INLEIDING THEO VAN DOORN

OVERZICHT LEESTEKSTEN

HOME

Geboren onder uw stoel
Twee heren medici
Vooruitgang
Op de bewaarschool
De ruin
Geloofscrisis
Koetje spelen
Annie
Pijn
De oude tilbury
Kerstmis
Vader 50
Moeder verplegen
Waarom is een bed geen nest?
Brand
Pollie

Doruske - Van baby tot meester

Theo van Doorn

vignetleaf.jpg (789 bytes)

Geboren onder uw stoel

"Onder uw stoel, burgemeester", antwoordde ik op zijn vraag. Burgemeester Van den Heuvel keek spontaan onder zijn stoel. Hij trok zijn wenkbrauwen verbaasd op. Hij had me gevraagd, waar ik ergens in ons dorp geboren was. "Ons ouderlijk huis heeft gestaan waar nu het gemeentehuis is gebouwd", legde ik hem uit. "De slaapkamer van mijn ouders lag links aan de voorkant, waar uw werkkamer is gesitueerd. De vloer zal iets lager gelegen hebben dan die van uw kamer. Ja, geboren onder uw stoel, exacter kan ik het niet zeggen". De burgemeester keek onder zijn stoel, knikte begrijpend en ik begon het doel van mijn bezoek te omschrijven.

Ik ben geboren op 12 juni 1929 des woensdags namiddags. In hetzelfde jaar, op dezelfde dag en op hetzelfde dagdeel is Anne Frank geboren. Het was ook de zevende verjaardag van Berte, die als verjaardagscadeau om een babypop had gevraagd en het nu voor deze keer maar met mij moest doen.

De naam Doruske leefde in ons gezin al vóór mijn geboorte. Om de broodkar bij het laden te ondersteunen, omdat het paard er nog niet voor stond en het een tweewielige kar was, gebruikte een van de knechts een paal van ongeveer één m. Die paal was de houten lievelingspop van mijn toen vierjarige jongste zusje Arina. Ze noemde deze ‘pop’ Doruske. Toen ze op een dag ontdekte, dat haar Doruske gebruikt werd als karrenstut, schopte ze de knecht tegen zijn schenen, rukte aan de paal en schreeuwde: "Geef Doruske terug, ‘t is mijn Doruske. Hij krijgt daar erge koppijn van". Ze is altijd mijn lievelingszus gebleven.

Voor mijn ouders was ik tijdens mijn eerste twee levensjaren een hele zorg. Moeder was ervan overtuigd, dat ze me volop borstvoeding gaf, maar de dokter verklaarde haar: "Ge kunt hem even goed pompwater geven". Deze ondervoeding had tot gevolg, dat ik Engelse ziekte kreeg en ingewandsziekte. De dokter schreef moeder voor mij veel bananen te voeren. "En als het enigszins kan leg hem in de zon". Moeder volgde de voorschriften van de dokter nauwgezet op. Maar mijn zusjes deden dat niet met de voorschriften van moeder. Als ze op me moesten passen na school en bananen voeren, dan ging het steevast zo: één hapje voor Doruske, één hapje voor mij.

De dienstmeiden stonden nogal ambivalent tegenover mij. Schoon in de wieg of in de wagen was het: tatatatata Doruske; maar als ze me moesten verschonen, dan geen lieve woordjes, dan trokken ze hun neus op en wisten nauwelijks hoe ze me moesten aanpakken. Tengevolge van mijn ingewandsziekte was mijn stoelgang niet zo geregeld, dat ze alleen mijn luier hoefden te verschonen. In het kort kwam het hierop neer, dat ze me met kleertjes en al in het badje legden, een paar keer het water vernieuwden, me uitkleedden en me vervolgens helemaal wasten vooral ook mijn haren. Moeder kon onmogelijk dit karwei verrichten, ze moest te vaak naar de winkel, de keuringsdienst van waren zou tegen deze combinatie ernstige bezwaren maken, zo niet geheel verbieden.

