Hoofdstuk 4

Gebouwen, straten en andere spraakmakende zaken

 


 

CUBRA HOME

INHOUD BIJNAMEN
1. Personen, werkelijke naam bekend

2. Personen, zonder werkelijke naam

3. Schoolse bijnamen (leraren en leraressen)
4. Gebouwen, straten en andere spraakmakende zaken

 

In de banner van links naar rechts

Pieta Melis

Peerke Donders

Jan de Kort

'Veugelkôojkes'

Jan Plek

Rocking Louis

De Siemer

 

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

O

P

Q

R

S

T

U

V

W

X
Y

Z

4.A

 

Aachter Jan Hènse    

kerkhof van de Heikant       

dit lag achter de boerderij van Jan Hensen op den Haajkaant. Vandaar dat men kon horen zeggen: "Den dieje leej aachter Jan Hènse," als men het had over iemand die al dood en begraven was.

 

Aadeefje                                                                         

kleuterschool aan de Burgemeester Rauppstraat

deze werd door bouwpastoor Manders van de parochie Sint Petrus en Paulus zo genoemd naar de "Adammetjes en Evaatjes", dit waren de kindertjes die er hun eerste schreden zetten op hun weg door het R.K.-onderwijs.

 

 

De kleuterschool aan de Burgemeester Rauppstraat op een foto uit 1962. Nu is daar Kinderdagverblijf Burgemeester gevestigd. Erachter is het dak van de noodkerk van Petrus en Paulus te zien (zie ook bij et Teerevèldje).

 

Café Achterom

Café en Bodehuis Schuurmans in de oorlogsjaren

De geschiedenis van dit café en bodehuis aan de Monumentstraat, tussen de Heikese kerk (achterzijde) en de toenmalige tuin (nu Willemsplein) voor het Paleis-Raadhuis gaat terug tot 1840. Toen bestond er al een pleisterplaats voor bodediensten, uitgebaat door Van der Sande, wiens dochter trouwde met Janus Schuurmans.In 1935 nam nazaat Bernard Schuurmans (1900-’62, x Toos Hendrickx, 1904-’68) de zaak van zijn vader over. Van zijn zoon Boy (geb. 1946) en dochter Mariëtte vernam Joep Eijkens een en ander over de geschiedenis van het café en bodehuis (zie in: www.geheugenvantilburg.nl/page/14910/familie-schuurmans-hendrickx)
Het bodehuis functioneerde oorspronkelijk als halte- en overslagplaats voor pakketvervoer per paard en wagen. Pakketten konden ook worden overgezet van regionale op interlokale trajecten, zoals later Van Gend & Loos dat deed per auto en trein. Maar uiteindelijk zat Schuurmans daar midden in de stad op een onmogelijke plek, toen het gemotoriseerde vrachtverkeer een grote groei te zien gaf. Ook had de gemeente deze locatie nodig voor de vernieuwing van het stadscentrum. In 1965 viel het doek definitief, toen er geen animo in de familie bleek om de zaak alleen als café op een andere plek voort te zetten.

 

Café en Bodehuis Schuurmans in winterse omstandigheden, 1955. We kijken

uit de richting Bisschop Zwijsenstraat de Monumentstraat in. Rechts de

entreezijde met tuin en inrit van het Paleis-Raadhuis. Op de kop het monument

van mgr. Zwijsen (let op zijn witte muts!) (coll. RAT).

 

Close-up van het café en bodehuis. Met zo’n sloep voor de deur is er al gauw

weinig plaats over voor bestel- of vrachtauto’s! (foto 1959, coll. RAT)

 

Ook de bijnaam van de zaak in de oorlog had te maken met de situering in het stadscentrum. In het Paleis-Raadhuis werden veel huwelijken gesloten. Een bekende gewoonte was, om bij Schuurmans een eerste toast uit te brengen op het geluk van het bruidspaar. Maar tijdens de oorlog waren er ook regelmatig NSB-ers en Duitsers van de partij. Daar was Schuurmans niet van gediend. Hij sloot toen de voordeur en hing er een bord op met duidelijke tekst: “Achterom”. De vreemde, niet welkome bruiloftsgasten liepen vanzelf door. Zijn vaste klanten wisten maar al te goed hoe ze wél binnen konden komen bij “Café Achterom.”

 

het Adje-theater

Midi bioscoop (later Midi theater)

In 1959 opende aan de Heuvel (nu Heuvelring) de Midi bioscoop, een ontwerp van architect Jos Schijvens in opdracht van Willem van Dun. Diens zoon Jan van Dun werd de exploitant, maar deze overleed al in 1964. De bioscoop kwam toen in handen van de Wolff Cinema Groep. Nadat de Midi in 2007 opging in een fusie kwam het gebouw vrij en werd er naarstig een nieuwe bestemming gezocht voor - daar was iedereen het over eens: - die mooie zaal. De gemeente wilde haar nek uitsteken om er een “laagdrempelig multitheater” van te maken, kocht het pand en ging in zee met een exploitatieplan van Arijan van Bavel. Deze komiek had veel bekendheid gekregen met zijn typetje Adje in een televisieproductie van Paul de Leeuw. Hij had twee partners in de arm genomen om nu zelf iets op poten te zetten in theater Midi.

Dat deze plannen in het diepste geheim werden gesmeed merkte ik toen ik een studiebezoek voor een aantal collega’s uit Den Haag had geregeld. Toen wij na een rondgang door het Veemarktkwartier voor het lege Midi gebouw stonden vertelde onze gids, overigens na aandringen van die altijd nieuwsgierige Haageneeze, dat Adje hierin ging komen. Maar ons werd direct op het hart gedrukt dat dit nog super geheim was. Wel zou de officiële bekendmaking niet lang meer op zich laten wachten. Al enkele dagen later meldde de krant het nieuws. De verwachtingen waren zó hoog gespannen, dat de hele stad sprak over het Adje-theater. De gemeente had het volste vertrouwen in de uitvoering, terwijl de verbouwingskosten stug bleven oplopen. Een ernstige politieke crisis kon niet uitblijven, toen Van Bavel en partners zich al in 2009 terugtrokken omdat zij geen kans zagen tot een sluitende exploitatie te komen, ondanks een toegezegde aanloopsubsidie. De gemeente bleef zodoende met een grote strop zitten, wethouders stelden hun portefeuilles beschikbaar en uiteindelijk moest ook Ruud Vreeman (burgemeester van 2004-’10) van de Gemeenteraad opstappen. De gemeente  nam de exploitatie tijdelijk zelf in de hand tot eind 2012. Toen werd Midi met een fors verlies aan particulieren verkocht, die het pand gingen gebruiken voor diverse doeleinden in de recreatieve sfeer. Ook nu bleef het bewijs uit dat er in de stad plaats was voor deze middenzaal. Uiteindelijk werd Midi in 2018 gesloopt om weer te worden opgetrokken als woongebouw met commerciële ruimtes.

 

De Midi-bioscoop aan de Heuvel in de jaren zestig. Rechts ernaast de poort van verpakkingsbedrijf Gerard Panhuijsen.

 

Amsterdamse Boot

voormalige meelfabriek aan de Piushaven

in 1935 ontworpen door architect Jos Schijvens in opdracht van “Baron Mèèl” Leo van Loon (zie hoofdstuk 1) in de expressionistische stijl van de Amsterdamse School. Daar de vorm van het gebouw aan een boot doet denken werd het de “Amsterdamse Boot” genoemd. Deze bijnaam dook in november 2017 op in het Brabants Dagblad bij het bericht dat hier een horecazaak zich wilde vestigen. 

 

(foto Jan van Eijndhoven, coll. Brabants Dagblad)

 

AN-JO

dubbel herenhuis aan den Hòlle Wèg

zie bij Hòlle Wèg en in hoofdstuk 2 bij Gruunjas

 

de Apenrots          

kantoorgebouw Apennijnenweg, Stappegoor                   

Niet alleen Den Haag heeft zijn Apenrots (zoals genoemd in de Inleiding: “Bijnamen van alle tijden en overal”) en Apeldoorn (gebouw Centraal Beheer), maar ook Tilburg kreeg er een toen in 1980 in onderwijsgebied Stappegoor een kantoorgebouw werd gerealiseerd voor de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) naar een ontwerp van architectenbureau Eduard van Wesemael uit Goirle. De van beneden naar boven trapsgewijs oplopende architectuur van dit gebouw hoorde tot een stroming die een reactie was op een periode dat er veel in rechte lijnen en blokvormig werd gebouwd. Nadat het de functie als kantoorgebouw had verloren, kwam het gebouw een tijd leeg te staan, in afwachting van een nieuwe bestemming of sloop. Eind maart 2020 werd “de Apenrots” gekraakt en in juli van dat jaar op last van de burgemeester ontruimd wegens overtreding van de Opiumwet, toen er een hoeveelheid hennep was aangetroffen. Nog geen half jaar later begon de sloop om ruimte te maken voor woningbouw op deze locatie.

 

(coll. Brabants Dagblad)

 

Appelkes van Bòllekes         

firma De Bollekens                  

dit was de fruitkwekerij aan de Enschotsebaan in Enschot van de familie Bertens, opgericht door Piet Bertens in 1954, die op het hoogtepunt 22.000 fruitbomen telde. Was bekend om de appelen die men aan huis verkocht (maar Jo Bertens–de Kort dreef ook een winkeltje op de kwekerij) en die bekend stonden als de Appelkes van Bòllekes. Hun zoon nam in 1986 het bedrijf over maar ging zich meer toeleggen op het kweken van fruitbomen omdat De Bollekens door de oprukkende bebouwing steeds meer in het gedrang kwam.

In het jaar dat Piet Bertens De Bollekens oprichtte (1954) trouwde hij met Jo de Kort. Het was een heel bijzondere bruiloft die ook landelijk aandacht trok, want op dezelfde dag (23 februari 1954) trouwden naast Piet en Jo ook drie jongere broers en een zus van Piet Bertens uit Enschot en een familielid (John van Haaren uit Udenhout) met vier jongere zusters en een broer van Jo de Kort uit Heukelom. Allen trouwden ze op dezelfde dag in dezelfde kerk (de kerk van Petrus Banden in Oiterwijk) voor dezelfde priester (pastoor Van Kemenade) onder toeziend oog van mgr. Mutsaerts van Den Bosch. Vier van de zes paren emigreerden korte tijd later naar Canada, wat de reden was voor deze bijzondere, gezamenlijke aanpak. Allen bleven ze werkzaam in de agrarische sector en hadden een eigen bedrijf. In februari 2004 verkeerden alle bruidsparen van weleer nog in een goede gezondheid en vierden zij gezamenlijk, op dezelfde dag in dezelfde Oisterwijkse kerk op grootse wijze hun gouden bruiloften! Piet en Jo waren op dat moment resp. 83 en 81 jaar oud.

 

Het hele team van het “wereldrecord bruiloft houden” op 23 februari 1954 bij elkaar op de foto. Achterste rij v.l.n.r.: Piet Bertens (x Jo de Kort), Rieka Wolfs (bruidsmeisje), Ad de Kort (x An Bertens), Sjaan van Rijsewijk (bruidsmeisje), Gerrie Bertens (x Annie de Kort), Jos Bertens (x Tny de Kort), Riek van Haaren (bruidsmeisje), John van Haaren (x Lucy de Kort), Annie van Rijsewijk (bruidsmeisje), Frank Bertens (x Rieka de Kort). Voorste rij v.l.n.r.: Jo de Kort (x Piet Bertens, Zus de Kort (bruidsmeisje), An Bertens (x Ad de Kort), Annie de Kort (x Gerrie Bertens), Tiny de Kort (x Jos Bertens), Lucy de Kort (x John van Haaren), Mien Wolfs (bruidsmeisje) en Rieka de Kort (x Frank Bertens). Vooraan op de grond: Anny Bertens met een kussen waarop de 12 ringen liggen.   

 

den Artsekraant, de Kraant van Arts of den Bèùl van De Gruyter

Nieuwe Tilburgsche Courant (NTC)

genoemd naar de oprichter en hoofdredacteur Antoine Arts. De eerste bijnaam werd ook vaak gebruikt om de plaats op de Heuvel aan te geven waar men voor de ramen van het redactiekantoor het laatste nieuws kon lezen, of de voebòlötslaoge op zondagmiddag. Arts ging in 1879 van start met de Nieuwe Tilburgsche Courant die hij uitgaf naast De Kruisvaan, een blad voor ex-zoeaven, en die in het begin vanwege het kleine formaat ook wel et Kraantje werd genoemd. Als de tweede krant van Tilburg stond de NTC meer open voor vernieuwing en de sociale kanten van het katholicisme dan de tien jaar oudere Tilburgsche Courant (zie de Kraant van Bartje Luyten). De laatste bijnaam, den Bèùl van De Gruyter, was een spotnaam waarmee men wilde aangeven dat er in de krant niets van belang stond. Een buil van De Gruyter was namelijk blanco! Ook na Antoine Arts bleef de NTC een Artsekraant. Zijn journalistieke werk werd voortgezet door zijn zonen dr. Antoon Christianus Bernardus (Arnhem 1873 – Nijmegen 1955, was tevens hoofdredacteur van het Overijsselsch Dagblad), Leo Johannes Josephus (1883-1965) en Henri Koenraad (1885-1942). In 1964 ging de NTC op in Het Nieuwsblad van het Zuiden (zie et Fabriekaantekrantje). De laatste eigenaar en hoofredacteur was van 1955 tot 1964 Paul Arts (1922-2003, zoon van Henri, x Jeanni Schalken, geb. 1922) die daarna adjunct-directeur werd van de Nederlandse Katholieke Sportfederatie in Den Bosch.

 

(foto’s: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

In de rubriek Weerzien van het Brabants Dagblad heeft begin 2006 een foto gestaan van leden van de familie Arts en personeel van hun krant. De foto is gemaakt in de tuin van de familie Arts op de Heuvel, waar de redactie en drukkerij van de krant ook gevestigd was. De groep zit daar voor de Maria-grot. Vrome katholieke families die er de ruimte voor hadden lieten wel vaker zo’n grot achter in hun tuin aanbrengen, want Lourdes en Fatima waren in. Misschien poseert de hele groep hier wel bij gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de krant. Dat zou dan in 1929 moeten zijn geweest.

Op de krantenfoto werd gereageerd door de toen oud-journalist Bernard van Dijk (1934-2014). Hij begon zijn loopbaan bij de NTC maar stapte in 1960 over naar de grote concurrent, Het Nieuwsblad van het Zuiden (zie et Fabriekaantekraantje) waar hij tot 1994 werkzaam bleef als verslaggever, redacteur en eindredacteur. Hij werd vooral bekend van zijn rubriek Blik in het Verleden, voorloper van de nog steeds in het Brabants Dagblad verschijnende rubriek Weerzien (lees elders op CuBra artikelen van Bernard van Dijk, bijvoorbeeld: KLIK HIER.

Destijds ging het er, volgens Van Dijk’s reactie in 2006 op de foto, heel familiair toe bij de NTC.

Toen hij er begon was er geen hoofdredacteur, maar de bekende Pierre van Beek (1907-’93) die chef de bureau was vervulde die rol wel zo’n beetje. Hij staat geheel rechts op de foto hieronder (zie voor bibliografie en biografische gegevens: www.cubra.nl/tilburgsdialect/pierrevanbeek/welcome.htm). De jongen helemaal links op de vooste rij is de al genoemde Paul Arts. Naast hem zijn oom Leo. De andere jongen is Koen Arts, de broer van Paul.

 

Uit het Brabants Dagblad, rubriek Weerzien (11 jan. 2006, door Joep Eijkens)

 

Antonius (Antoine) Henricus Arnoldus Arts (Arnhem 1845 – 1926, x 1872 Cornelia Susanna Aleijda Reh, Arnhem 1848) diende van 1866 tot 1870 als zoeaaf voor paus Pius IX in diens strijd tegen de nationalisten onder leiding van koning Victor Emmanuel II en Garibaldi. Antoine Arts bracht het tot tweede luitenant.

De paus was toen nog een geestelijke én wereldlijke vorst die delen van midden Italië in handen had maar hiervoor steeds minder politieke steun kreeg van de grootmachten Oostenrijk en Frankrijk. Daarom deed hij een beroep op de katholieke jongeren om voor hem te komen vechten. Eerst vonden deze oproepen vooral in België en Frankrijk gehoor, maar vanaf 1866 ook in de grote katholieke centra van zuidelijk Nederland. Een stad als Tilburg was zeer pausgezind. De zoeaven boekten in Italië slechts incidentele successen. Na de val van Rome in 1870 werd de strijd beëindigd en moest de paus zich terugtrekken in het Vaticaan.

Voor teruggekeerde zoeaven was Tilburg een stad met mogelijkheden. Zij waren zonder nationaliteit omdat ze vrijwillig in vreemde krijgsdienst waren gegaan en zaten zonder werk. In Tilburg werden ze geaccepteerd vanwege hun inzet voor de paus en konden in de sterk groeiende industrie snel een baan vinden. Daarom zijn er circa 65 (ex-) zoeaven geweest die zo enige binding met Tilburg hebben gekregen. Een van de bekendsten is Antoine Arts geworden. Terug uit Italië vestigde hij zich eerst in Den Bosch waar hij in 1872 trouwde met Cornelia Reh. Zij kregen acht kinderen. In 1877 kwam hij naar Tilburg toen men hem vroeg om hoofdredacteur te worden van De Kruisvaan, een blad voor ex-zoeaven dat werd gedrukt bij Bartje Luyten. In 1878 bracht Arts De Kruisvaan over naar een eigen drukkerij die hij opzette in de Poststraat. Een jaar later stichtte hij de Nieuwe Tilburgsche Courant. Na de pauselijke encycliek Rerum Novarum wilde Arts ook de politiek in, omdat hij voorstander was van een katholicisme met een meer sociaal gezicht. Hij moest zich echter eerst laten naturaliseren, wat gebeurde in 1897. Van 1901 tot 1913 zat hij vervolgens in de gemeenteraad van Tilburg en van 1910 tot 1922 in de Tweede Kamer. In dat laatste jaar trad hij uit zijn partij (de R.K. Staatspartij) en nam met een eigen lijst, waar alleen hij en zijn zoon Pius Arts (zie hoofdstuk 1) op stonden, deel aan de verkeiezingen. Zij slaagden er niet in om een zetel te halen. Antoine Arts stierf in Tilburg in 1926. Hij was ridder in de Orde van de Nederlandse leeuw (1910) en drager van enkele Italiaanse onderscheidingen, waaronder een in de pauselijke Orde van Gregorius de Grote. (Voor zoeaven, zie ook hoofdstuk 1: Charles Bastings, Arnoldus van Sommere en onder Gertruda Goijarts, en in hoofdstuk 2: et Zoeaavekoor. Zie ook hierna onder et Vèn). Antoine Arts werd eind 1999 herontdekt als sociaal bewogen journalist-politicus bij de verkiezing van de (sociale) Tilburger van de Eeuw, waar hij op de derde plaats eindigde (voor de nummers 1 en 2 zie hoofdstuk 1: Miet van Puijenbroek en Gerrit Poels).

 

Antoine Arts in 1915 geportretteerd door fotograaf Van Beurden (coll. RAT)

 

den Atteljee of de Wèrkplòts, ook wel: de Verboden Stad                         

Centrale Werkplaats der Nederlandse Spoorwegen

De aanleg van een spoorlijn (1863) en vestiging van een herstelwerkplaats voor spoorwegmaterieel (1866, officieel geopend in 1870) hadden grote gevolgen voor Tilburg. De stad met de oude herdgangstructuur werd ruw doorsneden. Er ontstonden twee Tilburgen: een van boven en een van beneden De Lijn (zie bij “De Lijn”). Dat was de prijs die de stad moest betalen voor een betere bereikbaarheid. Naarmate de werkplaats groeide werd Tilburg ook door den Atteljee geografisch doormiddengehakt, want deze “Verboden Stad” besloeg uiteindelijk een strook van 1 km lang achter het station, van de fraters tot helemaal aan den Bèsterd. In oppervlakte: 75 ha., terwijl het in 1866 begon met 13 ha. Dat was de prijs die de stad moest betalen voor veel nieuwe arbeidsplaatsen. Den Atteljee werd rap de grootste werkgever van de stad, met in 1913 al 1.253 werknemers.

De spoorwegarbeiders liepen in den lande voorop in de strijd voor betere omstandigheden. Hun organisatiegraad was hoog en ze maakten gebruik van het stakingsrecht. Tilburg ondervond dit ook. Echter, de katholieke Raphaëlieten (zie in hoofdstuk 2) namen het niet zonder succes op tegen de gevestigde neutrale bond. Veel vaklieden, zoals metaalbewerkers, kwamen van boven de rivieren, waren niet van katholieken huize en vestigden zich in de omgeving Besterd en Loven. Tilburg werd hierdoor méér dan een overwegend katholieke wolstad. Gelet op de alternatieve bijnaam Verboden Stad had er misschien wat meer aan integratie mogen worden gedaan… Maar toch was hier en daar de invloed van nieuw bloed merkbaar. Zo is de betekenis van de commies der Spoorwegen Antony Kok al genoemd in hoofdstuk 1 en stonden mensen van de Wèrkplòts aan de wieg van het voetbal (zie bij et Bronsgiststròtje) en tennis (zie Blènde Fiel) in Tilburg.  

Eén reden om juist Tilburg en Zwolle een hoofdwerkplaats te gunnen was de ruime beschikbaarheid van grond achter het station. In het begin was in den Atteljee het ambacht duidelijk aanwezig. Zo was er een Zadelmakerij, omdat de NS toen nog paarden inzette voor het rangeren van wagons (zie hoofdstuk 1: J.J. van Odijk), en werd er volop aan houtbewerking gedaan voor de inrichting van de personenrijtuigen e.d. Al in 1892 vond er een zekere herverdeling van werk plaats tussen de diverse locaties. Tilburg raakte het werk aan de goederenwagons kwijt en concentreerde zich nu op personenrijtuigen en locomotieven. In 1932 werden in het kader van een reorganisatie ook de personenrijtuigen afgestoten en specialiseerde Tilburg zich op revisie en reparatie van stoomlocomotieven (tot 1955). Dit kostte arbeidsplaatsen.

In september 1944, slechts een maand voor de bevrijding van Tilburg, werd de werkplaats nog getroffen door zwaar oorlogsgeweld, dat aan drie medewerkers het leven kostte en enorme materiële schade veroorzaakte (zie ook bij de “Huiskamer van Tilburg”).

In de jaren negentig moest de NS verzelfstandigd worden. Dit betekende voor de werkplaatsen dat ze werden losgekoppeld van het vervoersbedrijf en in NS Materieel ondergebracht. De werkplaats ging door onder de naam NedTrain. In 2007 werd er een overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de NS, inhoudende verplaatsing van de werkplaats naar industrieterrein Loven en verkoop van alle grond met opstallen achter het station aan de gemeente. In 2011 vond de verhuizing plaats, waarna er achter het station een nieuw te ontwikkelen stadsdeel klaar lag. Het bedrijf op Loven ging in een nieuwe jas verder als NedTrain Componenten Bedrijf voor herstel en revisie van componenten van railgebonden materieel.  

Intussen was er achter het station vanaf 1866 een reeks bedrijfsgebouwen neergezet die hoogst interessant bleek uit architectonisch en industrie-historisch oogpunt. Een zevental werd kort na de deal met de NS als gemeentelijk monument aangewezen, in afwachting van verdere plannen. Ook kreeg een aantal gebouwen vrijwel direct een tijdelijke bestemming om de Spoorzone zo snel mogelijk tot leven te wekken. De economische crisis van 2008-’12 bood langer respijt dan verwacht om na te denken en plannen te maken voor de toekomst van de Spoorzone (zie daar en kijk op www.spoorzone013.nl/)

 

Het spits werd afgebeten door de Houtloods, het wat afgezonderd gelegen oudste gebouw (1867) van de voormalige werkplaats. Na een restauratie door Bedaux De Brouwer Architecten ging hier in 2015 restaurant De Houtloods van start. 

 

Volop herstelwerkzaamheden in de grote LocHal (foto 1913, Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

(bovenstaande twee foto’s en de foto hierna: coll. RAT)

In 1932 werd de nog bestaande LocHal gebouwd die met een 125-tons kraan werd uitgerust om ook de zwaarste locomotieven te kunnen tillen. Deze enorme hal werd in 2017-’18 gerenoveerd en opnieuw ingericht voor culturele en educatieve doelen (w.o. een nieuwe stadsbibliotheek) en als openbare ontmoetingsruimte.

 

Foto uit 1939 van de Polygonale (veelhoekige) Loods die toen net een jaar in gebruik was. De draaischijf vóór de vijf deuren is uit 1929. Met die schijf kon de locomotief in juiste positie worden gebracht om door een van de deuren naar binnen te rijden. Boven het gebouw uit zijn net twee torenspitsen te zien: links die van de kapel van de fraters en rechts die van de “Paoterskerk” (zie daar) aan de Gasthuisstraat. De Polygonale Loods is in 2017 geheel opgeknapt met het oog op een nieuwe bestemming als horecazaak.

 

Interieur van de Koepelhal na het vertrek van de NS in 2011. Deze hal is in 1902 helemaal aan de oostzijde van het complex gebouwd als derde wagenmakerij. Toen deze niet meer nodig was om wagens te maken deed zij vooral dienst als magazijn en soms als bedrijfstheater. Zo werd er na de bevrijding toneel, operette en revue opgevoerd voor NS-personeel en genodigden. Omgeven door de werkplaatsgeur van stoomlocomotieven en wagons heeft een jonge Toon Hermans hier opgetreden in het "Theater Plezier van Floris Meslier." Voor de toeschouwers, die tijdens de oorlog niets meer gewend waren, zijn dit onvergetelijke gebeurtenissen geweest. Ook artiesten als Rita Corita en Willy Alberti hebben de akoestiek van de Koepelhal mogen beproeven (foto: Wendy van ’t Klooster)

 

Met Tilburg kwam het goed. De tweedeling werd uiteindelijk opgelost. In 1962 werd het Hoogspoor voltooid (zie daar) waardoor er een einde kwam aan alle overwegellende op drie vitale punten in de stad. De verhuizing van de Wèrkplòts bracht tal van nieuwe mogelijkheden. In 2016-’17 kwamen er voor langzaam verkeer nog twee onderdoorgangen gereed: een onder het station uit 1965 zelf en een in het verlengde van de Willem II straat. Voor het autoverkeer werd de Burgemeester Brokxlaan door het gebied van de voormalige werkplaats getrokken zodat de Spoorlaan aan de zuidkant van het station werd ontlast. Vóór de nieuwe noordelijke ingang van het station kwam het Burgemeester Stekelenburgplein te liggen.

 

 Ave (of Sancta) Maria

Kloostergebouw aan de Nieuwe Goirleseweg (nu Voltstraat)

Dit kloostergebouw is in 1914 door Jan van der Valk ontworpen voor een Mariacongregatie van Franse origine. De zusters, die in 1912 vanuit Asten startten met onderwijs voor kinderen in de parochie Broekhoven I, bleven echter niet lang. Zij vertrokken in 1920 weer uit Tilburg, omdat zij hier geen nieuwe roepingen konden vinden, nodig om hun onderwijstaak uit te voeren. Ook elders in deze (Franse) congregatie van de Filles de Notre Dame, waren te weinig Nederlands sprekende zusters te vinden. Na hun tijd hier bleef alleen de naam Ave Maria aan de stichteressen herinneren. Een naam, die de volksmond bleef gebruiken voor het kloostergebouw en zijn latere, meer honkvaste, bewoners (zie in hoofdstuk 2: De Paters van Ave Maria. Bron: Paul Huismans BHIC 2012). Na de zusters zat eerst nog het Sint Odulphus-lyceum van 1921-‘30 in het Ave Maria, totdat het nieuw gebouw aan de Lange Schijfstraat (nu Noordhoekring) gereed was.

Vervolgens kwamen tot 1970 de paters. Daarna kreeg het gebouw diverse andere bestemmingen en brandde ook eens gedeeltelijk af. In 2006 werd het helemaal gerenoveerd en omgevormd tot een woongebouw. Een deel van de gevel werd voorzien van een glaskunstwerk door Marc Mulders (geb. Tilburg 1958), een bekende Nederlandse glazenier en schilder die zich laat inspireren door het katholieke geloof.

Tegenover Ave Maria stond aan de Nieuwe Goirleseweg het geboortehuis van architect Jos. Bedaux (zie hoofdstuk 1). Zijn vader Michael Joannes (“Sjel”, 1880-1940) had een aannemingsbedrijf, dat de crisis van de dertiger jaren niet wist te doorstaan. Sjel heeft in het bestuur van de aannemersbond en in het kerkbestuur van Broekhoven I gezeten. Dit laatste is misschien een opstapje geweest voor zoon Jos, om in 1929 als beginnend architect opdracht te krijgen om de uitbreiding van Ave Maria te tekenen. Dit deed hij in traditionalistische stijl van architect Kropholler (veel bakstenen met constructieve onderdelen in natuursteen), die rond die tijd o.a. Huize Mariëngaarde ontwierp. In fasen kwamen in vijf jaar tijd drie zijvleugels haaks op het hoofdgebouw tot stand. 

 

Oude foto van Ave Maria, uit de tijd dat de zusters lager onderwijs gaven aan de kinderen van parochie Broekhoven. Op de achtergrond de in 1913 in gebruik genomen kerk van Broekhoven 1, ook een ontwerp van Jan van der Valk (zie in hoofdstuk 1 bij pastoor Bertens. Foto: reliwiki.nl). Over deze kerk, een rijksmonument, werd in 2023 beslist, ze aan de eredienst te onttrekken.

 

4.B

 

Badhuisstraat                             

Prinses Julianastraat             

de officiële straatnaam werd in de oorlog door de Duitse bezetter verboden. Daarom werd deze straat tijdelijk genoemd naar het bekende openbare badhuis dat daar stond (zie ook hoofdstuk 1 bij Herman van der Waarden)

 

Het badhuis aan de Prinses Julianastraat op een foto uit 1921. Rechts de Damsstraat of et Stròtje van Taminiau (zie daar). In 1963 werd het badhuis gesloopt (van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

  

café Bakkers, of Bij de Bakker

café Buitenlust Enschotsestraat 23

Decennialang, tot 1960, hebben verschillende generaties van de familie Bakkers dit café gerund, vandaar dat het bekend kwam te staan onder hun familienaam. Er was een speeltuin bij, en een grote theetuin waar ‘s zomers wel zestig stoeltjes aan bijbehorende tafeltjes stonden (zie ook de Kieteltèùn). Kinderen moesten een dubbeltje betalen om de speeltuin in te mogen. Er stonden ook paardenstallen die, werd gezegd, nog uit de tijd van Willem II zouden stammen. Hier kon van paard worden gewisseld. Omdat het café vroeg telefoon had en dichtbij het kanaal stond, kwamen er ook schippers om op te bellen of er vracht voor hen was. Aan het einde van de oorlog 1940-´45 zijn Engelse soldaten hier ingekwartierd geweest. Later kwamen er bijvoorbeeld ook bezoekers van de automarkt die eens in de maand langs het kanaal werd gehouden, en werd het café druk bezocht door dorstige zomeravondvoetballers. Uiteindelijk werd Buitenlust in de jaren zeventig afgebroken om plaats te maken voor een woonwagenkamp (bron: Groot Tilburgs Horecaboek, door Patrick Verbunt en Inga de Bruijn Tilburg 2009, met herinneringen van Annie Snellen-Bakkers op pag. 52)

 

Café Buitenlust of Bij de Bakker(s) aan de Enschotsestraat (nu Kapitein Nemostraat) beschikte over een speel- en theetuin. Voor de wc moest je ook buiten zijn (foto 1963, coll. RAT)

 

Bakkerse Brug

Ophaalbrug over het Wilhelminakanaal

Over het Wilhelminakanaal lag een aantal ophaalbruggen die in eerste instantie vrijwel kopieën van elkaar waren. De aanzienlijke oorlogsschade aan deze bruggen werd met respect voor de oorspronkelijke stijl hersteld. De meeste bruggen moesten daarna op zeker moment worden aangepast aan nieuwe eisen. Ook dan werd hun kenmerkende stijl zoveel mogelijk behouden. De brug die via de Enschotsestraat het stadscentrum verbond met Berkel-Enschot bleef het meest in de originele staat. Deze werd wel “de Bakkerse Brug” genoemd, naar het café met speeltuin van de familie Bakkers dat daar lang aan het kanaal is geweest (zie hierboven bij Café Bakkers. Bron: monNUmenten in Tilburg deel 4, nr. 384, uitgave Heemkundekring Tilborch).

 

Dit bleef er over van de door de Duitsers op hun terugtocht in 1944 opgeblazen “Bakkerse Brug”. De schade werd na de oorlog hersteld in de oorspronkelijke stijl. Op de achtergrond het woonhuis dat steenfabrikant Stevens rond 1930 voor zichzelf liet bouwen naast zijn fabrieksterrein (coll. RAT)

 

Al vóór de bevrijding op 27 oktober 1944 werd deze noodoplossing gerealiseerd voor de oversteek van het langzame verkeer van of naar de Enschotsestraat. Op de achtergrond gebouwen van de steenfabriek van Stevens (foto A.C. Teuns, coll. RAT)

 

et Baksestròtje of et Stròtje van Baks

Lange Schijfstraat    

het nog bestaande stukje van deze straat tussen Schouwburgring en Lieve-Vrouweplein werd vroeger genoemd naar de familie Bakx die hier op een hoek woonde, waar nu café “de Schouw” is (Schouwburgring 190. Zie ook in hoofdstuk 1: Baard Baks)    

 

den Baol Boemel

recreatieve stoomtrein van Tilburg naar Baarle-Nassau v.v.

 

Met behulp van een obligatielening werd in 1974 de SSTT onder stoom gebracht (foto: website Ad Kusters, pagina Bels Lijntje)

 

nadat in 1973 het doek definitief viel over het goederenvervoer via et Bèls Lèntje (zie daar) werd een jaar later de Stichting Stoomtreinmaatschappij Tilburg-Turnhout (SSTT) opgericht die een recreatieve treindienst moest onderhouden tussen Tilburg en Baarle-Nassau (halte landgoed Schaluinen).  Omdat het Belgisch deel van het tracé toen al niet meer geschikt was ging het toeristenvervoer vanuit Tilburg (station West, nu Universiteit) niet verder dan Baarle-Nassau (Baol). In het begin (1974-’76) huurde de SSTT een stoomlocomotief (de 3737) met rijtuigen van de NS.

 

De van de NS gehuurde Loc 3737 met zijn indrukwekkende stoet rijtuigen trok in het begin veel bijkijks tussen Tilburg en Baarle-Nassau (foto: Tiny van Eindhoven, PVE)

 

Daarna werkte de SSTT met eigen materieel dat bestond uit opgelapte locomotieven uit de Limburgse mijnbouw en oude rijtuigen die men ergens in Duitsland op de kop had kunnen tikken. Janus van Raak (zie hoofdstuk 1) heeft een rol gespeeld: hij kocht op een gegeven moment twee oude locomotiefjes op waarvan hij één goede liet maken. Het ging een aantal jaren goed. Er werd zelfs een jaarlijkse “race” georganiseerd tussen de stoomtrein en antieke auto’s van Lips-Autotron, die veel aandacht trok.

Maar in 1982 reed de laatste loc, de NS 8826, voor het laatst over het spoor, na discussie met de NS over de kosten die niet uitmondde in een haalbare regeling. In 1984 ging de SSTT failliet. De spoorlijn werd in 1986 in België afgebroken en in 1987 in Nederland. De gemeente Tilburg en haar zuiderburen investeerden in de aanleg van een recreatief fietspad over het tracé, nu wel helemaal tot Turnhout.  

 

De laatste Loc, NS 8826, hier nog in actieve dienst in 1981.

 

De ideeënrijke Marc Taminiau (geb. Amstenrade 1940, x 1964 Marjan van Mook, geb. 1942) was een belangrijke aanjager van de SSTT. Hij werkte van 1968-’74 bij de Tilburgse VVV, waarvan vier jaar als directeur. In 1974 stapte hij over naar Lips-Autotron en in 1982 naar de Efteling. Vervolgens  werd hij oprichter en directeur van het Land van Ooit in Drunen (1989-2007). Als een echte Taminiau is hij ook lid geweest van hockeyclub TMHC Tilburg aan de Bredaseweg. Na de tijd van de “echte” goederentreinen kwam ook De Baol Boemel daar regelmatig langs gereden. Het tracé van et Bèls Lèntje liep immers vlak achter de hockeyvelden (nu van HC Tilburg) om en kruiste de Bredaseweg ter hoogte van de Zwartvenseweg. Toen de hockeyclub in 1975 vijftig jaar bestond werd er een groot lustrumfeest georganiseerd in Schaluinen. Marc Taminiau zorgde ervoor dat de Baol Boemel een extra stop maakte bij de hockeyclub om een groot aantal feestgangers, leden en reünisten, naar Baol te brengen. De feestreis werd een groot succes en iedereen kwam ook weer veilig thuis.

 

de Baon van Van Gelôove                                                                  

wielerbaan Enschotsestraat

wielerbaan die zich van 1932 tot 1938 bevond tegenover het gemeentelijk abattoir aan de Enschotsestraat en genoemd werd naar eigenaar Antonius van Geloven (1875-1944) van het tegenover gelegen “Café ’T Abattoir”.

 

Wielerbaan Enschotsestraat in 1933, met linksachter ingang abattoir (Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Baanwielrennen was voor de oorlog erg populair en Tilburg had daar zijn grote held in: Jan “Kenonbòl” Pijnenburg (zie hoofdstuk 1) wiens carrière begon als snoepverkoper langs de eerste Tilburgse wielerbaan: De TWEM (de Tilburgse Wieler- En Motorbaan) aan de Goirleseweg. Die baan, een  initiatief van de Goirlese fabrikant Eduard van Puijenbroek (zie hoofdstuk 1), werd in 1921 geopend door burgemeester Vonk de Both en heeft tot 1928 bestaan. Ondanks de publieke belangstelling bleek ze commercieel niet houdbaar.

Antonius van Geloven, die veehandelaar was en directeur van de Eerste Tilburgsche IJsfabriek, had in 1924 een café laten bouwen tegenover het gemeentelijk abattoir aan de Enschotsestraat waar veel veehandelaren en boeren kwamen. In 1932 liet Van Geloven op het terrein achter zijn zaak de Tilburgse Wielerbaan aanleggen, waarmee de stad na De TWEM voor de tweede keer over een dergelijke voorziening beschikte. Ondanks het succes dat ook deze baan had, werd ze al vrij gauw (in 1938) gesloten. In 1981 werd het café gesloopt.

