CUBRA HOME

Copyright 2014 van deze digitale presentatie: J. Rietveld & Stichting CuBra

Sanctus Odulphus

door J. Rietveld

Voordat ik begin wil ik enkele mensen bedanken voor hulp en steun: natuurlijk mijn vrouw, die hoewel niet sterk geïnteresseerd toch met eindeloos geduld mijn geschutter heeft aangezien. Verder Frans van Limpt voor zijn hulp bij enige moeilijke Latijnse passages en zijn belangstellend volgen van het scheppingsproces en de foto’s van het Odulphusaltaar in Oirschot. Theo Heiligers heeft mooie foto’s gemaakt van het Sint-Odulphusraam in de Jozefkerk in Tilburg. Dan Gerard de Laat voor zijn bereidwilligheid mij toegang te verlenen tot het archief van het Sint-Odulphuslyceum. Tenslotte Cor Luijsterburg, die mij de reproductieafdeling van voornoemd Lyceum, in de persoon van Bert van Hezik, die ook bedankt wordt, heeft geopend, wat de zaak aanzienlijk vergemakkelijkte. En, natuurlijk, de ex-collega’s die het allemaal flauwekul vonden en mij aldus gestijfd hebben in mijn motivatie om het tot een einde te brengen – namen noem ik hier niet.

Bovenstaande is het voorwoord voor de eerste, offset-gedrukte, uitgave van 2012, bezorgd op kosten van het Sint-Odulphuslyceum, waarvoor nogmaals dank – zie boven.

Een ontmoeting op straat in Tilburg-Noord met de heer Ed Schilders werd de aanleiding tot deze elektronische uitgave. Hij heeft alles gedaan wat nodig is – ik heb geen flauw idee wat - voor de overgang naar deze editie, plus nog de verbetering van de nodige fouten. Ook daarvoor past natuurlijk een woord van dank: bij deze! Moge Odulphus het je lonen.

 

Inhoudsopgave

1. Verantwoording

2. Bronvermeldingen

3. Leven van Odulphus

4. Voorwoord voor de tweede uitgave van "Sanctus Odulphus"

5. Manuscriptum Audomarense 775

6. Acta Sanctorum Bolland

7. "The English Connection"

8. Een alternatieve Odulphus

9. Lied voor Odulphus


 

VERANTWOORDING

Wat bezielt in ’s hemelsnaam iemand om in de éénentwintigste eeuw te gaan schrijven over een man, al was het dan een “man Gods”, die al meer dan duizend jaar geleden het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld? Het antwoord hierop is betrekkelijk eenvoudig: de man die het boekje (zeer gedeeltelijk, zoals uit de inhoud zelf zal blijken) heeft geschreven, is tientallen jaren lang leraar geweest aan het Sint-Odulphuslyceum in Tilburg en vond altijd al dat iemand eens goed moest uitzoeken wat voor iemand onze patroonheilige geweest is. Men kan er donder op zeggen dat ooit iemand onze trouw aan Odulphus wil opzeggen en de school “Noordhoek Lyceum” of “Marietje-Kesselscollege” wil gaan noemen. Ik wil zorgen dat men dan in ieder geval weet van wie men afstand neemt.

Ook buiten het Lyceum is men wellicht hier en daar nog voldoende geïnteresseerd in deze lang vervlogen dagen om kennis te willen nemen van het leven en – ook niet gering, zoals blijken zal – verdere lotgevallen van deze Brabantse heilige. Want met Odulphus haalt men nog heel andere stukken geschiedenis in huis: plundertochten van de Noormannen, Karolingische cultuur, heiligen- en relikwieënverering, reformatie en nog meer.

 

BRONVERMELDINGEN
1) Het kernstuk van dit werkje, de biografie in het Latijn door Cappidus uit het jaar 941, heb ik gelicht uit Migne’s Patres Latini, een verzameling van “alles” wat door oude kerkelijke auteurs in het Latijn geschreven is. Wel heb ik enkele fouten verbeterd; misschien stammen deze fouten al van Cappidus zelf, misschien uit een van de talrijke overschrijvingen en herdrukken in de duizend jaar van zijn bestaan. Voor eventuele vertaalfouten ben ik verantwoordelijk. (nota bene: in deze e-uitgave is het werk van “Cappidus” vervangen door de “oertekst” uit Saint-Omer).


2) Het tweede grote stuk is de behandeling van Odulphus in de Acta Sanctorum van Bolland. Ook hier weer enkele foutjes die ik gemeend heb te mogen verbeteren. Het levensbeschrijvende deel van deze Acta is inhoudelijk nauwelijks anders dan Cappidus, maar er zijn wel veel aantekeningen toegevoegd.
 

