We waren bevrijd, maar de Duitsers bleven ons
achtervolgen. Wit als een doek kwam Trui van Ravenstein de keuken
in gelopen. Mijn vriend Cor en ik speelden een of ander kaartspel,
moeder deed de omwas. "Fien luister, het is ene gruwel."
Trui zei dat altijd; bijvoorbeeld als ze de melk niet gekarnd
kreeg: "het is toch ene gruwel." Maar deze keer was het
ernst. "Als er ons jongens maar niet bij zijn." Cor en
ik begrepen er niets van, wat bedoelde ze nou. Maar ook moeder
begreep niet waar Trui naartoe wilde.
"Ga nu eens zitten, Trui, en vertel eens wat
er gebeurd is." Trui's dochter had de nacht in haar
woonplaats doorgebracht, het dorpje verder stroomafwaarts. Ze had
gekookt voor 24 mannen en jongens; de jongste was zestien jaar nog
in korte broek en met klompen aan. Ze hadden met zijn allen in het
ouderlijk huis geslapen, de meesten in de kamer op de grond.
De volgende morgen stonden er vijftien Duitsers
rond het huis. Ze forceerden de achterdeur en drongen de kamer
binnen. De jongens sliepen nog, de meeste mannen waren wakker. Ze
moesten opstaan. De commandant van de groep verklaarde in het
Duits, dat alleen de twee studenten verstonden, dat ze nu
gijzelaars waren, omdat de geallieerden met bommen, granaten en
mortieren over land en vanuit de lucht de dorpen aan de overkant
plat hadden geschoten. "De dorpen waar die Duitsers
zaten," snikte Trui. Alle 24 werden naar de veerdam gedreven,
de veerman werd gedwongen ze over te zetten. De vijftien Duitse
militairen hielden constant het geweer in de aanslag. Aan de
overkant moesten ze nog over een opgeblazen brug die geknikt in
het water lag. Ze gleden er meer af dan dat ze vooruitkwamen,
kregen in de knik natte voeten en benen, en kropen er met handen
en voeten weer tegenop. De jongen op klompen moest omhoog
getrokken worden, hij gleed telkens omlaag. Hij huilde, zijn
rechterhand bloedde en de voorkant van zijn enkelgewrichten deed
pijn, omdat de schelpen van zijn klompen in die schuine stand het
vel eraf hadden geschuurd. Ze werden met zijn allen in een
patronaat gedreven. Wachten en nog eens wachten, geen eten, honger
dus. De overkant, de Engelsen en Amerikanen waren inmiddels
gealarmeerd en begonnen te schieten met granaten. 's Middags
vlogen de geallieerden laag over de dorpjes aan de overkant. Angst
onder de 24.
's Avonds kwam de hoogste commandant in het
patronaat. Hij fluisterde met twee onderofficieren, maar het
gefluister ging over in luid roepen en ten slotte geschreeuw. De
commandant vond het stom om die 24 boerenpummels te gijzelen; de
geallieerden hebben daar niet veel voor over, dat bleek vandaag
wel, ze hadden om die gijzelaars het schieten niet nagelaten. Ze
mochten naar huis en Trui’s gebed was verhoord.