INHOUD PIETER DE LAAT
CUBRA HOME

 

Download de complete PDF van De Spraakbes

 

 

Colofon

De Spraakbes van Pieter de Laat verscheen in april 1996 bij uitgeverij Reinhart Edities. De tekst werd gezet uit de Garamond, gedrukt op 120 grs “Butterfly”, zachtgeel, door Drukkerij Heijnen te Boxmeer en gebonden door Handboekbinderij Meijer Nijmegen in april 1996.

Alle exemplaren zijn genummerd en gesigneerd.

 

De PDF van deze uitgave is gebaseerd op nummer 27 van de Reinhart-editie.

 

Voor de hier gepresenteerde digitale versie heeft de auteur de tekst op een aantal punten herzien in maart 2019. De eindredactie was in handen van Frans-Joseph Claessens. De illustratie is van Ria van de Ven.

 

Het kopieerrecht  © van de gedigitaliseerde papieren editie (PDF) berust bij de auteur.

Het kopieerrecht © van de digitale editie berust bij Pieter de Laat en Stichting Cultureel Brabant, 2018.


 

 

Pieter de Laat

De Spraakbes

 


  INHOUD
   
 

SPEURZIN

1.         Waarheen het sluimert

2.         De verwensing die je altijd al

3.         En altijd weer hetzelfde, op telkens

4.         Wonderlijk, de tocht

5.         Hoe kon wijn water worden

 

AFDRUKKEN

1.         O lieve, o lieve zachtstil tintelt

2.         Water

3.         Iets uit verleden

 

HET PAD (EEN INTERMEZZO)

1.         Wat heb je gebracht (1)

2.         Nacht die aansluit

3.         Een afkomst verlaten

4.         Onrust ontbloot

5.         Om het begrijpen

6.         Wat heb je gebracht (2)

 

SEIZOENEN

1.         De ellenlange gesprekken

2.         Wat is er geslopen in

3.         Sneeuwig bericht

4.         En het vreemde gewaarworden

5.         Lente is van voor af aan begonnen

6.         Een lente laat zich keren

7.         Op te rekken lenteachtige beweegredenen

8.         Dampend komt het zonlicht klaar

 

VOOR WAT ER BEWEEGT

1.         Het opengeslagen gezicht

2.         Ooit zal dit gedicht zijn van water

3.         Toen je strak stond van poëzie

4.         Een steenkop; een verweerd gebaar

5.         Onder verflagen wordt gevonden wat blijft

6.         Het verwilderd bevolken

7.         Iets, iets eenvoudigs

8.         De dromerige regen

 

Notities

 

 
 

 

‘What is that noise?’

                                   The wind under the door.

‘What is that noise now? What is the wind doing?’

                                   Nothing again nothing.

                                                                                              ‘Do

You know nothing? Do you see nothing? Do you remember

Nothing?’

 

                                   T.S. Eliot

                                   ‘The Waste Land’

 

 
 

 

 

SPEURZIN

 

 

1.

 

Waarheen het sluimert

naar een koekoeksland misschien

waar je zelf geen nest meer hoeft te maken

 

                        en ziet

                               het onaffe toen

de vele gaten in de trui

                                                    die je alweer hebt gepast.

 

Wat overbleef:

                                   een speurzin naar water

                                   behoefte aan spray

                                   om ’s ochtends

                                   een geur te verslaan.

 

                                   Die al te veel, al te sterke

                                   gedachten makende aandrang

 

de nestgeur te verbergen

die dit gebrokkeld leven

beklemtoond omhangt.

 

 

2.

 

De verwensing die je altijd al

            had voor je andere deel

dat andere zelf

            wat je niet kon rangschikken

 

bedekte het inzicht waarin dit verscheen

verwenste de oprisping waarin het opsprong

verklankte de ijzige wanden die daarmee

                        de wegen bezetten waarlangs je ging

verbrandde het stro waarop je zou rusten

 

maar geen gerief dat lag te wachten

op het einde van de dag.

 

 

3.

 

En altijd weer hetzelfde, op telkens

weer dezelfde vraag: waarom

niet wat anders -

 

blijft steeds

hetzelfde antwoord komen -

 

wat niet kon

wat zich genesteld had in kieren

wat insloeg als bronspest

over het beeld van jezelf

 

het patina dat je niet verwachtte

de kwaadaardige verwerkelijking

van het naïeve gedachtengoed

waarmee dit binnenliep.

 

 

4.