 

Antonius van Geloven 1875-1944

 

Aanblik van de Enschotsestraat met Café ’T Abattoir (1924, architect Frans Hovers 1877-1944) rond de jaren vijftig (foto: Schmidlin)

 

Antonius van Geloven werd in 1922 naast veehandelaar dus ook directeur van de Eerste Tilburgsche IJsfabriek, die onder de naam Nova Zembla in 1910 was gestart in de Elzenstraat op initiatief van een groep slagers. Hier werden ijsstaven van een meter gemaakt met een NH3-pekel techniek, voor slagers, vishandels e.d. Zoon Piet van Geloven zag kans om deze fabriek in de winter beter te exploiteren. Hij wist de koelcapaciteit die dan over was te gebruiken voor een kunstijsbaan naast de fabriek. Samen met de financieel adviseur van de ijsfabriek, Frans van Rijswijk, was hij op dit slimme idee gekomen. De open baan van 52x24m werd in 1938 in gebruik genomen. Nog in datzelfde jaar werd TIJSC (Tilburgsche IJs Sport Club) opgericht, die ging ijshockeyen op de baan aan de Elzenstraat. Ook werd er aan hardrijden en ijsdansen gedaan. Er kwam veel publiek op af, ook in de oorlogsjaren, totdat in 1943 de baan van de bezetter gesloten moest worden. Na de oorlog kwam een en ander weer op gang en in 1947 werd TIJSC zelfs landskampioen op het ijs van de Elzenstraat. In 1952 sloot deze baan, omdat de ijsfabriek ophield te bestaan. Door de opmars van elektrische koelmachines nam de vraag naar ijsstaven snel af. Het duurde tot 1964 voordat Tilburg weer over een (open) kunstijsbaan beschikte, op de plaats van de voormalige speeltuin van de wijk Theresia (zie de laatste foto bij et Gasfebriek). Deze baan werd uitgerust met een koelinstallatie van Grasso op basis van ammoniak. In 1969 werd deze baan overdekt (zie Pellikaanhal en in hoofdstuk 1: Henk Pellikaan). De opening werd in dat jaar verricht door Prins Claus.     

Het is niet bekend of de ijsbaan aan de Elzenstraat evenals de wielerbaan ”de Baon van Gelôove” werd genoemd, maar frappant is het zeker dat de naam Van Geloven hoe dan ook verbonden was aan twee voor die tijd vrij uitzonderlijke sportvoorzieningen die, hoe kort ze ook bestonden, succes hadden. Wel kwam ik de ijsbaan een keer tegen onder de naam “de Baan van Piet van Geloven.”   

 

De ijsbaan aan de Elzenstraat in 1938, kort na de opening. Boven de tribune links is het dak met torentje van de H. Hartschool te zien (nu huis De Herbergier). Het restaurant van D.M. van Vugt vormt de zuidwand. Foto Persbureau Het Zuiden, coll. RAT.

 

In het seizoen 1946-’47 behaalde TIJSC op het ijs van de Elzenstraat het landskampioenschap. We zien hier staand v.l.n.r.: Huub van Laarhoven, Frans Franken (voorzitter), Jules Leijnen, J. van Rijswijk, Toon en Jan v.d. Ven, Erwin Schroeder, Nico Kremers, Jacky Coulter (trainer-coach) en Gerrit Villevoye (secretaris). Geknield v.l.n.r.: Fons Rutten, Jos Jacobs, J. Marijnissen (captain), Toon van Rijswijk (1923-2017, keeper en clubicoon, een zoon van in de tekst genoemde Frans van Rijswijk), Frans Koch, Fons de Laat en Jo Noijens (foto Frans van Aarle, coll. Herijgers/RAT)  

 

De tweede kunstijsbaan, op de locatie van de voormalige speeltuin van de wijk Theresia. De foto uit het Brabants Dagblad (bij het 75-jarig bestaan van TIJSC in 2013) moet zijn genomen tussen de opening van deze baan in 1964 en 1966 (nl. vóór de afbraak van de spitse toren van de Goirkese kerk die op de achtergrond nog te zien is. Rechts de Theresia kerk). 

 

Bartje Mutsers                           

A&N Mutsaerts                           

wollenstoffenfabriek uit 1867 aan de Kuiperstraat, sinds 1880 Pironstraat bij de Gasthuisstraat, genoemd naar een van de oprichters, Norbert (Bart) Anthonie (1836-1908) Mutsaerts. De andere was zijn jong overleden broer Cornelis Adriaan (1835-‘70). Zie verder in hoofdstuk 1 bij Peter (Kwèèk) Mutsaerts en Franciscus (Schroef) Mutsaerts.

 

De fabriek van A&N Mutsaerts werd in 1880 op dit punt aan de Pironstraat (hoek Gasthuisstraat) gevestigd en groeide door tot 400 arbeidsplaatsen in de zestiger jaren. Sloot in 1977.

 

Belgenbajes

Voormalige Koning Willem II kazerne Ringbaan Zuid

Onder oorlogsdreiging werd in 1938 aan de Ringbaan Zuid begonnen met de bouw van een tweede kazerne in Tilburg. Dit werd een zogenaamde Boost-kazerne, genoemd naar de kapitein der Genie August Marie Boost (Breda 1900 – Den Haag 1985). Deze had een type grensbataljonkazerne ontworpen, welke werd gekenmerkt door een poortgebouw dat toegang gaf tot een omsloten complex kazernegebouwen. De officiële opening in Tilburg vond plaats in 1939. In deze nieuwe Koning Willem II-kazerne werd het Tweede infanteriebataljon Jagers gelegerd, waarmee Tilburg, na de tijd van de Lancierskazerne (1842-’56) en de Kromhoutkazerne met de Huzaren (1913-’22, zie onder “Poepvaan”), opnieuw een garnizoensstad werd (bron: Stadsnieuws, 13 mei 2023).

 Onder de oorlog stationeerde de bezetter de Ordnungspolizei in de nieuwe kazerne, die ook een landingsplaats voor kleine vliegtuigen kreeg. Na de oorlog werden de aan- en afvoertroepen (AAT) hier gelegerd, totdat die in 1993 de stad verlieten (zie bij “de Poepvaan”). Nog in datzelfde jaar (1993) werd de kazerne omgebouwd tot gevangenis en in gebruik genomen als penitentiaire inrichting (PI), eerst voor vreemdelingenbewaring en later voor criminelen. De acht persoonscellen golden als iets nieuws. In 2009 werd de PI verhuurd aan België, dat het in gebruik nam als gevangenis, daar dat land kampte met een groot cellentekort. Omdat dit toch wel een opvallende situatie was ontstond de bijnaam Belgenbajes, welke tot ver buiten Tilburg bekend werd. Onze zuiderburen bleven deze PI tot 2017 huren. Toen kwam het voormalige kazerneterrein weer vrij en werden er plannen ontwikkeld voor een nieuwe woonwijk rond het oorspronkelijke poortgebouw, welke de naam Willemskwartier kreeg (start bouw gepland begin 2023).

 

De Belgenbajes in 2011. Even de gevangenishekken wegdenkend, moet dit toch

een mooie woonkazerne kunnen worden? (foto: Jeroen de Jong)

 

et Bèls Boerke

Mijnhouthandel Daems

In de Houtstraat op et Gurke, gelegen tussen de achterzijde van de Goirkese kerk en de Groeseindstraat, was Mijnhouthandel G. Daems gevestigd. Het hele gezin werkte er en zaagde lang dennenhout uit de talrijke Brabantse bossen tot kortelingen (korte balken) die werden gebruikt als mijnstutten en voor bouwsteigers. De familie Daems kwam uit België, vandaar de bijnaam voor hun zaak. Toen in de jaren zestig door de regering werd besloten de Limburgse mijnen te sluiten, was het ook met de mijnhouthandel snel gedaan. Een van de zonen Daems stapte over op de textielhandel en begon het Stoffenhuis op de hoek van de Ringbaan Noord met de Oude Lind. Deze zaak werd voortgezet door een dochter van hem die trouwde met de Limburger Frans Lahaije (bron: Herman Fitters uit herinneringen van Frans de Kok, zie deze CuBra-pagina

 

et Bèls Lèntje                              

spoortraject Tilburg - Turnhout

deze spoorverbinding werd in 1866-’67 aangelegd door de Chemins de Fer du Nord de la Belgique en geëxploiteerd door de Belgische maatschappij Grand Central Belge, wiens netwerk tot Noord-Frankrijk ging. Belangrijke reden voor onze zuiderburen om fors te investeren in deze verbinding was om een goed vervoerstraject te krijgen voor hun steenkolen uit m.n. de Borinage naar Nederlandse fabrieken, zoals de textielfabrieken in Tilburg. Ook zetten zij in op reizigersvervoer, getuige de bouw en inrichting van vier nieuwe stations op het traject t.w. in Riel, Alphen, Baarle-dorp en Weelde-Merksplas. In de goede tijden werden er 20.000 reizigers per jaar vervoerd. Als hoofdverbinding tussen Nederland en België kwam deze spoorlijn echter niet uit de verf vanwege de realisatie van de Moerdijkbrug, die een snellere verbinding over Roosendaal mogelijk maakte. Het reizigersvervoer over het Bels Lijntje werd dan ook in 1934 gestaakt, met uitzondering van sommige speciale treinen zoals die voor bedevaartgangers naar Lourdes. De laatste goederentrein reed in 1973.

In Tilburg sloot het enkelspoorse Bels Lijntje vlak voor het NS-station aan op de spoorlijn die uit de richting Breda kwam. Op dat punt opende Mathieu Kessels in 1898 zijn nieuwe muziekinstrumentenfabriek (Industriestraat, nu Hart van Brabantlaan - St. Ceciliastraat). Dus van het station uit gezien boog het Bels Lijntje daar af naar het zuiden. Rond 1950 groeiden er echter twee problemen voor dit Tilburgse deel van het tracé: door de plannen met betrekking tot het Hoogspoor (zie daar) incl. een nieuw rangeerterrein kon het Lijntje niet meer zo dicht bij het station zijn eigen richting kiezen, en vanwege geplande woningbouw in het zuidwestelijk deel van de stad was de aanwezigheid van een spoorlijn daar niet meer gewenst. De gemeente besloot om het Bels Lijntje vanuit de stad gezien pas later naar het zuiden te laten afbuigen, zodat het om de Oude Warande heen parallel aan de Zwartvenseweg de Bredaseweg kruiste. Deze omleiding werd in 1958 gerealiseerd (zie kaartje).

 

 

Oude situatie bij de afsplitsing van het Bels Lijntje nabij het station Tilburg. Het dubbelspoor rechts is de spoorlijn Tilburg – Breda. Links ergens achter de schoorsteenpijp stond in 1898 de nieuwe muziekinstrumentenfabriek van Mathieu Kessels. De fotograaf moet op de voetgangersbrug van de overweg Gasthuisstraat hebben gestaan (foto: website Ad Kusters)

 

 

Hoe het na 1973 verder ging met het Bels Lijntje staat hiervoor beschreven bij den Baol Boemel. Enkele jaren na de beëindiging in 1983 als toeristische attractie werd besloten om in navolging van de Belgen de spoorlijn maar op te doeken. In 1988 kocht de gemeente Tilburg de grond van de NS en werd er een begin gemaakt met de aanleg van een toeristisch fietspad over het tracé. Het Bels Lijntje had vervolgens nog een aardige verrassing in petto. Nadat het er enkele jaren stil en verlaten had bijgelegen bleek dat er in de bermen een rijke natuur was ontstaan. Dit kwam, zo werd verondersteld,  door al het plantaardig kiemmateriaal dat in de loop der tijd met de kolen uit België was meegevoerd en overal langs de lijn wortel kon schieten nu de bermen niet meer werden bijgehouden. 

 

Oprukkende bebouwing van de nieuwe wijk De Blaak (Dintel) in 1977. De spoorlijn ligt er dan nog en zal nog een jaar of vijf jaar dienst doen als toeristische spoorlijn tussen Tilburg West en Baarle-Nassau (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)   

 

De ambitieuze opzet waarmee de spoorlijn Tilburg – Turnhout aanvankelijk werd opgezet blijkt tenslotte uit het feit dat er ooit 27 wachtposten langs stonden (waarvan er zes bewaard zijn gebleven). In het licht van de geschiedenis is het niet zo verwonderlijk dat et Bèls Lèntje ook een prooi werd van degenen die graag de spot dreven met dit soort “bloopers”. Men zei in Tilburg wel, als er iemand met een groots plan op de proppen kwam waar men geen geloof in had: "Et Bèls spoor ister mar en bisje bij."

 

Bij de viering van het 150-jarig bestaan van het Bels Lijntje kwamen deze drie mannen in april 2017 bijeen bij een van de wachtposten waar zij hun jeugd beleefden, v.l.n.r.: Piet Soethout, Jef van Hout en Ad Adriaansen. Zij haalden herinneringen aan die tijd op voor het Brabants Dagblad. Zo vertelde Jef van Hout (die ook bijdroeg aan het Tilburgs Bijnamenboek uit 2000): “Als de trein in aantocht was begon het glas van de petroleumlamp in de kamer te rammelen.”

 

Benedictus

Ontginningsgebied Heukelomsche Heide

Op 10 nov. 1913 werd, op instigatie van burgemeester C. Benders van Berkel-Enschot, door verschillende grondeigenaren uit Berkel-Enschot en naaste omgeving een coöperatieve vereniging opgericht, welke tot doel had een stuk grond, “op de Heukelomsche Heide tusschen Galgeven en Vuile Stroom” (in het beekdal van de Voorste Stroom), te ontginnen tot weiland. Van 1913 tot 1934 was burgemeester Cornelis Brenders (“de Burgemeester van de Boeren” zie hoofdstuk 1) voorzitter van deze “Benedictus-Vereeniging”, die heeft bestaan tot 1 januari 1934. Toen stond in de NTC (Nieuwe Tilburgsche Courant) de volgende terugblik: “De eerste werkzaamheden als ontwatering, ploegen, egaliseren, inzaaien enz. werden opgedragen aan de Ned. Heide-Maatschappij. In totaal hebben de ontginningskosten f 38.994,24 bedragen (…) Niettegenstaande het minder gunstig begin heeft de vereeniging toch tamelijk voorspoedig gewerkt. Thans na pl.m. 20 jaar zijn alle onkosten uit de pachten en huren gedekt en is er nog 'n batig slot van pl.m. f 175,-- (…) Jammer genoeg zijn zeer vele perceelen door verkoop over gegaan in handen van 't grootgrondbezit. Er hadden zoo goed 'n 5-tal boerenbedrijven gesticht kunnen worden, waaraan hier groote behoefte is, en daarvoor is nu de kans voor altijd verkeken."

Tijden veranderen. Delen van het gebied, dat nog wel “Benedictus” wordt genoemd, krijgen nu een forse natuurontwikkeling terug. In december 2022

is een begin gemaakt met het beplanten, graven van poelen e.d. op de eerste acht hectaren, met als doel tot het tienvoudige areaal te komen. De Stichting Duurzaamheidsvallei, die natuurontwikkeling bevordert, zet hier met steun

van de provincie haar schouders onder (bron: Rinus v.d. Loo en Brabants Dagblad 12 dec. 2022)

 

De eerste boom voor natuurontwikkelingsproject Benedictus werd in maart 2022 officieel geplant nabij de plek waar de Voorste Stroom langs knooppunt

De Baars scheert, niet ver van Moerenburg ook (foto: BD).

 

Intussen, ruim een half jaar later, zijn de werkzaamheden met hulp van vrijwilligers

al goed op gang gekomen.

 

Berghven

Galgeven

Tussen Tilburg en Moergestel, even ten zuiden van Laag Heukelom, ligt een ven met een oppervlakte van 16 ha, omringd door (kunstmatige?) heuveltjes. Op een ervan heeft naar verluidt ooit een galg gestaan. Op een andere werd in 1811 een windmolen gebouwd door Frederik van den Bergh (Dordrecht 1785 – Besoyen 1847, x Dordrecht 1807 Petronella Sortel, Dordrecht 1787 – Waalwijk 1873), die daarmee een volmolen liet aandrijven om geweven wollenstoffen na te bewerken, wat de kwaliteit sterk verbetert. Hiervoor was ook zuiver water nodig uit het ven. Rondom de windmolen ontstond een kleine nederzetting met arbeiderswoningen, vol- en wasinrichting en kantoortje. Ook werd er op een gegeven moment een stoommachine geplaatst in de windvolmolen, waarmee Van den Bergh in 1835 te boek stond als “een volmolenaar met wind en stoom.” De latere oprichter in 1929 van de AaBe wollenstoffen en –deken fabriek, Ferdinand Adolf (Dolf) Leonard van de Bergh, beschouwde Frederik als oervader en oprichter in 1811 van zijn fabriek, maar dat was erg overdreven. Frederik was daarvoor teveel in zijn vak van molenaar–lakenvolder blijven hangen. Pas zijn zoon Pieter (1811-’94) mocht zich textielfabrikant noemen, nadat hij in 1853 BeKa stichtte (zie et Krimmetooriejum). Maar goed, president-directeur Gijs van den Bergh pakte in 1961 groot uit ter gelegenheid van het “150-jarig bestaan van AaBe” en sleepte voor het bedrijf en passant het predicaat Koninklijk in de wacht! Door toedoen van Frederik werd het Galgeven in de volksmond wel het Berghven genoemd. De nederzetting inclusief windmolen is in de periode 1865-‘93 helemaal verdwenen. In die tijd werden amper een kilometer noordelijker ook twee oude watermolens stilgelegd (zie bij Mie Pieters). Toen door de nieuwe eigenaar, Brabants Landschap, er in 2019 rond het Galgeven veel dennen- en loofhout werd gekapt, kwamen in het landschap tot veler verrassing ook herinneringen aan de negentiende eeuw weer tevoorschijn: de oude molenberg en twee monumentale lindebomen uit 1811 waren ineens weer volop in beeld! (bron o.a. Rinus van der Loo)    

 

Mazzeltje voor Tilburg: in 1961 schonk de jubilerende AaBe fabriek aan de stad dit bronzen beeld: “De Muziek” door Mari Andriessen. Het kreeg een prominente plaats op het voorplein van de nieuwe Stadsschouwburg die dat jaar in gebruik werd genomen.

 

Berkelschen Heikant

Buurtschap Heikant in Berkel

Niet alleen Tilburg maar ook Berkel heeft al eeuwenlang een heikant. Al lang voordat er sprake was van een samenvoeging met Tilburg sprak men  daar van Berkelschen Heikant (zie ook hoofdstuk 1, bij Adriaan van der Loo en diens nazaten) om een onderscheid te maken met onze (Tilburgse) Haajkaant. Misschien moeten we sinds de herindeling van 1997 dus ook maar Bèrkelse Haajkaant zeggen? Gelegen in de omgeving van de huidige Hoolstraat, Heikantsebaan en Durendaelweg (bron: Rinus v.d. Loo)

 

den Bèrndèèk                             

Berkdijksestraat                      

welke naam reeds zeer vroeg (vijftiende eeuw) voorkomt in documenten, naar alle waarschijnlijkheid als een route waarlangs schaapskuddes hun weg vonden naar heidevelden. In de negentiende eeuw staat de Berkdijk op de kaart als onderdeel van de Oude Baan (zie daar) van Tilburg naar Breda. Den Bèrndèèk was met andere woorden in vroeger tijden, hoewel niet meer dan een zandweg, vanaf de Korvelse kerk dé uitvalsweg naar Breda. Maar in 1827 werd de (huidige) de Bredaseweg aangelegd, als een streep van de Delmerweg en café Het Dorstige Hert naar de Heikese kerk. De Berkdijksestraat werd daarmee een secundaire verbinding die pas vanaf 1899 ook werd bestraat. In 1954 volgde opnieuw een amputatie, toen de Ringbaan West werd doorgetrokken (zie in hoofdstuk 1 bij Weuw Franken) en ten westen daarvan alles moest veranderen voor de bouw van woningen en winkels in de wijk Zorgvlied, waardoor den Bèrndèèk voortaan van et Körvel doodliep op de ringbaan. Zelfs de kènderköpkes werden vervangen door nette klinkers. Aan de overkant van de ringbaan herinneren alleen nog de Burgemeester Beckersstraat aan het vroegere tracé van de Berkdijk, en een stuk Friezenlaan tussen de Gilzerbaan en Het Dorstige Hert waar de oude bestrating is blijven liggen.

 

Foto boven: het punt tegenover Het Dorstige Hert waar de Berkdijksestraat (rechts, nu Friezenlaan) op de Bredaseweg uitkomt. Foto onder: vanaf café-restaurant Het Dorstige Hert leidt sinds 1827 de Bredaseweg recht naar het stadshart. Vroeger stond hier een tolhuis aan gemeentegrens. Waarschijnlijk stamt dít pand van het café uit 1847; zeker is het sinds 1926 een horecazaak, toen Frans de Rooij het in bezit kreeg en het tot in de jaren zeventig als zodanig expoiteerde. Nu nog is het een populaire zaak (foto 1934, Tilburgse Herinneringen op Facebook)      

 

In 1860 liet de fabrikant J.N. Diepen acht arbeidershuisjes bouwen aan de Berkdijksestraat. In 1955 moesten drie ervan wijken vanwege de aanleg van de Coba Pulskenslaan die daar op de Berkdijksestraat moest uitkomen. Deze huisjes zijn steen voor steen afgebroken en weer opgebouwd in het Openluchtmuseum in Arnhem. In 1998 volgde een vierde dezelfde weg. 

 

 

De Berkdijksestraat richting Korvelse kerk in 1954. De bomen zullen kort daarna verdwijnen om ruimte te maken voor het verkeer. Daar waar de straat breed genoeg was heeft men de bomen laten staan.

 

De eenvoud van het leven van vroeger: de vrouw van Kees Abeelen aan de Berkdijksestraat zit verstelwerk te doen op het erf van de boerderij. Foto uit 1901 door Henri Berssenbrugge, coll. RAT (zie ook Kees Nieuwenhuijzen: Henri Berssenbrugge, Straat- en landleven 1900-1930, Amsterdam 1976)

 

den Bèsterd (1)                          

den Bijster

 

Markt op het Besterdplein in 1950, tegen de achtergrond van de torens van et Gasfebriek (zie daar) aan de Lange Nieuwstraat (foto: Schmidlin, coll. RAT)

 

in 1559 vermeld als: “lant den Bijster aent Molenstraetken.” Groeide uit tot een actieve buurt “boven de Lijn” met veel winkels en wekelijks een grote markt, m.n. stoffenmarkt, op en om het centrale Besterdplein die nog steeds klandizie trekt uit heel de regio (zie ook hoofdstuk 1, bij Sjaak van de Elsen, Leo Geerts en Louis van der Heyden). Hier is ook de meest noordelijke locatie van de Tilburgse kermis. Veel Tilburgers van boven de lijn starten er hun rondgang over de kermis. Heel lang, tot en met 1995, werd ieder jaar op moederdag ook de wielerwedstrijd "De Ronde van den Bèsterd" gehouden. Deze werd in 1952 voor het eerst georganiseerd door de wijkvereniging Besterd’s Belang met de wielerclub Tilburgia en trok meteen al duizenden toeschouwers langs het parcours. In 1954 kwam de organisatie in handen van TWC Pijnenburg. Met een onderbreking tussen 1962 en 1976 werd dit populaire wielercriterium circa 30 keer gehouden, voor het laatst in 1995. Deze traditie werd op 18 juni 2017 weer opgepakt met een wielerronde … op vaderdag. Op de foto een van de wielerkoersen uit het verleden met de massale drukte daarbij langs de route.

 

 

den Bèsterd (2)                          

Besterdstraat                             

in Goirle

 

den Bèùk (Buik)

Automatiek Harrie (Beelen), St. Annaplein   

Automatiek Harrie (Beelen), St. Annaplein Oorspronkelijk waren er een herberg en smederij naast elkaar op het Haringseind (zie Hèrringsènd), destijds de naam van het noordelijk deel van de Korvelseweg. Later werd de naam officieel St. Annaplein. Het smederijgedeelte werd in de loop der tijd verbouwd en deed in de jaren 1970-’80 dienst als automatiek Harrie (Beelen), populair onder studenten en andere stappers. Die gingen na het uitgaan nog graag “ene vliegende schootel bij den Bèùk vatte”, een soort platte hamburger, pittig gekruid met een scherpe pindasaus. Deze specialiteit van Harrie Beelen was een favoriete snack onder zijn late klanten (bron: Wikimiddenbrabant, en: www.cubra.nl/auteurs/huubmoonen/automatieken.htm)

 

St. Annaplein op de splitsing Korvelseweg (r.) en Trouwlaan (l.), rond 1980. Automatiek Harrie den Bèùk links naast het café. Foto (-montage): Joep Vogels

 

de Biechtstuultjes

zijpad van de Lange Nieuwstraat   

zijpad van de Lange Nieuwstraat tussen het St. Rochusgesticht (waar mensen verbleven met een besmettelijke ziekte) en de ketelmakerij van Gebrs. Deprez. Daarlangs stond een metershoge muur met steunberen. De hoeken die daardoor waren ontstaan waren ideale scharrelhoekjes, waar ook volop gebruik van werd gemaakt. Hier werd dus 's avonds goed en langdurig gevreeën! 

 

Tekening van De biechtstuultjes door Kees Koster (coll. Ed Schilders)

 

de Bille van Marjèt

embleem “Hart van Brabant”

zo werd het embleem genoemd van de manifestatie “Hart van Brabant” in 1959. Het was toen 150 jaar geleden dat koning Lodewijk Napoleon in et Kestiltje (zie daar) van Van Dooren Tilburg tot stad verhief. Dit werd op grootse wijze gevierd waarbij de stad zich afficheerde als het middelpunt van Noord-Brabant en de Benelux. Het embleem (een samensmelting van een hart met de letter B) kreeg al gauw als bijnaam "de Bille van Marjèt," naar de echtgenote van de voorzitter van de Stichting Hart van Brabant, Han “Puntje” Janssen (x Mariëtte van Kemenade, zie hoofdstuk 1). Het verhaal wil dat zij daar aanleiding toe gaf door de strakke zomercreaties waarin zij aan de zijde van haar echtgenoot annex voorzitter paradeerde over het expositieterrein in het Leijpark, waar van 24 juli - 16 augustus 1959 de grote tentoonstelling over leven en werken in het Hart van Brabant werd gehouden. Overigens had Mariëtte Janssen - van Kemenade ook creatief heel wat in haar mars. Zo had zij het kobaltblauwe uniform voor de hostesses van deze tentoonstelling zelf ontworpen.

 

Mariëtte Janssen - van Kemenade zien we hier acteren als Koningin Wilhelmina bij een van de festiviteiten tussen 27 aug. en 6 sept. 1948 ter gelegenheid van Wilhelmina 50 jaar Koningin en de kroning van Juliana als haar opvolgster. Hier zit zij in een koets met Jan Kerstens als “haar gemaal Prins Hendrik” aan haar zijde en “Prinses Juliana” op schoot voor Mariëngaarde aan de Burgemeester Damsstraat (coll. RAT). Bewegende beelden zijn er ook: op een film gemaakt door Leo van de Pas, 1907-’58, in 2021 geschonken door zijn zoon Ad aan het RAT.

 

In april 1971 nam hockeyclub Tilburg deel aan het toernooi om de Europacup in Rome, nadat zij een jaar eerder landskampioen was geworden. De stad Tilburg was toen nog niet zo bekend buiten de landsgrenzen, dus begrepen de hockeyers dat zij ook een missie te volbrengen hadden. Zij namen een doos met overgebleven Hart van Brabant emblemen uit 1959 mee en plakten de Eeuwige Stad daarmee vol. Tijdens een bezoek aan het Vaticaan ging deze missie gewoon verder. Deze Zwitserse Gardist moest eens weten dat hij met de Bille van Marjèt op z’n achterflapje rondliep! (Foto: coll. Karel de Beer) 

 

et Binnepad                  

nu Korte Hoefstraat

dit verwijst waarschijnlijk naar de mogelijkheid om, komend van et Gurke richting Groeseind, een stuk af te steken. Op de hoek met de Goirkestraat zat slijterij Weuwke Paaj (zie hoofdstuk 1: wed. Paaijmans)

 

de Binnering of Shittyring

de Cityring

op elkaar aansluitende wegen rond het centrum, die allemaal “ring” gingen heten in de plaats van “straat” of “plein”: de Schouwburg-, Noordhoek-, Gasthuis-, Veldhoven-, Besterd-, Heuvel- en Paleisring. Die moesten een ringbaan rond het stadscentrum vomen om dat beter bereikbaar te maken. In het kader van het 72-miljoenproject van burgemeester Becht (uit 1959) moesten deze wegen verbreed en beter op elkaar aangesloten worden. Met parkeergarages erbij zou dit de stad qua verkeer gereed maken voor de toekomst. Dit plan is slechts voor een deel uitgevoerd. Boven de Lijn is er weinig verbreed en “beneden” is alles later eenrichtingverkeer geworden, en op sommige plaatsen weer versmald. Dit gebeurde in het kader van een vif jaar durende opknapbeurt van de Cityring die in september 2011 werd voltooid.

 

De situatie vanaf sept. 2011. De Cityring is beperkter van omvang en leidt het autoverkeer in één richting met de klok mee rond het winkel- en uitgaanscentrum. De ringen boven de lijn doen niet meer mee maar wel is daar de Brokxlaan achter het station aangelegd (ter hoogte van de Atelierstraat op het kaartje).

 

De bijnaam “Shittyring” verwijst naar de onvrede die sommigen ermee hebben gehouden. Natuurlijk moest er in die jaren rond 1960 wel iets gebeuren, alleen al vanwege de verkrotting in bepaalde delen van de binnenstad, maar om verkeerswegen te maken moesten er ook doorbraken worden gepleegd op plaatsen waar je dat eigenlijk niet zou willen en dit ging ten koste van erfgoederen, waarvan het meest betreurd worden:   span

 

Het stadhuis dat in 1847-‘48 was ontworpen door Hendrik van Tulder (1819 – Schaerbeek 1903) werd in 1971 gesloopt vanwege de grootschalige reconstructies in de binnenstad. Van Tulder was de eerste Tilburger die zich architect mocht noemen en vóór 1850 werken opleverde. Het liep daar in zijn geboortestad overigens niet helemaal goed mee af. Zo hebben de (eerste) Korvelse kerk en de Paoterskerk (zie daar) hun eeuwfeest niet gehaald. De Heuvelse kerk is nog de meest markante herinnering in Tilburg aan deze architect. Van zijn stadhuis bleven maar enkele objecten gespaard: de Plee van Willemien (zie daar) en de twee grote beelden op het dak, die Handel en Nijverheid voorstellen (uit 1905, na restauratie in 2017 ondergebracht bij het RAT). Deze foto is van een ansichtkaart, in 1934 gestuurd aan de familie Klein in Leeuwarden (coll. Karel de Beer)    

 

Ook de intendantwoning die hoorde bij het paleis van Koning Willem II moest er om dezelfde reden als het stadhuis aan geloven, met Paleisstraat en al. Van 1935 tot aan de sloop in ’63 had dit pand twee musea gehuisvest (zie in hoofdstuk 3 bij Liernur)

 

De Noordhoekse H. Hartkerk stond op een cruciaal punt in de Cityringplannen, t.w. langs de Hart van Brabantlaan nabij het punt waar de Gasthuisring (op de foto vooraan links) en de Noordhoekring (achter de kerk rechts) uitkwamen. Maar was het nu écht nodig om deze neogotische creatie uit 1898 van Pierre Cuijpers (1827-1921, ook bekend als architect van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam) te slopen? Overigens werd ook het teruglopend kerkbezoek als reden genoemd. De kerk was inderdaad naast mooi vooral heel groot. Tijdens de bouw bleek er te weinig geld om ook de geplande 90 meter hoge toren te bouwen. De sloop in 1975 deed veel stof opwaaien, in dubbel opzicht (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)  

 

Sloop van de Noordhoekse kerk in 1975. De muurschilderingen uit 1954 van Egbert Dekkers (1908-’83, priester-kunstenaar in Moergestel) staan nog fier overeind. Genesis en Apocalyps, waar vind je dat zo treffend in één beeld?

 

Maar daar krijg je ook wat voor terug…

 

de Binneròtte, of den Curaçao

Curaçao- of Antillenbuurt (Goirke-West)

buurtje in het westelijk deel van et Gurke tussen de Ringbaan Noord, de Wittebollestraat en de Goirkestraat met straten die naar eilanden van de Nederlandse Antillen zijn genoemd. Rond 1930 werden hier vijftig huizen gebouwd om arbeiders van buiten de stad die in de textielindustrie kwamen werken een bescheiden huisvesting te bieden. De eerste bewoners, de familie Schonewille uit Rotterdam, noemden hun nieuwe woonomgeving uit heimwee de Binnenrotte, waar zij vandaan kwam. Rob van Putten heeft uitgezocht dat dit het (gekanaliseerde) deel was van de rivier de Rotte dat was gelegen binnen de oude stadsgrenzen van Rotterdam. Aan weerszijden van het water bevond zich een kade waarlangs huizen stonden. Tussen 1868 en 1874 werd de Binnenrotte gedempt ten behoeve van een groot spoorwegviaduct (dat inmiddels weer is afgebroken na de opening van de Willemspoortunnel in 1993). Daarna sprak men van Gedempte Binnenrotte. Vanaf 1942 heet de straat weer Binnenrotte.

De Tilburgse “Binneròtters” waren arm en vormden een hechte buurt. Door het verdwijnen van werkgelegenheid in de textielindustrie vanaf de jaren 1960 slopen er steeds meer criminele activiteiten “de Binneròtte” in. Dit versterkte de reputatie die deze buurt met zijn armoede toch al had, namelijk als “gribusbuurt waor vur nog gin vèèf cènt wonde.” In het licht van het bijna 75-jarig bestaan van de buurt werd er in 2004 een boekje uitgegeven “Van Binnenrotte tot Goirke-West” dat tevens een afscheid inluidde vanwege plannen om in 2005 de huisjes te vervangen door nieuwe woningen. Enkele van de oorspronkelijke bewoners die er nog zaten waren daar allerminst gelukkig mee! (zie ook hoofdstuk 2: de Boefkeshèrmenie)

 

Kijkje van de Goirkestraat de Wittebollestraat in, met rechts de Surinamestraat (foto 1983 van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

ene blaawslôot of stinkslôot

vervuilde waterloop                                                             

een waterloop waarop geloosd werd door particulieren (toen er nog geen ondergronds riool was) en/of fabrieken. De uitgestrektheid van de stad, de ligging in drie afwateringsgebieden en het ontbreken van open water zijn problemen geweest bij het krijgen van een goede afvoer en zuivering van het vervuilde water. Men zei dat in perioden van veel vervuiling vroeger het koperbeslag van de huizen in de buurt er blauw van uitsloeg. De betiteling kan ook te maken hebben met de vieze kleur van het water door verf- en looistoffen (chroom) erin (zie de Vèùle Leij en et Vèùlwaotermesjien).

 

et blaaw (Tilburgs) pèkske                                                              

bundel wolmonsters

dit was een bundel van rolletjes blauw pakpapier met daarin strengen van ruwe, gewassen wol. Iedere streng was van een andere kwaliteit: de een van de rug, de andere van de lende etc van het schaap. De door een riempje bij elkaar gehouden en naar kwaliteitsklassen gesorteerde rolletjes dienden als monsters van Tilburgse wolhandelaren die daarmee naar hun klanten, de wollenstoffenfabrikanten, gingen (zeker tot de oorlog liepen ze daar vaak mee door de stad, zie hoofdstuk 1 bij Henri Blomjous)

 

den Blaoshal

opblaasbare tennishal Goirle

tennishal in Goirle (Sportpark Van den Wildenberg) die door een ventilator overeind werd gehouden en dat vanaf de jaren 1970 minstens 25 jaar lang.   

 

Blariefarie

Van Blarcum                

winkel in comestibles in de Juliana van Stolbergstraat waar tegenover door dezelfde ondernemer naar Frans voorbeeld de eerste bistrot van Nederland werd ingericht. Ook waren zij de grondleggers van de wijnhandel Jean Arnaud, gevestigd aan de Geminiweg op het industrieterrein Loven en vervolgens uitgebreid met het wijnmuseum Maison du Vin. Vroeger  kwam Van Blarcum voor de feestdagen nog aan de deur vragen of mevrouw misschien kaas of iets dergelijks wenste te bestellen! Op 2 januari belde hij dan weer aan met "het notaatje."

 

den Blènde Fiel                          

gebouw sociëteit Philharmonie     

waar je aan de straatkant (de Kloosterstraat) niet eens naar binnen kon kijken, omdat er slechts een rij kleine raampjes en een grauwe, hoge deur in zaten. Dit gebouw uit 1835 was gebouwd voor zeepfabrikant Hendrik Pieter van der Velde, die eerder een zeepziederij, “De Hoop”, had aan het Piusplein welke hij rond 1833 verkocht aan de Prins van Oranje die er paardenstallen van maakte. Van der Velde heeft dit gebouw meer laten neerzetten voor de sociëteit Concordia (opgericht in 1785) die zich er in 1835 vestigde om zich toe te leggen op muziekbeoefening rond het Gilde St. Cecilia o.l.v. de priester Philippus van Roy (geb. 1764, sinds 1818 in Tilburg). Concordia werd in 1839 opgeheven, nadat het dank zij een Koninklijke donatie een schuld kon afbetalen. In 1840 werd sociëteit de Philharmonie opgericht waar 29 leden van de voormalige Concordia zich bij aansloten (met als eerste president Pieter van Dooren, zie hoofdstuk 1, bij Thomas "Parijs" van Dooren). Muziekbeoefening werd dus een belangrijke acitiviteit. Een andere was het boogschieten, waarvoor in 1844 de “Honos Alit Arcum” werd opgericht. Koning Willem II werd beschermheer, daartoe benaderd door mr. Jacobus Arnoldus Mutsaerts (zie hoofdstuk 1) die later zelf ook beschermheer werd. In 1847 werd het pand aan de Kloosterstraat van Van der Velde gekocht door een groep leden van de Philharmonie. Pas in 1953 nam de sociëteit het eigendom van deze verenigde eigenaren over. De activiteiten van “de Fiel” in de Kloosterstraat werden intussen verbreed. Zo was er in 1893 reeds een paardrijvereniging, die gold als eerste burger rijvereniging van het land en die enkele decennia daarna dichtbij (aan de Oude Dijk) kon beschikken over een eigen manege (zie Leo van Loon in hoofdstuk 1). In 1906 werd er een tennisafdeling opgericht die achter het gebouw over één baan beschikte welke precies tussen een paar bomen en de muziekkiosk paste. Opmerkelijk feit: betrokken bij de oprichting waren ir. M.H. Damme, ingenieur bij de Werkplaats van de Spoorwegen (zie den Atteljee) en zijn chef ir. G.H. Brandt. Zij hielpen bij de aanleg van de baan en smaakten het genoegen om als herendubbel de eerste partij te mogen spelen, tegen Walter van den Bergh en Rein van der Pant. Hoewel “de Phil” in enge zin een herensociëteit was bood zij in ruime zin, via de afdelingen, dus ook activiteiten voor de dames. Tot ver in de negentiende eeuw bleef “de Phil” de enige sociëteit in Tilburg met een eigen gebouw. In 1955 kocht de gemeente het pand op in verband met de bouw van de schouwburg. De Philharmonie verhuisde toen naar de Goirleseweg, naar het pand waarin restaurant Bremhorst had gezeten. Een activiteit die de Phil tot ver buiten de stadsgrenzen bekend maakte was het januaribal, ook wel "koppelbal" genoemd. Dit van oorsprong debutantenbal voor kinderen van fabrikanten werd sinds de veertiger jaren gehouden en trok ook deelnemers uit het hele land (bron: “Sociëteit Philharmonie 1840-1965”, een uitgave ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan in 1965)  

 

Boven: kijkje richting gebouw van de Philharmonie hoek Kloosterstraat – Markt. Links “de Boterhal” (zie daar), en links daarvan maar buiten beeld het oude Stadhuis. De auto rechts komt uit de Raadhuisstraat (foto uit 1954 door Sjef van Delft, coll. RAT). Onder: het deel waar de Philharmonie haar sociëteitsruimte had.  

