Geboren onder uw stoel
"Onder uw stoel, burgemeester",
antwoordde ik op zijn vraag. Burgemeester Van den Heuvel keek spontaan onder zijn stoel.
Hij trok zijn wenkbrauwen verbaasd op. Hij had me gevraagd, waar ik ergens in ons dorp
geboren was. "Ons ouderlijk huis heeft gestaan waar nu het gemeentehuis is
gebouwd", legde ik hem uit. "De slaapkamer van mijn ouders lag links aan de
voorkant, waar uw werkkamer is gesitueerd. De vloer zal iets lager gelegen hebben dan die
van uw kamer. Ja, geboren onder uw stoel, exacter kan ik het niet zeggen". De
burgemeester keek onder zijn stoel, knikte begrijpend en ik begon het doel van mijn bezoek
te omschrijven.
Ik ben geboren op 12 juni 1929 des
woensdags namiddags. In hetzelfde jaar, op dezelfde dag en op hetzelfde dagdeel is Anne
Frank geboren. Het was ook de zevende verjaardag van Berte, die als verjaardagscadeau om
een babypop had gevraagd en het nu voor deze keer maar met mij moest doen.
De naam Doruske leefde in ons gezin al
vóór mijn geboorte. Om de broodkar bij het laden te ondersteunen, omdat het paard er nog
niet voor stond en het een tweewielige kar was, gebruikte een van de knechts een paal van
ongeveer één m. Die paal was de houten lievelingspop van mijn toen vierjarige jongste
zusje Arina. Ze noemde deze pop Doruske. Toen ze op een dag ontdekte, dat haar
Doruske gebruikt werd als karrenstut, schopte ze de knecht tegen zijn schenen, rukte aan
de paal en schreeuwde: "Geef Doruske terug, t is mijn Doruske. Hij krijgt daar
erge koppijn van". Ze is altijd mijn lievelingszus gebleven.
Voor mijn ouders was ik tijdens mijn eerste
twee levensjaren een hele zorg. Moeder was ervan overtuigd, dat ze me volop borstvoeding
gaf, maar de dokter verklaarde haar: "Ge kunt hem even goed pompwater geven".
Deze ondervoeding had tot gevolg, dat ik Engelse ziekte kreeg en ingewandsziekte. De
dokter schreef moeder voor mij veel bananen te voeren. "En als het enigszins kan leg
hem in de zon". Moeder volgde de voorschriften van de dokter nauwgezet op. Maar mijn
zusjes deden dat niet met de voorschriften van moeder. Als ze op me moesten passen na
school en bananen voeren, dan ging het steevast zo: één hapje voor Doruske, één hapje
voor mij.
De dienstmeiden stonden nogal ambivalent
tegenover mij. Schoon in de wieg of in de wagen was het: tatatatata Doruske; maar als ze
me moesten verschonen, dan geen lieve woordjes, dan trokken ze hun neus op en wisten
nauwelijks hoe ze me moesten aanpakken. Tengevolge van mijn ingewandsziekte was mijn
stoelgang niet zo geregeld, dat ze alleen mijn luier hoefden te verschonen. In het kort
kwam het hierop neer, dat ze me met kleertjes en al in het badje legden, een paar keer het
water vernieuwden, me uitkleedden en me vervolgens helemaal wasten vooral ook mijn haren.
Moeder kon onmogelijk dit karwei verrichten, ze moest te vaak naar de winkel, de
keuringsdienst van waren zou tegen deze combinatie ernstige bezwaren maken, zo niet geheel
verbieden.
Op een broeierige zomerdag lag ik achter in
de boomgaard in een kinderwagen, nog zo eentje met van die fietswielen. De boomgaard lag
ongeveer 200 m van ons huis af. Moeder had het heel druk in de winkel, de dienstmeiden
maakten de slaapkamers schoon, de andere kinderen waren naar de bewaar- of de lagere
school. Plots betrok de lucht, in minder dan 30 seconden brak er een wolkbreuk los.