3) Het derde deel geeft alles weer wat in het geschrift van Prior Dominic Odulphus aangaat; het geschrift van Prior Dominic is een geschiedkundig werk over het klooster van Evesham in Engeland, waar men terecht of ten onrechte meende Odulphus’ stoffelijk overschot te bezitten. Prior Dominic is in druk uitgegeven door Wm. D. Macray, London, 1863. (nota bene: in deze e-uitgave heeft de auteur nog een eigen notenapparaat toegevoegd om het lezen en volgen te vergemakkelijken).


4) Aangaande het beeldmateriaal: dat is, op de foto’s van Theo Heiligers gemaakt in de St.-Jozefkerk en de foto’s door Frans van Limpt van het Odulphusaltaar in de Pieterskerk van Oirschot  na, allemaal afkomstig van internet; een lijst van de meest voorkomende plaatsers volgt: (men mag, tenzij anders vermeld, http://www. ervóór denken:

sint-odulphus.nl
thuisinbrabant.nl/
google.nl/imgres?q=sint+odulphus
brabantsdagblad.nl/regios/meierij
sint.michielsgestel.nl/
centraalmuseum.nl/ontdekken
en.wikipedia.org/wiki/FileEvesham_Abbey
meertensinstituut.nl/
google.nl/imgres?q=sintFrederik
http://beeldeninbest.blogspot.com/odulphuskerk 

De auteur heeft gemeend dat het ’t beste was al het oudste schriftelijke bronmateriaal te verzamelen, voor zover doenlijk, en aan de lezer aan te bieden met een vertaling erbij. Maar voor een moderne lezer is de letterlijke vertaling van het bronmateriaal nogal taai, vrees ik, en daarom doe ik een bescheiden eigen levensbeschrijving voorafgaan aan het eigenlijke werk. Mij is trouwens overkomen wat menige biograaf gebeurt: ik heb sympathie en bewondering voor mijn onderwerp gekregen.
De eerste (en laatste) reactie van sommigen bij de mededeling dat iemand bezig is met Sint Odulphus, is: “Maar dat is toch allemaal flauwekul!!! Wat moet je daar nou nog mee?” Dat is het mijns inziens niet en daar kun je nog heel wat mee. Lees verder en U wordt misschien ook overtuigd – ik wil u niet dwingen.

 

Datum pridie Idus Iunii MMXII, (later MMXIV) J. Rietveld,
van MCMLXV t/m MCMXCVIII leraar klassieken aan het
Sint-Odulphuslyceum.

• Naar Inhoudsopgave

LEVEN VAN ODULPHUS

Oirschot, vlak vóór of na de eeuwwisseling van de 8e naar de 9e eeuw –er zijn chronologische problemen. Een meneer die daar woont van lagere Frankische adel krijgt een zoon. Hij woont waarschijnlijk op het grondgebied van het huidige Best. De naam van de vader is onzeker en van de moeder wordt niet eens genoemd. De boreling krijgt de naam Odulphus.[of: Odulf, Odolf; Olof wordt ook opgegeven, maar dat is een aparte heilige: Olof, eerste christelijke koning van Noorwegen; ook Oelbert komt men tegen, maar ook dat is een aparte figuur, een boer uit Oosterhout rondom wie ook de nodige wonderverhalen zijn gesponnen]

Gaande de opvoeding bleek hij een uitzonderlijk getalenteerd jongmens. De scholing was toen in handen van priesters; vakken als algebra en scheikunde bestonden nog niet; het rooster werd gevuld met grammatica, rhetorica en godgeleerdheid, maar ook daarin kan men getalenteerd zijn. Behalve verstandelijke begaafdheid had Odulphus nog een opvallende eigenschap: hij was God en de christelijke leer en levenshouding ten zeerste toegedaan. “Soldaat zijn in de strijd van Christus” werd zijn doel in het leven. Eerst werd hij, heel jong nog, priester en nam hij het bestuur van de Oirschotse parochie op zich, wat hij heel goed deed. Men moet hierbij overigens niet denken aan de huidige grote kerk, maar aan de voorganger van “het Boterkerkje”. 