 

Leden van Lawn Tennis Club Philharmonie op haar baan achter het pand aan de Kloosterstraat in 1910. In verband met de nabijheid van ramen was er een groot net omheen gehangen dat speciaal in Scheveningen was gekocht (coll. RAT)

 

Het in 1955 in gebruik genomen pand aan de Goirleseweg (sinds 1975 officieel Oude Goirleseweg geheten) staat hier op een foto uit 1958 er allesbehalve blènd bij (uit Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

den Bloemetèùn                                                                       

voorste banken in de kerk

in het bijzonder die in de Gurkese kerk (zie: de Kathedraal van Tilburg). Deze banken werden verpacht aan de rijkelui. Naar alle waarschijnlijkheid hadden de vrouwen die daar zaten veel bloemen op hun hoeden, waardoor de daarachter zittende minderbedeelden een florissant uitzicht hadden!

 

den Blòk

panden Kwantes (omgeving Bisschop Zwijsenstraat)

Het gebied gevormd door de Oude Kerkstraat, Ververstraat, en de hoek van de Primus van Gilsstraat en Bisschop Zwijsenstraat werd door de bewoners, met name horend tot de familie Kwantes, den Blòk genoemd. Op de hoek van de laatste twee straten was van 1927 tot eind jaren zeventig Woninginrichting Jan Kwantes gevestigd. De familie Kwantes woonde in aangrenzende panden aan de Bisschop Zwijsenstraat. Na Kwantes was in de jaren tachtig op de hoek een bedrijf gevestigd met keukens, waarna de panden van den Blòk in de jaren negentig werden gesloopt om plaats te maken voor de realisatie van nieuwe woningbouw, bekend als “het Zwijsencluster” (zie bij de Dèùkklok. Bron: Jan Kwantes op Het Geheugen van Tilburg, februari 2011)

 

Woninginrichting Jan Kwantes op de hoek van de Bisschop Zwijsenstraat met de Primus van Gilsstraat, kort na de opening in 1927.

 

Blonde Mientje          

bepaalde chocoladereep

die werd bedacht en verkocht door Frans van Geloven, die met zijn vrouw Marie van Geloven - Heerkens het Bels Winkeltje aan de Emmastraat dreef. Zij verkochten chocolade uit Turnhout. Hun eigen product, genoemd naar een destijds populair liedje over een Blonde Mientje met een hart van prikkeldraad, werd zeer bekend. De winkel verhuisde later naar de wijk Jeruzalem en de Blonde Mientjes werden nog gemaakt tot het midden der jaren 1970. 

 

Boerke Mutsers (in et Zaand)

café Mutsaers in ’t Zand/Boerke Mutsaers            

was vanaf 1644 een boerenbedrijf waar ook jagers kwamen rusten. Pas later officieel Boerke Mutsaers geheten en onder deze naam nu bekend als een horecabedrijf bij station Tilburg West (inmiddels Tilburg Universiteit, maar in de volksmond Tilburg Boerke Mutsers genoemd, zie daar). Het kwam wel meer voor dat horecazaken ontstonden uit een boerenbedrijf (Bet Koolen, ‘t Wit Paardje en in Berkel: Pijnenburg). Dat begon vaak met een gelagkamer in de voorkamer van de boerderij, een uitspanning voor voerlui met hun paardenkarren.

 

Foto van de situatie in 1954, toen de Delmerweg uitkwam bij Boerke Mutsers. Later werd daar een tunnel onder het spoor gelegd met (rechts) de bijhalte Tilburg West. Aan de overkant van het spoor rechtsachter verrees het winkelcentrum Westermarkt. De ventweg waar de auto aan komt rijden is een fietspad geworden. Boerke Mutsers ging ook met de tijd mee en verving zijn oude behuizing door een nieuw, groter onderkomen (foto: coll. RAT)

 

Bommelskonte                                                                         

topografische aanduiding voor gebiedje waar nu industrieterrein Kraaiven ligt, algemener: ergens waar het niet pluis was.

 

 

Tot in de achttiende eeuw was Bommels Konte een bestaand toponiem, getuige de kaart (hierboven) die Diederik Zijnen in 1760 tekende van het gehele Tilburgse en Goirlese grondgebied. Uit het toponiem ontstond het gezegde: “Ik gao nòr Bommelskonte,” als een man de hort op gaat (op café) maar dit niet wil uiten tegenover vrouw en kinderen. Of: "Hij gaat naar Bommelskonten," wil zoveel zeggen als: "Hij steekt zich in een netelige zaak, gaat zijn verderf tegemoet." En verder: ”Bommelskonte leej drie uure bôove de hèl.” Hiermee gaf men aan dat daar de ingang van de onderwereld, de hel, moest zijn: "Want de honden blaffen er met het gat en daarom stinkt het er zo." Men kon vanuit de Hasselt via et Haaj-ènd (zie daar) in het Tilburgse Bommelskonte komen. Begin achttiende eeuw moet er al een herberg hebben gestaan waar criminelen hun toevlucht zochten en hun gestolen goederen in veiligheid konden brengen. Zo is het bekend dat Jan Hendrik Wikman, die ook "Heintje Woeste" werd genoemd (geb. rond 1675), de buit van zijn inbraak in het huis van Jan Willemsen op den Haajkaant onderbracht, "in de herberg van Adriaan Huismans aan het Craijven onder Tilburg." In 1707 werd deze Wikman, lid van de beruchte Bende der Moscoviten, onder meer hiervoor veroordeeld.

Het Tilburgse Bommelskonte (nu dus Kraaiven) komt als Bommerskonten voor in het stripverhaal "Het teken van de slang", dat Ed Schilders (auteur) en Luc Verschuuren (illustrator, zie hoofdstuk 1) hebben gemaakt voor de Tilburgsche Waterleiding-Mij. Ed Schilders legt uit: "Daar waar volgens de overlevering in Tilburg Bommelskonten lag, met de ingang naar de hel, brouwt in dit verhaal een gekke geleerde zijn elixer voor het eeuwige leven op het hellevuur." Hieronder zien we die gek, die de heldin in het verhaal ontvoert en haar zegt waar hij haar naartoe wil brengen.

 

Tekening Luc Verschuuren, coll. Karel de Beer

 

den Börgemistersbuurt, Villapark, Jambuurt of et Wèstènd

wijk Zorgvlied

dit was een van de eerste uitbreidingswijken buiten de ringbanen, in het  zuidwestelijke kwadrant van de kruising Ringbaan West en Bredaseweg. Oorspronkelijk strekten de weilanden van Oerle zich hier uit. In het begin van de twintigste eeuw dacht men er riante villa’s neer te zetten in een parkachtige omgeving zoals men in de strook langs de Bredaseweg wel kan zien, maar dit bleek financieel niet haalbaar. Vervolgens werd hier rond de twintiger jaren het nieuwe hoofdgebouw van de Katholieke Leergangen geprojecteerd. De hoofdingang zou aan het pleintje van de Burgemeester Suijsstraat komen. Daaromheen wat minder riante maar toch nog ruime woningen voor staf en docenten van dit nieuwe onderwijsinstituut. De eerste rector, dr. Möller (zie hoofdstuk 2: Sint Leendert) vestigde zich al gauw aan de Bredaseweg, niet ver van deze plek. Ook het leergangenplan bleek echter financieel niet haalbaar: het instituut werd gehuisvest in een bestaande villa aan de Bosscheweg (huidige Tivolistraat). Toch kwam het goed nog met Zorgvlied. Het is een mooie, ruime wijk geworden met veel monumentale bomen, en soms toch uitgesproken riante woningen zoals helemaal aan het begin die van architect Bonsel (zie hoofdstuk 1 bij “Mies Optie” Beels - Brouwers) en de professor (en latere premier) Jan de Quay. Volgens sommige berichten werd de nieuwe wijk ook de Kaawèèrpelbuurt genoemd. Sommigen spraken ook wel van de Jambuurt. Men beweerde namelijk dat de bewoners zoveel aan hypotheek moesten betalen dat ze iedere dag alleen nog maar jam op hun brood konden smeren! Gerard Steijns heeft een uitvoerig onderzoek verricht naar het ontstaan van de wijk Zorgvlied, dat in twee artikelen is verschenen in het blad “Tilburg, tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur”, uitgave van de Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed, jaargang 19-2 en 20-2.

 

 

de Bosse van ons Grutvadder

openbaar groen

bossen “die van niemand zijn,” waar iedereen doorheen mag wandelen, van de gemeente

 

de Booterhal                                                               

veilinggebouw uit 1888

aan de Markt (Stadhuisplein), afgebroken in 1959. Vanaf circa 1920 werden er, naast boter en andere zuivelproducten, ook groenten en fruit verkocht en vanaf 1949 ook bloemen. De Boterhal stond naast het oude stadhuis dat in 1849 werd gebouwd. Alle oorspronkelijke bebouwing, ook de Booterhal, is ten prooi gevallen aan de aanleg van de Cityring en de bouw van de Schouwburg en later de Concertzaal.

 

 

Bòtstraot

Nieuwstraat                 

Deze niet meer bestaande straat in Goirle die op de Bergstraat uitkwam, schuin tegenover het kantoor van Van Puijenbroek, werd genoemd naar Peerke van Ostade die om een onbekende reden Bòt werd genoemd. Hij woonde vroeger in deze straat, en maakte aardige winsten met het uitlenen van kleine geldbedragen. Van de opbrengst kocht hij een aantal huizen in de Nieuwstraat, die daardoor Bòtstraat werd genoemd. Twee kleinzonen van Peerke, Jan en Pierre van Ostade, zijn bekend geworden als komieken.

 

et Brèssersstròtje, ook wel Pisstròtje      

(Oude) Kerkpad

 

Opzij en achter de Heikese kerk was het één ouderwetse doolhof. Dit is een beeld uit 1954 vanaf de kerktoren. De Heuvelstraat loopt van midden links naar rechts boven en de eerste straat rechts is de Monumentstraat die naar rechts beneden loopt. Deze gaat langs de oorspronkelijke zaak van Bressers (nu Meesters) en verdwijnt achter de kerk. Op dat punt komt et Brònsgiststròtje op de Monumentstraat uit. Iets daarvoor zien we et Brèsserstròtje naar boven lopen, van Bressers (Meesters) naar Van Nunen Boes.

 

Het Kerkpad of Brèssersstròtje in de richting van de achterzijde van de Heikese kerk gezien in 1954. In deze straat werd in 1893 de zaak van Johan Bressers gevestigd, waaruit het tegenwoordige Bressers Metaal is ontstaan (zie ook hoofdstuk 1: Johan Bressers en de Staalmeesters). Het was een smal en donker straatje met een aantal café's in de buurt, waardoor het ook weleens naar urine kon ruiken.

Vandaar de tweede bijnaam.

 

Metaalhandel Joh. Bressers (en Zonen), mede naamgever van et Brèssersstròtje

Rechts een portretfoto door H. van der Schoot van Joh. Cornelis (Kees) Martinus Maria Bressers (1906-’93, x 1936 Antoinette (Annette) M.M.J. Minke, geb. Avereest 1912 - 2005). Met zijn broer Tijn (M.C.M.X.) Bressers nam hij de leiding van de metaalhandel over van hun vader Johan. Kees ging in 1971 met pensioen, maar liet in 1983 merken dat hij er nog was toen de familiezaak 90 jaar bestond. Hij bood een groot feest aan in het historische pand links (nu Meesters, op het moment van de foto een antiekzaak) dat vanaf 1822 door vier generaties Bressers bewoond was geweest. Hij hield daarbij een gloedvolle feestrede. Evenals zijn overgrootmoeder en grootvader was Kees lid van het gilde St. Sebastiaan. Een van zijn zonen, Joost, was een bekend hockeyer die in het elftal van hockeyclub Tilburg in 1970 landskampioen werd en ook meerdere malen uitkwam voor het Nederlands elftal. Vader Kees vond dat wel leuk maar ook betrekkelijk, want: “Eerst studeren, dan hockeyen,” luidde zijn parool (foto’s: coll. RAT)     

 

Brok-Wee   

Tilburgsche Brockway Bus Maatschappij (TBBM)                      

Kort na de Eerste Wereldoorlog ontstonden er ook in Tilburg particuliere busmaatschappijtjes voor personenvervoer in de stad (zie hoofdstuk 1,

J. Simons-Van den Brink). De begin twintigste eeuw ontwikkelde autobus met benzinemotor brak toen overal door als volwaardige en veelgebruikte vorm van openbaar vervoer. Ten opzichte van de stoom- en paardentram had de bus meer wendbaarheid en snelheid. Als nadeel van de grote groei van het busvervoer werd steeds meer gezien, dat op allerlei willekeurige plaatsen in de stad bussen stopten en stonden te wachten op passagiers. . De gemeente, beducht voor een wildgroei, nam de regie in handen en gaf in 1926 bedrijven de kans om in te schrijven op een zevenjarige concessie voor het exploiteren van lijnen in de stad. Die concessie werd in de wacht gesleept door de Tilburgsche Brockway Bus Maatschappij (TBBM) welke met bussen ging rijden van de Amerikaanse Brockway Motor Company. Dit bedrijf, eigenlijk gespecialiseerd in chassis voor vrachtwagens, speelde handig in op de sterk toenemende vraag in Europa naar autobussen. Daarbij richtte het plaatselijke ondernemingen op om de buslijnen te exploiteren. Deze ondernemingen kregen echter te weinig startkapitaal mee van het Amerikaans moederbedrijf, wat zich wreekte. Ook de TBBM moest al snel een beroep doen op de gemeente om bij te springen. Om de lijnen open te houden werd de gemeente zelfs gedwongen om een aantal bussen van de TBBM te kopen en die terug te verhuren aan het bedrijf. Ruim voor de expiratie in 1933 stond het dan ook vast, dat de concessie niet opnieuw zou worden verleend aan Brockway (inmiddels “Brok-Wee” genoemd). Deze ging in 1933 over naar de beste inschrijver, Adrianus (Janus) Heerkens (1893-1954, x 1919 Petronella “Pieta” Jacoba Broeders, 1893-1970) die voor zijn Stadsdienst, naast zijn bussen van Mercedes, gebruik kon maken van de Brockway-bussen welke eigendom waren van de gemeente. De busdienst van Janus Heerkens draaide al gauw tot volle tevredenheid, wat de gemeente eindelijk van haar Brok-wee verloste! In 1940 vond er geen inschrijving plaats en werd de concessie van Heerkens automatisch verlengd. In 1947 werd het stadvervoer toegewezen aan de N.V. Brabantsche Buurtspoorwegen en Busvervoer (BBA). Janus Heerkens kon verder al zijn aandacht besteden aan zijn Reis- en Touringcarbedrijf “De Lux”, dat na zijn overlijden in 1954 nog vijf jaar werd voortgezet door zijn vrouw, waarna het tot 1989 onder een andere eigenaar heeft bestaan aan de Noordhoekring (bron: Frans Kense op www.deautovanmnopa.nl)

 

Een Brockway-bus ploegt zich rond 1930 door hoogwater langs het Wilhelminapark. Links met paraplu een van de dames Schijns die in het lagehuis (op nr. 34) woonde (foto: Schmidlin)

 

EIn 1933 presenteerde de nieuwe Stadsdienst van Janus Heerkens zich op deHeuvel, met links nog enkele bussen van het type Brockway (coll. RAT)

 

Mens en materieel bij de officiële opening van de BBA-stadsdienst op de Heuvel

in 1947 (foto: Schmidlin)

 

In 1947 werd Eduard H.J. baron Van Voorst tot Voorst (1892-1972), die een jaar eerder Jan Ch.A.M. van de Mortel was opgevolgd als Burgemeester van Tilburg (wat hij bleef tot 1957), ingeschakeld om de BBA-dienstregeling voor Tilburg officieel van start te laten gaan (coll. RAT)

 

et Bronsgiststròtje  

deel van de Emmastraat                      

Steegje dat achter de Heikese kerk uitkwam op de Monumentstraat. Op de hoek was de kruidenierszaak en koffiebranderij van L.J.C. Bronsgeest & Zoon gevestigd. Leo Bronsgeest kwam in 1852 uit Oegstgeest en begon op de Heuvel een handel in koloniale waren. Niet lang daarna verhuisde hij naar de Monumentstraat (nr. 12) waar hij met zijn gezin woonde en zijn kruidenierszaak en koffiebranderij dreef. Hij werd in de zaak opgevolgd door dochters van hem. In 1916 werden winkel en woonhuis overgenomen door Emile de Bruijn. Vroeger liep de Emmastraat van de Monumentstraat helemaal tot het Piusplein. Het smalle deel dat et Bronsgiststròtje werd genoemd is geheel verdwenen om plaats te maken voor het stadskantoor (zie de Koolekiest) en het Stadhuisplein. De naam Bronsgeest leeft voort in een aantal oud-Tilburgse gezegdes. Een daarvan, om aan te geven dat er een zware bevalling had plaatsgevonden, luidt: “de Haajkese kèrk durt stròtje van Bronsgist.” Voor meer zie: www.cubra.nl/wtt onder Bronsgist.

 

Het (verdwenen) smalle deel van de Emmastraat dat et Bronsgiststròtje werd genoemd.

 

de Buitenkôoj

glazen voorbouw eerste station

Het eerste treinstation aan de Spoorlaan uit 1863 kreeg een glazen voorbouw die de Buitenkôoj werd genoemd.

 

foto uit 1930 (coll. RAT)

 

 Op deze foto uit 1954 staan twee vrachtauto’s van Drankengroothandel de Wed. F. Brouwers uit de Akkerstraat voor het oude station (uit Tilburgse Herinneringen op

Facebook)

 

Op deze foto uit 1949 passeert een groep kinderen de Buitenkôoj. Zij gaan op weg naar het (vakantie-) Koloniehuis in Eersel om er zes weken aan te sterken. Door betere voeding en veel buitenlucht, en door meer aandacht voor m.n. de hygiëne, wilde men de gezondheid van de jonge stadsmensen bevorderen. Zo’n oord bestond al voor de oorlog dichter bij Tilburg (zie bij de Golse Boskes.) In de jaren zestig stopte deze vorm van zorg (foto Het Zuiden).

 

den Bult, of den Oprit                                                           

viaduct in de Ringbaan-West over het spoor

het viaduct over de spoorlijn richting Breda werd rond 1937 gebouwd. Het benodigde zand werd uit het Wandelbos gehaald, waar een mooie vijver ontstond. Het viaduct van de Ringbaan-Oost over de havenarm naar de stad (Piushaven) werd ook wel den Oprit genoemd.

 

Deze luchtfoto uit 1938 toont rechtsboven de Ringbaan West in aanleg op het gloednieuwe viaduct over de spoorlijn naar Breda. De lijn naar Turnhout staat hier niet op, want die bleef de ringbaan ter hoogte van de Vlasspinnerij nog een tijd gelijkvloers kruisen, totdat de verlegging om de Oude Warande heen in 1958 een feit was (zie Bèls Lèntje). Op de foto is beneden de Reitsestraat te zien, die via een overweg (net buiten beeld links) verbinding maakt met de nog bestaande Bokhamerstraat, die boven “de Lijn” van midden links naar midden boven gaat (coll. Jos. de Bruijn)

 

de Bunker

glasarm huis Bisschop Zwijsenstraat

Op de hoek van de Bisschop Zwijsenstraat en de Sint Jorisstraat staat een huis met heel weinig ramen en veel bakstenen. Oorspronkelijk gebouwd als bedrijfspand, zijn er later drie appartementen van gemaakt. De drie muziekstudenten die er wonen storen zich niet aan de opwinding over de lelijkheid van hun huis. Zij vinden het prima dat zij over veel ruimte beschikken tegen een redelijke huurprijs en dat er nooit iemand klaagt over te harde muziek (bron: Brabants Dagblad, 30 januari 2020)

 

de Bus van Peeters                                                      

lijndienst van Tilburg op Turnhout

in 1924 opgezette buslijndienst tussen Tilburg en Turnhout door de Belgen Gaston Meganck en Jan Peeters. De eerste stapte er letterlijk en figuurlijk al gauw uit. Ondanks de meestal magere bezetting bestaat deze lijndienst nog altijd.

 

Den Buunder                   

‘t Grollegat               

Waterplas in de omgeving van de Kommerstraat en de Leij, die net voorbij de zuidoostelijke grens van Tilburg in Berkel-Enschot lag. Toch is men met name in Tilburg altijd vertrouwd geweest met Den Buunder, zodanig zelfs dat er een tijd is geweest waarin iemand, die het ergste werd toegewenst, te horen kon krijgen: "Gaodegij mar nor Den Buunder!" Het was officieel een visvijver, maar er werd officieus ook wel gezwommen en geschaatst. Er liggen daar in de benedenloop van De Leij nog enkele van oudsher bij dagrecreanten populaire plassen, zoals de Lange Jan (zie in dit hoofdstuk ook bij: de Schôone Laaj, de Vèùle Laaj en Klèèn Scheeveninge).
Al in 1331 was er in dit waterrijke gebied een watermolen. Vermoed wordt dat Den Buunder vroeger een molenvijver geweest kan zijn, die in tijden van droogte de watermolen van water kon blijven voorzien (zie ook bij Mie Pieters over watermolens in dit gebied). Ten zuidwesten van Den Buunder lag het terrein van de Tilburgsche IJsclub, opgericht in 1886. Dit omvatte ongeveer 10 ha moerasgrond, die in de winter gemakkelijk onder water gezet kon worden. Tegen de dijk langs de Leij was een paviljoen gebouwd (zie foto) waar, als de ijsbaan geopend was, op zondag harmonie Orpheus een vrolijk deuntje kwam spelen. In 1890 telde de club 500 leden en 20 donateurs. Het eerste bestuur bestond uit Everard Lombarts (voorzitter), Louis Daamen (secr.) F. Jansen (penningmeester), Dirk Hofland en Stan Verbunt. De IJsclubweg op de Koningshoeven herinnert nog aan deze tijd. Deze weg werd in de twintiger jaren echter afgesneden van de club door de aanleg van het Wilhelminakanaal in dit gebied. De Tilburgsche IJsclub bleef tot het begin van de jaren veertig bestaan. De ijsbaan werd daarna nog gebruikt tot in de jaren zestig (bron: wikimiddenbrabant.nl en RAT).

 

De Tilburgsche IJsclub langs de Leij nabij Den Buunder in 1900 (coll. RAT)

 

et Bylandtpaojke                                                                     

Van Bylandtpad

welk pad leidde van de Hasselt naar de vèllekesblôoterij van Pessers. In 1988 werd dit officieel het Van Bylandtpad genoemd, en vormt sindsdien een fietsverbinding tussen de Van Bylandtstraat en de Rentmeesterlaan (nabij de Dillenburglaan). Deze grond hoorde vroeger tot het Kasteel van Tilburg (zie de Stenen Kamer). Het pad en de straat zijn genoemd naar mr. Eugène J.A. graaf van Bylandt (1807–’76, geboren en overleden in Den Haag, xx Tilburg 1850 met Catharina F.A.A. gravin van Hogendorp van Hofwegen, 1811 – Den Haag 1887). Deze Catharina van Hogendorp, die dus in 1850 de tweede vrouw werd van graaf Van Bylandt, was ook hofdame van koningin Anna Palowna. Haar zuster, de ongehuwde Clasina G.G. (1812 – Den Haag 1900) was de allerlaatste die het kasteel van Tilburg bewoonde. Graaf van Bylandt heeft zich belast met de verdeling van de nagelaten goederen van zijn schoonvader, Diederik J.F. graaf van Hogendorp van Hofwegen (A’dam 1776 - 1839), waaronder het kasteel dat in 1858 openbaar werd verkocht (uit “de Straten van Tilburg” door Ronald Peeters, Tilburg 1987, p. 28). 

 

 

We zien hier de vèllekesblôoterij van Pessers Verbunt (centraal), in 1916 gesticht, vanuit de oorspronkelijke fabriek van Nicolaas Pessers op het terrein van het voormalige Kasteel van Tilburg. De fabriek van Nicolaas Pessers ging verder onder de naam Bernard Pessers (op de foto rechtsboven, met vijver). Rechtsonder een stukje Van Bylandtstraat (foto uit 1935)

 

 

4.C

 

Château Beau-père                                                

villa Kerstens-Smits

omdat men beweerde dat de villa van Franciscus (Frans) J.A. (1902-’89) en Elisabeth E.J.M. (1907-2000) Kerstens-Smits aan de Bredaseweg (321) destijds was betaald door de vader van de bruid. Bovendien was Frans werkzaam in de wijnhandel van de familie. Met zijn broer Leon trad hij in de twintiger jaren in de voetsporen van vader André. Vandaar de bijnaam. De villa uit 1939 is inmiddels een rijksmonument.

 

de Citroenpers                           

kerk van de H. Pastoor van Ars

aan de Beneluxlaan in wijk ‘t Zand (II). Gekenmerkt door een ronde vorm met in het midden bovenop een scherpe spits (1960, architect v.d. Bolt). Na in 1975 overbodig te zijn geworden als kerk heeft het gebouw een nieuwe bestemming gekregen als wijkcentrum (“’t Sant”) en filiaal van de openbare bibliotheek.

 

 

Claassens Molen of de Stêene Meule                                                                         

molen van Gerardus Claassens

molen “op Logt aan de Noordhoek”, aan een stukje verdwenen Noordstraat dichtbij de Lòcht (zie daar). Dit was een korenmolen van het type ronde, stenen stellingmolen, uit 1811. In 1832 wordt Guillaume Francis Blomjous genoemd als bakker en mede-eigenaar. Opmerkelijk was dat de vijf oprichters die in 1811 ook gezamenlijk de grond hadden gekocht, een combinatie vormden van bierbrouwers (twee broers Mombers) en bakkers (Blomjous v.d. Houdt en v. Asten). Gerardus Claassens werd door het overlijden in 1877 van zijn schoonvader Jan Baptist Smulders (in 1853 als mede-eigenaar genoemd) mede-eigenaar van deze molen. Mogelijk ook mede-eigenaar of in elk geval pachter is in die periode geweest Peter van den Boer, die we al eens tegenkwamen vanwege zijn muzikale interesses (zie in hoofdstuk 2 bij et Zoeaavekoor). Hij moet het molenaarsvak goed in de vingers hebben gehad want onder zijn “bewind” tot 1881 nam het aantal klanten en molenaarsknechten flink toe. De laatste molenaar was tot 1905 Adriaan van Gorp, uit een familie die eerder verbonden was aan de molen van Schraven (zie de Reus van Broekhoove in hoofdstuk 1). Waarom deze molen op de Noordhoek, gezien het aantal betrokken mede-eigenaren en pachters door de jaren heen, juist werd genoemd naar Gerardus Claassens is niet duidelijk. Het lijkt erop dat dit vooral met eigendom te maken heeft, want Claassens wordt niet genoemd als molenaar, maar begint op zeker moment naast de molen wel de eerste stoombakkerij van Tilburg. In de molen werd na de periode Van den Boer een smederij gevestigd door H.C. Vorselaars (1888). De molen werd in 1910 onttakeld en deels afgebroken. In 1965 werd alles wat er nog over was verder afgebroken in verband met de verkeersreconstructies in de omgeving van Noordhoek - Gasthuisstraat (Ad Vorselaars: “De stenen molen op de Logt aan de Noordhoek”) .

 

 

De Spoorlaan (Prèlwèg, zie daar) met links achter Claassens Molen. Rechts de spoorwegovergang met voetbrug naar de Gasthuisstraat (foto rond 1900, coll. RAT)

 

Crematorium
Huis aan de Bredaseweg

Tilburgers hadden geen goed woord over voor het nieuwe huis van de bekende liedjeszanger Guus Meeuwis, toen dit in november 2020 uit de steigers kwam. Binnen de kortste keren sprak men van “het Crematorium” vanwege het sombere en gesloten karakter van dit doosachtige bouwsel met weinig raam aan de kant van de Bredaseweg. Dit nam nog wel de plaats in van de elegante, maar nu jammerlijk gesloopte klassieke villa uit 1917, gebouwd voor de familie Straeter, die zo mooi paste in de landelijke omgeving (zie: et Gat van Guus, en
zie elders in dit hoofdstuk een ander “crematorium”: et Krimmetooriejum op het voormalige BeKa terrein.)

 

Criesje Mommers, Mommerscomplex, Mommerskwartier
voormalige fabriek C. Mommers en Co., nu Nederlands Textielmuseum

men bleef de locatie van de voormalige fabriek van C. Mommers & Co. aan de Goirkestraat (zie Christiaan Mommers hoofdstuk 1) noemen naar deze fabriek, ook al was deze in de eerste helft van de jaren 1950 reeds verhuisd naar het industrieterrein Kraaiven langs het Wilhelminakanaal. Maar Mommers had zijn stempel gedrukt op het deel van de Goirkestraat tussen de kerk en het Smidspad, omdat hij daar vanaf 1865 een van de grootste wollenstoffen fabrieken van Tilburg had neergezet met een voor die tijd bijzondere, beeldbepalende hoogbouw (gebouwd in 1885-‘90). In 1951 verkocht Mommers een deel van zijn gebouwen aan George Dröge en in 1955 een ander deel aan Brouwers van Glabbeek. Nadat ook deze wollenstoffen fabrieken daar verdwenen waren, vestigden in 1986 het
Nederlands Textielmuseum en de Tapisserie en Damastweverij zich in het complex van Criesje Mommers. Eerst werd dit grondig opgeknapt, waarbij met name de hoogbouw en de schoorsteen werden behouden. In 2004 fuseerden de gemeentelijke instellingen Nederlands Textielmuseum, het Regionaal Archief Tilburg (RAT) en het Stadsmuseum Tilburg. Vervolgens werd dit cluster in 2007 verzelfstandigd en ondergebracht in de koepel Stichting Mommerskwartier. Ook de laatste twee (RAT en Stadsmuseum) konden nu op de locatie Mommers over de benodigde (extra) faciliteiten beschikken. In een door George Dröge bijgebouwd deel werd de Tilburgse Dans- en Muziekschool gevestigd totdat deze in 2009 het nieuw Factorium gebouw aan de Bisschop Zwijsenstraat kon betrekken.

 

In 1985 werd de voormalige fabriek van Mommers in de Goirkestraat gereed gemaakt om als Textielmuseum te dienen. Links de fabriek van Dröge (coll. RAT)
 

Oud en nieuw ontmoeten elkaar in het voormalige Mommerscomplex. Het Nederlands Textielmuseum trekt veel belangstelling uit binnen- en buitenland en

won de fel begeerde prijs voor Museum van het Jaar in 2017 (coll. Textielmuseum) 

  

Op de plaats waar vroeger de ontelbare weefgetouwen aan één stuk door stonden te klitsklatsen, kun je nu in het TextielLab alles leren over de techniek van toen en nu. Herman A.K.M. de Beer (1917-2009) werd geboren aan het Wilhelminapark, ging voor priester studeren en woonde en werkte na zijn eerste Mis (in de kerk van et Gurke in 1942) alleen nog maar in andere plaatsen. Zo is hij lang pastoor in Boxtel geweest. Rond de eeuwwisseling, toen hij de 80 al was gepasseerd, hebben wij hem (hij was mijn heeroom) en zijn huisgenoten uitgenodigd voor een sentimental journey door de stad die hij zo lang niet gezien had. Hier heeft hij plaatsgenomen aan et trapwèèfketaaw van het TextielLab en is wat onwennig bezig om en tòffelklêed bij elkaar te fietsen (foto: Karel de Beer)

 

4.D

 

et Daanshèùs

dansgelegenheid aan het Piusplein                                        

herberg, café annex dansgelegenheid van de weduwe Torremans-Bedaux aan het Piusplein waar ook op orgelmuziek werd gedanst (rond 1900). Dit trok, zeker als de kermis draaide, op dat plein veel belangstelling.

 

den Dèùkboot (Duikboot 1) of Open-riool-met-drol

kunstwerk “Tunnel” van Herman Makkink

een openbaar kunstwerk uit 1987 van Herman Makkink (1937-2013) aan de Vierwindenlaan op de hoek met de Burgemeester Rauppstraat, dat daar werd geplaatst in het kader van het Masterplan voor de Beeldende Kunst Tilburg uit 1983.

 

de Dèùkklok (ook de Bonbonnière)

paviljoenachtig woongebouw hoek Bisschop Zwijsenstraat – Primus van Gilsstraat                   

Dit bouwwerk in een bijzondere architectuur omvat twee gestapelde woningen en staat op een hoek van de Bisschop Zwijsenstraat met de Primus van Gilsstraat. Het werd in 2010-’11 gebouwd naar een ontwerp van Bedaux De Brouwer Architecten, die daarmee de Architectuurprijs van de BNA Kring Midden-Brabant 2012 wonnen. Op 9 maart 2020 werd de Dèùkklok in het televisie programma BinnensteBuiten getoond door de bewoners Edward Hamers en Nancy van Brouwershaven. Daarbij werd ook gememoreerd dat dit opvallende woongebouw in 2014 was genomineerd voor een internationale architectuurprijs.

De “Duikklok” werd gebouwd als voltooiing van een aangrenzende nieuwe woonbuurt die onder de naam “Zwijsencluster” in de negentiger jaren werd gerealiseerd op het voormalige terrein van enkele gerenommeerde textielfabrieken. De laatste fabriek hier was het in 1938 door Wim (Bok) van Spaendonck (zie hoofdstuk 1) opgerichte Triborgh dat tot 1961 nog een deel van het oude gebouw van Pieter Vreede in gebruik had (zie in dit hoofdstuk de tweede foto bij et Kestiltje en de Raketflat). De “Duikklok” valt net buiten het vroegere Triborghterrein, te weten op het stuk grond waar vroeger de familie Kwantes (Woninginrichting) werkte en woonde (zie bij den Blòk).

 

Het paviljoenachtige gebouw van Bedaux De Brouwer op een hoek van de Bisschop Zwijsenstraat met de Primus van Gilsstraat. Rechts op de achtergrond is op de andere hoek een deel van het voormalige (witte) Wit-Gele Kruisgebouw te zien. 

 

 

de Dèùkplank                             

de Brug van Weleer 

Deze foto werd in 1987 kort na de realisatie van het kunstwerk gemaakt door Multivision

 

het openbaar kunstwerk uit 1987 aan de zuidzijde van het spoorviaduct tussen de Heuvel en het NS-plein, gemaakt door Hanshan Roebers (geb. 1941), dat het eerste was uit het Masterplan voor de Beeldende Kunst Tilburg (zie ook den Dèùkboot). Uitgevoerd in azobéhout, staal en koper. De maker wilde hiermee een statement afgeven tegen het in zijn ogen kale, goedkope beton van het spoorviaduct, maar Fred van Boesschoten (Ferry van de Zaande) heeft er op Youtube zo z’n eigen gedachten over:

 

 

Ter gelegenheid van het Festival Kaapstad in augustus 2019 werd op de dèùkplank een “echte” dèùkster geplaatst, gemaakt door Frank de Ruwe alias Frankey. Dit als tijdelijk bedoeld kunstwerk werd door de bezoekers van het festival tot favoriet bestempeld, dat men graag zou willen houden! Dit mocht ruim vier maanden duren. Toen bleek hoe zwaar dit leven als kunstwerk in de openlucht moet zijn geweest. Zij stond er troosteloos bij, zonder armen en duikbril, en met een verweerde badmuts op haar hoofd. Op 7 nov. 2019 meldde het Brabants Dagblad dat het beeld in het diepe was verdwenen en volgens een getuige daarna ontvreemd en weggevoerd naar een overdekte locatie, waarschijnlijk een studentenhuis. Een week later werd gemeld dat de duikster was teruggezet, warm gekleed en met een bordje ‘sorry’ naast haar.   

 

Klaar voor de sprong, maar springt dat sein dan nooit op groen? (foto’s Karel de Beer, sept. 2019) 

 

Je kon erop wachten, zoals Fred van Boesschoten hiervoor in het filmpje “Kunst omdat het moet”: de Dèùkplank werd ook een keer getest als dêûkplank. Op 10 januari 2023 knalde een bus, die de haakse bocht nam van de Spoorlaan naar het NS Plein, hard tegen de Dèùkplank op. De bus werd daarbij flink gedukt, maar het kunstwerk liep ginneenen dêûk op, ok host gin klèèn dökske. Het kunstwerk zei: “Ho,” en de bus gromde: “Bravo.” (foto: Toby de Kort, coll. Brabants Dagblad).

 

Dionysiusstraat of het Pad van de Poststraat      

Antoniusstraat                          

voordat de Fraters van Tilburg hier een lagere school annex handels-ulo neerzetten (zie hoofdstuk 3, bij frater Tharcisius) was er alleen nog maar een zandpad dat leidde van de Poststraat naar de Tuinstraat, over grond van de rijke leerlooier en -handelaar Antonius Bogaers. De zeer bekende maar inmiddels al lang weer verdwenen school werd St. Denis genoemd, naar de heilige Dionysius. Vandaar dat men toen van Dionysiustraat sprak, ook nadat de straat in 1881 officieel werd genoemd naar Antonius Bogaers, die in 1883 op 61-jarige leeftijd stierf na een val van zijn paard. Hij was een neef van Vincent "Sanneke Boogers" (zie hoofdstuk 1). Vermoedelijk werd deze beslissing genomen omdat Bogaers de grond had geschonken waarop de fraters hun school bouwden. Voordat er enige bebouwing was werd er gesproken van "het Pad van de Poststraat" (dit was vroeger een nogal belangrijke straat waar bijvoorbeeld burgemeester Jansen woonde, en van 1901-'09 de architect Franciscus Cornelis de Beer die bekend werd door zijn ontwerpen van de winkel van Van Boxtel aan et Radioplèntje en de textielschool aan de Lange Schijfstraat etc. in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid).

 

de Dodenweg                              

Rijksweg 63                  

het stuk tussen Tilburg en Breda van deze rijksweg maakte in Tilburg onbetwist de meeste aanspraak op deze “titel”. Het schijnt dat in de jaren dertig de kasseien waren vervangen door een inferieur soort asfalt dat de weg onder bepaalde omstandigheden spekglad maakte. Vanaf de jaren vijftig kreeg de weg drie rijstroken, wat het inhalen tot een Russische roulette maakte (zoals Berry van Oudheusden het treffend uitdrukt in zijn boek “Bredaseweg met drie gezichten”, Tilburg 2015, p. 83). Pas door de openstelling eind 1971 van de nieuwe snelweg A58 werd het probleem opgelost en kon de naam Dodenweg in het vergeetboek. Totdat de groei van het stadsdeel Reeshof aanleiding gaf om de weg tot Hulten weer te verbreden, naar 2x2 rijstroken. Die konden maar net in de beschikbare ruimte worden gepast. Voor een fietspad aan beide zijden was geen plaats. Een smal tweerichtings fietspad leidde opnieuw tot ongelukken, nu vooral bij de oversteekplaatsen voor fietsers. Tijd om de bijnaam weer uit de kast te halen?

 

In 1948 werd onder grote belangstelling de Baroniebaan geopend, als verbinding tussen de Ringbaan Zuid en de weg naar Breda. Het doorgaande verkeer tussen Breda en Eindhoven hoefde zich vanaf dat moment niet meer door de bebouwde kom van Tilburg te worstelen (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

de Dôoj Kraon                            

de Kraan                         

stuk buitengebied van Berkel (Tilburg-Noordoost) langs het spoor. Zie ook hoofdstuk 1 bij Keeke de Commies. De oprukkende stad heeft dit gebiedje in haar greep gekregen.

 

de Drie Mutsen                          

Sint Annakerk                            

De bijnaam verwijst naar de koepels die kenmerkend waren voor dit gebouw en hoog boven de omgeving uitstaken: een grotere in het midden en twee kleinere als afronding van twee slanke torens aan de voorzijde. Deze kerk uit 1899 (architect Henri van den Abeelen, bouwpastoor Bernardus Janssens) werd in 1973 gesloopt.

