> home
  
    > speciaal
  
    > auteurs
  
    > teksten
  
    > Brabants
  
    > audio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

◄◄◄Karla Witjens

 

Karla Witjens

gedichten


 

 

Caballero

 

Ze stofte, waste, dweilde,

maakte bedden op en rookte.

Blies wolken tot een blauw gordijn,

daarachter zat ze ineengevouwen,

 

moederstil. Kuste ze haar vingers

haar lippen weken weer uiteen

haar trage blik werd fluweel

dat langs je naakte lichaam streek.

 

Minuten gloeide ze diep verzonken

tot ze met een slotgebaar

alles smoorde en verdoofde.

 

Ze was weer moederklaar.

 

 

 

 

 

Jas

 

Ik zit op de jas van een dichter

draai mijn kont

 

met fluwelen hand dicht hij

gedroomde vrouwen

 

kussen rimpels

zinnen wringen

 

zijn kloten in het gras

sleetse veren paraderen.

 

 

 

 

 

Kindertijd

 

De man buigt zich voorover en fluistert 

tegen het kind dat langzaam telt.

Een fee verschijnt bij honderd acht,

de man prikt met zijn reuzenspeld

 

in haar weke roze vel.

Honderd en twee, honderd en een.

Ze telt zich zomaar terug

wat kapot is wordt weer heel.

 

Toverfee vliegt, vingers fladderen vlug

belletje tinkelt, een pleister op de wond.

Morgen als de wekker rinkelt

verdwijnt alles in de grond.

 

 

 

 

 

Landschapspark

 

De poort naar het eiland

staat dagen wijd open

bellende schapen blaten luid

 

Moerenburg put uit hemelwater           

een snelweg daagt de stilte uit

snakkende bekken barsten de vijver                 

 

lucht bezegelt een huis van staal

wilgen pronken met lange tenen

voorbij het oude rioolgemaal.

 

 

 

 

 

Ontij

  

Wind gooit zandkorrels

in de lucht

golven krullen op

zee brult en briest

 

hoont het land

spuugt wier, touw en hout

tot aan de natte lijn

van het ochtendstrand. 

 

Hij ligt op zijn zij

bedolven onder zand

zee trekt zich terug

bultrugman

 

een schreeuw valt van het duin

krijsend vlucht

meeuw na meeuw,

een snavel bijt zijn dode hand.

 

 

 

 

 

Springbed

 

‘Hoger’ dacht ze en sprong,

met veerkracht - boven haar vermogen.

Zo wonderlijk gewichtloos even

is ze weer kind dat zich laat zweven.

 

Tussen wolken en aarde

als een mug in avondzonneschijn.

Tot een windvlaag haar meeneemt

 

en ze opkijkt wanneer de rand

botten breekt als van suikergoed

terwijl ze op de wereld landt.

 

Nooit meer springen, dansen, reiken,

naar kastelen van de wind.

Op de grond haar vleugels strijken

verloren is het kind.