Maar hij wilde meer. Hij wilde naar Utrecht, waar een bisschop zetelde (zelf hoorde hij overigens tot het bisdom Luik) en waar gemeenschappen van priesters samen leefden en werkten “in de wijngaard van de Heer”. Zijn ouders waren hier helemaal niet vóór en wisten hem een tijd tegen te houden, maar uiteindelijk zette hij door, misschien na de dood van zijn ouders. Het verspreiden van de christelijke leer en levenshouding stond toen (en nog) gelijk met de wereld verbeteren: na het vertrek van de Romeinen in ± 350 was in deze landen bijna alle wet en wetshandhaving verdwenen; wat er gebeurde, was wat de sterkste mannen (krijgsheren, zogezegd) voor goed hielden. Men begrijpt dat dan de zwakkeren, dus vrouwen, kinderen en minder flinke mannen, het kind van de rekening konden worden. Als iemand de mensen, vooral de sterke mannen, principes van naastenliefde en zorg kon bijbrengen, was er heel wat gewonnen. Vergelijk het met het werk van missionarissen in Afrika. Dat was wat Odulphus zich voornam te gaan doen vanuit zijn Utrechtse klooster. Hij werd overigens geen echte kloosterling, maar een Augustijner kanunnik; dit hield in dat hij een gelofte deed met de andere kanunniken in een kloosterachtig verband volgens een regel te leven, maar dat hij geen gehoorzaamheid verschuldigd was aan een abt. Hij bepaalde zelf wat hij deed.

Wie nu mocht denken dat Odulphus solliciteerde naar een lekker veilig plekje achter de kloostermuren om te bidden, te lezen en in de tuin te werken, heeft het dus mis. De tijden waren toen zeer roerig en het leven was in sommige delen van ons land gevaarlijk, vooral langs de grote rivieren, waaraan toen ook Utrecht lag [1]. In 814 was Karel de Grote gestorven, voor wie de Noormannen en Denen een heilig ontzag hadden. Zijn zoon en opvolger Lodewijk de Vrome miste de ijzeren hand van vader en toen zagen de Vikingen hun kans schoon: langs kusten en oevers van de grote rivieren doemden hun drakenschepen uit duister en nevel op en wee je gebeente als dat gebeurde: alle draagbare waardespullen, de vrouwen en kinderen werden mee geroofd en de mannen afgeslacht en de gebouwen platgebrand. Odulphus begaf zich dus van zijn betrekkelijk veilige geboortegrond in Oirschot (veel te ver van het water voor de Vikingen!) naar gebieden waar het wemelde van mensen die beroofd en berooid waren en hulp nodig hadden en zelf heel makkelijk vervielen tot een beestachtige levenswijze. Behalve een goed verstand en een grote godsvrucht had Odulphus een dosis moed en een schoorvoetende zin voor avontuur, wat uit het vervolg zal blijken. In Utrecht onderscheidde hij zich door meer dan stipte naleving van de kloosterregel: vasten, waken en aalmoezen uitdelen, daklozen opvangen en zichzelf wegcijferen, dat was zijn levensstijl. Maar hij moet ook naam gemaakt hebben als overtuigende prediker, die de mensen kon overhalen tot het christelijke leven.

Dat laatste kan worden opgemaakt uit het feit dat de toenmalige Bisschop van Utrecht, Sint Frederik, hem uitzocht om mee te gaan naar Friesland, waar plotseling veel aanhangers kwamen van afwijkende – wel christelijke - sectes: de Arianen en de Sabellianen [2]. Het kostte Frederik moeite om Odulphus uit Utrecht weg te krijgen, maar het lukte uiteindelijk. Samen gingen ze keer op keer alle kerken van Friesland langs om de mensen terug te brengen naar de juiste leer. Het kon wel makkelijk gebeuren dat deze inspanningen beloond werden met gewelddadige reacties, want de toenmalige Friezen waren woestelingen volgens de oudste levensbeschrijving van Odulphus. Maar daardoor werd het tweetal niet gehinderd. Frederik kon natuurlijk niet onbeperkt wegblijven uit Utrecht, waar hij immers Bisschop was, en hij vroeg Odulphus om na zijn vertrek te blijven doorgaan met het werk, dat nog lang niet af was. Het kostte weer veel overredingskracht om Odulphus zover te krijgen, maar hij gaf tenslotte  toe. Hij nam Staveren als standplaats, maar heel Friesland bleef zijn werkgebied. Later werd hij (waarschijnlijk terecht) beschouwd als stichter van het kanunnikenkapittel [3] aldaar, waaruit een Benedictijner klooster voortkwam, dat nog tot in de 15e eeuw bestaan heeft. Ondertussen maakte hij goede vorderingen en mocht Friesland weer beschouwd worden als een goed katholieke  landstreek.