 

De Drie Mutsen van de St. Annakerk torenden hoog boven de wijk uit. Waarschijnlijk wordt er gevlagd vanwege de bevrijding van Tilburg (27 okt. 1944) of van het land (5 mei 1945)

 

In de schaduw van de St. Annakerk was lang de brandweerkazerne gevestigd, o.a. in de voormalige witte Bioscope (zie daar).

 

den Drôoge of den Drêûge                                

fa. George Dröge                       

wollenstoffenfabriek in de Goirkestraat, in de oude gebouwen van Criesje Mommers (zie daar en in hoofdstuk 1 bij George Johan Dröge, en Constant Hubert Donders). Beide uitspraken kwamen voor. Tilburgers realiseerden zich namelijk vaak niet dat de ö eigenlijk als eu moet worden uitgesproken.

 

de Drugs- en Spermaflat      

flat Spoorzicht                            

flatgebouw op de hoek van de Alleenhouderstraat en de St. Ceciliastraat, dat aan het eind van de jaren 1990 in opspraak kwam wegens toenemende overlast.

 

Druiventrosweg
de A65 onder Berkel-Enschot
De bestaande A65 uit de richting ’s-Hertogenbosch naar hartje Tilburg werd in de zestiger jaren voor doorgaand verkeer vanaf Berkel-Enschot buiten de oostkant van de stad om naar de A58 geleid. Het oude A65-tracé vanaf dat punt werd nu een afrit naar Berkel-Enschot, Oisterwijk en Tilburg centrum. Het drukke horecabedrijf De Druiventros kwam daarmee in een spie te liggen tussen de nieuwe rondweg en de afrit. De werktitel van de A65 onder Berkel-Enschot werd toen “de Druiventrosweg”.
In verband met deze werkzaamheden werd de gemeente Berkel-Enschot op zeker moment in 1965 benaderd door de wegenbouwer Smallegange, die een grote hoeveelheid “wit” zand nodig had. Dit bracht de toenmalige burgemeester Aarts van deze gemeente op een idee. Hij zat zich juist suf te peinzen, hoe de realisatie van de grote sport- en recreatievoorziening “De Rauwbraken” op 12 ha. voormalige landbouwgrond rond te krijgen was. Na de aanleg van de sportvoorzieningen was het geld al op, terwijl het project met name nog een goed geoutilleerd strandbad omvatte. De burgemeester stelde de wegenbouwer daarom voor om op die plek een strandbad af te graven en dat zand te gebruiken. Zo geschiedde. Het wederzijdse voordeel ging zelfs nog verder. De wegenbouwer was door deze deal zodanig binnen het budget gebleven, dat hij ook nog een ton schonk voor bijkomende voorzieningen zoals toiletten, kleedhokjes, een parkeerterrein! (bron: Rinus van der Loo)

 

Duikbasis Moerle

Landgoed Moerle aan de Gilzerbaan in oorlogstijd

De apothekersfamilie Van Nunen bezat al voor de oorlog een bosachtig buiten aan de Gilzerbaan, niet ver van het punt waar later het Bels Lijntje de weg kruiste, dat zij Landgoed Moerle noemde. Dit diende in de oorlog als toevluchtsoord (onderduikplaats) voor de studerende zoon Jan van Nunen en een aantal medestudenten van het Brabants Studenten Gilde (BSG) van O.L. Vrouw. Zij weigerden en bloc de loyaliteitsverklaring aan de bezetter te ondertekenen en moesten vervolgens onderduiken om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. De Duitsers hebben hen nooit gevonden, wat de studenten met name toeschreven aan de Mariakapel die zij er hadden gebouwd om de bescherming van O.L. Vrouw af te smeken. Het BSG had meer met dit bijltje gehakt. Al eerder hadden zij Mariakapellen gebouwd, vanaf 1933 wel ieder jaar een, maar deze hier stond geheel in het teken van oorlog en verzet. Gevoelens van oorlogsverzet en Brabants-katholieke trots smolten samen op Moerle. Architect Jos. Bedaux (zie in hoofdstuk 1) maakte het ontwerp voor de kapel en Frans Siemer (ook in hoofdstuk 1) het Mariabeeld, dat “Onze Lieve Vrouw van den Goede Duik” werd genoemd.

 

De oorlogskapel gebouwd van boomstammen uit de omgeving, met het (gipsen) beeld “Maria van den Goede Duik” van Frans Siemer. Foto J.W.J. van Nunen 1943 (coll. RAT)

 

De kapel met alles erop en eraan is na de oorlog door de natuur opgeslokt, echter in het Jaar van het Verzet 2018 nemen zoon Hein van Nunen en een zoon van de architect, George Bedaux, het initiatief om het te herbouwen als een (duurzaam) gedenkmonument (bron: artikel van Tom Tacken in het Brabants Dagblad van 1 mei 2018) Deze nieuwe kapel, gemaakt van duurzaam robinia-hout dat het heel wat langer belooft uit te houden dan het destijds gebruikte dennenhout, werd op 5 oktober 2018 ingezegend door bisschop Gerard de Korte van Den Bosch.

Er staat nu een Mariabeeld in van de hand van de Tilburgse beeldhouwer Hans Claesen (zie hoofdstuk 1, onder A.J. Claesen) dat beschikbaar is gesteld door basisschool De Borne.

 

De replica wordt ingezegend door bisschop De Korte (coll. gem. Tilburg)  

 

de Duikboot (2)

Zwijsengebouw Universiteit van Tilburg

Gebouw voor reflectie en gebed midden op de campus van de Universiteit van Tilburg, waarvan de vorm doet denken aan het deel van een duikboot dat voor en na het duiken boven het water uitkomt. Gebouwd in 1992 (en gerenoveerd in 2014) naar ontwerp van architect Ad Roefs, in harmonie met de ertegenover gelegen “Bibliotheek van de Toekomst” van architect Martien Jansen.

 

Studentes begeven zich naar “de Duikboot.”

 

Duuvelstròtje

pad door ‘t Zand

pad dat ongeveer vanaf Boerke Mutsers noordwaarts ging richting Lage Witsie, tussen bos en akkerland (de latere wijk Het Zand) en waar het ’s avonds niet pluis zou zijn (zie bij Oerlemanspaojke)

 

4.E

 

den Èngelebak

Broerestraat

Eens hebben diverse mensen met de familienaam Engel in de Broerestraat  gewoond en daarom werd deze straat, dichtbij de Veldhovenring, ook wel den Èngelebak genoemd, zo luidt het verhaal. Ook komt de naam voor in de mgr. Mutsaertsstraat die daar vlakbij is en waar zelfs een bordje achter een raam is waargenomen: “Gathering Place for Angels”. Dit wellicht als goed alternatief voor de nabije Theresiakerk, die een andere bestemming heeft gekregen (bron: Frank Staps)

 

Engelientje

n.n.                                                                     

eencentswinkeltje aan de Bredaseweg.

 

den Eeventueele                       

fa. Anton Ghijben      

juwelierszaak in de Heuvelstraat die zo genoemd werd omdat de juwelier steeds leek te twijfelen of hij aan de wensen van zijn klanten kon voldoen. Hij gebruikte namelijk om de haverklap het woord “eventueel.”

 

den Èùlevlucht           

omgeving Korvel, nu Korveldwarsstraat

tot circa 1900 was deze naam in zwang voor het straatje met enkele geïsoleerd staande huisjes, dat ongeveer van de Korvelseweg naar de Nieuwstraat liep (zie hoofdstuk 2, Prutsmadame)

 

 

4.F

 

et Fabriekaantekrantje        

Het Nieuwsblad van het Zuiden     

 

Het voormalige hoofdkwartier aan de Heuvel (foto: Tilburg gefotografeerd door Schmidlin, Tilburg 2013, coll. RAT)

 

Deze derde Tilburgse krant werd in 1917 geïnitieerd door textielfabrikanten Henri Blomjous (zie hoofdstuk 1) en Rudolf Diepen, advocaat G. Pastoors en H. Gianotten die een drukkerij had in de Willem II straat, als reactie op de meer voor sociale problemen en vernieuwing openstaande Nieuwe Tilburgsche Courant (NTC, zie: den Artsekraant). De nieuwe krant was meer gericht op ondernemers en kaapte klanten weg bij de Tilburgsche Courant die daardoor in problemen kwam (zie: de Kraant van Bartje Luyten). Korte tijd later trok Gianotten zich om zakelijke reden al terug en nam Blomjous alle touwtjes in handen. Hij trok in 1919 Wilhelmus (Willem) Hermanus Oltheten (1881-1948) aan als hoofdredacteur, die dit daarvoor in Groningen was bij “Ons Noorden”, het enige katholieke dagblad aldaar. Willem Oltheten bleef hoofdredacteur tot zijn dood in 1948. Hij loodste Het Nieuwsblad van het Zuiden nog door de lastige oorlogsjaren waarin de krant een verschijningsverbod kreeg opgelegd. Na de oorlog mocht zijn krant weer snel verschijnen, wat voor de NTC moeilijker lag. Hierdoor won Het Nieuwsblad van het Zuiden definitief de concurrentiestrijd van zijn rivaal. Willem Oltheten stelde kort voor zijn overlijden in 1948 zijn zoon J.W. (Jan) aan als zijn opvolger. Deze zag op zeker moment veranderingen aankomen en schrapte in 1961 het woord “katholiek” uit de ondertitel. In 1964 nam Het Nieuwsblad van het Zuiden de NTC over. In 1967 werd de krant (op last van Blomjous) verkocht aan de Brabants Pers. Deze kwam nu onder de supervisie van uitgeversconcern VNU. Het Nieuwsblad van het Zuiden bleef onder de vertrouwde naam verschijnen, al werd deze in 1983 ingekort tot Het Nieuwsblad. Overal moesten de kranten indikken door de opkomst van nieuwe media. Zo kwam nu ook het Nieuwsblad (waarvan de druk al niet meer eigen huis plaatsvond maar in een centrale drukkerij in Best) in een overnamecarrousel terecht.

 

De krant beleefde in de zestiger en zeventiger jaren haar beste periode. Hier een editie waarin “katholiek” al uit de ondetitel was geschrapt (foto: coll. Brabants Dagblad)

 

In 1994 volgde een volledige fusie met het Brabants Dagblad en verdween de naam Nieuwsblad. In 1999 verkocht de VNU zijn dagbladengroep aan Wegener, dat op zijn beurt in 2008 in handen kwam van het Engelse Mecom. In 2014 werd Mecom tenslotte (?) overgenomen door de Vlaamse Persgroep, die al enkele andere Nederlandse (landelijke) kranten onder haar vleugels had. Het BD werd vanaf dat moment een regio-editie van het Algemeen Dagblad. Wel bleef de eigen, al fors afgeslankte, stadsredactie in Tilburg bestaan. Deze verhuist in 2017 van het gebouw Het Laken aan de Hart van Brabantlaan (waar ze in een gebouw zat met Uitgeverij Zwijsen) naar het gebouw Deprez in de Spoorzone, waar de gemeente bezig is om met een aantal partijen vooral uit het onderwijs en bedrijfsleven een nieuw mediacluster te realiseren.     

 

De ontwikkelingen waren soms nog maar moeilijk bij te houden (foto: coll. Brabants Dagblad)

 

Fata Morgana

Süleymaniye moskee

De Turkse gemeenschap in Tilburg beschikte aanvankelijk over één gezamenlijke ruimte, aan het Wilhelminapark 117. Toen deze in de tachtiger jaren te klein werd begon men plannen te maken om ergens anders een geheel nieuwe moskee te bouwen. Dit werd de Süleymaniye moskee op de hoek van de Ringbaan West met de Wandelboslaan, die in 2003 in gebruik werd genomen.

De Ringbaan West vormt een belangrijke autoverbinding voor ondermeer dagjesmensen die vanaf het zuiden naar de Efteling in Kaatsheuvel willen.

Enkele jaren voor de eeuwwisseling was in de Efteling een grote nieuwe attractie geopend die als naam Fata Morgana kreeg. Hiermee wilde het pretpark een belangrijke stap zetten naar schaalvergroting in een op dit gebied snel groeiende internationale markt. De nieuwe attractie, in de sfeer van Duizend-en-een-nacht, kreeg in binnen- en buitenland veel aandacht. Ook in België mocht het pretpark rekenen op een groeiende populariteit. Veel Belgische gasten die over de Ringbaan West naderden zagen vanaf 2003 aan de andere kant van de spoorlijn naar Breda ineens de grote nieuwe moskee opdoemen aan de voet van het viaduct (zie den Bult). Het verhaal wil dat zij toen dachten dat daar de Efteling al begon! Vandaar de bijnaam voor de moskee.     

 

De Sülemaniye moskee uit 2003

 

Fesjèèr                                             

café (Cees) Fouchier later De Postelse Hoeve      

aan het Hasseltplein. Oorspronkelijk een café annex herberg in een oude boerderij uit 1608, die in 1827 in handen kwam van Peter Heerkens. Rond 1930 zwaaide een oom van Cees Fouchier, H.J. Heerkens (zie hoofdstuk 1) er nog de scepter. Voor ‘t café speelde vroeger Tontje Spaape dansmuziek op z’n accordeon, erachter was een voetbalveld waar een fabriekselftal speelde. Cees Fouchier (1903-’69) volgde zijn oom op als uitbater, trouwde de dienstbode die er inwoonde en bouwde het café uit. In 1934 werd er een verenigingszaal aangebouwd voor bruiloften en partijen, toneel en muziek.

 

 

Deze verbouwing tastte de monumentale waarde van het pand flink aan. Fouchier afficheerde zijn zaak met: “Café Concertzaal C.A. Fouchier”, of op z’n Tilburgs kortweg: “Fesjèèr”. De zaak, die vanuit de Hasseltse kapel gezien aan de overkant van de huidige Dr. Deelenlaan lag, moest in 1964 worden afgebroken om plaats te maken voor het nieuwe Mariaziekenhuis (nu Tweestedenziekenhuis). Fouchier kon zich vervolgens even verderop aan het Hasseltplein vestigen, op het punt waar de Reitse Hoevenstraat op dit plein uitkwam. Hier stonden eerst enkele kleine huisjes en de boerderij van J.H. Verhoeven (Hasseltplein 6), die tot de jaren 1960 zijn akkers had tussen de Reitse Hoevenstraat en Ringbaan West. De nieuwe zaak heette nu officieel De Postelse Hoeve, genoemd naar een vroeger iets noordelijker gelegen hoeve, maar velen bleven nog lang Fesjèèr zeggen. Cees Fouchier was ook lid van het Hasselts Gemengd Kapelle Koor (HGKK), opgericht in het uitbreidingsjaar 1934, dat nog steeds domicilie heeft in De Postelse Hoeve. Fouchier overleed in 1969 op 66-jarige leeftijd. De leiding van het bedrijf ging toen over in de handen van Chris Vermeer, die was getrouwd met een dochter (Joke) van Fouchier en zij werden in 1992 opgevolgd door Harry en Yvonne Vermeer. De zaak werd verschillende keren uitgebreid en verbouwd. De vrouw van Cees Fouchier stierf in 1992 op de leeftijd van 91 jaar. In 2016 verkochten de Vermeers hun bedrijf aan de familie Mutsaers van hotel De Druiventros in Berkel-Enschot, die de zaak op dezelfde voet voortzette.

 

Het Hasselts Gemengd Kapelle Koor (HGKK) werd in 1934 opgericht in het met een zaal uitgebreide café Fouchier. Hier staat het koor ter gelegenheid van zijn eerste lustrum in 1939 bijeen voor de fotgraaf (Schmidlin). Alle namen zijn bekend in het archief van het koor en het RAT. Een beperkte opsomming: op de voorste rij zittend v.l.n.r. C.A. (Cees) Fouchier, H.J. (Drik) Heerkens, W. Teurlings, W. Janssens, A. van Baest (dirigent). Op de tweede rij zesde van rechts staat A. Schoonus. Genoemde W. (Wimke) Janssens was een organisator van het eerste uur. Hij heeft zich ook ingezet voor een kermis ieder jaar op het Hasseltplein. A. (Annie) Schoonus, later Van Roermund - Schoonus, is ook voorbidster en kosteres geweest in de Hasseltse kapel (zie bij Maria Virginie Doorakkers, hoofdstuk 1). Foto: coll. HGKK/RAT

 

Het HGKK in 1997 voor de Hasseltse kapel. Op de achterste rij derde van links staat dirigent Ad van Oosterhout (zie ook hoofdstuk 3) en helemaal rechts (niet in uniform) de ook bij de vorige foto genoemde Wimke Janssens en Annie van Roermund – Schoonus (foto coll. Karel de Beer)

 

Ook deze in 1933 door kapelaan Cox van de parochie Hasselt opgerichte harmonie Voor Koning Christus (VKC) was thuis in café Fouchier. Hier staat het gezelschap ter gelegenheid van zijn koperen jubileum in 1946 op het Hasselplein voor de camera van fotograaf Schmidlin. In 1966 fuseerde VKC met Capelle St. Jan (opgericht in 1898, zie hoofdstuk 1, Wim “Bok”van Spaendonck en in hoofdstuk 2, Kapèlle Den Bok) tot Harmonie Orkest Tilburg (HOT) dat heeft bestaan tot 2010 (coll. Schenkels/RAT, alle namen bij het archief bekend)   

 

het Fietshotel

Nieuwe fietsenstalling bij het station

Tegelijk met de grondige renovatie en uitbreiding van het centraal station in Tilburg die in 2018 werd voltooid, werden er plannen gemaakt om ook een grote nieuwe fietsenstalling te creëren aan swirskaante van het spoor. Sommigen, die het ontwerp te luxe en te duur vonden, spraken spottend over “een fietshotel”. De voorstanders hadden echter geen probleem met deze bijnaam. Het mocht van hen ook wel iets kosten.   

 

Foto-impressies door architectenbureau cepezed van het “Fietshotel” aan de zuidzijde van het spoor. In totaal (noord plus zuid) kunnen er een kleine 8.000 fietsen gestald worden.

 

den Fraater                   

Frater van Gemertschool    

opgericht rond 1970 voor kinderen met een leerachterstand. Frater van Gemert bekommerde zich om deze kinderen al lang voordat de officiële instanties dit gingen doen. Vanaf 2018 wordt de school afgebouwd, door een dalend aanbod van nieuwe leerlingen. Dit komt mede doordat andere scholen steeds beter in staat zijn passend onderwijs te bieden aan kinderen met sociaal-emotionele of medische problemen. Een zelfstandige unit zoals die de laatste tijd heeft bestaan aan de Schout Backstraat is daardoor niet meer haalbaar.

 

et Fraatersgat (1)     

tuin van fratershuis Koestraat/Molenbochtstraat

waar vroeger een fraterschool met tuin en theehuis was. In de heg van deze tuin was een gat gemaakt, zodat men (vooral kinderen) een stuk kon afsteken op weg naar de Enschotsestraat. Ook was dit een favoriete plek voor verliefde stelletjes om in de avonduren of het weekend stiekem te gaan vrijen, werd verteld.  

 

et Fraatersgat (2)                     

Fraterstraat                 

een straatje dat van de Lange Nieuwstraat met een hoek van 90 graden naar de Gasthuisring voerde, om de tuin van de Fraters van Tilburg (zie ook hoofdstuk 2) en de Drukkerij Zwijsen heen. De Biechtstuultjes (zie daar) kwamen hierop uit. 

 

et Fraatersgat (3)

vijver op Sparrenhof

een vijver door de fraters zelf gegraven op hun buiten Sparrenhof tussen de Bredaseweg en Gilzerbaan (zie hoofdstuk 3 bij frater Silvius Mutsaers)

 

et Fraatersvèldje

veldje Elzenstraat

speelveldje tegenover de H. Hartschool van de fraters aan de Elzenstraat, parochie Noordhoek. Dit veldje lag op de hoek van de Elzenstraat met de Ceciliastraat en werd verder omsloten door Vormenfabriek (daarvoor schoenfabriek De Pont- Mannaerts) en de kunstijsbaan. Er werd vooral gevoetbald en geslagbald. Later kwamen er ook speeltoestellen.

 

 

4.G

 

de Gaos

bosgebied De Gaas                                                                                 

zo noemde men een met grof gaas omheind stuk bos langs de Bredaseweg tegenover Piusoord, grenzend aan Huize Wildrick. Men zei dat koning Willem II hier in 1845 een jachthuis liet bouwen en dat dit later bekend werd als Huize Wildrick. Hoe dan ook, Wildrick was gelegen op een 113 hectare groot landgoed, dus wie weet was de Gaos daar eens een deel van. Dit stuk bos is ook nog een tijd eigendom geweest van Wim "Bok" van Spaendonck (zie hoofdstuk 1). Op belendende grond richting spoorlijn is inmiddels de wijk Witbrand-Oost gebouwd. De Gaos heet nu officieel De Gaas (de echte naam is uit de bijnaam ontstaan!) en staat te boek als een ontginningsbos van 28,2 hectare groot.

 

et Gasfebriek, of Stinkfebriek                                

Energiebedrijven Tilburg (EBT)   

was gevestigd aan de Lange Nieuwstraat, tussen den Atteljee (zie daar) en de wijk Theresia, in de tijd dat gas voor plaatselijk gebruik nog lokaal werd gewonnen. De productie van gas uit kolen begon in Tilburg in 1873, die van electriciteit in 1911. In 1954 ging de productie van electriciteit over naar de (provinciale) PNEM. Rond 1965 werd Tilburg aangesloten op het aardgasnet en verdween ook de gasproductie. Het energiebedrijf behield een vestiging aan de Ringbaan Noord tot 1988. Toen ging ook deze over naar de PNEM. In 1999 ontstond Essent uit een fusie van de PNEM met een Limburgse energieproducent. 

Het was bepaald geen pretje om bij de gasfabriek te wonen. Er was altijd, dag en nacht, veel lawaai op et Gasfebriek. Dikwijls, wanneer de wind verkeerd stond, hadden bewoners van naburige wijken veel last van stank en vieze rook. Als dit op een maandag (wasdag) gebeurde dan konden de vrouwen de was niet buiten te drogen hangen. In en vlak na de oorlog werd door het energiebedrijf regelmatig de mogelijkheid geboden om kosteloos cokes te rapen, wat door veel vrouwen uit de omgeving werd gedaan. Met de ontgaste kolen kon men de kachel toch enigszins warm krijgen. Een opzichter van et Gasfebriek hield toezicht op het rapen. Er werd gefluisterd dat vrouwen die met hem even "achter de fabrieksmuur gingen" de beste raapplaatsen kregen toegewezen! (zie ook hoofdstuk 2, de Gasbòl)

 

Boven: de gemeentelijke gasfabriek aan de Lange Nieuwstraat van 1910 op een foto uit 1915. Beneden: cokesterrein van de gasfabriek in 1926 (foto’s: Adriaan van Beurden, coll. EBT/RAT)

 

  Op het hoogtepunt van de EBT aan de Lange Nieuwstraat torende et Gasfebriek hoog boven de omgeving uit.

 

Spelen naast et Gasfebriek: “Niet omdat het moest, maar omdat het niet anders kon”. Speeltuin aan de Le Sage ten Broekstraat in 1952. Op deze plaats kwam in 1964 een open kunstijsbaan. In 1969 bouwde de firma Pellikaan een hal over de bestaande ijsbaan heen. IJshockeyclub TIJSC Trappers, die tot 1952 op de ijsbaan in de Elzenstraat thuis was geweest, had hier zijn thuishaven totdat de IJshal op Stappegoor werd gerealiseerd (foto: coll. Tilburgse Herinneringen op Facebook).

 

et Gat van Guus

Bredaseweg - voorheen “Koren Zathe”, Bredaseweg 440

In 2018 kocht liedjeszanger Guus Meeuwis de beeldbepalende, honderd jaar oude villa Straeter “Koren Zathe” aan de Bredaseweg (nr. 440, zie: Bredaseweg met drie gezichten, door Berry van Oudheusden, Tilburg 2015, pag. 58). Korte tijd later liet hij die met de grond gelijkmaken, inclusief een aantal oude bomen in de parkachtige tuin. Ruim een half jaar later lag alles er nog desolaat bij. Intussen scoorde hij een hit met het lied: “Het kan hier zo mooi zijn, beter dan goed….,” wat zomaar op de Bredaseweg kon slaan, aswe gaddeezeme dè gatvergimmese gat van Guus nie han!

 

Foto: “Gate to Nowhere”, Karel de Beer, aug. 2019.

 

Opmerkelijke kop in het Brabants Dagblad van 19 juni 2023: “Wie springt in het gat van Guus?” Guus (Meeuwis) moest dus nog een gat hebben, want daar aan de Bredaseweg viel weinig meer te springen sinds zijn nieuw huis er dan toch stond. Dat werd in de volksmond overigens direct de Sarcofaag, Koolekiest (zie daar) of iets in die geest genoemd, naar wat al eerder in de stad was neergezet door toedoen van Bedaux de Brouwer Architecten. Nee, de krant bedoelde het Eindhovense “gat van Guus”, dat zou ontstaan door zijn mededeling dat hij in 2024 ging stoppen met zijn serie lucratieve optredens aldaar onder de titel “Groots met een Zachte G”. Guus was in 2006 voor het Grote Geld bezweken en uitgeweken naar Eindhoven, waar hij bij een serie optredens zonder veel moeite zowel het Philips Stadion als het hele stadscentrum vol met fans kreeg. De spin-off voor het aanleunende (horeca-) bedrijfsleven was daar al zó verslavend gaan werken, dat de mededeling dat hij ging stoppen zorgde voor een ware paniekreactie. In de op dit gebied kennelijk ideeënarmere Lichtstad moest de horeca nu vrezen voor een zakelijk drama, zo suggereerde de krant, tenzij er gauw een vervangende grootheid gevonden kon worden om dit gat te vullen!

 

et Gat van Keej

in de Berkdijksestraat                                                                        

waar Kee Adams een snoepwinkeltje had. In het trottoir hiervóór zat een verzakking die voor knikkerende kinderen een mooie speelplek vormde. Het ging erom wie de meeste knikkers in et Gat van Keej kon krijgen.

 

de Gèèt (2)                     

La Gaîté (Piusplein 19)         

Gaîté is het Franse woord voor vrolijkheid en werd in Tilburg verbasterd tot gèèt, vandaar de bijnaam. Dit café aan het Piusplein stond ter hoogte van de huidige Paleisring. Eduard Phillipard, die aan het Stuyvesantplein woonde, was hier in de jaren vijftig-zestig een niet weg te denken ober, die wel Eduard van La Gaîté (van de Gèèt?) werd genoemd. Hij was niet alleen een grote steun voor zijn toenmalige baas Piet Gommers, maar ook de vrolijkheid zelve en daardoor wel erg op z’n plaats hier. Verenigingen op het gebied van sport, hobby en beroep waren hier thuis. Dat gaf soms veel drukte zoals met Sinterklaas: terwijl de ene Sint door de achterpoort naar buiten ging kwam de andere door de voordeur al binnen. Er werd ook het nodige aan muziek gedaan: eerst rock and roll uit twee jukeboxen en later live muziek van bekende beatbands uit de buurt. Het pand waarin dit café was gevestigd moest in het midden van de jaren zestig worden gesloopt vanwege de aanleg van de Paleisring. De brouwerij die erin geïnvesteerd had, ging vervolgens onder dezelfde naam door in een nieuw pand aan het Julianapark (zie et Gèètepark). Zodoende werd de Gèèt aan het Piusplein rond 1970 opgevolgd door de Gèèt aan et Gèètepark! Sinds ongeveer 1970 heet deze gelegenheid The Gillmore, en daar is geen goed Tilburgs woord voor! De carnavalsvereniging die werd opgericht in het nieuwe La Gaité werd, hoe kan het anders: "De Gèète" genoemd (bron o.a.: Groot Tilburgs Horecaboek, door Patrick Verbunt e.a.)

 

 

 

et Gèètepark(ske)    

Julianapark                   

parkje aan het einde van de Goirkestraat, waar vroeger al het Lijnsheike begon (de weg naar den Haajkaant) waar de schoenfabriek van Mannaerts was gevestigd, nu Oude Lind). Tijdens de oorlog moest het Julianapark van de Duitse bezetter “Goirkepark” heten, wat dichter bij het al gebezigde Gèètepark kwam. Mogelijk is de bijnaam ook ontstaan uit spot omdat het kleine grasveldje nauwelijks een park te noemen was. Je zou er nog ginne koej op kwijt kunnen.

 

Aan het Julianapark stond in 1959 een aantal onbewoonbaar verklaarde wevershuisjes te wachten op de sloper (coll. RAT)

 

Julianapark in de richting van de Ringbaan Noord (rond 1970)

 

Van Gemertstraatje

Langestraat

In 1881 werd bij Straatnamenbesluit de naam Langestraat vastgesteld. Maar eerder sprak de volksmond over het Van Gemerstraatje, als men het zijstraatje van de Heuvelstraat bedoelde schuin tegenover de (nu) Oude Markt. Daar was gevestigd de goud- en zilversmid en drukker Joannes Balthazar van Gemert (Den Bosch 1777 - 1818), die in 1805 trouwde met de Tilburgse Francisca van Tulder (1781-1851). Haar vermogende vader Hendrik Leonard van Tulder (1735-1822, x Johanna Maria Piggen, 1746-1825) bezat in die straat enkele panden w.o. het hoekpand met de Heuvelstraat. Dat verhuurde hij eerst, en schonk het vervolgens in 1810 aan zijn dochter en schoonzoon, die tien kinderen kregen. De firma J. van Gemert, resp. vanaf 1818 de Wed. J. van Gemert, was in die tijd een van de weinig drukkers, uitgevers en boekverkopers in Tilburg. In 1831 had Van Gemert de enige boekhandel van Tilburg en wel op de Markt, schuin tegenover de Heikese kerk naast herberg De Gouden Leeuw (bron: Ronald Peeters in Erfgoed Magazine Tilburg, december 2021, pag. 8 e.v.: “De Tilburgse boekverkopers, drukkers en uitgevers Van Gemert, 1805-1844”)

 

Situatie rond 1900 in de Heuvelstraat, gezien vanaf de (nu: Oude) Markt richting Heuvel met links bij de lantaarn het begin van de Langestraat, eerder Van Gemertstraatje genoemd (coll. RAT)

 

Voor de hoek Heuvelstraat – Langestraat werd in 1910 een winkelhuis met bovenwoning ontworpen door Jos Donders, in opdracht van de firma W. Bergmans, boekhandel en uitgeverij. Dit bleef dus een hotspot voor boeken c.a. In 1913 werd op de eerste verdieping de R.K. Openbare Leeszaal en Bibliotheek gevestigd (zie ook in hoofdstuk 1 de lemma’s Gabriël Eras, Henri Mannaerts en Gerard Verbiest), die tien jaar later naar de Willem II straat verhuisde. De firma Bergmans bleef hier tot 1972 gevestigd (foto uit 1915, coll. RAT)  

 

De Generaal

Voormalig gemeentehuis Berkel-Enschot

In het voormalig gemeentehuis van Berkel-Enschot (Eikenbosch 47) is na de herindeling van 1997, toen deze gemeente bij Tilburg werd gevoegd, nog enige jaren een stadskantoor gevestigd geweest. Ook is het Museum Kessels (muziekinstrumenten) er tijdelijk in ondergebracht, totdat dit zijn intrek kon nemen in het oude fabriekspand van Dröge in de Goirkestraat, naast het Textielmuseum. In 2015 is het voormalig gemeentehuis van Berkel-Enschot door de gemeente Tilburg verkocht aan een particuliere investeerder, die het verbouwde tot een wooncomplex. Dit verbouwplan werd De Generaal genoemd, naar de Generaal Eisenhowerweg waar het aan grenst (bron: Rinus v.d. Loo) 

 

Het voormalig gemeentehuis van Berkel-Enschot, ontworpen door architectenbureau Bedaux, in 2015 wachtend op herbestemming (coll. BD)

 

Ook binnen is de signatuur van Bedaux te herkennen (coll. BD)

 

de Gigant

Volkswagen?                                                              

jarenlang hing hij boven de markt: een geheimzinnige grote investeerder wiens naam niet genoemd mocht worden maar die een gigantische nieuwe fabriek in Tilburg zou willen vestigen en daarmee enorm zou bijdragen aan de oplossing van het probleem van de snel teruglopende werkgelegenheid in de textielindustrie. De gemeente had een groot terrein voor “de Gigant” gereserveerd ten westen van Tilburg (nu de Gesworen Hoek in stadsdeel Reeshof). Al gauw was het een openbaar geheim dat het om Volkswagen zou gaan. Deze Duitse automobielfabrikant is hier toch niet gekomen.

 

de Gildenbond (later bekend als de Scala)

Tuinstraat 66-70

oorspronkelijk het gebouw van enkele verenigde lokale vakverenigingen (de R.K. Tilburgsche Gildenbond, gesticht in 1896) in de Tuinstraat, dat   kortweg de Gildenbond werd genoemd. Het was een vergader- en cultureel centrum annex kantoor, in 1898 gebouwd naar ontwerp van architect C. van Hoof. In 1953 werden hier onderdelen van de Scala in ondergebracht. Dit was een dancing annex ruimte voor exposities, concerten en feesten, die sinds 1928 in het voormalige hoofdgebouw van de fabriek van Bogaers in de Tuinstraat had gezeten maar toen dus verhuisde naar het gebouw van de Gildenbond (ook wel: Werkliedenbond). De monumentale grote zaal van de Scala (voorheen Gildenbond) werd in 2003 door brand verwoest maar de bebouwing aan de Tuinstraat bleef behouden. Die geldt als gemeentelijk monument (zie: “Tuinstraat, de verbinding”, door Berry van Oudheusden, Tilburg 2017).   

Het voormalige gebouw van de Gildenbond uit 1898 in de Tuinstraat, hier op een foto uit 1989 (uit “Katholiek Tilburg in beeld”, door Ronald Peeters & Ed Schilders, Tilburg 1990, p. 123)

 

de Golse Boskes                                                                       

bosachtig gebied tussen Tilburg en Goirle

waar in 1933 het kleuterdagverblijf Kleuterheil werd gebouwd naar ontwerp van architect Jos Donders. In een gezonde omgeving konden stadskinderen hier komen aansterken. De witte bus waarmee de kinderen werden gehaald en thuisgebracht bleef lang in het straatbeeld aanwezig. In de jaren 1952-‘58 werden er op initiatief van kinderarts dr. Keijzer enkele voorzieningen in de Golse Boskes bijgebouwd voor kinderen die extra aandacht, zon, frisse lucht en onderwijs nodig hadden, te weten de Openluchtschool San Domenico Salvio en Herstellingsoord Godelieve. Ter plaatse herinnert de Dr. Keijzerlaan aan de initiatiefnemer. De gebouwen zijn van architect Jos. Bedaux (1910-‘89). Verder zijn in de Golse Boskes enkele villa’s gebouwd waaronder die van Jos. Bedaux zelf (inclusief zijn kantoor, nu van Bedaux de Brouwer Architecten). Godelieve komt in 2000 in het nieuws in verband met sloopplannen, die gezien de herontdekte kwaliteiten van de architect veel stof doen opwaaien. Niettemin werd het complex grotendeels gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw.

In de jaren 1950 hadden de Golse Boskes overigens ook de bedenkelijke reputatie dat het er ‘s avonds weleens niet pluis kon zijn, zeker in de tijd van de RIOS-bende (zie ook hoofdstuk 2).

 

Deze pendelbus van Kleuterheil was bekend in het Tilburgse straatbeeld (foto uit begin vijftiger jaren)

 

 

et Golsepad                   

Goolsepad (1987-’97)           

het Goolsepad heeft heel lang geen officiële naam gehad. Het pad vormde een verbinding tussen de zuidkant van Tilburg (Oerle ter hoogte van de Trouwlaan) en Goirle (bij de Golse Boskes, zie hiervoor) en liep door het Stappegoorgebied heen waar nu sport- en onderwijsvoorzieningen zijn. In 1987 werd door de gemeente besloten om de in de volksmond al eeuwen gebruikte naam et Golsepad officieel te bevestigen (Goolsepad). Het ging hier evenwel alleen om het zuidelijke gedeelte van het oorspronkelijk pad (het noordelijke deel was al verhard en heette inmiddels Stappegoorweg). In 1997 werd dit besluit weer ingetrokken en vervangen door een nieuw besluit, te weten om het intussen straat geworden pad te noemen naar de onderwijspionier professor Goossens (Prof. Goossenslaan).

 

de Golse Trèm             

tramlijn van Tilburg via Goirle naar Hilvarenbeek, Esbeek, Belgische grens.

Deze liep vóór 1913 over de Heuvel door een smal straatje in zuidelijke richting, te weten ter hoogte van het latere hotel Riche en de (verbrede) aansluiting met het Piusplein. Tot de jaren 1930 reed de lange Golse trèm op 16 september honderden Tilburgse pelgrims ter bedevaart naar Esbeek. Zij gingen er de heilige Cornelius vereren, nadat pastoor Jurgens in die plaats in 1898 in het bezit was gekomen van enkele relikwieën van deze heilige. De belangstelling hiervoor was zeer groot, wat blijkt uit het liedje: “de Golse tram is overvol, bracht menigeen op hol, op Sint Corneliusdag. Hij was dan zo zwaar belaan, dat hij soms wel stil bleef staan.” In 2001, toen de Broederschap van de Heilige Cornelius honderd jaar bestond, namen er op 16 september “Sinter Knilles” nog steeds circa 200 mensen deel aan de Corneliusbedevaart!

 

de Gouwe Aopekôoj

huis Eduard van Spaendonck Korte Heuvel

waar de Gouwen Aop (zie hoofdstuk 1: Eduard van Spaendonck) met zijn gezin woonde. Dit was aan de Heuvel op de hoek met de Veemarktstraat tegenover fotograaf Mulder (nu: hoek Korte Heuvel tegeover popcentrum 013). Later werd in dit huis een advocatenkantoor gevestigd.

 

Eduard van Spaendonck was directielid van het familiebedrijf, dat eerst G.C. van Spaendonck heette maar in 1921 enigszins van naam veranderde. Misschien is deze foto toen wel gemaakt, om bekendheid te geven aan de gewijzigde naam. 

                              

de Gouwe Driehoek

deel van de Heuvelstraat

de groei van warenhuizen en andere grootwinkelbedrijven had gevolgen voor het aanzien van de winkelcentra. Grote warenhuizen zoals Vroom & Dreesmann, De Bijenkorf en Hema slaagden erin om op de beste locaties hun posities in te nemen. In de Tilburgse Heuvelstraat kwamen de V&D en de kledinggigant C&A schuin tegenover elkaar te zitten. De Hema, eerst op de Heuvel, vestigde zich op zeker moment tegenover V&D. Toen was deze “driehoek” veruit het drukste deel van de Heuvelstraat geworden.

 

Drukte in de Gouwe Driehoek. Linksvoor V&D, rechts de Hema en C&A. Na het failissement van de eerste eind 2015 heeft het Canadese Hudson’s Bay een aantal V&D-vestigingen overgenomen, ook die in Tilburg. In september 2017 werd Hudson’s hier geopend. De Hema overleefde de moeilijke jaren net wel maar heeft zijn formule moeten herzien en het Tilburgse pand daarop aangepast om een nieuwe start te maken. De zaak van C&A is daarmee de meest constante factor in de Gouwe Driehoek, al is de concurrentie op modegebied groot.    

