De ruin
Onder het speelkwartier stopte Albert van
Oyen, de melkboer van ons dorp en bijgenaamd De Nuk, vrij regelmatig met zijn paard en
wagen voor het hek van de bewaarschool. Met onze mouwschortjes aan, die van achteren waren
dichtgeknoopt en met twee handjes aan de spijlen van het hek, stonden we verlangend te
kijken en te wachten op een snoepje, want gul was Van Oyen wel. Plots gebeurde er iets wat
onze aandacht trok, de ruin liet zijn stelt zakken. Ook zuster Ignacio zag dat en
schreeuwde: "Van Oyen doe er wat aan, man, je paard geeft ergernis aan deze
kleintjes". Tja wat moest Van Oyen zo gauw doen, wij wisten het niet. Hij greep zijn
zweep en sloeg het paard tegen zijn buik. Het zweepkoord draaide bliksem snel om de stelt
en tjoep weg stelt. Wij vonden dat heel grappig. Met zijn zweep in zijn hand, met een
stukje zweepkoord onder uit de buik van de ruin, zo reed hij naar de veearts. Wij gingen
deze keer naar binnen zonder snoepje.
Lhistoire se répète. Later, toen ik
onderwijzer was, raakten ook mijn leerlingen in een soortgelijke situatie, mijn collega,
juffrouw van de tweede klas en ik, onderwijzer van de eerste, hadden de kinderen geleerd:
een zoogdier heeft vier poten. Toen wij met onze leerlingen tijdens een schoolreisje naar
Artis gingen, telden ze bij de beren een, twee, drie, vier poten en riepen dan in koor:
dat is een zoogdier; dat ging zo ook prima bij de giraffen, de buffels en de zebras,
maar bij de olifanten liep het mis. Een grote olifant toonde overduidelijk zijn
mannelijkheid. De kinderen telden een, twee, drie, vier, enige aarzeling, vijf. Ze keken
ons aan, of ze aan onze deskundigheid twijfelden. De juf bloosde en ik wist ook niet zo
gauw hoe we uit deze impasse kwamen. De oppasser zag onze verlegenheid, hoorden de
kinderen als maar tot vijf tellen en roepen: "Das lekker geen zoogdier",
hij vroeg: "Mag ik u helpen?" Hij ging met zijn rug tegen het hek staan,
verzocht de kinderen dichter bij elkaar te komen en begon zijn les. "Kinderen,
luistert. Jullie meester en juf hebben gelijk en die olifant ook een beetje. In de
catecheseles hebben jullie geleerd, dat God alles heeft gemaakt. Alle kleine en grote
dieren; de zoogdieren gaf hij vier poten, maar de olifant was zon zwaar en log
beest, dat hij vijf poten kreeg. Maar dieren zijn net als mensen; ze willen ook niet zo
graag anders zijn dan anderen. De olifant ook niet en wat deed hij? Hij gebruikte die
vijfde poot niet en daarom hangt die er nu als ene lul bij". Waar had ik die mop toch
ook al weer eerder gehoord? We hadden de grootste moeite om deze uitdrukking aan de
kinderen te verduidelijken. Ze kenden dat woord wel, maar dachten daarbij meer aan een
sul. |