Op een broeierige zomerdag lag ik achter in de boomgaard in een kinderwagen, nog zo eentje met van die fietswielen. De boomgaard lag ongeveer 200 m van ons huis af. Moeder had het heel druk in de winkel, de dienstmeiden maakten de slaapkamers schoon, de andere kinderen waren naar de bewaar- of de lagere school. Plots betrok de lucht, in minder dan 30 seconden brak er een wolkbreuk los. Kennelijk dacht niemand aan dat baby’tje in de boomgaard. Toen moeder verschrikt kwam kijken, dreef ik in de kinderwagen. De volgende ochtend constateerde de dokter, dat ik dubbele longontsteking had. "Volgens mij haalt hij het niet", moedigde de dokter mijn vader aan, "hij heeft toch al niets bij te zetten. Ik zou vannacht maar waken. Maar zo gauw hij zijn vingers pakt, heeft hij de crisis overwonnen en kunt ge naar bed gaan". Tegen vier uur in de ochtend pakte ik mijn vingers, mijn vader zuchtte en slofte glimlachend naar de bakkerij om met zijn werk te beginnen.

Boven mijn ledikantje op de opkamer hing een groot schilderij van opa Van Grinsven. Ons gezin heeft maar één opa gekend, opa en oma Van Dinther waren al overleden, toen vader vier was.

Opa Van Grinsven stond op de foto precies zo als hij was, met een geweldige snor. ’s Nachts viel er door een spleetje van het gordijn wat licht naar binnen juist op het schilderij van opa. Nachten achtereen moet ik gehuild hebben uit angst voor dat oude mannengezicht met snor. Vader en moeder begrepen maar niet, waarom ik zo huilen moest, een droge luier, alle spelden goed vast. Honger dan? Moeder gaf me dan wat te drinken veel vroeger dan anders. Ik doezelde weer in, schrok wakker en keek met grote angstogen naar het portret. Vader die toch moest opstaan voor het werk in de bakkerij, keek in mijn ledikantje zag mijn angstogen naar boven gericht. "Moeder, ik weet waarom ons ‘Doruske huilt, hij is bang voor je vader. Hij moest het eens weten, dat een van zijn kleinkinderen angst had voor hem, zo’n goed mens". Hij pakte het schilderij weg en zette het omgekeerd tegen de kamermuur. Ik sliep tot laat in de morgen en elke nacht konden mijn ouders genieten van hun welverdiende rust.

Nu ik zelf opa ben van drie kleinkinderen Hans, Sanine, en vanaf 1 april 1999 van Odillia, weet ik hoe die op ons reageren en met ons omgaan en spelen, wat ik gemist heb. Tiny heeft haar grootouders van beide zijden heel goed gekend en ik haar grootouders van moerszijde. Een heel vage herinnering heb ik van opa Van Grinsven: ik zat op zijn schoot onder de kerstboom en hij zong een kerstliedje. Oma Van Grinsven was toen al overleden.

Toen ik twee jaar was, kon ik wel praten, maar nog niet lopen. Moeder wilde me perse voor een paar dagen meenemen naar haar vader; opa wilde zo graag zijn jongste kleinkind zien. We gingen met de bus naar Gestel. Ik zat bij moeder op schoot en babbelde een beetje met een meisje dat naast ons zat. Een mevrouw tegenover ons vroeg bezorgd: "Gaat u ermee naar het ziekenhuis, vrouwke?" Moeder verbleekte.

Later, toen ze al in de tachtig was en ze me al deze verhalen voor de zoveelste keer vertelde, bleek dat ze zich die ondervoeding persoonlijk verweet. En of ik nu zei, dat ze daar ook niets aan kon doen, -er waren toen nog geen consultatiebureaus-, ik kreeg dat schuldgevoel bij haar niet weggepraat, ze bleef erop terugkomen. Ik heb er ook geen last van gehad. Behalve dan de vraag bij het jaarlijks doorlichten: "Hebt u dubbele longontsteking gehad?" en bij mijn eindexamen voor onderwijzer. Onze gymleraar wilde op dat examen enkele oefeningen laten maken in kleermakerszit. Ik kon met geen mogelijkheid mijn knieën op de vloer drukken. " Heb jij Engelse ziekte gehad?" Ik knikte. Op het officiële examen werden deze oefeningen niet gegeven.

vignetleaf.jpg (789 bytes)