Kennelijk dacht niemand aan dat babytje in de boomgaard. Toen moeder verschrikt kwam
kijken, dreef ik in de kinderwagen. De volgende ochtend constateerde de dokter, dat ik
dubbele longontsteking had. "Volgens mij haalt hij het niet", moedigde de dokter
mijn vader aan, "hij heeft toch al niets bij te zetten. Ik zou vannacht maar waken.
Maar zo gauw hij zijn vingers pakt, heeft hij de crisis overwonnen en kunt ge naar bed
gaan". Tegen vier uur in de ochtend pakte ik mijn vingers, mijn vader zuchtte en
slofte glimlachend naar de bakkerij om met zijn werk te beginnen.
Boven mijn ledikantje op de opkamer hing
een groot schilderij van opa Van Grinsven. Ons gezin heeft maar één opa gekend, opa en
oma Van Dinther waren al overleden, toen vader vier was.
Opa Van Grinsven stond op de foto precies
zo als hij was, met een geweldige snor. s Nachts viel er door een spleetje van het
gordijn wat licht naar binnen juist op het schilderij van opa. Nachten achtereen moet ik
gehuild hebben uit angst voor dat oude mannengezicht met snor. Vader en moeder begrepen
maar niet, waarom ik zo huilen moest, een droge luier, alle spelden goed vast. Honger dan?
Moeder gaf me dan wat te drinken veel vroeger dan anders. Ik doezelde weer in, schrok
wakker en keek met grote angstogen naar het portret. Vader die toch moest opstaan voor het
werk in de bakkerij, keek in mijn ledikantje zag mijn angstogen naar boven gericht.
"Moeder, ik weet waarom ons Doruske huilt, hij is bang voor je vader. Hij moest
het eens weten, dat een van zijn kleinkinderen angst had voor hem, zon goed
mens". Hij pakte het schilderij weg en zette het omgekeerd tegen de kamermuur. Ik
sliep tot laat in de morgen en elke nacht konden mijn ouders genieten van hun welverdiende
rust.
Nu ik zelf opa ben van drie kleinkinderen
Hans, Sanine, en vanaf 1 april 1999 van Odillia, weet ik hoe die op ons reageren en met
ons omgaan en spelen, wat ik gemist heb. Tiny heeft haar grootouders van beide zijden heel
goed gekend en ik haar grootouders van moerszijde. Een heel vage herinnering heb ik van
opa Van Grinsven: ik zat op zijn schoot onder de kerstboom en hij zong een kerstliedje.
Oma Van Grinsven was toen al overleden.
Toen ik twee jaar was, kon ik wel praten,
maar nog niet lopen. Moeder wilde me perse voor een paar dagen meenemen naar haar vader;
opa wilde zo graag zijn jongste kleinkind zien. We gingen met de bus naar Gestel. Ik zat
bij moeder op schoot en babbelde een beetje met een meisje dat naast ons zat. Een mevrouw
tegenover ons vroeg bezorgd: "Gaat u ermee naar het ziekenhuis, vrouwke?" Moeder
verbleekte.
Later, toen ze al in de tachtig was en ze
me al deze verhalen voor de zoveelste keer vertelde, bleek dat ze zich die ondervoeding
persoonlijk verweet. En of ik nu zei, dat ze daar ook niets aan kon doen, -er waren toen
nog geen consultatiebureaus-, ik kreeg dat schuldgevoel bij haar niet weggepraat, ze bleef
erop terugkomen. Ik heb er ook geen last van gehad. Behalve dan de vraag bij het jaarlijks
doorlichten: "Hebt u dubbele longontsteking gehad?" en bij mijn eindexamen voor
onderwijzer. Onze gymleraar wilde op dat examen enkele oefeningen laten maken in
kleermakerszit. Ik kon met geen mogelijkheid mijn knieën op de vloer drukken. " Heb
jij Engelse ziekte gehad?" Ik knikte. Op het officiële examen werden deze oefeningen
niet gegeven. |