 

et Gouwe Klumpke  

J. van Gorp-Elissen   

schilderszaak op de hoek van de Jan Aartestraat met het Piusplein. Bekend was dat de familie veel geld had, vandaar.

 

de Gouwe Kôoj

Complex Koninxhoek (Hogeschoollaan – Cobbenhagenlaan)

Woongebouw met luxe appartementen en servicevoorzieningen, naar een ontwerp uit 1978-’79 van architectenbureau Van den Broek en Bakema te Rotterdam gebouwd op de hoek Cobbenhagenlaan - Hogeschoollaan, in de schaduw van de universiteit als hét ideale rusthuis voor professoren. Toen de Gouwe Kôoj nog niet zo lang bestond, heeft de bekende zakenman en jurist Jan de Pont (zie bij Thomas de Beerdriehoek) hier ook enkele jaren gewoond, vooraleer hij er in 1987 overleed.

 

Centraal op deze luchtfoto de Gouwe Kôoj. Daarvoor en links een deel van woonwijk De Reit. Links- en middenboven de hoofdgebouwen van de universiteit. Rechtsboven en rechts de overige gebouwen rond de universiteitscampus.

 

Graafschap in Noord-Brabant

Tilburg “Under Construction”

Dat Tilburg de schonste stad vant laand is, daar geloven de Tilburgers zelf niet echt in. Het komt uit een plaatselijk volksliedje, waarin zelfspot en liefde voor het eigene hand in hand gaan. Dat Tilburg met carnaval de Krèùkestad is, de stad van de Krèùkezèèkers, is algemeen bekend. Het verwijst naar de textielindustrie, die Tilburg ook de bijnamen Textielstad en Wolstad opleverde. Tot de ontkerkelijking begon toe te slaan, werd Tilburg ook wel het Rome van het Noorden genoemd, vanwege zijn vele kerken en kloosters. In 1959 riep Tilburg zichzelf uit tot Hart van Brabant, ter gelegenheid van 150 jaar stadsrechten. In het Leijpark werd toen een grote manifestatie gehouden, waar vele bedrijven en maatschappelijke organisaties zich presenteerden (zie bij de Bille van Marjèt). De titel Hart van Brabant wordt nog altijd gebruikt in de naamgeving van verenigingen,  bestuursorganen e.d. Later zette burgemeester Brockx (zie hoofdstuk 1) zwaar in op Tilburg Industriestad, wegens het krachtige industrialisatie beleid dat hij wenste te voeren (waar de critici weer IndusTRIESTad van maakten, maar dit terzijde). Meer ad hoc werd Tilburg, ook op goede gronden, Muziekstad en Wijnstad genoemd.

 

Niet grafelijk, maar wel edel in Tilburg: Wijnbaron Fons Kleintjes (ook bekend als Prins Carnaval 1972 t/m ’75) met links van hem Wijnbarones Karin van Son en rechts Jeanne Bresson tijdens Tilburg Wijnstad 1993. Dit evenement was gebaseerd op een historie met belangrijke wijnhandelaren in de stad (foto: Multivision & Partners, coll. RAT)  

 

Nu Tilburg binnen de ringbanen in het eerste kwart van de 21-ste eeuw weer helemaal op de schop ligt, komt de stad zeker in aanmerking voor de titel Graafschap van Noord-Brabant. Níet dus omdat er zoveel adellijke mensen wonen, maar omdat je zo lekker kunt graven in de zandgrond waar Tilburg op gebouwd is. Wat dan ook volop gebeurt sinds de dagen van burgemeester Becht (zie hoofdstuk 1), te weten om diens ingrepen te repareren, om nieuwe kansen te grijpen en in te spelen op nieuwe eisen en issues. Nieuwbouw, sloop of renovatie en herbestemming van oude gebouwen, onderhoud van alles wat onder de grond zit, asfalt vervangen door meer groen, waterbeheer, werkelijk alles komt aan de orde. Met telkens tijdelijk ongemak voor een blijvend mooi resultaat. De doorsnee Tilburger is ermee vertrouwd en zegt berustend: ”Et zal mènne tèèd wèl duure.” Maar steeds meer mogen de resultaten in de Spoorzone, langs de Piushaven en in het winkelcentrum gezien worden, dèwèldè! Hebben we straks weer ”de schonste stad vant laand,” waar we ammol frêet op zèn?

 

“Tilburg under construction”: Opnieuw werk aan de winkel in de Heuvelstraat, nu van maart t/m juni 2023. Deze foto uit het Brabants Dagblad werd op Facebook gedeeld onder het motto: “Tilburg, een bijzonder Graafschap in Noord-Brabant” (foto Jan van Eijndhoven, coll. BD)

 

de Groene Long                                                                         

groene, open strook tussen Ringbaan West en Reitse Hoevenstraat

Tot in de jaren vijftig waren hier nog boerderijen met akkers (zie foto) maar geleidelijk werd ook dit gebied steeds meer volbouwd. De grootste “bewoner” is nu onderwijsinstelling de Rôoj Panne (zie daar). Ten zuiden van deze strook, tussen de Wandelboslaan en de spoorlijn, bevindt zich nog steeds een oud woonbuurtje dat de Bokhamer heet (zie foto). Aan de andere zijde loopt de Groene Long door tot aan het Hasseltplein met de Hasseltse kapel en de Postelse Hoeve (zie Fesjèèr)

 

 

Dit huisje staat er nog steeds, in de Bokhamerstraat

 

de Grote Albert Heijn            

Albert Heijn                 

gevestigd in het voormalige fabrieksgebouw van Janssens van Buren, tussen de Gasthuistraat en de Jan Heijnsstraat. Voordat Ahold het gebouw kocht van concurrent Schuitema had de laatste hier een aantal jaren een vestiging van Familia in gehad. Ahold opende er een Microwinkel, maar toen deze formule werd losgelaten werd de zaak omgebouwd tot een grote Albert Heijn supermarkt (nu: XL, maar men blijft toch Grote Albert Heijn zeggen) met een zeer volledig assotiment. Ook werden hier verschillende nieuwe vormen van winkelen beproefd. Na verloop van tijd hebben zich meer filiaalbedrijven hier gevestigd en is dit een druk bezocht wikelcentrum geworden.

 

et Grôothèùs                

Veldhovenring 90-94            

Dit was aanvankelijk een boerderij. Al in 1640 stond er een weefgetouw in en later groeide dit uit tot een febriekshèùs, een van de voorlopers van de textielfabrieken. Er werd gewerkt voor kooplieden als De Beer, Maas, Colen en Franken. In 1853 werkten hier 22 volwassenen en 12 kinderen voor Norbert Swagemakers, die er een lakenfabriekje in had gevestigd. In 1910 is het pand gesplitst in drie woningen. Ernaast op nr. 96 was et Klèènhèùs.

 

de Gruune Akkers of Laorakkers

akkerland op Oerle en Korvel

vroeger was dit een van de grootste akkerbouwgebieden van Tilburg. Eén akker is gebruikt om in 1852 een begraafplaats (Laarstraat) aan te leggen.

In dat jaar werd ook de eerste kerk van Korvel gebouwd (architect H.J. van Tulder) die midden op het plein stond. Toen deze te klein werd besloot men ze in 1924 al te vervangen door een grotere (Eduard Cuypers) en die een eind op te schuiven richting kerkhof, aan de zuidelijke rand van het plein. De eerste kerk werd afgebroken en midden op het plein stond nu de kiosk die te zien is bij Francisca van den Hout (hoofdstuk 1).

 

Dit bord staat er nog steeds, aan de Laarstraat. Mijn vader zag er destijds de galgenhumor van in. “Dat ze dit juist op een kerkhof moeten zetten”, zei hij grijnzend. Inderdaad, binnen de omheining. Enige tijd later (1984) was zijn tijd gekomen, “plotseling maar niet geheel onverwachts” en werd hij vervolgens daar “geparkeerd”, alleen in een vak…. (foto: Karel de Beer, 2003)     

 

de Gruunmèrt                                                                            

dinsdagse markt op het Willemsplein

deze markt was daar tot 1940. Er werden voornamelijk groenten en aardappelen verkocht.

 

Markt op Willemsplein en Koningstraat in 1959.

 

Beeld van de laatste Gruunmèrt op het Willemsplein in 1965. Overigens is het niet zo, wat de tekst suggereert, dat de Willem II straat als rijweg werd doorgetrokken tot de Broehovenseweg. Dit is wel een idee geweest, maar gelukkig niet uitgevoerd. Op een deel van het Willemsplein is het stadskantoor (zie de Koolekiest) gekomen en over het andere deel gaat de cityring (foto uit Tilburgse Herinneringen op Facebook).

 

 

4.H

 

Haagse antenne

fop-antenne op een auto

in de tijd dat een autoradio nog een zeldzaam artikel was voor de “happy few”, kon men in sommige garages een stoere antenne op zijn auto laten zetten die nergens op was aangesloten. Auto’s met zulke fake antennes reden ook in Tilburg rond. Men dacht dan dat er een radio aan boord was. Het woord “Haags” werd hier wel vaker in verband gebracht met uiterlijke schijn.

 

et Haaj-ènd of Zaand-ènd

gebiedje noordelijk van de Hasseltse kapel

Dit lag na de aanleg van het Wilhelminakanaal aan weerszijden hiervan, waar nu de Dr. Deelenlaan en aan de overkant het industrieterrein liggen (zie hoofdstuk 1: de Rôoje Cols 1).

 

Haakgebouw

deel kloostercomplex Koningsoord (Berkel-Enschot)

Een groot bijgebouw van het klooster van O.L. Vrouw van Koningsoord in Berkel-Enschot bestaat uit twee loodrecht op elkaar staande vleugels en is daarom bekend als “het Haakgebouw”. Daar hadden de zusters vroeger o.a. hun boekbind- en restauratieatelier. Het kloostercomplex uit 1933-’37, waar ook een boerderij en poortgebouw bij horen, is ontworpen in een ingetogen neogotische stijl door de Bredase architect J. van Dijk en heeft de status van rijksmonument. Geheel gerenoveerd ligt het nu in het hart van een nieuw dorpscentrum in Berkel-Enschot. Het “Haakgebouw” is al in 2013 door de gemeente Tilburg gekocht om er Gezondheidscentrum Koningsoord in te vestigen, dat vanaf 2015 operationeel is.   

Het begon in 1903, toen een aantal Franse Trappistinnen zich vestigde in de Rendierhoeve aan de Eindhovenseweg in Berkel-Enschot. Zij noemden hun klooster hier “Notre Dame du Perpetuel Secours”. Sinds 1881 waren aan deze weg iets richting Tilburg de Trappisten van de Koningshoeven gevestigd. Zoals bij meer kloosterordes het geval was, waren de Franse antiklerikale wetten de oorzaak van hun vlucht naar deze contreien. Na de Eerste Wereldoorlog keerden de Trappistinnen echter terug naar Frankrijk. Meisjes hier die wilden intreden werden toen door de Trappisten verwezen naar het trappistinnenklooster in Chimay (België). De abt besloot daarop dat het nodig was om in Berkel-Enschot een nieuw klooster te stichten voor de Trappistinnen. Dit werd Koningsoord, officieel gesticht vanuit het klooster in Chimay maar grotendeels bekostigd door de Trappisten van de Koningshoeven, die hun eerdere crisis van 1909 dus weer ruimschoots te boven waren (zie hoofdstuk 1 bij Dubuisson). De reden dat de zusters besloten om in 2009 naar de omgeving Arnhem te verhuizen was dezelfde als bij de Zusters van het Cenakel (zie hoofdstuk 2): de drukte van de stad kwam wel erg dichtbij. De omliggende landbouwgronden werden al opgekocht door een projectontwikkelaar. Berkel-Enschot was in 1997 bij Tilburg gaan horen, waar ambitieuze plannen werden gesmeed om de verworven ruimte te benutten voor stadsuitbreiding. Dit zou ongetwijfeld ten koste gaan van de geestelijke rust van de zusters! (bron o.a. Rinus van der Loo, Brabants Historisch Informatie Centrum)

 

Luchtfoto uit het prille bestaan van Koningsoord. Op de voorgrond het “Haakgebouw”, nu gezondheidscentrum. Links boven het kloostergebouw is het poortgebouw te zien (foto: coll. reliwiki.nl). Onder: het was niet alleen ora maar ook labora bij de Trappistinnen (foto ca. 1958, coll. RAT)

 

 

Koningsoord geheel in het groen (coll. www.erfgoednu.nl)

 

et Halvemaantje                        

pleintje aan de Korenbloemstraat               

dit pleintje ligt in de vorm van een halve cirkel aan de Korenbloemstraat ter hoogte van de Generaal Kromhoutkazerne (nu Kromhoutpark)

 

Haringeind, of Weike (Waajke) van Kuijpers-Vermeer (Berkel)

Grond voor kermis e.a. activiteiten in Berkel 

Op de scheiding tussen de Berkelseweg en de Burg. Brendersstraat in Berkel ligt een stuk grond, ook wel bekend als Haringeind of “het Weike van de familie Kuijpers–Vermeer”, waar de Berkelse kermis plaatsvond en ook diverse buurtactiviteiten werden georganiseerd, zoals de aanleg van een ijsbaan. De grond werd uiteindelijk bestemd voor het bouwen van woningen (bron: Rinus v.d. Loo)

 

de Hark

Sint Jozefzorg Ringbaan Zuid

Het gebouw van bejaardenpension Sint Jozefzorg werd vrij kort na de oorlog ontworpen door Jos. Bedaux (zie hoofdstuk 1 en zie aldaar ook bij pastoor Piet van der Velde). Het gold als een modeltehuis op zijn gebied. In 2007 verwierf het als eerste naoorlogs gebouw in Tilburg de status van rijksmonument. De bijnaam dankte het gebouw aan het feit dat het, van boven gezien, de vorm kreeg van een hark (in het Tilburgs: rèèf) met de “tanden” gericht naar de Ringbaan Zuid (bron: Jeroen Ketelaars in rubriek “Weerzien”, Brabants Dagblad 24 maart 2020).

 

Foto uit 1953 van het pas voltooide St. Jozefzorg, waarvan de plattegrond aan een hark doet denken. Op de achtergrond de fabrieksschoorsteen van AaBe (foto: Schmidlin).

 

de Havervelden

omgeving Theresiakerk

dit was een gebied, omgeven door Lange Nieuwstraat, Buitenstraat, de Oude Langstraat, Veldhovenstraat, Wilhelminapark en de Stedekestraat, waar in de jaren 1920-’30 de wijk Theresia werd gebouwd. De kerk (van de architecten Hendrik W. Valk en Caspar M.B. van den Beld) werd in 1930 voorlopig ingezegend door de bouwpastoor, de latere bisschop Wilhelmus Mutsaerts (zie ook ‘t Witte Huis). De drie klokken werden geschonken door de familie Mannaerts-Schoenmakers: twee in 1930, namelijk: “Joseph”, genoemd naar de schenker (zie Jos Mannaerts, hoofdstuk 1) en de andere “Maria”, naar zijn vrouw; een derde (“Theresia”) in 1938 bij hun zilveren bruiloft. In de oorlog werden al deze klokken door de Duitsers geroofd en omgesmolten tot wapentuig. Een set vervangende klokken is er gekomen rond 1948 als cadeau van de parochie ter de gelegenheid van het zilveren priesterjubileum van pastoor G. Bannenberg. Van deze set dook de klok “Maria’ in 2016 op bij een veilinghuis in Istanbul voor de vraagprijs van $ 7.500,00 wat nogal hoog is voor een afgedankt replica! De Theresiakerk was immers in 1997 buiten gebruik gesteld en vervolgens omgebouwd tot een woonbestemming.

 

De Theresiakerk op de Havervelden, kort na de bouw rond 1930 (zie Katholiek Tilburg in Beeld door Ronald Peeters & Ed Schilders, Tilburg 1990, p. 44-45)

 

Aanbieding van de eerste twee (originele) klokken voor de Theresiakerk door het echtpaar Mannaerts-Schoenmakers (staand achter de klokken, derde en vierde van links) in 1930, het jaar waarin deze kerk in gebruik werd genomen (coll. fam. Mannaerts)

 

 

Opschrift van de replica uit 1948 die in 2016 opdook bij een veiling in Istanbul (coll. Stadsmuseum Tilburg)

 

Heiligdom Heikant

bedevaartsoord Pirke Donders

Peerke (Pirke) Donders (1809-’87, zie hoofdstuk 1) heeft een armoedige jeugd gehad. Hij werd geboren op den Haajkaant in een klein huisje waar de gezinsleden de ruimte nog moesten delen met het grote weefgetouw (ketaaw) van vader Donders die thuiswever was. Na verloop van jaren verdween aanvankelijk praktisch alles op deze plek. Alleen de waterput of wat daarvan nog over was herinnerde aan de vroegere bewoners.

 

De overgebleven oude waterput en –pomp op een foto uit 1929, toen verder alleen de kapel ter linkerzijde er al was (coll. RAT)

 

In 1923 werd er een houten kapel (architect Jos Donders) gebouwd in Surinaamse stijl. In 1931 werd het geboortehuis van Pirke herbouwd (H. Frankefort) en ingezegend, in 1933 gevolgd door een monument (Karel Lücker) en een kruisweg in de openlucht, waarvan de diverse staties werden “geadopteerd” door Tilburgse parochies (beelden door P. Verbraak & Zonen, het eerste beeld geplaatst in 1937). Daar in het midden van het park kwam in 1982, het jaar van de zaligverklaring, een semi-openlucht kapel die in 2009 (het jaar van zijn 200ste geboortedag) werd vervangen door het fraaie Peerke Donders paviljoen met een uniek Museum voor de Naastenliefde. Al met al heeft de voortdurende en intense verering van Peerke Donders, van hier tot in Suriname, geleid tot een herdenkingsplaats van aanzien: “Heiligdom de Heikant” aan de Pater Dondersstraat (zie: www.peerkedonders.nl)

 

 

Zicht vanuit het paviljoen (2009) op het omgevende park met de kruisweg.

 

Heinekenflat        

hoog woongebouw aan de Generaal Smutslaan

Genoemd naar de grote reclame voor een bekend biermerk, die op een gegeven moment bovenop het dak werd geplaatst. Deze was vanaf de Ringbaan Zuid en het Willem II stadion aan de overkant (Goirleseweg) duidelijk te zien, dus daarom wel een ideale plek voor de brouwerij in kwestie. Maar de flat werd soms ook weleens gebruikt door mensen die van het dak sprongen, omdat ze genoeg hadden van het leven. Toen werd de reclame schielijk weggehaald, naar men zei omdat de brouwer niet in verband gebracht wilde worden met zulke wanhoopsdaden.

 

De “Heinekenflat” aan de Generaal Smutslaan, nog (of weer) zonder de reclame.

 

Hemapleintje

Hendrikhof (vanaf 2022)

Rommelige, naamloze ruimte achter het gebouw van de Hema aan de Heuvelstraat, waar een achteringang was voor leveranciers en personeel. Daar konden ook haastige klanten een stuk afsnijden op hun weg naar, of van, de Emmapassage en -parkeergarage. Vanwege de bekendheid die dit kreeg, sprak men van “Hemapleintje.” Nadat dit gebiedje helemaal op de schop ging, omdat het betrokken werd bij een grootschalige renovatie van het gebied tussen Heuvelstraat en Emmapassage, kreeg het medio 2022 officieel de naam Hendrikhof. In de nieuwe situatie werd het een gezellig horecapleintje aan de voet van twee nieuwe appartementgebouwen in het hart van de stad.

 

hèngselmèndjes        

vriend en vriendin

partners die nog niet met elkaar verloofd zijn, waarvan het maar afwachten was of het iets zou worden.

 

Hèrdgange

buurtschappen

vroegere woonkernen of buurtschappen, zoals Korvel, Oerle, Hasselt en Heikant die al vroeg een zekere ordening kenden van ruimte en bebouwing. Vaak waren deze ontstaan rond driehoekige pleinen (frankische driehoek) maar soms in een andere vorm en door zandwegen met elkaar verbonden. De bebouwing bestond oorspronkelijk vooral uit boerderijen, vanwaaruit schapenteelt werd bedreven. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werden er steeds meer kerken, woonhuizen en winkels gebouwd, en textielfabrieken met huizen voor fabrikanten en arbeiders in de ruimten tussen de kernen in. Deze structuur van aan elkaar gebreide kernen is typerend gebleven voor de stedenbouwkundige structuur van Tilburg. Bij de sloop van fabrieken en kerken eind 20e eeuw vielen er dan ook weer grote gaten tussen de oude herdgangen.

 

de Hèrmenie                

sociëteit de Nieuwe Koninklijke Harmonie (NKH)

in 1820 werd het muziekgezelschap De Harmonie opgericht, dat tot 1839 heeft bestaan. In 1843 werd de Nieuwe Harmonie opgercht, met sociëteit. Die heeft geregeld voor koning Willem II (die beschermheer werd) mogen optreden en in 1849 diens begrafenis begeleid. Daarom ontving de Nieuwe Harmonie in 1850 het predikaat koninklijk. Het muziekgezelschap oefende doorgaans in cafés en koffiehuizen, totdat de NKH zich in 1878 vestigde in de Stationstraat in het gebouw waar ze nu nog zit (zie ook: de Stêek van Put). Er waren toen circa 500 leden. Naast het sociëteitsgebouw werd een feesttuin met muziekkiosk ingericht. (Lees over het ontstaan van muziekverenigingen in Tilburg ook het in hoofdstuk 2 bij Òrfeejus al aangehaalde artikel van Petra Robben in het Tijdschrift “Tilburg” van april 2015).

Aan het begin van de bouw werd er op 18 oktober 1877 een gedenksteen geplaatst, aangeboden door de werkende (d.i. de musicerende) leden, met alle namen van het bestuur (zie foto). Voorzitter was de wijnhandelaar J.A. Verbunt (1822-’78, zie ook bij Eduard Verbunt, hoofdstuk 1) die nog tijdens de bouw overleed. Hij woonde in de Nieuwlandstraat en had daarachter in de Langestraat zijn wijnpakhuizen. Secretaris: C.J. Heestermans (1817-’81, Bredaseweg, commies ter secretarie); pennigmeester: J. Castelijns (1834-1906, omgeving Monumentstraat, winkelier in manufacturen); J.A.B. van Roessel (1842-1919, mouter/bierbrouwer op Veldhoven); H. van der Pas (1835-1902, koek- en banketbakker op de Markt); G.A. Gimbrère (1845-1906, Koningsplein, fabrikant in paraplu’s en parasols); J.G. Klijsen (1858-1902 broodbakker Heuvelstraat); A.J. Verschuuren (1853-’87, boekhouder Nieuwlandstraat); J.J. (Jacques) Krever (1824-’91, Donkerstaart, zie ook hoofdstuk 2: de Zèùphèrmenie) die lid was vanaf 1843, als muziekmeester en dirigent de muzikale leiding had van 1874 tot 1882 en die op dit gebied ook landelijke bekendheid genoot (bron: Frans Kense op het Geheugen van Tilburg, juni 2015). In dit bestuur was de gegoede middenstand in de meerderheid.

 

 

Prins Hendrik neemt in 1909 als ere-voorzitter van de NKH een hulde in ontvangst voor de sociëteit in de Stationsstraat. Links op de achtergrond (met ronde uitbouw) het bankgebouw uit 1903 dat Jan van der Valk ontwierp in Art Nouveau voor de Geldersche Credietvereeniging, later kantoor van Mannaerts & Appels advocaten en notarissen, thans hostel Roots (coll. RAT)

 

Een bekende naam in de geschiedenis van de NKH was die van Jos Kessels (Pieter Joseph Frans, Heerlen 1856 – Santa Ana 1928) dirigent van 1884 tot 1896. Hij had in 1880 samen zijn jongere broer Mathieu (Mathijs Joseph Hubertus, Heerlen 1858 – 1932) in Heerlen een muziekuitgeverij en handel in muziekinstrumenten opgezet. De overstap van Jos naar Tilburg werd in 1886 gevolgd door broer Mathieu, die positieve berichten had ontvangen over het muziekklimaat in Tilburg. Mathieu zette zijn zaken hier voort en stichtte ook de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Muziekinstrumenten die groeide tot een grote en veelzijdig aanbieder van muziekinstrumenten. Hij was ook componist van harmonie- en fanfaremuziek (evenals zijn broer Jos) en onvermoeibare organisator en stimulator op muziekgebied. Naast een zakelijk, had hij ook het ideële motief voor ogen dat muziekbeoefening heilzaam zou zijn voor een bredere laag van de bevolking. Mathieu Kessels hoorde bijvoorbeeld tot de groep van initiatiefnemers en oprichters van de Tilburgse Muziekschool (zie ook Jos Vastersavendts, hoofdstuk 1). De grote fabriek van Kessels heeft tot 1955 vlakbij het spoor gestaan, waar daarna Van Gend & Loos zich vestigde.   

In het begin van de twintigste eeuw begon men bij de NKH ook met het vertonen van films. In 1912 werd daar een aparte zaal voor gebouwd, die met de nodige aanpassingen bijna het eind van de oolog haalde. In 1944 werd ze echter door een Duitse tijdbom compleet verwoest (zie hoofdstuk 1: Frans Hèrmenie Mutsaers). In 1958 opende naast de sociëteit de nieuwe bioscoop Harmonie die tot 1987 draaide. De tuin werd in die jaren gebruikt als parkeerplaats. In 1999 werd de bioscoop gesloopt en het hele complex opgeknapt. In de tuin kwam een appartementsgebouw te staan en bleef er nog ruimte over voor een openbaar parkje. In 2017 wordt bekeken of het Kessels Muziek Instrumenten Museum (zie: www.muziekinstrumentenmuseum.nl) bij de NKH zou kunnen intrekken. Dit museum is opgebouwd rond een verzameling instrumenten, werktuigen en machines die door de familie Passier uit de fabriek van Kessels was gered. Het heeft sinds 2014 in de Goirkestraat gezeten in de voormalige fabriek van Dröge, nadat het zijn eerste jaren had doorgebracht in het voormalige gemeentehuis van Berkel-Enschot. 

 

Stationstraat richting Nieuwlandstraat in 1915. Links het gebouw van de Nieuwe Koninklijke Harmonie, rechts (torentje) de Geldersche Credietvereeniging, later advocatenkantoor (Mannaerts e.a.) en in 2017 Hostel Roots (coll. RAT)

 

De bioscoopzaal (die níet bleef) naast het sociëteitsgebouw in de Stationstraat.

 

et Hèrringsènd                           

begin Korvelseweg                                 

waar nu het St. Annaplein, het Lieve-Vrouweplein en het begin van de Korvelseweg zijn.

 

(in) ‘t Hert                     

Hubert Meelis                             

stoffenzaak in de Heuvelstraat van Jan Hubert Meelis (1853-1923, dreef de zaak van 1895-1920) met een hertenkop aan de gevel. Was vrijgezel en liet na zijn overlijden de zaak na aan drie medewerkers: Raaymakers (zie ook hoofdstuk 1), Dekkers en Rozendaal. De laatste deed zijn deel al gauw van de hand; Raaymakers bracht zijn naastgelegen sigarenwinkeltje in en werd een tijdlang mede-eigenaar, totdat hij uitgekocht werd door Dekkers.

 

Heuvelse Akkers

tussen Stinweg (Heuvelstraat) en Prèlweg (Spoorlaan)                                             

gebied, nu omsloten door Heuvelstraat, Nieuwlandstraat, Stationsstraat, Spoorlaan en Heuvelring. Dit gebied werd pas bebouwd na aanleg van de spoorlijn (met het station, 1863) en de Spoorlaan (1867). Die werden met het centrum verbonden door de Comediestraat (later Willem II-straat) en de Stationsstraat.

 

Hèùverbrôojkes of Höpkes                                                              

Hubertusbroodjes

deze zijn alleen op 3 november te krijgen. Na zegening in de kerk zouden ze de gelovigen bescherming geven tegen hondsdolheid. Over de heilige Hubertus van Luik (655-727) deden tal van verhalen de ronde, o.a. dat hij zich bekeerde na een wonderlijk voorval tijdens de jacht. Daarom is hij tot de dag van vandaag voor katholieken ook de patroonheilige van de jacht.

 

Hoedevangers                            

fa. Hoendervangers 

winkel in hoeden, petten en sigaren sinds 1916 aan het Piusplein, later gesplitst in een hoeden/petten- en een sigarenwinkel. Uiteraard werd de oprichter Kees Hoed genoemd (kwam in 1877 als weeskind uit Steenbergen hier zijn geluk beproeven, zie hoofdstuk 1 bij Philibertus Hoendervangers) evenals zijn (klein-) kinderen: Jan Hoed, Flip Hoed, Trees Hoed etc. De laatste hoed en pet werden verkocht op 27 november 1999 (aan mij en mijn vrouw) voordat de zaak wegens gebrek aan toekomst voorgoed sloot. Tot op die dag stond de 82-jarige kleinzoon van de oprichter Kees Hoed jr. nog in de zaak, die dus bijna 125 jaar heeft bestaan! In de Zomerstraat en aan de Veldhovenring heeft deze familie ook winkels gehad waar je hoeden en petten kon kopen. De naam Hoendervangers werd in Tilburg destijds verbasterd tot Hoedevangers. De tabakspeciaalzaak aan het Piusplein bleef gewoon bestaan en heeft in januari 2016 het feit gevierd dat zij daar 100 was gevestigd. 

 

Hoeden, petten en sigaren te koop bij de familie Hoe(n)de(r)vangers aan het Piusplein.

 

Flip Hoe(n)de(r)vangers had zijn zaak in de Zomerstraat.

 

Hollandterrein

vroegere vestiging garage W.A. Holland                                                     

dit was het terrein aan de Hart van Branbantlaan, tussen de Acaciastraat, Sint Ceciliastraat en Elzenstraat, waar voorheen garagebedrijf W.A. Holland (Austin, Morris, Rover) was gevestigd. Kort na 2000 werd er op dit terrein een kantoor- en wonigcomplex gebouwd. Een groot kantoorgebouw op dit complex heet Het Laken, naar de lakenfabriek van E. Elias die hier ook eens was gevestigd (met de wollenstoffenfabriek van M. Aelen).

 

 

Hòlle Wèg

zandweg tussen Bredaseweg en Gilzerbaan                                                                        

deze zandweg was enigszins verdiept gelegen tussen de Bredaseweg (ter hoogte van Dahliavereniging Flora) en de Gilzerbaan, vandaar de bijnaam (zie hoofdstuk 2 bij gruunjas)

 

Hondenkluif

verkeerspunt in Enschot

Voor een bepaald type verkeersoplossing met rotondes is een onbekende ingenieur eens op het idee gekomen om daar de bijnaam “hondenkluif” aan te verbinden. Rond horecazaak De Druiventros in Enschot is in 2008 een ingewikkeld verkeerspunt ontstaan met drie rotondes. Als men Enschot uitrijdt via de Puccinilaan en naar de Heukelomseweg richting Oisterwijk wil, passeert men ze alle drie. De eerste van deze drie rotondes (Puccinilaan) staat afgebeeld bij het lemma wègwijsmènnekes. Overigens schijnt de gemeente Tilburg zelf in de ontwerpfase het besef te hebben gekregen dat de gemiddelde automobilist hier een zware kluif aan heeft, want die kwam toen met deze bijnaam op de proppen (bron: Rinus v.d. Loo)   

 

et Hoo                                              

Heike’s Ontspanningsoord (H.O.O.)            

het sportveld voorbij Boerke Mutsers (zie daar) tussen de spoorlijn en het Wandelbos, waar onder meer de voetbalclub ‘t Heike thuis was totdat deze in 1942 uiteenviel. Et Hoo is hier van 1935 tot 1959 gevestigd geweest. Janus van de Biggelaar (zie hoofdstuk 1) was een tijd de beheerder. Later werd het veld gebruikt door de Ontspanningsvereniging Spoorwegpersoneel Tilburg (O.V.S.T.) Iets verderop ligt nu nog Bosvreugd, destijds van de parochie Noordhoek die daar een speeltuin had.

 

de Hooge Noot

voormalige langgevelboerderij Enschot

In de langgevel boerderij uit 1870 aan de Bosscheweg 9 te Enschot hebben enkele generaties van de boerenfamilie Van Korven gewoond. Eerst Martinus van Korven x Johanna van Gils en vervolgens twee ongehuwde zonen van hen: Cornelis Adrianus Johannes (Kees, 1902-’87) en Theodorus Lambertus (Dorus) van Korven (1911-’87). Toen het pand na 1987 leeg kwam te staan is er op gegeven moment een muziekbandje ingetrokken dat dringend oefenruimte zocht. Zij doopten het “De Hooge Noot” en zetten dit op een van de gevels. Eén van de bandleden was de tekenleraar en schilder Jan de Wolf (zie in hoofdstuk 3). Kort daarna is de boerderij afgebroken ten behoeve van uitbreiding van horecazaak De Druiventros en aanleg van parkeervoorzieningen (bron: Rinus v.d. Loo)

 

den Hooggaatie                         

Russische schommel              

deze voorloper van het moderne reuzenrad stond in 1927 voor het eerst op de Tilburgse kermis.

 

Den Hooggaatie op het Heuvelse deel van de kermis in 1954

 

Ook op het Willemsplein achter het paleis heeft de kermis lang gestaan (foto 1951, van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

et Hôogspoor

ophoging spoorlijn door Tilburg

project van de gemeente Tilburg en de NS om “de Lijn” (zie daar) mét het station op te hogen, zodat er geen gelijkvloerse kruisingen in de binnenstad meer waren als barrières tussen de Törke en de Kaajbuuters. De eerste spade voor dit project werd, in de nadagen van zijn burgemeesterschap, de  grond in gestoken op 8 mei 1957 door mr. Eduard Hendrik Joan Baron van Voorst tot Voorst (1892-1972, van 1946-1957 burgemeester van Tilburg). Met deze eerste spade startte de eerste fase van het hoogspoorproject, te weten de omlegging van et Bèls Lèntje (zie daar).

 

 

Burgemeester Van Voorst tot Voorst steekt in mei 1957 de eerste spade in de grond onder toeziend oog van NS-baas Den Hollander in een rechstreekse radio uitzending (foto: Persbureau Het Zuiden, coll. RAT)

 

De burgemeester moest heel wat arbeid verrichten, voordat de werkzaamheden officieel van start konden gaan (foto 1957, Persbureau Het Zuiden, coll. RAT)

 

Het spoor wordt vanaf het viaduct van de Ringbaan West (achtergrond) omhoog gebracht. De rails worden op het nieuwe zandlichaam gelegd. Heel dicht tegen de Alleenhouderstraat aan (rechts) ligt een noodspoor (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

den Horizon

Janssens de Horion  

textielfabriek aan de Koestraat. Zie hoofdstuk 1, bij Franciscus (Frans) Janssens.

 

Huis der Dertien Celletjes, later ook: de Gouwen Berg, of de Gouwendijk

klooster Zusters van Liefde aan de Oude Dijk

de eerste bijnaam, “Huis der Dertien Celletjes” stond voor het eerste eigen kloosterhuis van de Zusters van Liefde (zie ook hoofdstuk 2: Krengen van Barmhartigheid) aan de Oude Dijk, dat in 1834 gereedkwam en toen bestemd was voor dertien zusters. Al gauw te klein geworden ging het klooster c.a. na verloop van tijd de hele Ouwendijk (zie daar) en de achtergelegen grond omvatten. Met zoveel grond en gebouwen pal tegen de rand van het stadscentrum leverde dat na verloop van tijd nog een paar bijnamen op. In de bouw van het Huis der Dertien Celletjes zouden stenen zijn verwerkt van de (tweede stenen) schuurkerk ’t Heike die daar vlakbij van 1691 tot rond 1832 heeft gestaan. Het Huis der Dertien Celletjes is in 1882 deels afgebroken en herbouwd en heeft nu de status rijksmonument.    

 

 

de Huiskamer van Tilburg

LocHal

Zoals eerder vermeld onder den Atteljee verrees er in 1932 achter het station een reusachtige nieuwe hal voor reparatie en onderhoud van de  locomotieven. Deze LocHal was berekend op de aantallen en het formaat van locomotieven die hier onderhanden genomen moesten worden. Zo was er hoog boven de werkvloer een gigantische kraanbaan aangebracht met twee bovenloopkranen, waarmee ook de zwaarste locs naar de juiste plaats konden worden getild.

In september 1944, toen de geallieerden de stad naderden, werd de NS Werkplaats (den Atteljee, zie daar) getroffen door oorlogsgeweld. De zich terugtrekkende Duitsers wilden geen locaties, die nog van belang konden zijn voor de geallieerden, onbeschadigd achterlaten. Daarbij had de “Staalkathedraal”, die wij nu kennen als LocHal, een hoge prioriteit voor een Duits Sprengcommando, dat was gespecialiseerd in het gebruik van explosieven. De klap was groot, maar deze “kathedraal” liet zich gelukkig niet zomaar van de sokken te blazen. Wel werd er een enorme schade aangericht, alleen al door het vele gesprongen glas. De hal kon na de oorlog echter weer helemaal worden opgebouwd.

 

De LocHal direct na de klap in september 1944. Op het dak iets dat lijkt op een Duitse uitkijkpost. Het materieel op de voorgrond is volgens de bron (RAT) nog van het Duitse Sprengcommando (foto: coll. RAT).

 

In het kader van de herontwikkeling van de Spoorzone (zie daar) vanaf 2011 werd voor de LocHal een totaal andere bestemming gekozen, te weten als stadsbibliotheek en als ruimte om te ontmoeten, kennis te delen en te werken (alleen of samen). Een grootse tribunetrap nodigt hier nadrukkelijk voor uit. Een belangrijke voorziening werd de glazen gehoorzaal uit de Beurs van Berlage in Amsterdam, die door de gemeente was aangekocht en hier weer werd opgebouwd. Ook werd de LocHal nieuwe stijl aan de voorkant voorzien van een “overloop” met glazen wanden op de bovenste verdieping, die een magistraal uitzicht biedt over het station en de stad, welke het Stadsbalkon werd genoemd. Verder zijn het de originele constructie met bepaalde behouden gebleven elementen, zoals de genoemde bovenloopkranen, die in het oog springen. Om de immense ruimte te breken zijn er in het Textielmuseum enkele reuzengordijnen vervaardigd, die op een flexibele manier gebruikt kunnen worden.

Kort na de opening waren de superlatieven voor dit staaltje hergebruik al niet meer te tellen: kloppend hart van de Spoorzone, de beste bibliotheek van de wereld, beste gebouw van 2019, het Centre Pompidou van Tilburg etc. Kwalificaties die, mits door de volksmond overgenomen, stuk voor stuk zouden voldoen als alias van dit herrezen industrieel erfgoed. Voor de in- en uitwendige architectuur van de LocHal tekenden: CIVIC Architects, Braaksma & Roos (restauratie architecten), Arup, Inside Outside / Petra Blaisse (interieurconcept), TextielMuseum Tilburg (innovatieve gordijnen) en Mecanoo (inrichtingsontwerp bibliotheek).

