzieonderwijs, kan
ik me geen leukere les voorstellen als een geslaagde poëzieles. Je moet
altijd weer eerst door afkeer en vooroordelen heen breken. Maar als dat
eenmaal gelukt is, kan er iets heel moois ontstaan. Ik put nooit zoveel
voldoening uit mijn vak als wanneer ik de twinkeling in sommige ogen zie,
nadat ik erin geslaagd ben een ‘vage, saaie’ tekst tot leven te
wekken.
De verzameling favoriete dingen op het bord zei veel over de tijd waarin
we leven. Als het mij destijds gevraagd was, zou ik zonder aarzeling
‘bal’ hebben opgeschreven. Als ik het ook maar enigszins kon, was ik
buiten met een bal. De favoriete dingen van een huidige brugklas zijn
merendeels binnendingen. Ongeveer de helft van de klas noemde computer of
spelcomputer. Een meisje noemde haar knuffel en twee kinderen hadden hun
muziekinstrument opgeschreven. Slechts één leerling, een jongen, bleek
het meest verknocht aan een buitending en wel een hockeystick. Het meest
aparte antwoord was: ‘de deurtelefoon in het huis van mijn vader’.
Ondanks de tragiek die er achter zit, noemde het betreffende meisje dit
ding heel blijmoedig.
Na
het opschrijven van de dingenverzameling heb ik met hulp van de klas het
begrip ‘personificatie’ uitgelegd. Vervolgens heb ik de leerlingen
ertoe aangezet hun ding poëtisch tot leven te wekken. De banken moesten
uit elkaar en ieder moest zich verdiepen in de gedachten en gevoelens van
zijn favoriete ding. Gaandeweg kon je de spreekwoordelijke speld horen
vallen. Het eindproduct, een gedicht, moeten ze voor de volgende les naar
me mailen. Ik heb beloofd er een speciale gedichtendagbundel van de klas
van te maken. Niemand leek dat idee saai of raar te vinden
|