 

Wonderlijk, de tocht

waarin je telkens verschuift

en toch dezelfde blijft

 

de koe die haar weiland

            te buiten gaat

maar gras blijft hetzelfde,

            gras

 

honger die maar nooit blijkt te stillen

de smaak waar je durend naar zoekt

 

een rusteloze gril

een verschuifbaar rekken.

 

 

5.

 

Hoe kon wijn water worden

kale lege uren waarin je

verdronk

 

het kon maar niet

zijn wat was

 

            dat uitslaan in brand

over een met dauw bedruppeld veld

 

wat zou moeten betekenen poëzie.

 

 


 

 

AFDRUKKEN

 

 

1.

 

O lieve o lieve, zachtstil tintelt

het wentelen van sneeuw in zon

het lentegewijs

van groen doorsneden wit

 

leven lerend dat is

o lieve dat mensen gaan

en zo blankwit liggen

dat leven zich van dan af aan

verbergt in zoiets als een foto

 

een man in een gelapte overall

altijd de droge geur

van koe om zich heen -

 

verborg schoonheid zich in

de mondjesmaat waarmee hij

in het nieuw stak

 

zoals hij er lag

speld van de coöperatieve

de gedachte geur van sigaren

die bleek zijn leven omhing.

 

 

2.

 

Water,

wat je nooit meer te boven kwam,

wat dreef in het herinneren als

een zeldzaam gesprek met je vader

over een oude, niet uit te spreken

angst voor wat water boven

alles uitzet,

 

water,

dat in zichzelf gekeerd leek

te zijn geworden, weer

wassend, in een nieuwe, niet

uit te spreken angst voor

wat water boven alles uitzet,

zo drijft het op je aan.

 

 

3.

 

Iets uit verleden

verzameld tot dit verstaan

 

wat troebel bleef hangen in kreken

 

een ellenlang herhalen van water

dat slordig de einden verbindt

 

waartussen wij.

 

 


 

 

HET PAD

 

(een intermezzo)

 

 

1.

 

Wat heb je gebracht

waarheen gaat het pad

van roze bloemkelken

 

hoe beweegt het;

wind verstaat zijn

eigen golven niet -

 

 

2.

 

Nacht die aansluit

op een morgen en

deze dag zo omhing

 

wat je te verbergen

tracht, gesluierd

verhaal je van licht -

 

 

3.

 

Een afkomst verlaten

waarheen zeilde je toen

dat heftig vervaren je bezocht

 

hoe bewegen rakelt

door een vormvast

stuntelen heen -

 

 

4.

 

Onrust ontbloot

een gedeeld geworden

begrijpen

 

wat wordt zichtbaar

een dieprode stip

bestemt een bestaan -

 

 

5.

 

Om het begrijpen;

waar moet je op aan

als een wonde niet heelt

 

hoe ver het kan liggen,

de diepe ondergrond van

dit onbedwingbare zijn -

 

 

6.

 

Wat heb je gebracht

wat heeft je zo strak

in je nekvel doen staan

 

hoe beweegt het

wind ontsluit zijn

ingehouden adem ongewild -

 

 


 

 

SEIZOENEN

 

 

1.

 

De ellenlange gesprekken

bloot aan de wind

 

die takken verwaaide

omdat het nu eenmaal zo ging

 

die ene keer, dat

storm gewoonte verving.

 

 

2.

 

Wat is er geslopen in

dit reddeloos zwenken

aan het zwerfpad voorbij

 

wat wil je ontlopen

 

            dat de adem

            zo inhoudt

 

een tikken van kou -

 

 

3.

 

Sneeuwig bericht uit de

            akkers, de velden,

 

de laatste storm heeft zijn

            doelwit bereikt,

 

de laatste strohalm

die ophield dat sneeuw

            zou gaan

 

zonder te worden genomen.

 

 

4.

 

En het vreemde gewaarworden

dat niets ooit roerloos, niets

zo voltooid gezien was

 

dan hoe het werd voorzegd

 

want als het sneeuwde dan

zou het blijven liggen, doodstil,

een gespreid bed in de tijd;

 

ze is niet blijven liggen,

er heeft geen slaap zich

roerloos aangediend.

 

 

5.

 

Lente is van voor af aan begonnen,

schiet herhaaldelijk uit haar slof

in volste overtuigen dat het doorzet

 

leg premissen op aan het uitkomen

nu ik de witte wagen uitrijd

en denk dat het zal uitblijven

 

dat zompige terugzakken

in de grondaarde

nadat het weer had gevroren.

 

 

6.

