
feest
het is feest op de UvT
en weer wordt uitgenodigd de
oud-premier;
hij spreekt van intellectuelen en van
politiek.
ik luister en wil weten: is hij ook
lief?
(wat – hoezo – lief –, nou gewoon, of
hij ook lief is)
hij weet veel
en dat straalt op ons af, het daalt op
ons neer
en is hij ook lief? (als vraag dan,
gewoon als vraag)
kent hij spijt of twijfel en wellicht
ook verlegenheid?
hij spreekt van mensenrechten en weer
van politiek;
dat vragen we ook, dat verwachten we ook
want het is ook ons feest
het liefst vat ik hem samen, praat ik
hem na
of naar de mond, maar ook:
wat hoor ik in zijn stem,
wat zie ik in zijn oogopslag,
in de trekken rond zijn mond.
wat weet hij nou echt,
wat denkt hij ’s nachts als hij wakker
ligt
of in het donker op het tuinpad als het
windstil is
dat wil ik weten
kent hij angst en verlangen en zielepijn,
maar bovenal: is hij ook lief?
Ton Linden - 2007