Toen dacht Odulphus aan zijn oorspronkelijke gelofte, namelijk dat hij in Utrecht zou gaan werken tot het eind van zijn leven. En ondanks indringende smeekbeden van de Friezen dat hij zou blijven en hen verder steunen, zette hij door en ging zijn laatste jaren slijten in Utrecht. Die laatste jaren werden er nog heel wat, want hij schijnt knap oud geworden te zijn. Maar hoe oud en gebrekkig hij ook werd, hij bleef geklemd vasthouden aan de zelfopgelegde regels: vasten, waken, studeren, bidden, aalmoezen uitdelen, zodat iedereen verbaasd was over zijn volharding; maar hij had een geheime agenda: de Evangelist geeft immers het woord van Jezus door aan de mensen: alwat je je hier op aarde ontzegt, zal in de hemel honderdvoudig worden uitbetaald.

Het laatste wat wij van hem horen, los van het wonderbaarlijke waaraan wij tegenwoordig geen geloof meer hechten (maar waarover toch later), is van de rol die hij heeft gespeeld bij de keuze van een nieuwe Bisschop in 854. Bisschop Alberik (tweede opvolger van Frederik) overleed en er moest een nieuwe komen. Toentertijd werden nieuwe Bisschoppen gekozen door de (hogere) geestelijkheid van het bisdom, niet benoemd door de Paus. Na enig vijven en zessen koos men ene Craft of Crast, maar deze weigerde met als motivering dat hij al voldoende bedeeld was met aardse rijkdommen. Dit antwoord stoorde Odulphus geweldig en op zijn advies werd toen Hungerus gekozen, een onooglijk mannetje, maar heel heilig, Bisschop van 854 tot 866; maar daarvan heeft Odulphus nauwelijks meer iets meegemaakt, want hij stierf ongeveer een jaar nadat Hungerus tot Bisschop gewijd was, hoewel ook inzake het overlijden van onze Heilige de nodige chronologische problemen bestaan. Utrecht werd toen (weer eens) geplunderd door Denen en Hungerus moest de wijk nemen naar het zuiden.

Dat was het dan. De auteur raadt aan om nu, als men nog nieuwsgierig is, de vertaling – nog beter het Latijn - te lezen van Cappidus, de oudste biograaf van Odulphus, en de vertaling van de Acta Sanctorum van de Bollandisten, goeddeels hetzelfde als Cappidus. Men kan dan ook zelf beoordelen of de auteur goed werk heeft gedaan met zijn nieuwe biografische schets.

• Naar Inhoudsopgave

VOORWOORD VOOR DE TWEEDE UITGAVE VAN “SANCTUS ODULPHUS”

Vanaf het moment dat de auteur de eerste uitgave onder ogen kreeg, wist hij dat een tweede nodig zou zijn: de eerste uitgave was een blamage door het aantal fouten dat er in was achtergebleven ondanks de vele correcties waaraan hij onderworpen was. Verder waren er nog wat moeilijke passages die achteraf beter vertaald konden worden.

Daarna kwam er nog meer aan het licht. Hoewel ik (ik spreek verder in de eerste persoon over de auteur) dacht dat ik het in eerste instantie heel aardig gedaan had, bleek de tekst die ik had gekozen als centrale bron voor de levensbeschrijving helemaal niet de beste te zijn. De Vita door de zogeheten Cappidus Stavriensis is wel veel eerder in druk uitgebracht dan die van de Acta Sanctorum, maar is een herschrijving van wat de auteur ervan, ene Surius, voor zich had liggen. [4] Toen ben ik er maar eens goed ingedoken. Naast de Acta Sanctorum (Brussel 17e- 18e eeuw) deed dr. A. Hilhorst uit Groningen (oud-leerling van Odulphus) mij nog eens de Monumenta Germaniae Historica aan de hand , welke enkele gedeelten uit de Vita afdrukt,  inhoudelijk goeddeels gelijk aan de Acta, maar geenszins letterlijk hetzelfde.  Deze Monumenta had vier handschriften verwerkt, de hieronder besproken Aud. ms. 775 uit St.-Omer, Brussel ms. 830-2 en Brussel ms. 9636-8, plus een laat handschrift dat in Gent bewaard wordt.

Toen begon de jacht op de “meest betrouwbare tekst”. Mijn naspeuringen leverden mij een lijst van 17 manuscripten op die in bibliotheken verspreid over West Europa bewaard worden.  In mijn lekenoptiek moest nu de meest betrouwbare tekst  de oudste versie van de tekst zijn met daarin gewijzigd wat echt niet door de beugel kan, zoals spelfouten e.d. De Monumenta noemt als oudste geraadpleegde manuscript een handschrift dat in de gemeentelijke bibliotheek te St. Omer (Noord-Frankrijk) bewaard wordt, oorspronkelijk afkomstig uit het klooster van Saint Bertin, dat in 1789 met alle kloosters in Frankrijk werd opgeheven en waaruit de handschriften gered moesten worden; dit klooster lag vlak bij St. Omer.