 

Architectuur van de LocHal. Boven: kijkje naar de voorzijde met het Stadsbalkon (foto iDea Compact), onder: vooraanzicht met embleem van de publieksprijs voor Gebouw van het jaar 2019 (foto www.lochal.nl)

 

De LocHal enkele dagen na de opening als nieuwe Huiskamer van Tilburg (foto: vakblad De Ingenieur, 25 jan. 2019)

 

Blik van boven op de grote “tribunetrap” met daarboven een van de twee bovenloopkranen als een herinnering aan de oorspronkelijke functie van het gebouw (foto: NRC)

 

den Hunkerbunker of Slètteflèt                                                    

Verpleegstersschool St. Elisabeth

verpleegstersschool met -flat van het (oude) St. Elisabeth Ziekenhuis die stond in de St. Josephstraat vóór de voormalige burgemeesterswoning van Jan van de Mortel (zie hoofdstuk 1: Jan Ch.A.M. en Josephine E.A.M. van de Mortel-Houben). Dit zat zo. In 1910 liet Van de Mortel, toen nog als advocaat en procureur, een villa bouwen op een diep perceel aan de St. Josephstraat. Het was een neoklassiek ontwerp van architect Aug. van Spaendonck. Nadat Jan van de Mortel in 1947 als pas gepensioneerde burgemeester van Tilburg was overleden, besloot zijn weduwe om te verhuizen naar Koningshoeven. Villa en grond aan de St. Josephstraat werden gekocht door stichting het R.K. Gasthuis, die al sinds 1829 de ziekenzorg in Tilburg overkoepelend regelde. In de villa vestigde het erachter gelegen Elisabeth Ziekenhuis een St. Dionysius- en Heilige Theresia-paviljoen. In “de voortuin” aan de St. Josephstraat werd “de Hunkerbunker” gebouwd met woon- en opleidingsfaciliteiten voor de verpleegsters. Toen rond 1980 de verhuizing van het ziekenhuis naar de rand van de stad in zicht kwam wilde het ook weer van de villa en het gebouw aan de St. Josephstraat af. De villa werd in 1980 gesloopt omdat er geen nieuwe bestemming voor was te vinden en “de Hunkerbunker” (wat overigens geen specifiek Tilburgse bijnaam was!) werd verkocht aan de Stichting Studentenhuisvesting.

 

 

 

Hunnel

gedroomde autotunnel onder de Heuvel                         

dit is een samentrekking van "tunnel" en "Heuvel." Begin jaren negentig kwam in politieke kringen het idee op tafel om het probleem van de grote verkeersdrukte op de Heuvelring op te lossen door het Heuvelplein te ondertunnelen. Dit alternatief is niet echt serieus overwogen, maar dook weer op uit onvrede over de herinrichting rond 1995 van het Heuvelplein, die den Oudste Tilburger (zie daar) z’n plek kostte en tot verkeerschaos in de binnenstad leidde (door het afluiten van de Heuvelring voor particulier gemotoriseerd verkeer). Deze onvrede bleek blijvend en algemeen, zodat er in 2002 plannen opdoken om het allemaal nog eens opnieuw te bezien. Ook dit nieuw "Hunnelplan" haalde het niet. Wel is in het kader van de nieuwe Cityring (zie Binnering) de Heuvelring in 2011 weer opengesteld voor gemotoriseerd verkeer, ziij het in één richting.

  

Huttonia                                                                        

microland van Henk Kuiper

“Huttonia” werd bedacht als een alternatief voor ons “Consumptia”. Henk Kuiper (1951-2014) was bekend als een bioloog en milieuactivist in het algemeen en fel pleitbezorger voor de Lindeboom in het bijzonder (zie den Oudste Tilburger). Hij bouwde zijn hut op een bakfiets zodat hij ook in Goirle kon gaan staan toen het hem in Tilburg te warm onder zijn voeten werd d.w.z. te moeilijk om een consumptieloze “staat” te creëren. Goirle was evenmin gemakkelijk voor Henks’ Huttonia. Kuiper werd ook landelijk bekend, met name met zijn felle actie tegen het kappen van de lindeboom. Hij schreef een mooi boek over den Oudste Tilburger, getiteld: Tilburg vijf eeuwen rond een "heilige" Linde.

 

 

Toen in 2014 Henk Kuiper ongeneeslijk ziek bleek, verplaatste Huttonia zich op een dag naar de prof. Dondersstraat, waar een grote groep vrienden een aubade hield voor het huis waar hij verzorgd werd. Zie www.cubra.nl/specialebijdragen/eigenweg/kuiper.htm

 

 

4.I

 

de IJskelder

Hasseltstraat

Het kasteel van Tilburg (zie Stenen Kamer) had zijn voorzijde aan de huidige van Bylandtstraat (zie Van Bylandtpaojke). Het oost-westdeel van deze straat geeft aan waar vroeger de oprijlaan was. Die zou zelfs tot de Goirkestraat hebben gereikt. Aan de achterzijde van het kasteel, richting Oliemolen (2, zie daar) lag onder de tuin een ijskelder. Hier verwijst de IJskelderstraat (van Tongerlose Hoefstraat tot Dillenburglaan) nog naar. Later werd het hele gebied tussen Hasselstraat, Tongerlose Hoefstraat, Reitse Hoevenstraat en Hasseltplein “de IJskelder” genoemd (informatie: Nico Verhoof).

 

De “Landweg door de IJskelder” die op de Hasseltstraat uitkwam ter hoogte van bakkerij Van Rooij-de Groot (“Voor beter brood: Van Rooij-de Groot,” stond er op de gevel). Links ging de Hasseltstraat door tot aan het Hasseltplein met de Hasseltse kapel. Op de achtergrond de schoorsteen van de wollenstoffen fabriek Eras-Elias aan de Ringbaan Noord. Deze ringbaan eindigde toen achter Van Rooij-de Groot. Later werd hier de Hasseltrotonde aangelegd (zie ook Smariusrotonde) om de Ringbaan Noord te verbinden met de verlengde Ringbaan-West, Midden Brabantweg en Rueckertbaan (foto 1954 van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

't IJspaleis

huis aan het Wilhelminapark

Het natrekken van bijnamen brengt zo nu en dan veldwerk met zich mee: ter plaatse kijken hoe het zit en ooit zat, of er nu foto’s gemaakt kunnen worden die nog iets toevoegen, etc. Soms leidt dit niet tot de zekerheid die je zou willen, maar duiken er toch interessante dingen op. Hier een voorbeeld.

Al lang geleden hoorde ik dat een huis aan de westelijke kant van het Wilhelminapark ’t IJspaleis werd genoemd. Daar hadden naar men zei twee oudere dames gewoond die teruggetrokken en zuinig leefden. Zij zouden hun huis slechts minimaal verwarmen en deden geen lampje teveel aan. Dit koude en donkere imago leverde het huis de bijnaam IJspaleis op. Omdat niemand mij kon zeggen om welk huis het precies ging, toog ik zelf op onderzoek. Ik had gehoord dat het weleens om nr. 34 kon gaan. Dat is geen hoog herenhuis, maar er zouden wel heel lang twee oudere dames hebben gewoond. Dit bleek een verkeerd spoor, want de bewoner van dat huis die ik sprak wist te zeggen, dat de familie Schijns die er vóór hem had gewoond juist het tegendeel van kil en zuinig was. Na het overlijden in de oorlogsjaren van de heer des huizes, bleven zijn twee ongehuwde dochters (Miet en Net) samen in het ouderlijk huis wonen. Mijn informant vertelde over de heer Schijns, dat deze op Koninginnedag altijd naar de overkant van de straat liep om sinaasappels op de geweien van de twee hertenbeelden te prikken, die daar bij de ingang stonden van et Park (zie daar). Deze nu al lang verdwenen beelden, vervaardigd door de firma Braat in Delft, waren bij de officiële opening van het park in 1898 geschonken door omwonenden. Dat de familie Schijns Oranjegezind was bleek later nogmaals, toen ik over het verzetswerk van Miet Schijns in 1940-’45 las (zie hoofdstuk 1, bij Annemie Franken).   

Al zoekend bereikte mij ook een andere tip. Ik moest eens kijken naar nr. 29. Daar hadden indertijd twee oude dames gewoond, ook zussen volgens deze informant. In het boek van Cees van Raak (“Het Wilhelminapark van Tilburg”, Tilburg 2010) zag ik al gauw dat dit rond 1900 het huis was van de textielfabrikant Adolphus Petrus Janssen (1840-1917, x 1885 Mathilda Maria Elisa van Baal, Waalwijk 1856 – 1941). Zij hadden vijf dochters, van wie er twee op hogere leeftijd in het ouderlijk huis aan het Wilhelminapark nr. 29 woonden: Anna Elisabeth (geb. 1887) die in 1918 trouwde met de weduwnaar Daniël Augustinus Maria Swagemakers (1873-1933), welk huwelijk kinderloos bleef. Men noemde Anna Elisabeth Swagemakers-Janssen Ma Liza (zie hoofdstuk 1). Zij stond in 1965 (zie Van Raak) nog geregistreerd als agente in linnen, wonende Wilhelminapark 29. Zij heeft daar gewoond met haar jongste zus, de ongehuwde Joanna (Jo) Josepha Janssen (geb. 1892), die licht gehandicapt was en (dus) veel binnen bleef.

In 1934 kwam het familiebedrijf Gebrs. Janssen, omdat er geen opvolging was in deze familie, in handen van een zoon uit het eerste huwelijk van Daniël Swagemakers, Jan “de Notaris” Swagemakers en zijn neef Karel “de Kèts” Swagemakers (voor beiden, zie hoofdstuk 1), maar bleef Gebrs. Janssen heten. Dit bedrijf hoorde niet tot de grote spelers in de Tilburgse textiel, maar was wel gespecialiseerd in kamgaren. Het gebouw lag tussen Thomas de Beer (Wilhelminapark) en Kastofa (Kuiperstraat). Begin jaren zestig werd het gebouw verkocht aan “buurman” Thomas de Beer, die de grond gebruikte voor een nieuwe spinnerij (nu De Pont museum). Gebrs. Janssen kwam vervolgens in een fusiecarrousel van fabrieken terecht, die naarstig naar samenwerking en rationalisering zochten, en betrok een gebouw van Triborgh aan de Bisschop Zwijsenstraat. Eind jaren zestig werd de toen nog bestaande productie aldaar beëindigd.

Hoelang de gezusters Janssen leefden, de een ongehuwd gebleven en de ander in 1933 al weduwe geworden, is niet bekend. Wel is zeker dat in 1970 hun huis verkocht was aan de bekende kunstenaar (portretschilder en docent) Jan Asselbergs, die hier overigens maar kort woonde. Ik kan me in het licht van het bovenstaande indenken dat de gezusters het zuinig aan moesten doen. Dat Lies zich wel regelmatig per taxi naar Riche liet vervoeren, kan ook verband houden met haar zaken als textielagente. Of het inderdaad hún huis was dat destijds rond het Wilhelminapark bekend stond als ’t IJspaleis, staat helaas niet vast. De speurneus bleef wat dat betreft in ieder geval wél in de kou staan!

 

 

IJsschots met Draaideur                            

Kapel O.L.V. ter Nood, oorlogs- en rijksmonument                      

Deze bijnaam komt voor in een boek van Jos Pouls (red.) over de modern christelijke kunst in Nederland, wat werd gesignaleerd door Petra Robben in Erfgoed Magazine, Tilburg december 2021, pag. 36.
In het najaar van 1944, toen de bevrijding in zicht kwam, bad een groep vrome Tilburgers tot Maria om de stad te behoeden voor een ellendig einde van de oorlog. De gebeurtenissen in Eindhoven en Arnhem waren schrikbeelden. Zij beloofden dat, als hun gebeden verhoord werden, er na de bevrijding een kapel gebouwd zou worden, ter ere van Maria en ter nagedachtenis aan alle Tilburgers die in de oorlog waren omgekomen. De gebeden werden verhoord, al had Maria daar de hulp van Toon Verhagen (zie hoofdstuk 1) en Peerke Donders voor nodig gehad. Precies op Pirkes geboortedag (27 oktober) werd Tilburg zonder zware tegenstand bevrijd. Kort na de oorlog, toen bouwmaterialen schaars waren, werd architect Jos Schijvens gevraagd om een leegstaand gebouw te transformeren tot een tijdelijke kapel. Om bij dit gebouw te komen moest je in de Zomerstraat tegenover de protestantse kerk een steegje in. Van 1834-‘72 was hier een synagoge en een schooltje van de Joodse Gemeente, later werd het een magazijn. Frans Mandos maakte er een muurschildering in en zijn broer Kees kalligrafeerde een boek met de namen van alle oorlogsslachtoffers (voor de gebroeders Mandos, zie hoofdstuk 1). In 1949 vond de inwijding plaats door deken Nabuurs.

 

Zomerstraat 1900. Bij de lantaarn rechts kon men door de poort naar de synagoge (tot 1872) en van 1949-’64 naar de tijdelijke kapel O.L.V. ter Nood (coll. RAT).

 

Het onderkomen van de tijdelijke Mariakapel nabij de Zomerstraat van 1949 tot ’64 (pentekening Cees Maes, coll. www.josschijvens.nl).

 

Op nog geen steenworp afstand, waar eerder de Raadhuisstraat moet zijn geweest, kwam in 1964 de definitieve kapel tot stand. Wel jammer van dit burgerinitiatief dat men geen betere plek wist te vinden dan dit rommelige hoekje, dat nog wel Kapelhof werd gedoopt. De inzegening vond plaats in april 1964 door bisschop Bekkers, die tot 1957 pastoor was geweest van de nabijgelegen Heikese kerk.
Ook deze definitieve kapel werd ontworpen door Jos Schijvens. Door de schuine, met wit travertin beklede gevelvlakken, wordt de herrijzenis van de stad verbeeld in de vorm van opgedrukte ijsschotsen. Aan de westzijde kan men in en uit via een draaideur, waarmee de bijnaam is verklaard. De gietijzeren lantaarn, die buiten boven de ingang van de eerste kapel hing, hangt nu binnen boven de draaideur. De kapel heeft in de zuidgevel fraaie glas-in-betonramen van Daan Wildschut (1913-’95), welke Maria laten zien die de Tilburgers beschermt tegen de draak (het oorlogsgeweld). In het zachte licht dat door het torentje naar binnen valt staat een vijftiende eeuws, in 1949 door John Swagemakers voor de eerste kapel geschonken, Mariabeeld (Rijnland, gepolychromeerd notenhout). Diverse herinneringen aan oorlog en verzet zijn er te zien. Het oorspronkelijke gedenkboek van Kees Mandos is na diefstallen in 1974 en ’80 vervangen. Het huidige boek met 850 namen is van de hand van Kees Koster (zie ook hoofdstuk 1, bij pastoor Tilman). Iedere dag wordt er een bladzijde omgeslagen. Intussen is er ook al een vierde versie, met weer meer namen, die op 4 mei 2020 door maker Karel Bergmans werd aangeboden aan de gemeente Tilburg. Sinds 2015 is de kapel van O.L.V. ter Nood een rijksmonument (bronnen: onzelievevrouwternoodtilburg.nl, josschijvens.nl)

 

 

Tekening naar idee van Jos Schijvens voor de definitieve kapel O.L.V. ter Nood aan de Kapelhof (coll. www.josschijvens.nl)

 

Interieurfoto van de kapel O.L.V. ter Nood met het imposante glas-in-beton van

Daan Wilschut en het oude Mariabeeld. Voor exterieurfoto’s, zie in dit hoofdstuk onder het lemma Zèèlbôot (coll. rijksmonumenten.nl)

 

IJzeren (in Tilburg: èèzeren) hond                            

eerste gemotoriseerde (melk-) venterkar    

Opvolger van de in het straatbeeld tot de jaren vijftig en zestig bekende hondenkar (hondekèèr) waarmee melkventers, petroleumboeren, bakkers e.a. vaak door de straten gingen (zie hoofdstuk 1, de foto bij “Kees Pap” Denissen). Daarnaast kende men vroeger ook hand- en paardenkarren en bakfietsen. IJzeren honden waren geen typisch Tilburgs verschijnsel, maar vormden een reactie op een algemeen verbod om nog langer honden te gebruiken voor dit doel. Het waren driewielers, toegerust met een kleine, simpele tweetaktmotor voor aandrijving op loopsnelheid. Ze hadden vaak een stang, waarmee de venter ook naast de kar lopend het stuur en gas kon bedienen. Veel deur-aan-deur verkopers gingen later over op elektrisch aangedreven bezorgwagens of kleine bestelauto’s.

 

  

Deze èèzeren hond van melkhandel Smits aan het Wilhelminapark werd in 1953 gespot voor de hoeden- en pettenwinkel van C. Hoendervangers in de Veldhovenstraat (later -ring. Foto: Rien van der Heijden)

 

den IJzerstraat                           

IJzerstraat                     

in 1872 richtte Willem van der Schoot een ijzerhandel op aan de Willem II-straat. Al gauw kwam er achter in zijn tuin zoveel metaal te liggen dat men het daaraan grenzende straatje den IJzerstraat ging noemen. In 1895 vestigde zijn weduwe er een metaalgieterij. In 1900 werd de straatnaam door de gemeente definitief vastgesteld als IJzerstraat. In 1905 woedde er een uitslaande brand in de gieterij. Zie ook hoofdstuk 1, bij den Houten, IJzeren en Koperen Van der Schoot, en bij Fons van der Schoot.                     

 

et Irraslòntje

het Eras-laantje

dit staat voor een rij van acht monumentale graven op het kerkhof van parochie ’t Goirke waar leden van de familie Eras rusten.

Het kerkhof van et Gurke heeft een belangrijke heemkundige waarde. Een rondgang leert heel wat over de families die in het verleden een rol hebben gespeeld in dit stadsdeel. Natuurlijk zijn daar fabrikantenfamilies bij zoals Eras, Pessers, Mannaerts, Franken en De Beer. Enkele onderdelen van het kerkhof hebben de status van monument, te weten het ijzeren hek met de beelden aan de straatzijde (vervaardigd door de Tilburgse ijzergieterij Van der Schoot) en bepaalde bijzondere graven. Monumentale waarde (zij het niet officieel) heeft het Eras-laantje zeker, al was het alleen maar vanwege deze haast uitgestorven manier van begraven.

Mijn broer Joop uit Schiedam heeft het Eras-laantje geïnventariseerd en de verweerde grafteksten zoveel mogelijk ontcijferd.

 

Het grootste deel van het Eras-laantje is hier in beeld (foto: Karel de Beer 2007)

 

 

4.J

 

Jaonekes Paojke

Zandpad vanaf het Julianapark

naast de tabakswinkel van J. Hamers. Het pad was naar hem genoemd en liep vandaar naar de Professor Huizingastraat. Het huis rechts op de foto behoorde tot de Hoefstraat (bron: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

 

 

Jeruzalem

wijk tussen de Ringbaan Oost en het kanaal, zuidelijk van de Piushaven

In 1949 werden daar de eerste grauw-witte woningen gebouwd in het opgespoten zand. Deze entourage maakte een desolate, woestijnachtige indruk, waardoor men zich wel in het midden-oosten kon wanen. Vandaar dat men over "Jeruzalem" ging praten, welke naam het ook officieel werd. Rond 2015 komt nieuwbouw op gang, aansluitend op de ontwikkeling van de Piushaven. Steeds meer oude huzen verdwijnen. “Nieuw Jeruzalem” is een feit.

 

De wijk Jeruzalem aan de Piushaven (links, met aan de overkant de Gemeentewerf). De schoorsteen is van de fabriek Thijs-De Beer (zie hoofdstuk 1), sinds 1953 aan de Twentestraat. Achter de fabriek het Wilhelminakanaal van rechts naar links (deze en de volgende foto uit Tilburgse Herinneringen op Facebook)   

 

Kinderen van Jeruzalem

 

Jood Kan

Eerste Tilburgsche Bontweverij                                                                  

deze in 1914 opgerichte fabriek waarin veel verschillende stoffen werden geproduceerd die veelal verwerkt werden tot huishoudtextiel (poetsdoeken, dweilen, handdoeken, molton enz.) was Joods eigendom en gevestigd in de Houtstraat. Michel Kan, oorspronkelijk uit Meppel (later Amsterdam, net als zijn zakelijke partners) was een van de oprichters. De fabriek werd in 1929 gesloten wegens meerdere problemen van arbeidsrechtelijke en financiële aard. De productie werd voortgezet in de omgeving van Antwerpen.

 

de Jordaan                     

Textielbuurt                

volksbuurt in de omgeving van Hasseltstraat tot Ringbaan-Noord, waarvan de bewoners het niet breed hadden (vergelijk met de gelijknamige buurt in Amsterdam). De straatnamen in deze wijk komen uit de textielindustrie: de Textielstraat, Weverstraat, Plesserstraat, Drapenierstraat e.d.

 

de Jut

Nederlandsche Vlasspinnerij                

De Jut of juute is volgens het Woordenboek van de Tilburgse Taol een meer algemene benaming voor jutespinnerij, die ook in verband met de Nederlandsche Vlasspinnerij in Tilburg werd gehoord. Dit kan met enig sarcasme bedoeld zijn, omdat jute de goedkoopste natuurlijke vezel is voor eenvoudige toepassingen, terwijl in vlasspinnerijen halffabricaten werden gemaakt uit vlasstengels voor de productie van linnen (-garens) en papier. In het productieproces kwam echter veel stof vrij, waar moeilijk iets tegen te doen was. Dit kan ook de reden voor enig sarcasme zijn geweest.
De Nederlandsche Vlasspinnerij is ontstaan binnen de textielonderneming van Hendrikus van Puijenbroek (HaVep, zie ook hoofdstuk 1, onder Van Puijenbroek-Vroom) in Goirle. Zijn jongste zoon Hendrikus Johannes (Harry, 1877-1960) koos er in 1916 voor om uit het familiebedrijf te stappen en de vlasspinnerij zelfstandig voort te zetten. Hij vestigde deze op een terrein aan de Beukenstraat, met de achterzijde langs de latere Ringbaan West. De fabriek kreeg meteen een aansluiting op het spoor (Bels Lijntje). Dit raccordement bleef tot 1957, toen de werkzaamheden aan het Hoogspoor van start gingen, bestaan. “De Jut” wisselde voorspoedige groei af met enkele diepe crises, maar wist van alle vlasspinnerijen in ons land toch het langst te blijven bestaan. In 1969 werd de productie definitief beëindigd. Het fabriekscomplex kwam toen in handen van expeditiebedrijf Wed. J. van Casteren & Zn. (zie Vekaastere) en werd eind twintigste eeuw uiteindelijk gesloopt t.b.v. nieuwbouw (bron: wikimiddenbrabant.nl)

 

Het raccordement ligt er nog: het draait scherp naar links, van het Bels Lijntje af,

dat daarna nog het oorspronkelijke tracé volgt langs de Vierwindenlaan door de latere wijk De Blaak. Het witte huis rechts is Wachtpost 2. Rechts daarvan, buiten beeld, ligt het viaduct over de spoorlijn naar Breda (foto uit 1957, coll. RAT).

 

De Nederlandsche Vlasspinnerij iets later. De rails van het raccordement en het Bels Lijntje zijn dan weggehaald, om plaats te maken voor een nieuw rangeerterrein als eerste onderdeel van het Hoogspoorproject en de Hart van Brabantlaan. Het Bels Lijntje volgt dan het tracé van de spoorlijn naar Breda, totdat het meer westelijk, om de Oude Warande heen, afbuigt naar het zuiden (coll. RAT)

 

 

4.K

 

Kaajstoep                       

Kei Stoep bij de Kwaden Hoek                        

dit was een voormalig landbouwgebied van circa 70 ha, gelegen pal onder de huidige A58 ten westen van de spoorlijn (nu fietspad) het Bels Lijntje en in de negentiger jaren door de Tilburgse Waterleiding Maatschappij gekocht ter uitbreiding van het waterwingebied en de natuurontwikkeling. Op oude kaarten vermeld als: “de Kei Stoep bij de Kwaden Hoek”. Door verdere aankopen en verbindingen maakt dit nu deel uit van een aaneengesloten natuurgebied van circa 450 ha. groot dat nu bekend staat als “Kaaistoep”.

 

de Kabouterboom                       

Lindeboom in Enschot                        

In de buurt van de Oude Toren in Enschot bevindt zich, naast de zijgevel van rijksmonument Torenpad 7, een monumentale lindeboom. Iemand, die eens in de oude gerimpelde stam kabouterfiguren meende te zien, heeft er op een dag een kabouterhuisje met een deurtje en een raampje in aangebracht. Daarna sprak men in de buurt van de Kabouterboom. Nu staat deze op de bomenmonumentenlijst van de gemeente Tilburg (bron: Rinus van der Loo)

 

 

Kanaal van de Donge tot de Zuid-Willemsvaart
Wilhelminakanaal
Dit was de door de bezetter in de oorlog opgelegde vervangende naam voor het in de twintiger jaren naar Koningin Wilhelmina genoemde kanaal. De Duitsers boycotten het koningshuis en verboden ook alle daarnaar verwijzende namen. Zo moest het Wilhelminapark van hen Noorderpark heten en werd het Julianapark Goirkepark. Uiteraard werd een en ander meteen na de bevrijding in oktober 1944 teruggedraaid.

 

Karl Marx Universiteit     

Katholieke Hogeschool Tilburg    

dit was in februari 1969 de naam van de Katholieke Hogeschool Tilburg (nu Universiteit van Tilburg) die landelijk het nieuws bereikte. Het was een voorbode van brede en felle studentenonlusten. De tekst “Karl Marx Universiteit” werd al gauw weer van de gevel afgeschrobd, maar daarmee was de strijd nog niet gestreden. Op 11 maart 1969 werd de hogeschool onder aanvoering van linkse studenten symbolisch bezet, wat op 28 april werd uitgebreid tot een totale bezetting die duurde tot 7 mei 1969. Met deze, en de spoedig volgende acties elders (zoals in Amsterdam door de Maagdenhuisbezetting, enkele weken na “Tilburg”) wilden de studenten inspraak afdwingen in de hiërarchische structuur van de universiteiten. Het hoger onderwijs werd na deze acties uiteindelijk gedemocratiseerd, hetgeen werd vastgelegd in de Wet Universitaire Bestuurshervorming van 1970, waarin een structuur met een College van Bestuur en een gekozen Universiteitsraad werd vastgelegd.  

Voor de stichting als R.K. Handelshogeschool in 1927: zie hoofdstuk 1, pater prof. Weve. Voor het gebouw: zie hoofdstuk 1, bij Jos. Bedaux.  

 

 

Het op 13 november 1962 door Koningin Juliana geopende Cobbenhagen gebouw, hier op een foto uit 1964 door Frans van Aarle (coll. RAT)

 

Het geschonden aanzien in februari 1969

 

Het Kasteel

voormalig raadhuis Berkel-Enschot

In 1932 kreeg Berkel-Enschot een nieuw raadhuis, ontworpen door architect C. Panis in de stijl van de Amsterdamse School. Het kwam aan de Raadhuisstraat te staan, net op de grens van de eerder zelfstandige gemeenten Berkel en Enschot. Het diende zo tot 1976, toen een nieuw stadskantoor werd betrokken, een eindje verderop aan de Generaal Eisenhowerweg (zie “de Generaal” in dit hoofdstuk). In het verlaten raadhuisgebouw met het markante torentje boven de voordeur (vandaar dat het in de buurt bekend stond als “Het Kasteel”) kwam tot 1993 een politiebureau. Na dat jaar kreeg het de bestemming als woonhuis. Het heeft inmiddels de status van rijksmonument (bron: Brabants Dagblad, 7 dec. 2021).

 

(coll. BD)

 

het Kasteeltje op Gorp

jachthuis te Gorp & Roovert

oorspronkelijk een jachthuis op het landgoed Gorp & Roovert onder Goirle. Dit landgoed ontstond in de achttiende eeuw op voormalige landbouwgrond  uit de Middeleeuwen, toen in dit gebied (waar de Rovertsche Leij meandert) een sterrenbos werd aangelegd met centraal een vijver. In het midden van de negentiende eeuw kwam het landgoed in bezit van de familie De Zezero de Tejada. Eugène F.J. de Zezero liet in 1868 het jachthuis met markante arkeltorentjes bouwen dat nu bekend staat als het Kasteeltje op Gorp. In 1894 is het bezit van de familie De Zezero verkocht aan Van Beusekom en Huijsmans, die ook al gronden in het naburige gebied Roovert hadden. Na hun overlijden kwam het hele landgoed (circa 1.200 ha) in handen van de textielfabrikant Van Puijenbroek. Het kasteeltje is een rijksmonument (zie ook hoofdstuk 1 Van Puijenbroek-Vroom en bij Aart Mutsaerts)

 

 

de Kathedraal van Tilburg of Peerkes kerk                                          

parochiekerk van ‘t Goirke

deze kerk is toegewijd aan Sint Dionysius (evenals de kerk van ‘t Heike) en bevat veel beelden en andere kostbaarheden, ook nog uit de tijd toen et Gurke slechts een schuurkerk had. De in 1839 ingewijde kerk, een vroeg voorbeeld van neogotische kerkenbouw, werd in de jaren 1902-’03 en in 1935 (onder pastoor Sprengers) verbouwd. In 1839 werd de doopvont uit de schuurkerk, waarin Peerke Donders (zie hoofdstuk 1) nog was gedoopt, in de nieuwe kerk van et Gurke geplaatst. Deze beroemde Tilburger droeg als jonge priester hier zijn afscheidsmis op voordat hij in 1842 (definitief) naar de missie in Suriname vertrok. Vandaar de tweede bijnaam. De eerste bijnaam stamt uit de tijd dat pastoor Sprengers grote verbouwingsplannen had. Zijn ambities, waar de bijnaam spottend naar verwees, konden slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd vanwege de nadering van de oorlog. Het waren de stuiptrekkingen van de strijd om het primaat tussen de Heikese en Goirkese kerk, welke nooit echt werd beslist. De Goirkese kerk is sinds 2001 ook een rijksmonument (zie: “O, prachtig huis! De Goirkesekerk in Tilburg: geschiedenis, gebouw en inventaris”, door Joost van Hest, Tilburg 2015)

 

 

de Kattebak                  

Catechismus                 

spotnaam, zeker in de Hasselt en op Broekhoove gebruikt. In zuiver dialect is het: Kòttegissemus

 

ene kattekop

vaatje bier

voor particulier gebruik van 1/4 ton; voor cafees en gezelschappen werden kènnekes van ½ of 1 ton gebruikt.

 

de Katterug                                                                 

flatgebouw Stadhuisplein

in hoogte oplopend flatgebouw tussen Willem II-straat en Koningsplein, over de cityring heen.  

 

De bouw van de Katterug was een spectaculaire gebeurtenis. Op deze foto uit 1974 zien we de cityring in de oorspronkelijke gedaante er onderdoor gaan, te weten met twee rijstroken in elke richting.

 

De Katterug in 1982, hoog oplopend naar het lege Koningsplein toe (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

et Kedènt                         

Kwaadeind (-straat)           

verbastering van de echte naam, letterlijk: slecht eind. De straat leidt van de Hasseltstraat naar de Rinbaan West. De flessenhals (zie de foto) is er intussen al lang uit. Nu staat links het woonzorgcentrum Den Herdgang op de plaats van de vroegere Kamgarenstoffenfabriek (Kastofa).

 

De beruchte flessenhals in de Kwaadeindstraat (foto uit 1954, Tilburgse Herinneringen op Facebook)        

 

(de) Kèrk(buurt)

Heikese kerk en Markt                                                                        

de oorspronkelijke Heikese kerk en directe omgeving: Markt en kerk met kerkhof. Pas in de 18e eeuw breidde de bebouwing zich ook in zuidelijke richting uit (zie et Kestiltje en den Ouwendijk). Rond 1820 kwam er een begraafplaats in de Schèèf (zie daar en in hoofdstuk 1 bij Thomas van Dooren) en verdween het kerkhof bij de Heikese kerk (zie voor meer over de kerk zelf: “Bewijs van ontwaakten kunstzin, De Heikese kerk in Tilburg: geschiedenis, gebouw en inventaris” door Joost van Hest en Gerard Steijns, Tilburg 2011)    

 

    

Kerk en Markt in 1890, vóór de restauratie in 1895 onder architectuur van C.F. van Hoof die de Heikese haar huidige, neogotische aanzicht gaf.

 

Ook aan de achterzijde had de Heikese kerk zo zijn bijzondere hoekjes. We noemden al et Bronsgiststròtje. Hier kijken we van de Monumentstraat naar de Bisschop Zwijsenstraat. We zien links wat niet meer is: het (latere) café/bodehuis van Schuurmans en de voortuin van het Paleis-Raadhuis. Rechts de achterzijde van de kerk, aan de zijkant waarvan (rechts) de Markt begint. In de Bisschop Zwijsenstraat staan het verdwenen café (op de hoek) en het politiebureau (torentje). Daarachter de kapel van de Clarissen die nu bij het Fontys complex (“Kunstcluster”) hoort (foto uit 1932, coll. RAT)  

 

et Kèrmespèèrd                                                                       

carrouselpaard

Paul Spapens (schrijver, journalist, cultuurhoeder) en Jan Melis (politicus, ondernemer) namen het initiatief om ter gelegenheid van het 425-jarig bestaan (1995) van de Tilburgse Kermis een monument op te richten. Dit werd een afgietsel in brons van een houten carrouselpaard uit 1880, dat in 1998 op het NS-Plein werd geplaatst.

 

 

Bij de onthulling tijdens de kermis in 1998 op het NS-plein neemt Jan Melis

plaats op “zijn” pèèrd, dat met gemak ook een enthousiaste bijrijdster kan dragen. Rechts van haar (donker gekleed) wethouder René van Diessen (VVD). Over de schouder van Melis kijkt burgemeester Johan Stekelenburg toe

 

et Kèrststalleke

Haans Autoschade Lovensestraat                                                               

nauwe loods in de Lovensestraat, waar Jos Haans rond 1959 zijn bedrijf Haans Autoschade begon. Men zei dat je daar zijwaarts naar binnen moest, zo krap was het er. In 2000 werken er 25 man in het bedrijf, gevestigd aan de Jules Verneweg. Wil de Pig Pigmans, die bekend staat als een handige monteur en alleskunner met auto’s, werkt dan al 40 jaar bij Haans en heeft dit allemaal dus meegemaakt.    

 

et Kestiltje of Kasteel den Dijk

huis aan de Nieuwendijk (huidige Bisschop Zwijsenstraat)

gebouwd in opdracht van Michiel van Bommel (1669-1763), die uit Leiden kwam en de eerste Tilburgse textielfabrikant genoemd mag worden. Ook zijn zoon Martinus woonde hier tot zijn dood in 1783. In 1786 verwierf de lakenverver Cornelis Verbunt het pand. De bekendste bewoner was wel de lakenfabrikant en burgemeester Martinus van Dooren (1756-1811) die het in 1800 van Verbunt kocht. Martinus ontving in 1809 in dit huis koning Lodewijk Napoleon. Daarbij verleende de koning Tilburg per decreet stadsrechten. Martinus van Dooren werd aangesteld als de eerste maire van de stad Tilburg. Helaas is et Kestiltje eind 19e eeuw ten prooi gevallen aan de slopershamer.

 

Het Kestiltje aan de Nieuwendijk (coll. RAT)

 

In de omgeving van et Kestiltje aan de Nieuwendijk ontstond een van de vroegste centra van de Tilburgse wollenstoffenindustrie. Michiel van Bommel stichtte er enkele fabriekshuizen die door zijn zoon Martinus werden uitgebreid en samengevoegd tot het eerste meerlaagse fabrieksgebouw in de stad (1766). In 1782 verkocht Martinus van Bommel zijn fabriek aan lakenfabrikant (Pieter) Vreede & Van Marle uit Leiden. Martinus Cornelis van Dooren (zie boven) trouwde in 1783 met Adriana Josepha Dams (1757-1833) en richtte met kapitaal uit beide families wollenstoffenfabriek Van Dooren & Dams aan de Nieuwendijk op. Zijn schoonbroer Gerardus Dams (1763-1817) werd zijn compagnon. Omdat deze Gerardus geen zonen had, kwam de leiding van de fabriek na 1817 geheel in handen van de familie Van Dooren. Inmiddels was de in 1811 overleden Martinus van Dooren opgevolgd door zijn zonen: eerst Pieter (zie ook in hoofdstuk 1 bij Thomas "Parijs" van Dooren) en zijn broer Ludovicus die al jong stierf. In 1825 besloot Pieter, wellicht aangemoedigd door zijn oom Thomas, om een nieuw bedrijf op te richten en wel een wolspinnerij naar Engels model. In 1827 betrok deze een nieuw gebouw aan de zuidkant van de stad waarin dat jaar al de eerste stoommachine van Tilburg werd geïnstalleerd (zie ook hoofdstuk 1, Francois "den Baron van de Leij". Rond 1800 had Van Dooren & Dams daar al een volmolen en ververij gehad). De fabriek van Van Dooren & Dams werd voortgezet door Henricus van Dooren, een jonge broer van Pieter, die liefst 50 jaar de leiding had. Van Dooren & Dams verhuisde naar het Korvelplein waar in 1872 het gebouw van J.N. Diepen & Co. werd overgenomen (zie hoofdstuk 1, Johannes H.A. Diepen). Aan de Nieuwendijk heeft daarna nog een reeks textielfabrieken gezeten. De laatste was Gebrs. Janssen (zie hoofdstuk 1, Karel en Jan Swagemakers) maar men bleef toch spreken van “het Triborghcomplex,” naar de laatste langdurige gebruiker (vanaf 1938) Triborgh (zie hoofdstuk 1, Wim Bok van Spaendonck). Rond 1987 zijn hier alle resterende opstallen gesloopt om plaats te maken voor een woningcomplex tussen de Bisschop Zwijsenstraat, het Koningsplein, de Piusstraat en Primus van Gilsstraat (het “Zwijsencluster).

 

De Bisschop Zwijsenstraat, voorheen de Nieuwendijk, met de voormalige fabriek van Pieter Vreede op een foto uit 1900. Een deel van het gebouw werd korte tijd later afgebroken. In het andere deel zat de firma Donders-Hofland tot 1938. De bomen rechts horen bij de tuin van et Kestiltje (foto: coll. RAT)

 

De fabriek van Van Dooren & Dams verliet in 1872 de Nieuwendijk en betrok aan het Korvelplein het vrijgekomen gebouw van J.N. Diepen & Co. Het deel linksonder dat aan het plein grenst bestaat nog (foto: coll. RAT)

 

et Kestiltje van Pollet (later: Kerstens)

Villa Ludovicus, later Villa De Vier Jaargetijden

De fabrikant van de wollenstoffenfabriek Pollet & Zonen, Ludovicus Antonius Pollet (1809-’76, x 1840 Anna Maria Mutsaers, 1815-‘59), liet in de jaren 1855-’57 een villa bouwen aan de Noordstraat 36. Deze werd in de volksmond et Kestiltje van Pollet genoemd. Ludovicus was een zoon van Guillaume Joseph Pollet (1773-1854) die we hier verder Guillaume sr. noemen. Tijdens de Franse Revolutie was de koningsgezinde, katholieke familie Pollet Frankrijk ontvlucht uit angst om vervolgd te worden door de revolutionairen. Toen deze storm was uitgeraasd, keerde het grootste deel van de familie terug. Alleen Guillaume sr. en zijn nicht Barbara Pollet (Tourcoing 1785 - 1858, x 1803 te Tilburg met Antonius Fr. Lombarts, 1762-1821) bleven definitief in Tilburg.

 

Links de stamvader van de Tilburgse tak van de familie Pollet, Guillaume (sr.) en rechts zijn zoon Ludovicus, de opdrachtgever voor et Kestiltje.