 

Een lente laat zich keren

in een strooinest van sneeuw

 

wat oprispt, wat op komen

staat in nieuwelingen,

loten aan een stam  

 

voordat lente beter

uit haar winter was gezet.

 

 

7.

 

Op te rekken lenteachtige

beweegredenen die je telkens

weer hebt, opnieuw

 

te willen bouwen,

vernieuwen omdat het nu

eenmaal de tijd is

 

ongerept verlangen, bloemend

denken, dat het jou beweegt

naar de uiterste grenzen

toe waarin dit bestaan

zijn golflengte kent.

 

 

8.

 

Dampend komt het zonlicht klaar

in haar zoveelste tred

 

groeit het gras, een zompige bodem

wordt bewogen, uitgemolken

 

de groeistem, de tingeltangel

 

waar het naartoe wil:

de grote uitbraak, het volle einde

 

waar het stem vindt

 

in wat zich laat vermenigvuldigen

in de bevallige aarde, haar grond.

 

 


 

 

VOOR WAT ER BEWEEGT

 

 

1.

 

Het opengeslagen gezicht

van een ondergaande zon

 

het oproepbaar vertederen

 

van een gedicht dat doorzinkt

in zee die openstaat

 

en dompelt daarin onder zijn ogen

zijn nu voor altijd gewassen gezicht.

 

 

2.

 

Ooit zal dit gedicht zijn van water,

ooit in een durende stilte voor de storm

 

in een wende te zullen ontwaken,

een bericht dat de tekens verschuift

 

tot wasdom gekomen verschoppeling

                        die zo schuw en doorregen

                        de woorden verbond

 

opdat ze hem stellig zouden doen staan.

 

 

3.

 

Toen je strak stond van poëzie

            greep het je aan,

                        de holle frase van het geduld

 

toen je stijf stond, stijf van poëzie

            greep het je aan

                        een heilig moeten

 

een instroom in een poëtisch getintel

            op een vlak geslagen oppervlak

 

om zo vast als een teek aan een taal

            te verhalen van leven

                        dat onder grassen bezonk

 

om wat lui sloeg op ogen

            bij al te veel tegenwind

                        te wieken tot een gebaar

                        dat opspeelt, tegenover

                        een al te glad geslagen vandaag.

 

 

4.

 

Een steenkop, een verweerd gebaar

            een afgebrokkeld muurtje

 

een warmer vuur dat je opzoekt

            om te houden wat bindt

 

voorvoelt wat gevoeld werd

            toen kou hen bijeenriep

 

bij een vlammenwerpend vuur,

            stijdlustige demonen die

           

een dieper zelf beriepen

            op te staan in een verdoolde tijd.

 

 

5.

 

Onder verflagen wordt gevonden wat

blijft, verbeelding, verwantschap,

verwondering om het vermogen van verte,  

 

je winden om de stengel van een

bloem en daarin terugvindt jezelf,

onbeladen bebladerd, licht ongeraakt.

 

 

6.

 

Het verwilderd bevolken

van een bloesemende haagwinde

rondom jouw stam

 

voordat schaamrood op kaken

zou afdoen van deze

eenparige opzet naar meer.

 

 

7.

 

Iets, iets eenvoudigs, uit het vriesvak

            aardappeltjes (voorgesneden, voorgebakken)

 

iets, iets eenvoudigs, een in te vullen

            gedicht dat je bij schemering kreeg

            en zich in vlagen verspreidde

            over een wachten dat braak lag

 

iets, iets eenvoudigs, iets wat iets oproept,

            een jurkje dat alle nurksheid versmelt

            en de poriën van je lichaam duizend

            bloemen toewijst te zullen bloeien

 

iets, iets eenvoudigs, een ingekleurd

            versmelten van een profaan geroep.

 

 

8.

 

De dromerige regen

de weerbarstige schaal

waarin wij zijn gelegd

en trachten te staan

 

de hunkerende wind

die openlijk heult

met vijandige trekken

 

de spraakbes die je vindt

in de luwte na een storm.      

 

 

 
 
NOTITIES  
AFDRUKKEN - 2

De Maas, in vroeger tijden seizoenmatig bepalend voor het leven, liet in de winter van '93-'94 en in '95 weer goed van zich spreken door een bedreigend hoge waterstand.

SEIZOENEN - 4 ‘Lentesneeuw’ bij de dood van ‘ome Hent’, 26 maart 1995.
VOOR WAT ER BEWEEGT - 3 Voor Jos Steegstra.
VOOR WAT ER BEWEEGT - 7 Naar aanleiding van ‘Iets zo eenvoudigs’, Huub Beurskens, 1995.