Het bleek heel gemakkelijk om dit handschrift onder ogen te krijgen, want een e-mailtje naar de Bibliothèque d’agglomeration de Saint Omer leverde na een week 6 prachtige foto’s op die zonder moeite gelezen konden worden en een tekst van redelijk goede Latijnse kwaliteit bevatte, uit de 10e  of 11e eeuw; hiervoor ben ik dat instituut uiteraard buitengewoon dankbaar. Nadat ik hiervan een transcriptie had gemaakt en het strikt nodige veranderd had, bleek dat mijn “meest betrouwbare tekst” vrijwel woordelijk dezelfde was als van de Monumenta, voorzover die voorhanden was. Hierdoor gesterkt heb ik mijn transcriptie-met-wijzigingen tot meest betrouwbare tekst gepromoveerd en deze komt hier nu de oorspronkelijke van Cappidus alias Surius vervangen; dan is het nauwelijks meer nodig het Vita-gedeelte van de Acta Sanctorum te vertalen, zodat ik dat alleen maar heb afgedrukt: men kan dan zelf vergelijken. Wel heb ik de aantekeningen van Godefridus Henschen, de onvolprezen uitgever van vele delen van de Acta Sanctorum, met vertaling opgenomen. Cappidus alias Surius heb ik met enige spijt (want hij was de eerste en jarenlang enige schrijver die mij inlichtingen over Odulphus verstrekt had) verwijderd. Overigens lijkt het dat Henschen de tekst uit St.-Omer niet gekend dan wel verwerkt heeft. Ik heb in dubio gestaan of ik het handschrift uit St.-Omer moest corrigeren, dan wel letter voor letter overnemen met suggesties voor verbeteringen in de noten; ik heb voor het laatste gekozen.

Verder heb ik uiteraard alle fouten uit de eerste uitgave willen verbeteren, wat wel niet gelukt zal zijn, en dus excuseer ik mij maar weer bij voorbaat voor alle resterende (of nieuw bijgekomen) mankementen.

Ik heb met spijt moeten besluiten deze tweede editie niet meer op papier uit te brengen, maar enkel in e-vorm. Ik begrijp nu pas voor welk een uitgave ik het Odulphuslyceum gesteld heb met die eerste editie. Een papieren editie zou mij op ongeveer € 25,-- per exemplaar zijn komen te staan en hoewel ik alle ontvangers hoog respecteer en soms meer dan dat, werd dat mij te gortig. Publicatie door middel van een CD-tje kost ongeveer € 0,50 per exemplaar plus portokosten; en er zijn weinig mensen die daarmee niet overweg kunnen. Zo komt het dat U nu van Uw scherm zit af te lezen, maar het is niet verboden om het geheel of gedeeltelijk af te drukken, als dat beter schikt.

Tenslotte hecht ik eraan om aan enkele mensen mijn dank te betuigen: allereerst dr. A. Hilhorst, uit Groningen, hierboven al genoemd, voor zijn vakkundige hulp en belangstellende stimulering; Frans van Limpt uit Oisterwijk, die het ontstaan van dit opusculum ook met warme interesse gevolgd heeft en de foto’s gemaakt heeft van het Odulphusaltaar in Oirschot. Paul Eggermont uit Deventer, die me de fotokopie (op CD) bezorgd heeft van de Middelnederlandse vertaling van de Vita. En degenen die in het voorwoord bij de eerste editie zijn genoemd. Ten slotte wil ik ook al degenen bedanken die zo goed waren mij (veelal kosteloos) fotokopieën van de manuscripten te sturen, met name die uit België en Frankrijk.


[1] Opsomming vikingrooftochten: van 813 tot 852 Frisia 7 keer; Dorestad 8 keer; de Betuwe 4 keer en vele andere.

[2] ketterijen die (kort door de bocht) iets anders leerden over de Drieëenheid dan de orthodoxe richting.

[3] kapittel: een groep kanunniken die de eredienst en andere werkzaamheden deden in een hoofdkerk

[4] Surius’ tekst was afgedrukt in zijn eigen werk (De probatis Sanctorum historiis, Keulen 1570-1577, diverse malen aangevuld en heruitgegeven tot in 1813, Turijn, terwijl De probatis…. al een voortzetting was van Al. Lipomanus, Sanctorum priscorum vitae, Venezia 1551-1560) en van daaruit terechtgekomen in het bekende Patrologia Latina van J. P. Migne waaruit ik het had gepuurd (MPL, 133, kol 857-862D)

 

Begin van de pagina