 

Guillaume sr. begon met twee compagnons een laken- en sajetbedrijf in de Noordstraat (Pollet & Co.) dat al vrij snel succes had. Zonen Ludovicus en Petrus volgden hun vader op en de zaken bleven voorspoedig gaan, vanaf 1840 als Pollet & Zonen. Door goede zaken en huwelijkse banden wisten de Pollets voortvarend te integreren in de (bovenlaag van de) Tilburgse samenleving. Ludovicus werd in de zaak opgevolgd door zijn zonen Guillaume (jr.) Joseph Désiré (1841-’96) en Bernardus A.F. Pollet (1842-’95), plus hun neef Arnoldus. Zij bouwden met succes verder aan de fabriek, die eind negentiende eeuw tot de grootste drie van Tilburg hoorde. Toen in 1916 Arnoldus stierf, was echter de naam Pollet in Tilburg uitgestorven in de mannelijke lijn. De fabriek bleef nog tot 1929 open onder directie van het aangetrouwde familielid Arnoldus “Noud” Antonius Bogaers (1886-1953). In 1946 werden de gebouwen aan de Fabriekstraat pas gesloopt.
In 1870 trouwde Guillaume Pollet met Constance Rosalia Carolina Maria de Horion de Corby (Grave 1843 - 1902), welk huwelijk kinderloos bleef. Guillaume en Constance lieten in 1882 voor zichzelf een villa bouwen, Villa Guillaume aan de Spoorlaan (zie bij Pollethoek). Na hun verhuizing bleef et Kestiltje bewoond door enkele zusters van Guillaume, met als laatsten Catharina en Johanna Pollet tot hun overlijden in resp. 1922 en ’34 (bron: de eerdere tekst is hier bewerkt aan de hand van het boek: “De Parels van Pollet,” Lenneke Willemstein e.a, uitg. Willemstein Architectuurhistorie 2022.) In 1925 werd et Kestiltje van Pollet gekocht door Jacobus M.J.A. Kerstens (1883-1963), agent van de Nederlandse Bank, die trouwde met Johanna M.J.C. Bogaers, een achternicht van de toen daar nog wonende Johanna Pollet. Sindsdien sprak men ook van ”et Kestiltje van Kerstens” (of Villa Kerstens). Zoon Jacobus Kerstens verkocht in 1986 de villa aan Louis Janssens die ze inzette voor horeca doeleinden. Later kwam de exploitatie in handen van de Bonheur Horeca Groep en Prins Heerlijk, die er jonge mensen met leerproblemen een praktijkopleiding in de horeca boden. Uiteindelijk kreeg de villa een kantoorfunctie.   Dat Villa Ludovicus in de Noordstraat in de volksmond “et Kestiltje van Pollet” werd genoemd, was ook door de Franse verwanten opgemerkt, al moet hier een naamsverwisseling (Guillaume voor zijn vader Ludovicus) voor lief worden genomen:

“Arrière-petit-fils de Pierre Philippe POLLET: Guillaume Jozef Désiré (moet dus zijn: Ludovicus –KdB) POLLET, directeur des fabriques Pollet & Comp., fit construire à Tilburg la ‘Villa de Vier Jaargetijden’ (villa des Quatres Saisons); les Tilburgois l'appellaient en ce temps ‘Kasteeltje van Pollet’ (Château de Pollet)”(bron: internet)

 

Et Kestiltje van Pollet in 1915 (coll. RAT)

                

Over de architect: volgens bronnen zou et Kestiltje van Pollet zijn ontworpen door J. Latour. Over diens connectie met de stad Tilburg of de familie Pollet valt verder niets te vinden. Willemstein (Parels van Pollet, pag. 93) vond sterke aanwijzingen, dat het een ontwerp kan zijn van de Tilburgse architect Hendrik Jacobus (ook: Henri of Henri Jacques) van Tulder (1819 – Schaerbeek B. 1903, x 1848 Johanna Fremau). Zij wijst op door hem ondertekende declaraties aan Ludovicus Pollet. De families kenden elkaar goed, want de ouders van Van Tulder waren buren geweest van Ludovicus en Anna Pollet–Mutsaers. Ook ontwierp Van Tulder in die tijd een kerk in Nuland voor de priesterbroer van Ludovicus, Franciscus Pollet (1806 – Nuland 1879), die daar in 1853 pastoor was geworden. De familie Pollet droeg financieel bij aan de bouw van deze kerk, die in 1859 werd voltooid.
Hendrik van Tulder was de eerste Tilburger die zich van beroep architect mocht noemen en vóór 1850 werk leverde. Zijn opleiding voerde hem naar België. Toen hij niet lang na zijn studie al opdracht kreeg voor een stadhuis in Tilburg (voltooid in 1848), keerde hij naar zijn geboorteplaats terug. Hier werd Van Tulder een belangrijke architect. Gelukkig herinnert een straatnaam nog aan hem, want met zijn werk werd later niet altijd zorgvuldig omgesprongen, zoals in dit hoofdstuk bij “Binnenring” al is opgemerkt. Niet alleen “zijn” stadhuis, maar ook de eerste kerkgebouwen van de parochies Gasthuisstraat en Korvel legden vroegtijdig het loodje. Hetzelfde gebeurde met de gedenknaald (1874) voor Koning Willem II, ook van zijn hand. Woningen die hij in Tilburg moet hebben gebouwd konden veelal niet aan hem worden toegeschreven, omdat er geen bouwtekeningen bewaard zijn gebleven, wat mogelijk ook bij et Kestiltje van Pollet het geval is geweest. Van Tulder hield zich ook bezig met de stedenbouwkundige ontwikkeling van Tilburg (1866 plan Koningswei, 1870 aanzet wijk Nijveroord – Theresia). In 1889, een jaar na de voltooiing van zijn ultiem werk (de Heuvelse kerk, nu rijksmonument), ging Van Tulder weer naar België (bron: Wiki Midden-Brabant).

 

Architect Hendrik (Henri Jacques) van Tulder in 1879. Getekend portret door W. van Iersel (coll. Riijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist)

 

de Kèùl

deel Gemeentelijk Sportpark                                                  

lager gelegen deel van het Gemeentelijk Sportpark waar hockeyclub TMHC Forward tot medio 2011 was gevestigd. Eerst speelde daar de Tilburgse Voetbal Vereniging (TVV) Korvel (die had hier níet haar éérste kèùl, zie de Ligt) welke echter vertrok omdat ze van de gemeente geen toestemming kreeg om een clublokaal met kantine te bouwen. Later mocht Forward dat op die plaats wél, maar toen (1967) was deze club daar ook hard aan toe, na bijna tien jaar lang inschikken en improviseren met haar accommodatie binnen het steeds drukker wordende Gemeentelijk Sportpark.

 

Pater Kanters msc, de geestelijk adviseur van hockeyclub Forward, bezig met het inwijden van vier nieuwe velden op het Gemeentelijk Sportpark in 1963. Van 1948 tot eind jaren tachtig voerde Forward het predicaat R.K. Van achter het hek van de Willem II kazerne kijkt het wereldlijk gezag waakzaam toe. Op de foto v.l.n.r.: L. Jurgens, Fr. Haans, A. van Gool, T. Snels, T. Rooijackers en pater Kanters (coll. Forward, zie ook “Onze Club”, uitg. HC Tilburg nov. 2014)

 

Drukte in de Kèùl toen de hele Forward-familie in 1980 bij elkaar was om het 50-jarig bestaan van de hockeyclub te vieren (coll. Forward, zie ook “Onze Club”, uitg. HC Tilburg nov. 2014)

 

de Kiepkesschool

kleuterschool Heike                                                             

zo werd de bewaarschool (kleuterafdeling) van den aawe Haajkese schôol genoemd, aan de Schoolstraat (zijstraat van de Korte Schijfstraat; later kwam hier het eerste gebouw van de GGD). Het woord kiepkes (voor jonge kippen of kuikens) werd meer gebruikt voor groepen kleuters, vooral waar die krioelden rond de rokken van onderwijzeressen of nonnen (de kloeken)

 

de Kieteltèùn

tuin bij café De Kluijt

Zo werd een ideale “vrijplaats” voor verliefde paartjes genoemd die zich bevond bij café “De Kluijt” van Jo en Rika (broer en zus) Kluijtmans. Dit café stond in de Nieuw Lovensestraat, aan de rand van de Rauwbraken (de Ròjbraoke), een moeras- en bosgebied tussen Tilburg en Berkel-Enschot waar vroeger ook een leemgroeve was met steenfabrieken (zie hoofdstuk 1: A.J. Claesen en dit hoofdstuk: het Spoor van Claesen en het Treintje van Stevens). Men kwam hier via de brug van de Heikantsebaan en dan langs de steenfabriek van Claesen. Achter café De Kluijt was een speeltuin voor de kleintjes met een “tokkelbaan” (een kabelbaantje met katrol waar kinderen langs omlaag konden, terwijl ze toch dicht bij de grond bleven. De katrol maakte een tokkelend geluid). Café De Kluijt prijkt op de omslag van het boek “Verdwenen Rauwbraken”, door Theo van Etten i.s.m. Gianotten Printed Media, Tilburg 2017.

 

Café de Kluijt aan de Nieuw Lovensestraat vanuit twee gezichtshoeken (coll. RAT)

 

De term kieteltèùn of kroeltèùn werd wel meer gebruikt voor zo’n plek, bijvoorbeeld een theetuin met banken en prieeltjes bij een wat afgelegen café, waar verliefde stelletjes een gelegenheid vonden om intiem te zijn. Er waren meer van zulke cafés aan de rand van de stad, zoals hier aan de noordoostkant, die poorten waren naar de moerassige en bosachtige gebieden in de omgeving. Als er speeltoestellen waren konden gezinnen hun kinderen daar laten spelen, er was gelegenheid voor romantiek, ouderen gingen er een borreltje halen, vermoeide wandelaars en fietsers konden uitrusten. Een ander voorbeeld was café “Bij de Bakker” (zie daar)

 

Even verderop lag het drukbezochte café Buitengebeuren, tot 1960 naar de toenmalige uitbater café Drik Meelis (1852-1944) genoemd. Hier was geen speeltuin of zo, maar men zei dat het er vaak zo druk was omdat Meelis drie heel mooie dochters had (Trees, Anna en Fien). Een van hen trouwde met Hessels. Drik Meelis was één dag in de week marktmeester in de Boterhal (zie daar). Café Buitengebeuren diende bijvoorbeeld ook als sportkantine voor voetbalvereniging GeDro (textielfabriek George Dröge), want er werd recreatieve sport beoefend in de Ròjbraoke. Zo waren er diverse voetbalvelden waar bedrijfsvoetbalelftallen op speelden, werd er gezwommen en in de winter geschaatst. In de zestiger jaren was het gedaan met de pret, want toen werd in dit gebied industrieterrein Loven aangelegd. Café Buitengebeuren werd in 1967 gesloopt. Sinds 1960 waren Tinus Reijnen en Fien de Rooij daar de laatste uitbaters van geweest. (bron o.a.: Tilburgse Herinneringen op Facebook. Zie ook een historisch-geografische verkenning van dit buitengebied door Lambert Winkelmolen in Tijdschrift Tilburg, van de Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed, september 2018, pag. 43-51)

 

Café Drik Meelis of Buitengebeuren aan de Rauwbraken 1, later Lovense Kanaaldijk 26. De zandweg voerde in de richting van het watermolentje bij de Leemputten van Claesen (coll. RAT).

 

Café Drik Meelis of Buitengebeuren in close-up. Het werd in 1967 gesloopt t.b.v. Industrieterrein Loven.

 

Klèèn Amsterdam     

deel van het Goirke rond de Houtstraat

broeinest van geweld, ongewoon voor Tilburg (zie Ed Schilders: “Appetjoek, Spotten en schelden in Tilburg, Goirle en Ommelanden”, Tilburg 2016, pag. 22) maar wellicht heeft ook de aanwezigheid van “Jood Kan” (zie hiervoor) een rol gespeeld, omdat deze tijdens de crisis gevoelig in aanvaring kwam met z’n personeel.   

 

Klèèn Oel        

arm buurtje op Oerle

in een uitgestrekt weide- en akkergebied was dit een kleine kern waar gewoond werd, aan de Oerlesestraat ter hoogte van de Veestraat. (zie Oel en Kwètterie). 

 

                         

Foto uit 1925 van Klèèn Oel (Oerlesestraat – Veestraat)

 

Klèèn Scheeveninge

de Lange Jan (e.o.)    

lag aan de overkant van het Wilhelminakanaal, ter hoogte van de Leij en de Kommerstraat (die naar het Grollegat leidde, zie hiervoor bij de Buunder). De plas die “Lange Jan” werd genoemd diende als viswater maar er werd ook gezwommen en geschaatst, al was dat niet zonder gevaar. Het water was er namelijk wel 25 meter diep en liep vanaf de kant steil omlaag. Men had er rond 1939 zand gewonnen voor het viaduct over het kanaal in de autoweg naar Eindhoven, die na de aanleg van de A58 voor dit doel weer overbodig was. Zwemmen in het kanaal was hier wel toegestaan maar anders dan in het echte Scheveningen slechts voor mannen, omdat voor het omkleden er alleen bosjes langs de kant ter beschikking stonden. Klèèn Scheeveninge lag tegenover de plaats van de latere gemeentewerf en de laatste flat van Jeruzalem (zie daar). Daar begon de Piushaven en was er een zwaaikom waar toen ook Kees Kies zijn aanlegsteiger en werf had voor de pleziervaart. Hier klopte het “natte hart” van Tilburg!

 

Ook dit was Tilburg. Een visser zit rustig te vissen op Klèèn Scheeveninge, tegenover de werf van Kees Kies (foto Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Studenten van het corps St. Olof zijn bij Kees Kies neergestreken voor een ontgroeningsactiviteit. Helemaal links René Norenburg (zie hoofdstuk 1, foto 1941, coll. fam. Norenburg)

 

Klein Afrika

winkelcentrum Verdiplein

in de wijk Stokhasselt (Noord). Dit plein kreeg een slechte naam door vandalisme en kleine criminaliteit. Dit leidde zelfs tot wetenschappelijk onderzoek, waaruit de gemeente in 2004 concludeerde dat verschillende etnische en culturele groepen langs elkaar heen leefden. Meer aandacht voor met name nieuw ondernemerschap rond het plein lijkt een jaar of tien later zijn vruchten af te werpen (Brabants Dagblad, maart 2017)   

 

de Klinkert                    

Lange Nieuwstraat, resp. Huize de Klinkert en Norbertusulo

De met klinkers verharde ruim één kilometer lange straat, die helemaal loopt van de Gasthuisring naar den Besterd, wordt al heel lang de Klinkert genoemd. In de tijd dat de Spoorzone werd ingenomen door de Centrale Werkplaats van de NS en de Burgemeester Broxklaan nog niet bestond, was dit de meest directe oost west verbinding noordelijk van “de Lijn”.

In 1927 begonnen de Zusters van Liefde aan “de Klinkert” op nr. 200 met een nieuwe opzet voor de verzorging van bejaarde echtparen. In 1929 kon het Sint Annahofje, voor dit doel ontworpen door architect F.C. de Beer die daarin elementen van de Amsterdamse School verwerkte, in gebruik worden genomen. Spoedig kwam daar ook een conversatiezaal bij (bron: BHIC). Een en ander grenst nu aan wooncomplex Clarissenhof, dat tussen 2012 en 2108 deels verrees op de grond van het in 1977 gesloopte St. Josephgesticht aan de Lange Nieuwstraat (zie lemma et Nieuwediep). Daar was in 1946 ook de Norbertusmulo van start gegaan die men toen eveneens "de Klinkert" noemde. Dit deed men nog, nadat deze school in september 1949 was verhuisd naar het gebouw van de Wilhelminaschool in de Molenstraat (zie lemma de School met het Kroontje). Nadat in 1963 de bejaarden waren verhuisd van het Sint Annahofje naar een geheel nieuw zorgcentrum (De Kievitshorst) werd in het gebouw aan de Lange Nieuwstraat een tehuis voor mensen met psychosociale problemen gevestigd dat “De Klinkert” werd genoemd. Toen deze bewoners elders werden ondergebracht en het gebouw even leeg had gestaan, werd er een woongroep in gevestigd die zich “de Meedeklinkert” noemde. Deze is in 1998 samengegaan met huize Poels in Traverse. Deze organisatie heeft nu in de Reitse Hoevenstraat een aantal woonpaviljoens die dus mede een voortzetting zijn van “De Klinkert”.

 

Huize De Klinkert aan de Lange Nieuwstraat op een foto uit 1996 door Paul van Galen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 

 

De Lange Nieuwstraat (“Klinkert”) begin twintigste eeuw, met rechts het St. Josephgesticht en daarachter de nog open plek waar later het Sint Annahofje werd gebouwd. Links de toren van het Clarissenklooster (coll. RAT)

 

Het St. Annahofje (van 1965-’78 “de Klinkert”) aan de Lange Nieuwstraat (“de Klinkert”) met de ambulante levensmiddelenhandel voor de deur (coll. BHIC)

 

de Klòttermèrt of Kaawmèrt                                                             

wintermarkt, rond Sinterklaas en/of Kerstmis,

waar je naar allerlei cadeautjes kon zoeken. Oorspronkelijk op de Markt voor de Heikese kerk. Er lagen koopjes voor weinig geld, want men had niet veel te besteden. Als je helemaal geen geld (meer) had kon je nog altijd gaan kijken naar “et ötgepakt in de ittelozzies”. Het ging vooral om de sfeer. Het was er druk en men liep voor de show met de klompen luid klossend door de Heuvelstraat. Later, tot in de jaren 1930-’40 werd de Klòttermèrt alleen gehouden op 5 december ’s middags en ‘s avonds (klòtteraovent) op het Piusplein. In de jaren 1950-‘60 takelde deze mèrt helemaal af, om later toch een doorstart te maken in de parkeergarage onder het Koningsplein. Klòttere werd een Tilburgs woord voor het doen van sinterklaasinkopen. In de jaren 1950 is er ook een Kunstklòttermèrt gehouden, op de Heuvel. Daar boden kunstenaars hun werk - bijvoorbeeld voorstudies - voor een schappelijke prijs aan het Sinterklaaspubliek aan (zie ook bij Raldaldal.)  

 

de Knêûp                                                                       

kunstwerk Dick Fluitsma

deze bakstenen constructie “Stoel” uit 1973 stond eerst aan de oostzijde van Stadskantoor I, is later verplaatst naar de Cobbenhagenlaan en staat nu voor de ingang van het Theresialyceum aldaar. Het grappige van deze stoel is dat ze zelf ook lijkt te zitten, met de benen (poten) over elkaar.

 

et Knêûpekaomerke               

stamhut Dr. Mollertroep    

deze verkennerstroep o.l.v. broeder Paolo van de Broeders van Liefde aan de Ringbaan West (“west-end”, zie hoofdstuk 1: pastoor W.J.J. de Klijn en hoofdstuk 3: broeder Ronaldus) had tot 1963 haar hoofdkwartier op de zolder van de Sint Thomas jongensschool aan de Ringbaan West. Om in 1953 een reis naar Rome (een heel gedurfde onderneming in die tijd) te kunnen betalen moest er door de verkenners vele uren smyrna worden geknoopt. De ruimte waarin deze noeste arbeid werd verricht werd et Knêûpekaomerke genoemd. De Mollertroep, waar eind jaren zestig de St. Leonardtroep (ook uit “west-end”) in opging, bestaat sinds 1990 als Scoutinggroep Dr. Moller.

 

De Dr. Mollertroep van broeder Paolo (die tweede van links staat) in 1953 voor de start hun busreis naar Rome.

 

We zien hier broeder Paolo weer in 1958, bij de begrafenis van pastoor W.J.J. de Klijn (zie hoofdstuk 1). Hij sluit hier met zijn confrater Einardus de stoet van zingende broeders en leken onderwijzers van de St. Thomasschool die aan de baar voorafgaat. Voorop broeder Romasius, bekend van de Zangertjes van het Westend. Het kale hoofd is van broeder Amesius. Let op de brandweerauto op de achtergrond. De pastoor was ook geestelijk leidsman van de brandweer geweest (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)  

 

en Knipke                                                                                     

schilderij van Knip

In Tilburg zeiden ze: “Ik hèb en Knipke òn mene muur”, als iemand wilde laten weten dat hij een schilderij had van de Tilburgse schildersfamilie Knip. Nicolaas Frederik Knip (1741-1808) kwam uit Nijmegen als decorateur en behangschilder en trouwde in 1774 met de dochter van de kamerbewaarder van de heer van Tilburg (Anna Elisabeth Drexler). Zij woonden toen enige tijd in de dienstwoning van diens kasteel (zie “de Stenen Kamer”). Nicolaas ging ook “vrije kunstwerken” maken. Hun kinderen waren Joseph Augustus (1777-1847), Henriëtte Geertruij (1783-1842), Mattheus Derk (1785-1845) en - na hun verhuizing naar Den Bosch - Willem (1788-1821). Joseph Augustus werd de bekendste schilder. In 1801 toog deze naar Parijs waar hij werd gesteund door de bloemschilder Gerard van Spaendonck (1746-1822). Die kwam ook uit Tilburg, had zich definitief in Parijs gevestigd en is er een beroemd bloemschilder geworden. Joseph August verbleef tot 1808 in Parijs. Zijn zuster Henriëtte volgde zijn voorbeeld en verbleef in Parijs van 1802 tot 1805. Ook enkele kinderen van Joseph Augustus genoten artistieke bekendheid, te weten August (1819-1860) en Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909) zodat opeenvolgende generaties van de familie Knip tot ver in de 19e eeuw verdienstelijke schilderwerken hebben geleverd.        

 

de Koejemèrt

noordzijde Heuvel

Aan het begin van de twintigste eeuw was de noordkant van de Heuvel voorzien van ijzeren paaltjes om tijdens de veemarkt het vee aan vast te binden. Daarom werd dit deel van de Heuvel vroeger ook de Koejemèrt genoemd.  

 

Achter de Koejemèrt is nog iets van de voetgangersbrug over het spoor naar de Koestraat te zien en links het begin van de Spoorlaan. Rechts op het open stuk grond met het hek ervoor werd later (1912) hotel Modern gebouwd (foto uit 1902, coll. RAT)

 

de Koej van Brouwers          

stoommachine van J. Brouwers

de eerste stoommachine van J. Brouwers Lakenfabrieken aan de Korte Schijfstraat. Op de in 1849 geplaatste ketel was een hoorn aangebracht.

 

de Koektrommel

Woongebouw De Ruiter in Berkel-Enschot

In Berkel-Enschot staat sinds mei 1997 het woongebouw De Ruiter aan de gelijknamige straat. Het is een huurwoningencomplex in een uithoek van woningbouwplan Berkelse Akkers. Door zijn ronde vorm heeft het gebouw als bijnaam “de Koektrommel” gekregen (bron: Rien v.d. Loo)

 

Woongebouw De Ruiter alias “de Koektrommel” in Berkel-Enschot (coll. RAT)

 

de Koningswei, ook wel de Wei, of de Waaj           

Willemspark                

Een woonwijk op het achterterrein van het paleis van koning Willem II, oorspronkelijk (1866) ontworpen door Hendrik van Tulder (waar ook het stadhuis van was, zie bij de Binnering) als een sjieke woonwijk. Door geldgebrek, misrekening en tegenwerking werd het uiteindelijk een volkswijk die, na te zijn verpauperd, in de jaren zestig van de twintigste eeuw is afgebroken om plaats te maken voor een modern centrum. Er is alleen nog maar een stukje rond de Oranjestraat van over (tussen de Paleisring en de Emmapassage, naast café ‘t Elfde Gebod. Ondanks deze miserabele historie blijft het een feit dat de Koningswei de eerste wijk in Tilburg was die volgens een vooraf ontworpen stratenplan werd bebouwd.

 

Verkrotting in de Waaj: de Oranjestraat in 1962.

 

de Konijnenoren (Knèènoore)

Faunapassage (ecobrug) over het Wilhelminakanaal

Toen de ringweg rond Tilburg werd voltooid met de Burgemeester Letschertweg westelijk van de wijk Reeshof als sluitstuk, werd er ook voorzien in een mogelijkheid voor de in het wild levende fauna om van het ene ecologische gebied naar het andere te komen. Daarvoor was het nodig om een ecobrug over het Wilhelminakanaal te bouwen, parallel aan die voor het autoverkeer. Naar de opvallende vorm van de pyloon, die veel weg heeft van een reusachtig konijn, ging men dit kunstwerk heel toepasselijk wel “de Konijnenoren” noemen.

Het silhouet kreeg in september 2019 ook een plaats in het lettertype TilburgsAns dat in 2016 gelanceerd werd als lettertype dat het karakter van de stad typeert. Dit kunstproject bestaat niet alleen uit letters, maar ook uit pictogrammen van kenmerkende Tilburgse personen en dingen. Er was behoefte aan een groter Reeshof gehalte in TilburgsAns. Hier konden “de Konijnenoren” goed in voorzien (zie: www.tilburgsans.nl)

 

Faunapassage “Konijnenoren” bij de Reeshof is parallel aan de Burgemeester Letchertweg gebouwd over het Wilhelminakanaal (foto Spanbeton, Ineke Key)

 

De gestileerde Konijnenoren als pictogram in TilburgsAns (foto Brabants Dagblad 19 sept. 2019)

 

de Kookpòt                   

Beschermende Groei             

kunstwerk van Wout Martens aan de noordzijde (onder het luifel bij de ingang) van Stadskantoor I.

 

de Koolekiest, Sarcofaag of Zwarte Doos

Stadskantoor 1, vanaf 2021 gewoon Stadhuis

Het grote Stadskantoor 1 werd in 1972 gebouwd pal naast het paleis van koning Willem II, naar een ontwerp van Kraaijvanger Architecten. Kreeg meerdere bijnamen vanwege de afwerking met zwarte natuursteen. Die bleek niet goed bevestigd te zijn, wat kort na de bouw een fikse rel en dure reparatie opleverde. Van de gebruikers kon je ook klachten horen over een slecht binnenklimaat. Na een jaar of veertig was het gebouw echt helemaal “uitgewoond” en werden er plannen gemaakt voor een totale renovatie en modernisering, wat na een hoop discussie leidde tot een architectuur die dicht bij de oorspronkelijke bleef. Handig voor de bijnamen, toch? Die konden zodoende gewoon behouden blijven! In de voorbereidingsfase bleven er genoeg punten over om van tijd tot tijd de gemoederen flink laten te oplopen, tot wel boven het kookpunt van de Kookpòt (zie daar) bij de ingang. Uiteindelijk wist Ger Rosier van DEDRIE architecten een compromis te bekokstoven dat aanvaardbaar was voor alle partijen. Toen in de loop van 2017 echter bleek, dat geen van de aanbestedende bouwers in staat was om een bieding te doen binnen het maximaal beschikbare budget van de gemeente, lag er opnieuw een probleem. Uiteindelijk werd ook dit akkefietje geregeld en kon tussen 2018 en 2021 de totale vernieuwing plaatsvinden. Tot slot beleefde de oude naam Stadhuis een comeback.

 

      

De versteende stad: het Paleis-Raadhuis in de knellende omarming van het stadskantoor van Kraaijvanger. Je moet maar op het idee komen…..

 

De T hadden ze al gauw ergens anders voor nodig, maar het overblijvende “oor” oogde ineens uitnodigend (foto Karel de Beer, 2006) 

 

Het Stadskantoor 1 neemt ook na de verbouwing tot Stadhuis het historisch Paleis van Koning Willem II in een stevige armklem. Meer ruimte wordt gecreëerd aan de andere zijde, waar de Cityring voorrang moet geven aan groen en andere verkeersluwende elementen (coll. gemeente Tilburg) 

 

et Kopenhagencollege          

Cobbenhagencollege             

middelbare school, in 1968 ontstaan als dependance van het Pauluslyceum, werd genoemd naar prof. dr. M.J.H. Cobbenhagen (1893-1954) die een van de eerste en belangrijkste hoogleraren van de R.K. Handelshogeschool was (de latere Universiteit van Tilburg). Hij beoefende de economie vanuit het katholieke denken. Dit hield o.a. in het realiseren van een corporatieve ordening, wat eerst gestalte kreeg in een kortstondige proef met een Tilburgse Sociaal Economische Raad (1945-‘46) en daarna in de landelijke SER (opgericht rond 1950). In de oorlog heeft Cobbenhagen zich bijzonder ingezet om de hogeschoolgemeenschap verbonden te houden, buiten de ogen van de bezetter, voor alle studenten die hadden geweigerd om de loyaliteitsverklaring te tekenen.

 

et Koppelstròtje

n.n.

in 1870, toen het huidige Pieter Vreedeplein e.o. nog vol fabrieken stond, liep daar tussendoor een straatje dat zo werd genoemd.

 

Korte Heuvel

de Heuvel tussen de Heuvelring en de splitsing Tivolistraat – St. Josephstraat

Oorspronkelijk vormde het Heuvelplein met de monumentale lindeboom erop één geheel met het deel dat nu Korte Heuvel wordt genoemd. Daar ging van oudsher al het verkeer langs van en naar de richting Den Bosch (via de huidige Tivolistraat) en Oisterwijk (via de Sint Josephstraat). Geen wonder dat er aan dat deel van de Heuvel reeds in de achttiende eeuw herbergen, hotels en cafés ontstonden, waarvan Voskens (zie daar) een heel bekende was. In de twintigste eeuw vond er een flinke toename van het aantal horecazaken plaats, tot het uitgaansgebied zoals het nu is. Aan de noordkant concentreerden zich met name cafés en aan de zuidkant eetgelegenheden. Het is niet duidelijk wanneer de volksmond van “Korte Heuvel” ging spreken. Misschien is deze naam gemeengoed geworden nadat het Heuvelplein zijn lindeboom verloor, gedevalueerd werd tot een onderdeel van de cityring en daarom werd omgedoopt tot Heuvelring. De toen ontstane aftakking voor langzaam verkeer werd bekend als de Korte Heuvel, maar een officiële naam werd dit niet.

 

Het zuidoostelijk deel van de Heuvel in 1915, nu Korte Heuvel genoemd, gezien

in de richting van de Bosscheweg en de Sint Josephstraat, met Bellevue op de achtergrond. Links de Apollo Bioscope op de locatie waar later hotel De Lindeboom kwam te staan.

 

de Körvelse Schèèf

akkergebied Korvel

uitgestrekt akkerbouwgebied dat vanaf Korvel - Oerle reikte tot de plek waar vanaf 1922 de westelijke uitbreiding van de stad van start ging met de bouw van de kerk van pastoor W. de Klijn (zie hoofdstuk 1) en de verharding van de Ringbaan West.

 

et Körvels Huukske          

Oerle(se)zijstraat             

en omgeving: arm buurtje tussen Oerlesestraat en de schansmuur van de wollenstoffenfabriek van Van Dooren & Dams, ter hoogte van de huidige Van Coehoornhof en de Sacharias Jansenstraat. Op de hoek met de Oerlesestraat stond de boerderij van Oppermans (zie hoofdstuk 1). Het kon er in et Körvels Huukske ook ruig aan toe gaan (er werd soms geknokt). De naam Oerle(se)zijstraat, vroeger overigens maar een zandpad, is intussen verdwenen (zie ook Paddewaajkes). Tegenover et Körvels Huukske aan de Oerlesestraat (zie ook De Poel) stonden vier kleine huisjes. In één daarvan had Miet Cools een winkeltje. Zij bood ook onderdak aan Johannes Jan Jêûk Dikkers, zie hoofdstuk 1. In een van de andere huisjes sleutelde den Oeper Oppermans (zie hoofdstuk 1) aan zijn auto's en in nog een ander woonde de visboer Jaoneke Formanoy wiens zoon Rinus een bekende voetballer van Willem II was in de roemrijke vijftiger jaren. Er is ook een voetbalveld geweest in et Körvels Huukske (zie de Ligt).

 

Korvelsche Kerkdijk

voorloper van de Veestraat

Van de Kwètterie (zie daar, ten zuiden van de samenkomst van de Varkensmarkt en de Hoogtestraat) naar Klèèn Oel (zie daar) ging vroeger een zandweg langs enkele boerderijen. Die werd de Korvelsche Kerkdijk genoemd. Deze gaf, in de tijd dat Tilburg nog maar een drietal kerken kende, via de Oerlesestraat een nogal rechtstreekse verbinding tussen het zuidelijk deel van het stadscentrum en het Korvelplein met zijn kerk. In 1900 besloot de gemeenteraad deze Korvelsche Kerkdijk officieel de naam Veestraat te geven. Schrijver Jef van Kempen is er geboren en heeft het ontstaan beschreven in zijn “Onze Lieve Vrouw van de Veestraat”. Het vreemde is, dat ik deze voorloper van de Veestraat nergens ben tegen gekomen als “de Körvelse Kèrkdèèk”! (bron: Stadsnieuws juni 2021 en voor Jef van Kempen zie:

www.cubra.nl/De-paap-van-gramschap/k.htm)

 

et Körvels Kòlkje                                                     

deel Oerlesestraat

vroegere (tot 1900) naam van gedeelte van de Oerlesestraat tussen Christiaan Huygensstraat en Trouwlaan.

 

de Körvelse Trèm                                                    

tram naar Goirle over Korvelseweg

de Golse Trèm (zie daar) reed over de Korvelseweg, werd alleen dáár de Körvelse Trèm genoemd en komt voor in een liedje uit een oude Körvelse Revue: "De Körvelse Trèm, de Körvelse Trèm, dè is en weereldwonder…” (dit staat op de LP "Witte dè nòg?" uit 1979, uitgegeven bij het 25-jarig bestaan van het Tilburgs Kinder Vakantiewerk)

 

Werken aan de Körvelse trèmreels in 1929. Links woonde de familie Diepen-Berghegge en in de verte (wit) het nu nog beeldbepalende huis van Diepen-Sträter (architect Jan v.d. Valk)

 

de Kraant van (Bartje) Luyten

de Tilburgsche Courant       

deze krant werd opgericht in 1869 als eerste dagblad van Tilburg door Bart Luyten, een weesjongen die het drukkersvak had geleerd bij de Fraters van Tilburg (zie voor deze drukkerij in hoofdstuk 1 bij Cor Lauwerijssen en volg de daar geplaatste link naar Jos Naaijkens op CuBra). De conservatief-katholieke Tilburgsche Courant ging in 1931 op in de Nieuwe Tilburgsche Courant (NTC, zie den Artsekraant) nadat ze veel abonnees had verloren aan het Nieuwsblad van het Zuiden (zie et Fabriekaantekraantje). Antoon Arts wekte de Tilburgsche Courant in 1945 tijdelijk weer tot leven om een naoorlogs verschijningsverbod voor zijn krant te ontwijken. In 1951 mocht de NTC weer op de markt komen en verdween de Tilburgsche Courant voorgoed van het toneel.

 

et Kraojke, of Wieske Snuf (2)                        

fa. Kraayvanger                         

snoepwinkeltje aan de Thomas van Kempenstraat, naast de groentenzaak van Straatman, opzij van de kerk van pastoor De Klijn aan de Ringbaan West. Er waren veel scholen in de directe omgeving, dus snoep klandizie verzekerd! De tweede bijnaam heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat het een klein, donker en rommelig winkeltje was.

 

et Krèèvent

’t Kraaiven of Kraaivenstraat

Tilburgse uitspraak voor dit gebiedje ten noorden van de Hasseltse kapel. Vergelijk met Kedènt voor Kwaadeind(straat), wat bij veel meer Tilburgers bekend was. Voor de locatie zie ook onder Bommelskonte. 

 

et Krèùspòjke

pad naar het Hagelkruisplein

zo werd een weggetje genoemd, dat begon bij de Laagstraat en vandaar naar het Hagelkruisplein leidde (zie hoofdstuk 1, Poeper de Lèpper)

 

et Krimmetooriejum                                                             

schoorsteen BeKa met bejaardenflat

zo is men de monumentale, gerestaureerde schoorsteen van BeKa met een nieuw, daaromheen gebogen gebouw met seniorenwoningen gaan noemen. De voormalige textielfabriek Van den Bergh-Krabbendam (BeKa), genoemd naar de uit Enschot afkomstige Pieter van den Bergh die in 1835 trouwde met Rijka Krabbendam en in 1853 de wollenstoffenfabriek BeKa stichtte,  was bekend door een imposant ketelhuis uit 1904 (zie het Stoomkasteel) aan de St. Josephstraat. Dit monument werd in 1965 gesloopt, maar de schoorsteen ernaast kon gelukkig worden behouden. In 1859 betrok BeKa een deel van de voormalige Lancierskazerne die in 1841-’42 voor koning Willem II was gebouwd. Tot 1856 diende dit complex als kazerne, daarna voor industriële doeleinden (BeKa en De Kanter leerindustrie. De laatste verkocht zijn deel later aan BeKa). BeKa groeide uit tot een van de grootste wollenstoffen fabrieken in Tilburg en breidde nog diverse keren uit in de St. Josephstraat. In 1968 sloot de fabriek. In 1986 werd besloten om de nog bestaaande bouwdelen (voorbouw, schoorsteen en paardenstallen) aan de Kazernehof te restaureren. De voormalige stallen werden geschikt gemaakt om het Gemeentearchief te huisvesten (thans Regionaal Archief Tilburg, RAT). 

 

De schoorsteen van BeKa begin 2017 kort na een grondige restauratie (foto: Elsje van Dyk - de Beer)

 

De voormalige paardenstallen van de koning werden in 1980 verbouwd tot Gemeentearchief. Eronder kwam ook een grote archiefkelder (foto: coll. RAT)

 


 

 

Begin van deze pagina

Inhoud Bijnamen

CuBra Home

 


 

et Kringlôophèùs, ook: de kleinste Vinexwijk van Nederland

Draaiend Huis op de Hasselt rotonde

Kunstwerk uit 2008 van John Körmeling op de Hasselt rotonde uit 1959. In de jaren tachtig werd deze grote rotonde aangewezen als kunstlocatie. Is het Draaiend Huis van John Körmeling een verwijzing naar Tilburg als kermisstad of een parodie op het alsmaar rondrijdende autoverkeer? Na een moeilijke start met een defecte aandrijfas en een kraakactie (zie ook hoofdstuk 1 bij Kees Verhoeven) bleef het lang onderwerp van gesprek, waarbij het meestal ging over de vraag of et Kringlôophèùs de circa drie-en-een-halve ton die het had gekost waard was. Een bijzonder object was het vanaf het begin in ieder geval wel. Het had echter niets te maken met de echte betekenis van het woord, welke was ontstaan in 1974 toen het eerste kringloophuis werd gebouwd door de milieuorganisatie De Kleine Aarde in Boxtel. Sindsdien is dit een meer gebruikt begrip in verband met duurzaam bouwen, (her-)gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen e.d. “Circulair bouwen” wordt nu gezegd, en dat heeft Körmeling op een parodistische manier gedaan, zou je kunnen zeggen.

Het draaiend huis heeft zelfs een keer de bekende televisiequiz 2 voor 12 gehaald. In de uitzending van 11 oktober 2019 werd de vraag gesteld: “In welke stad is het draaiend huis, ook wel genoemd de kleinste Vinexwijk van Nederland, te zien?” De kandidaten wisten het.

 

 

et Kroepoekdak

kapconstructie NS-station

deze futuristische dakconstructie werd ontworpen door de NS-architect ir. Koen van der Gaast en in 1965 opgeleverd. De grote modernisering en uitbreiding van het station van 2013–’17 liet de dakconstructie ongemoeid. Het station werd in 2015 aangewezen als rijksmonument.

Van de onderstaande foto’s komt de eerste van Tilburgse Herinneringen op Facebook en zijn 2 t/m 5 eigen foto’s uit 2007.

 

Het Kroepoekdak in aanbouw in 1963 over een bestaand gebouw heen dat als noodstation diende.

 

Het Kroepoekdak in aanbouw in 1963 (foto van een foto die in 2007 werd geëxposeerd in de foyer van de Concertzaal)

 

Het Kroepoekdak, vanuit alle windstreken direct herkenbaar

 

Evenveel lèntjes en stripkes als op een druk goederenemplacement

 

de Kromme                                                                  

café op de Mèrt

vroeger, op wat nu de Oude Markt is, echter niet bekend welk café.

 

de Kruijssens Molen

molen Elzenstraat

molen aan de Elzenstraat, door Jacobus Lombarts-Couwenberg in 1861 gebouwd en in de negentiende eeuw bemalen door Cornelis Kruijssen en daarna diens zoon nog. Oorspronkelijk werd er graan en schors gemalen. Later kwam er een houtzagerij bij. Daarna was de molen, zeker al in de jaren 1914-’18 tot de sloop in 1963, eigendom van de familie Mathijssen. Het wiekenkruis werd al afgebroken in 1933, daarna heeft de romp dienst gedaan als opslag voor de fa. Matthijssen & Wijffels (hout en triplex voor hun grote Doe-Het-Zelfzaak tegenover de molen). De laatste molenaar (tot 1933) was een Mathijssen, wiens zoon nog kastelein is geweest in het café dat erbij hoorde. Het was er altijd gezellig druk, want het café stond goed bekend en had veel vaste klanten. Ook was het gezin Mathijssen kinderrijk. Een van de dochters trouwde met een politieagent die Mathijsen heette en die bekend stond om zijn grillig optreden. Hij was nogal schappelijk voor vrouwelijke, maar streng voor mannelijke wetsovertreders.

 

Kruijssens Molen (later Mathijssen) in de Elzenstraat, hoek Boomstraat, vóór de onttakeling in 1933 (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Kruijssens Molen (later Mathijssen) zonder wieken maar met veel hout voor de deur (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

kwaansel- of lèkbier                                                             

vermorst of restbier

dat ook wel in veevoeder verwerkt werd. Voorzover direct onder de tapkraan opgevangen, werd er een vol glas van gemaakt dat werd weggegeven aan iemand die het niet (meer) kon betalen.

 

de Kwaden Hoek of Kaojenhoek

Ringbaan Oost tussen prof. Romeinstraat en Wagenaarstraat 

verwijst naar een gebiedje rond de Ringbaan Oost, tussen de Professor Romeinstraat en de Wagenaarstraat, waar oorspronkelijk slechts arme landbouwgrond was, maar werd ook gebruikt voor de wijk Groeseind die hier later (jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw) werd gebouwd (er kwamen naar men zei nogal wat smokkelaars e.d. wonen).               

 

de Kwakkel                   

deel Elzenstraat                        

een gedeelte van de Elzenstraat werd vroeger zo genoemd, namelijk het stuk dat liep van de Kruijssens Molen (zie daar) tot het Watertorenplein. De reden is niet bekend.

 

de Kwattahuizen

blok woningen Zorgvlied                                                                  

bijnaam voor de huidige woningen Schout de Roijstraat 14-26 en Schout Backstraat 7-25 in wijk Zorgvlied. Deze woningen uit 1933, ontworpen door de Tilburgse architect Jos. Donders, horen tot de oudste die in deze wijk zijn gerealiseerd. Het eigendom ging in 1937 over naar de familie Van Iersel, eigenaar van de Kwatta chocoladefabrieken in Breda. Vandaar de bijnaam.

 

de Kwètterie                                                               

Veestraat - Hoogtestraat

van hieruit leidde een weg naar Goirle via de Grote Goirlesebaan en het Stappegoor (zie hoofdstuk 1: Kupke Lemmens). Rechts daarvan ter hoogte van Oerle was een buurtje met kleine huisjes dat Klèèn Oel werd genoemd (zie ook daar).

 

 

4.L

 

het Lange Laar                                                                           

achter Boerke Mutsaers

dit was een gebiedje in de buurt van de spoorlijn ter hoogte van Boerke Mutsers in et Zaand (zie daar) dat vooral in de wintermaanden waterrijk was. Je kon daar dan goed schaatsen. Te bereiken door in het verlengde van de Alleenhouderstraat rechtdoor van de stad af te blijven fietsen, evenwijdig aan het spoor. Langs dat pad was ook een afscheiding met veel paaltjes, waar men graag even met de voet op steunde als men moe was. Bij café Boerke Mutsers was een overweg die de Delmerweg verbond met het Wandelbos. Voor het Lange Laar moest men daar vóór het café rechts en vervolgens linksaf.

 

het Langepad                             

Langestraat resp. Oude Langstraat                             

zandweg die vroeger van de huidige Veldhovenring naar de Heuvelstraat leidde. Door de aanleg van de spoorlijn in 1863 kwam er een barrière tussen het noordelijk (nu de Oude Langstraat in wijk Theresia) en zuidelijk deel (Langestraat). De Langestraat ligt in het gebied tussen de Tuinstraat en de Spoorlaan dat de “Heuvelse Akkers” (zie daar) werd genoemd en pas in de tweede helft van de negentiende eeuw werd volgebouwd (zie ook bij Monopole).

                              

Lauke Tòd                     

Janssens van Buren 

Deze textielfabriek aan de Gasthuisstraat kreeg in de volksmond dezelfde bijnaam als één van haar directeuren (zie hoofdstuk 1, Laurentius Joannes Janssens). In de jaren zestig begon het financieel slechter te gaan met Janssens van Buren. In 1969 werd de fabriek vervolgens overgenomen door de Gebrs. Janssen en C. Mommers & Co, die in een fusieproces zaten. Zij konden daarbij de expertise van Janssens van Buren op het gebied van damesstoffen goed gebruiken. Dit alles kwam in 1971 bij elkaar in het gebouw van Mommers op het Kraaiven (zie ook in hoofdstuk 1 bij Karel “de Goede” Swagemakers, die tot de directie van het nieuwe Mommers & Co toetrad, en zie ook bij Criesje Mommers in dit hoofdstuk.) Toen deze operatie werd voorbereid, kwamen de gebouwen van Janssens van Buren in en om de Gasthuisstraat, waarvan Mommers & Co intussen eigenaar was, te koop te staan. De supermarktketen Famila kwam in beeld als gegadigde. Die zocht een centraal gelegen locatie met grote hal en veel grond voor parkeerplaatsen. Janssens van Buren was helemaal geschikt voor dit doel, omdat die fabriek na een grote brand in 1954 over een door architect Pannekoek ontworpen, zeer grote hal met gebogen overkapping beschikte. Door innovatieve toepassing van lichte metalen spanten waren binnen geen pilaren nodig. Na de sloop van enkele oudere gebouwen kon ernaast een groot parkeerterrein ontstaan. Echter, toen de hal leegstond en er nog druk werd onderhandeld over de koop, stortte een deel van het dak in. Door de koude winter was dat gezwicht onder een dik pak sneeuw. De nieuwe eigenaar Mommers had er niet aan gedacht, de binnenruimte voldoende warm te houden! Dit hield de koop echter niet tegen en in 1971 vestigde Famila er zich, later gevolgd door de Miro en AH XL (bron: Karel “de Goede” Swagemakers)

 

De bedrijfsingang tussen twee panden aan de Gasthuisstraat (later: -ring) in 1955. Door de poort is op de achtergrond de nieuwe bedrijfshal te zien, die daar na de grote brand in 1954 werd opgetrokken. Deze bleef na 1971 als enige van het fabriekscomplex staan (foto uit Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Supermarkt Famila in de voormalige fabriekshal van Janssens van Buren kort voor de opening in 1971 (foto: Fr. van Aarle)

 

de Lawaaikraai                             

Izi-Bird                              

Interactief kunstwerk (1999) van Guus Voermans uit Beneden Leeuwen, vernoemd naar de Izi telefoons van een toen bekend merk, gemaakt in zijn atelier in Tilburg en bestemd voor de milieustraat aan de Hoolstraat in Berkel. In eerste instantie werd het echter geplaatst op het Faxx-gebouw in Tilburg, waar het zijn bijnaam kreeg, omdat het op telefonisch verzoek zijn vleugels spreidde en een krassend geluid ten gehore bracht. Iedereen die het nummer wist kon naar “de Lawaaikraai” bellen. Door de commotie die dit teweegbracht, werd de beltijd al gauw ingekort. Uiteindelijk landde de kraai toch op een lantaarnpaal bij de milieustraat in Berkel (zie foto). Voor het maken van beweging en geluid waren in het metalen dier op subtiele manier verwerkt: een ruitenwissermotor, een onderdeel van een koffieapparaat, een balg uit een beademingsapparaat, een rubberen beddenkruik en een koelkastcompressor. Nadat eind januari 2018 nog de onderstaande foto was gemaakt is deze wonderlijke vogel op een zekere dag met onbekende bestemming gevlogen, waarmee een paar duizend euro de lucht in was gegaan! (bron: Rinus van der Loo)

 

(foto: Peter Timmermans, jan. 2018)

 

Leugen- of liegbènkskes

zitbankjes onder de lindeboom

De stokoude lindeboom op de Heuvel (zie ook bij den Oudste Tilburger) werd in de loop der jaren in een kegelvorm gesnoeid. De takken, zwaar met blad beladen, reikten ver in de breedte, maar werden goed gestut. Hieronder was het goed toeven. Regen en zon bleven meestal op afstand. Dit was een centrale ontmoetingsplek in de stad, waar alle gebeurtenissen werden besproken en van commentaar voorzien. In de jaren dertig werd er een aantal nieuwe bankjes (bènkskes) rondom de eerbiedwaardige stam geplaatst, waar altijd Tilburgers te vinden waren om elkaar het nieuws door te geven, of het nu allemaal waar was wat ze vertelden of niet……..

 

Onder de lindeboom in 1938, coll. RAT

 

Onder de lindeboom in 1972, coll. RAT

 

de Lighalle                    

Charlotte-oord                          

dit was een herstellingsoord voor jeugdige tuberculosepatiëntjes, in 1914 opgericht door de naamgeefster Charlotte Swagemakers. Deze kinderen hadden vooral rust nodig en moesten daarom veel liggen. Deze bijnaam werd ook wel ironisch gebruikt, bijvoorbeeld: "Bij die (slechte) siegaarètte mosten ze meepesaant en briefke vur de Lighalle meejgeeve". Nadat de tuberculose geheel was teruggedrongen werd in 1956 Charlotte-oord aan de Dongeseweg gekocht door het Elisabeth Ziekenhuis en aangepast tot een buitenkliniek met onderwijsfaciliteiten voor een brede categorie van gehandicapte kinderen.

 

de Ligt                                                                                             

"kuil" in et Körvels Huukske (zie daar)

een lager gelegen stuk grond aan het begin van de Oerlesestraat nabij het Korvelplein. Nu staan er huizen, maar rond 1920 was daar een voetbalveld aangelegd. De in 1921 opgerichte Tilburgse Voetbalvereniging (TVV) Korvel ging daar spelen. De spelers verkleedden zich in een van de kleine huisjes die daar in de buurt stonden. Als ze gewonnen hadden kregen ze een flesje bier uit het winkeltje van Cools. De club heeft tot rond 2000 bestaan. Tinus van Eijk is lang voorzitter geweest. Ook heeft TVV Korvel nog gespeeld op het gemeentelijk Sportpark aan de Goirleseweg (zie de Kèùl).

 

de Lijkhoeve

Woonlandschap De Leyhoeve

Begin 2016 werd een groot seniorencomplex met zorgvoorzieningen aan de zuidoostkant van de stad geopend. Het grenst aan het Leijpark, met vlakbij de Kempenbaan als verbinding met de bewoonde wereld. Van mensen uit de nabije wijk Broekhoven en omgeving kreeg dit complex, spottend doelend op de gemiddelde leeftijd, als bijnaam “de Lijkhoeve.”

 

De Leyhoeve in het Brabants Dagblad, aug. 2021 (foto: Anita Berben)

 

de Lijn                                                                        

spoorweg dwars door Tilburg

die aan de ene kant Tilburg sinds 1863 met Breda verbindt (en vroeger ook Turnhout) en aan de andere kant met Den Bosch en Eindhoven via Boxtel (sinds 1866). “De Lijn” vormde vooral een barrière toen alles zich nog gelijkvloers afspeelde (zie o.a. et Hôogspoor).

 

Al voor de oorlog waren er plannen voor een ongelijkvloerse oplossing, maar geldgebrek en de bezetting waren spelbreker. John Majoie (zie hoofdstuk 1) schreef al:

 

“Bijna honderdduizend menschen

Van deez’ doorgesneden stad

Zijn intussen deze bomen,

Die veel dwars zijn, reeds lang zat!”

 

(Uit: “Geen tunnel!” door John Majoie, 1940. Bron: “Voici! Het opmerkelijke leven van John Majoie”, Ed Schilders Tilburg 2017, pag. 52)

 

Vanouds voelden de Tilburgers van “beneden de Lijn” zich wat stadser en voornamer dan die van “boven de Lijn”, omdat de meeste centrumfuncties van de stad, lang voordat er sprake was van een spoorlijn, gevestigd waren in en rond de herdgang "Kerk en Heuvel". Toen de spoorlijn er eenmaal was luidde een veel gestelde vraag bij een kennismaking: “Komde gij van boven of beneden de lijn?” (zie ook hoofdstuk 2 onder Kaajbuuters en Törke). Iemand van boven de Lijn, zoals van et Gurke, de Hasselt of den Haajkaant, werd wel "ene meens van ginne kaant" of "ene ginnekaanser" genoemd (en van beneden de lijn: "ene meens van disse kaant" of "ene dissekaanser"). Een kind uit een gemengd huwelijk (disse x ginne kaant) werd wel een "half-om-half" genoemd.

 

De Lijn in het stoomtijdperk, hier gezien vanaf de voetgangersbrug bij de overweg Gasthuisstraat (of de Lòcht, zie hierna) in westelijke richting (naar Breda sinds 1863, met de aftakking links naar Turnhout sinds 1867, foto: website Ad Kusters)

 

In 1950 werd de Lijn “onder stroom gezet”. Hier is een werktrein bezig met het aanbrengen van de bovenleiding. We zien de voetgangersbrug die is vermeld bij de vorige foto. De gebouwen rechts langs het spoor horen tot het complex van de Fraters van Tilburg (coll. Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Schoolkinderen begroeten met vlaggen in 1950 de eerste officiële electrische trein die langs de Zuid-Oosterstraat Tilburg binnenrijdt. De toren op de achtergrond (met spits) is die van de Sacramentskerk aan de Ringbaan Oost (foto vanaf de voetgangersbrug overweg Heuvel – Koestraat, coll. RAT)

 

Linhaawer

Alleenhouderstraat

Als iemand bijvoorbeeld zei: ”Dieje meens wont in de Linhaawer”, dan bedoelde hij een persoon die in de Alleenhouderstraat woonde.

 

De Alleenhouderstraat langs het spoor in 1958, met in de verte het viaduct Ringbaan West (coll. Tilburgse Herinneringen op Facebook) 

 

de Lòcht

tussen ’t Nieuwland en de Veldhoven                                       

oorspronkelijk was dit de naam van een stuk grond tussen ‘t Nieuwland en de Veldhoven. Ook de huidige Noordhoek hoorde hier (deels) toe (zie “de Stenen Molen”). Later werd er alleen nog de Gasthuisstraat en omgeving (juist boven de lijn) mee bedoeld. Enkele belangrijke gebouwen hier kregen als toevoeging “op de Lòcht”: het Fratershuis Joannes Zwijsen (werd soms kortweg aangeduid met: ”de Lòcht”, uit 1845 aan de Gasthuisstraat, zie Fraters van Tilburg, hoofdstuk 2). Van 1839-1929 was hier het gasthuis op de Lòcht, het eerste grote ziekenhuis van Tilburg. Ook kwam hier de kerk aan de Lòcht (zie Paoterskèrk 1, en in hoofdstuk 1: Elisabeth Janssens, de Koningin van de Lòcht).

 

de Locomotievenboulevard

deel Spoorzone

Langs de noordzijde van het station lag een strook met werksporen waarover het rollend materieel, locs en treinstellen, de NS-werkplaats kon bereiken. Daar liep voor het níet spoorgebonden werkverkeer een straat langs, van het NS-Plein tot helemaal aan de Polygonale Loods met zijn machtige draaischijf. Dit werd “de Locomotievenboulevard” genoemd. Aan de andere kant van de straat stonden de gebouwen, zoals de LocHal, waar onderhoud en reparatie van het materieel plaatsvond. Later, nadat de NS de werkplaats verlaten had, kregen die gebouwen andere bestemmingen en werden ze getransformeerd tot de LocHal (zie “de Huiskamer van Tilburg”), horeca gelegenheden (Gourmet Market, Houtloods), Mindlab, RAW, Hall of Fame en Koepelhal (zie voor Spoorzone ook den Atteljee).

 

Lombartstròtje

Stedekestraat

In 1900 werd de naam Stedekestraat officieel vastgesteld. Deze loopt van het Wilhelminapark naar de Lange Nieuwstraat. Voordien sprak men van Lombartstròtje, naar de destijds daar gevestigde fabriek van Lombarts (bron: De straten van Tilburg door Ronald Peeters, Tilburg 1987)

 

Lowieke
Textielfabriek L.E. van den Bergh

Ook textielfabrieken kregen soms een bijnaam. Deze kwam ik tegen in de volgende zin: “Op een gegeven moment wordt onze Pa door Lowieke (L.E. van den Bergh in de St. Josephstraat) uitgeleend aan Pessers van Zuijlen, een kamgarenspinnerij en wollen dekenfabriek aan de Goirke Kanaaldijk”. Een ander voorbeeld was Criesje Mommers in de Goirkestraat.

 

de Luie Tiest                                

goederentrein Bèls Lèntje 

tot oktober 1934 passeerde er nog 4x daags een personentrein, toen hield dit op en passeerde er nog slechts 2x daags een gederentrein. Deze reed erg langzaam en stopte bij iedere onbewaakte overweg. Daarom werd deze trein “de Luie Tiest” genoemd.

 

Lupkes                              

Nieuwstraat                 

dit was het tracé van de Korvelse Waterloop, dat van de vroegere leder- en schoenfabriek van Van Arendonk (aan de Nieuwstraat, die daarom in de volksmond Lupkes werd genoemd) langs de “schansmuur” voerde van het zusterklooster op den Ouwendijk en langs de Koopvaardijstraat (ongeveer) en Piushaven naar de Leij. Een klein stukje is nog te herkennen achter de voormalige waterzuivering (zie ook et Vèùlwaotermesjien). Het tracé lag lager dan de omgeving, waardoor er ieder jaar wel een keer wateroverlast ontstond bij onweersbuien.

 

4.M

 

Magere Jòsje

kerktoren Postelse Hoeflaan

zeer ranke toren van de kerk De Goede Herder uit 1962 aan de Postelse Hoeflaan (wijk ‘t Zand I) naar een ontwerp van architect J. Strik uit Boxtel, die in zijn woonplaats ook een Magere Jòsje had neergezet, naast de kerk van Maria Regina in de wijk Selissen. Bouwpastoor van het “Tilburgs Magere Josje” was M. Koolen MSC (van de missionarissen van het H. Hart). Mager Josje was in de werkelijkheid een opvallend slanke prostituee in Amsterdam, die het slachtoffer werd van een destijds geruchtmakende moord en daardoor landelijk bekend werd onder haar bijnaam.

 

Het Magere Josje was overal in de omgeving te zien, maar dat duurde niet lang. Het bisdom bleek veel te hoge verwachtingen te hebben gehad van het aantal kerkgangers in deze westelijk stadsuitbreiding. Het kerkgebouw werd in de jaren zeventig al aan de eredienst onttrokken en in 1986 gesloopt (foto coll. RAT)

 

Maison Boes

huis aan de Heuvel                                                                 

pand aan de oostkant van de Heuvel, dat in 1920 werd aangekocht door de Vereniging van Tilburgsche Fabrikanten van Wollen Stoffen, als kantoor en verenigingsgebouw. Hier kon ook Barend van Spaendonck met zijn bureau van de grond komen (zie hoofdstuk 2, den Fabriekaantenbond). Toen de VTFWS rond 1930 verhuisde naar de Willem II-straat kocht Louis van den Brekel (zie hoofdstuk 1 bij Jos van den Brekel) het pand, waarmee hij zijn ernaast gelegen hotel-café-restaurant Modern kon uitbreiden.

 

Maison Boes in 1930, nadat de Tilburgse Fabrikantenbond hier tien jaar gehuisvest was geweest. Waarom dit pand Maison Boes werd genoemd is niet bekend. Op deze locatie werd later het nieuwe kantoor van ABN AMRO gebouwd, op de hoek van de Heuvel met de verlengde Spoorlaan (coll. RAT)

 

Makrietjes

Maycrete-woningen

Kort na de bevrijding in 1945 schonk de Zweedse regering een aantal prefab huisjes aan ons land om de ergste naoorlogse woningnood te helpen bestrijden. Deze Maycrete-woningen, waarvan de naam een samentrekking is van de Amerikaanse ontwerper Bernard Maybeck en diens toepassing van beton (concrete) erin, werden als bouwpakket geleverd. Zij moesten 10 tot 15 jaar meegaan. In Tilburg kwamen ze te staan in de Bokhamer, aan de Jan van Rijzewijkstraat en de Ringbaan Zuid. Na meer dan zeventig (!) jaar gingen er eind 2021 aan de Ringbaan Zuid uiteindelijk twintig tegen de vlakte. In de Jan van Rijzewijkstraat waren ze – ook twintig - al eerder gesneuveld voor de ontsluiting van de Piushaven. In de Bokhamer staan er nog steeds 24, die in 2009 werden gerenoveerd en op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst (bron: Brabants Dagblad 29 okt. 2021).

 

Gerenoveerde Maycrete-woning in de Bokhamer (coll. Heemkundekring Tilburg)

 

Manhattan aan de Leij

modern Tilburg

In de tijd van burgemeester Brokx (1988-’97) werd er intensief nagedacht over de verdere stedenbouwkundige aanpak van de stad na de rigoureuze ingrepen van burgemeester Becht in de jaren zestig en zeventig. Een optie was om het accent te leggen op hoogbouw met daartussen ook ruimte voor groen- en andere voorzieningen, zeg maar het Rotterdamse model. Sceptici spraken schamper over het nieuwe Tilburg als het “Manhattan aan de Leij”. Ondanks alle bedenkingen is de stad een eind in die richting gekomen door hoogbouw gedoseerd toe te passen als landmark op strategisch gekozen plaatsen, zoals langs de Spoorlaan en Hart van Brabantlaan, hier en daar aan belangrijke toegangswegen en nog in ontwikkeling zijnde locaties: de Spoorzone, de Piushaven en het vernieuwde winkelcentrum.

 

Het in 2004 voltooide Westpoint aan de Ringbaan-West is het letterlijke hoogtepunt van “Manhattan aan de Leij”. Even is het met zijn 142 meter (47 verdiepingen) zelfs het hoogste woongebouw van ons land geweest maar daar moest Rotterdam natuurlijk al gauw met een paar meter overheen (foto “The Sky is the Limit”, Karel de Beer 2006)  

 

Mariapleintje of de Jodenbuurt     

Lieve-Vrouweplein  

aan het begin van de Korvelseweg, waar vroeger de Zomerstraat was. Er staat een bekend Mariabeeld en er woonden voor de oorlog enkele joodse families, vandaar de tweede bijnaam.

 

Het Lieve-Vrouweplein in 1956 met rechts de St. Annakerk aan het begin van de Capucijnenstraat (foto coll. RAT)

 

café van Bella Melis

café Kerkzicht

Korvelseweg 126, op een hoek van de Korvelseweg en de Hesperenstraat schuin tegenover de Capucijnen (-kerk). Bella Simons-Melis was van 1934 tot in de jaren zestig de uitbaatster van café Kerkzicht. Haar echtgenoot Frans Simons was stukadoor dus kwam het werk in het café vooral op de schouders neer van Bella, maar die kon dat goed aan. Zij was een zus van Pieta Melis van de Koningswei (zie in hoofdstuk 1). Rond de Korvelseweg was Bella niet minder populair dan haar “beroemde” zus in de Waaj. 

 

de Melisputter

speciale golfclub                                                                      

een putter is de stok (club) waarmee in de golfsport het balletje over het laatste deel van de hole naar de put wordt geslagen (geput). Voor dit preciesiewerkje ontwierp de Tilburger Anton (Toon) Melis (zie hoofdstuk 1) na zijn pensionering als metaalondernemer een speciaal product. Nadat dit officiële erkenning had gekregen boekte hij er veel succes mee.

 

et Mèlkfebriek                           

villa De Lange Akker              

aan de Bosscheweg 55-57 in Berkel-Enschot. Gebouwd in 1920 naar een ontwerp van de Amsterdamse architect F.A. Warners in de bouwstijl van de bekende Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright, meer in het bijzonder diens Robie House in Chicago. Opdrachtgever was de textielfabrikant Leon Swagemakers die getrouwd was met de Tilburgse fabrikantendochter Maria Janssens (Miet van de Langenakker, zie hoofdstuk 1, Maria Swagemakers-Janssens). Voor de in het algemeen meer op knusheid en traditie gestelde Nederlanders was deze bouwstijl in die tijd veel te koel en zakelijk, vandaar de bijnaam. De Lange Akker werd drastisch uitgebreid nadat de Provinciale Kruisvereniging de villa in 1966 had gekocht om er een opleidingsinstituut voor kraamverzorgsters in te vestigen. Vanaf 1988 was De Lange Akker het hoofdkantoor van deze kruisvereniging. In 1996 ging de villa met aanbouw over in andere handen en kreeg ze de functie van kantoorverzamelgebouw. In 2016-’17 werd de villa, intussen een rijksmonument, teruggebracht in de oorspronkelijke staat en werden er enkele woonvleugels gebouwd in de grote tuin. Medio 2017 betrokken de eerste bewoners dit wooncomplex van Aerde Borgert Architecten. 

 

Mie Pieters, of ook wel: de Hut van Mie Pieters

café Jagers- en Visscherslust te (Laag) Heukelom

De geschiedenis van dit café aan de Laag Heukelomseweg 13 gaat terug tot 1860. Met name toen Maria (Mie) Isabella Pieters (“Heukelomse Mie”, Leende 1854 – Oisterwijk 1936) kasteleinse was, groeide de populariteit en werd het een geliefde pleisterplaats voor veel wandelaars en fietsers. Mie huurde het café van ene meneer Van den Bergh, die er regelmatig zelf kwam uitrusten van de jacht. Waarschijnlijk hoorde hij tot de textielfamilie Van den Bergh, die in deze contreien thuis was sinds Frederik in 1811 een volmolen bouwde bij het Galgeven (zie Berghven). Genoemde familie had sinds begin twintigste eeuw jachtrechten in pacht in deze omgeving (zie hoofdstuk 1 bij den Jammes Verhaeren). De oorspronkelijke naam Jagers- en Visscherslust van het café raakte in de vergetelheid. Men sprak alleen nog van “Mie Pieters” of “de Hut van Mie Pieters”. Als kind hielp Mie al mee in het café van haar ouders. Dit meegerekend heeft zij 64 jaar gewerkt. Toen Mie in 1928 stopte als kasteleinsvrouw, heeft zij via een advertentie in de Nieuwe Tilburgsche Courant haar klanten bedankt voor het gedurende al die jaren in haar gestelde vertrouwen. Zij gaf het roer over aan Piet Koolen, die met een nichtje van haar uit Beesd (dat tante Mie al sinds 1924 hielp) het café ging uitbaten. “Mie Pieters” bleef een begrip, en is nog steeds een naam waar je naar kunt vragen als je in de omgeving van Laag Heukelom tussen Berkel-Enschot en Oisterwijk bent, zeker omdat dit intussen de echte naam is van dit landelijk gelegen etablissement. In de achtertuin heeft et Guld (Gilde) Sint Joris en Sint Sebastiaan zijn thuis. Zie voor dit gilde en de status van (Laag-) Heukelom in het Tilburgs Bijnamenboek: hoofdstuk 2 onder et Guld van Ènschot.

 

Op deze foto uit de twintiger jaren staat Mie Pieters helemaal links. Zij heeft bezoek van “De Russische Madame,” Eschauzier-Bersin (zie Antonine Bersin, hoofdstuk 1) die in het midden staat met enkele van haar familieleden: naast haar zoon André (Dries) en geheel rechts zit Marta Berzins, een nicht van madame. “De Russische Madame” is zich, na verschillende bezoekjes aan Mie Pieters tijdens haar vakanties op het platteland, aan deze omgeving gaan hechten en heeft zich ook definitief in Laag Heukelom gevestigd (foto: coll. Rinus van der Loo).

 

De geschiedenis van dit stuk Laag Heukelom gaat echter veel verder terug dan het café. Men weet dat hier al in 1312 een waterrad was dat gebruik maakte van het aanwezige stromend water. Dit rad dreef een graanmolen aan. Waar later het café kwam te staan zou de waterloop zich gesplitst hebben. Daarom kon er in 1377 een tweede waterrad bij komen, dat een oliemolen aandreef. Rond 1602 kwam er zelfs een derde rad bij, voor het vollen van lakens (doek). Dit rad was een eeuw later weer verdwenen. De twee oude molens doorstonden een brand (1713) en bleven na herbouw in werking tot 1869, de veronderstelde begintijd van het café. De oude watermolens zijn daarna in verval geraakt. Een probleem was dat het wintermolens waren, die vanwege de waterstanden alleen maar tussen oktober en maart konden draaien (bron: Paul Huisman op de site van het BHIC, Brabants Historisch Informatie Centrum, 2010)

 

Het hedendaagse Mie Pieters van binnen en van buiten

 

et Mietavèld

locatie MITHA-beurs Ringbaan West                         

Terrein aan de Ringbaan West ter hoogte van de Korenbloemstraat, waar in 1966 het gebouw van de GGD is neergezet naar ontwerp van architect Jos. Bedaux. In 1952, toen hier nog een open veld was, heeft er een grote tent gestaan waarin een beurs werd gehouden, georganiseerd door de R.K. Middenstandsbond, die MITHA heette (Middenstand Industrie Tilburg Handel en Ambacht). Het veld werd in die tijd naar dit evenement genoemd.

 

 

(coll. RAT)

 

de Misvormde Kegel                                                              

sculptuur Piushaven

in de Piushaven drijvend sculptuur van roestvrijstaal, in 1989 gemaakt door Eugène van Lamsweerde in het kader van het Masterplan Beeldende Kunst in Tilburg.

 

et Mommersstròtje of Houtstròtje

Goirkezijstraat

Dit straatje is rond 1880 ontstaan als een verbindingsroute tussen de Goirkestraat en het Smidspad (zie ook bij Kees “Halverweege” Bertens). Het stond in ieder geval tot 1905 bekend als et Mommersstròtje, en de grond waar dit straatje over ging was in 1912 nog particulier eigendom. De ook gehanteerde bijnaam Houtstròtje heeft te maken met het feit dat de Houthandel Maas daar ontstond (zie hoofdstuk 1: Frutje Maos. Bron: Tilburgse Koerier 10 januari 2019). In de wijk Stokhasselt is een “echte” Mommersstraat geweest, die er zeker in 1963 nog was, ongeveer waar nu de Vivaldistraat is.

 

De Goirkezijstraat, in 1983 gezien vanuit de Goirkestraat. Links het hoekpand van slagerij Clijsen. Rechts Houthandel Maas (HM) op de plaats waar in 1920 Louis “Frutje” Maas (zie hoofdstuk 1) doodskisten begon te timmeren (foto Jan Brieffies, coll. RAT)

 

Monopole

wijnhandel Verbunt Langestraat                                                                 

het gebouw van de Wijn- en Gedestilleerdhandel Frans Verbunt aan de Langestraat, waar in de top van de voorgevel de naam van champagnehuis Monopole en "anno 1894" gebeiteld staat. Men bleef dit gebouw zo noemen ook nadat de wijnhandel verhuisde naar Quirijnstok in Tilburg Noord en Monopole een bestemming kreeg als wijkcentrum Binnenstad.

Joseph Antonius Verbunt (1822-1878) kwam in 1844 uit Bergeijk naar Tilburg en vestigde hier een zaak in tabak, wijn en gedestilleerd. In 1893 stapte Frans J.J.B. Verbunt (1856-1924) uit het  familiebedrijf om onder zijn eigen naam verder te gaan in zijn specialiteiten: gedestilleerd en aperitieven. Zijn broer Bernard (1871-1940) zette het oorspronkelijke bedrijf voort als wijnkoperij onder de naam J.A. Verbunt (zie ook hoofdstuk 1 onder Eduard Verbunt). Frans J.J.B. werd in 1909 ook bekend als de grondlegger van gloeilampenfabrief N.V. Volt, die later een dochterbedrijf van Philips werd en groeide tot een van de grootste particuliere werkgevers van de stad. De twee drankenhandels Verbunt waren lang gevestigd in de Langestraat: Frans Verbunt in het traditionele trapgevelpand Monopole, en J.A. Verbunt ter hoogte van de Korte Tuinstraat waar later appartementen werden gebouwd (de bewoners parkeren hun auto's nog in de voormalige wijnkelders). In 1967 werd J.A. Verbunt overgenomen door Frans Verbunt. Kort daarna, in 1971, verloor het familiebedrijf zijn zelfstandigheid toen het werd gekocht door Douwe Egberts. In 1974 verhuisde de wijnhandel uit de binnenstad naar een nieuw complex aan de Jac. van Vollenhovenstraat. In 1991 werd Verbunt Wijnkopers weer zelfstandig en vestigde het zich in een statig pand aan de Heuvelring. Frans C.H. Verbunt van de vijfde generatie maakte een herstart met het familiebedrijf, totdat hij in 2010 toch maar besloot zijn aandelen te verkopen aan Salenstein Holding met hoofdzetel in Argentinië. Verbunt Wijnkopers bleef in de nieuwe situatie zelfstandig voor de Nederlandse markt werken, nu gevestigd aan de Cobbenhagenlaan. 

 

 

Moordhoek                   

Noordhoek                    

vanwege de geruchtmakende, nooit overtuigend opgeloste moord op het 11 jaar jonge meisje Marietje Kessels wiens stoffelijk overschot in 1900 werd aangetroffen in de Noordhoekse kerk. Ed Schilders schreef in 1988 onder deze titel (Moordhoek) een boek over deze zaak en ook in 2000, honderd jaar na dato, weet deze trieste zaak de gemoederen danig bezig te houden. Zo zelfs dat er een monument voor het slachtoffertje is opgericht aan de Dionysiusstraat (bij de plek waar de in 1975 gesloopte kerk heeft gestaan, zie ook bij “de Binnering”). Marietje was het dochtertje van de bekende muziekinstrumentenmaker M.J.H. Kessels (1858-1932), die in 1886 zijn Koninklijke Fabriek van Muziekinstrumenten verplaatste van Heerlen naar Tilburg (Noordhoek). Het graf van Marietje is een van de bekendste van de historische graven op het kerkhof aan de Bredaseweg (zie ook de Schèèf). De fabriek van Kessels, die een aanzienlijke reputatie genoot maar ook meerdere malen in moeilijk vaarwater kwam, heeft tot het midden van de jaren vijftig bestaan.

 

Gelikte weergave van de Kon. Nederlandse Fabriek van Muziekinstrumenten van M.J.H. Kessels, met links de villa van de familie Kessels aan de St. Ceciliastraat (coll. RAT)

 

Mutsers op den Dam

boerderij Van Ophooff-Mutsaers                                                 

boerderij van de weduwe Van Ophooff - Mutsaers die in het verlengde van de Trouwlaan lag, ten zuiden van de huidige Ringbaan Zuid. Hier bevindt zich de tegenwoordige sport- en onderwijslocatie Stappegoor, welke naam verwijst naar een route door een moerasachtig gebied (goir) van Tilburg naar Goirle. Mogelijk heeft daar vroeger al een natuurlijk of kunstmatig opgehoogde strook (dam) gelegen waar je over kon lopen (stappen). 

 

 

4.N

 

Naatje Huisarrest             

Huize Nazareth                          

dit was een voogdijgesticht van de fraters van Tilburg, die met deze zorg waren begonnen in 1911 bij hun huis in de Capucijnenstraat. Toen dit al snel te klein werd, lieten zij in 1916 Huize Nazareth in de Nazarethstraat bouwen, dat naderhand nog sterk uitgebreid werd (architect Jos Donders). Van 1924 tot 1974 was hier een internaat bij voor onder voogdij gestelde kinderen. Het complex bevatte, naast eigen bakkerij en schoenmakerij, ook enkele cellen voor moeilijke gevallen. De bijnaam wijst op een strak regime! Naast het gebouw waren er sportvelden en een tuin, die ook werden gebruikt voor openluchtspelen en optredens van de bekende harmonie "Ons Genoegen" van Huize Nazareth. In die tuin bouwden de jongeren in 1949 zelf een tribune, die er rond 2000 nog stond. Begin jaren negentig werd het hoofdgebouw gered van de sloop door tussenkomst van een actiecomité en kreeg het huis een nieuwe bestemming: wooncomplex voor studenten van Fontys Hogeschool voor de Kunsten. Bij de verbouwing in 1994 werd de 140 meter lange voorgevel behouden. Met name Riet van Beurden die in de Nazarethstraat woonde heeft zich ingezet voor behoud van dit historische pand. Zij was een kleindochter van Piet van Beurden (zie in hoofdstuk 1 onder Piet van Beurden en ook: “In dankbare herinnering aan Riet van Beurden 1926-2012”, door Joep Eijkens op www.cubra.nl/specialebijdragen/eigenweg/riet.htm)

 

Groep kinderen in 1923 bezig met het schillen van aardappelen (foto coll. Henricus P. Embregts)

 

 

Harmonie “Ons Genoegen” van Huize Nazareth paradeert in 1954 mee in het bloem- en wolcorso bij de viering van 10 jaar bevrijding. Hier trekt zij waarschijnlijk door de Oude Molenbochtstraat (nu de Van Meterenstraat). Foto: Lex van Beurden (coll. RAT)

 

Riet van Beurden (1926-2012), de Beschermengel van Huize Nazareth.

 

et Nieuwendiep

locatie St. Josephgesticht                                                                  

water nabij de Lange Nieuwstraat dat moest worden gedempt voor de bouw in 1888 van het St. Josephgesticht (architect Hubert de Beer) aan de Lange Nieuwstraat. Dit gebeurde door vrijwilligers, die in totaal wel 18.000 karren met grond, sintels e.d. aanvoerden. Het St. Josephgesticht ontstond als “dependance” van het te klein geworden R.K. Gasthuis aan de Locht. Daar verbleven te veel bejaarden als “vaste gasten”. Het nieuwe gebouw aan de Lange Nieuwstraat werd dus gesticht voor de verzorging van bejaarden en gebrekkigen. In 1960 werden de bewoners in andere huizen ondergebracht en in 1977 – na nog een aantal jaren een MTS gehuisvest te hebben – werd het St. Joseph gesloopt.

 

Ansichtkaart met links de plek aan de Lange Nieuwstraat waar eerst water was en in 1888 het St. Josephgesticht werd gebouwd. Rechts het torentje van het Clarissenklooster uit 1890 (dat nog bestaat als rijksmonument). Beide gebouwen ontworpen door architect A.G. de Beer (zie hoofdstuk 1). Op de locatie van het St. Josephgesticht is rond 2017 het wooncomplex Clarissenhof gebouwd.

 

Nijveroord                                                                   

wijk omgeving Lange Nieuwstraat

die als een van de eerste in de stad (na “de Koningswei”, zie daar) op basis van een plan werd bebouwd.

 

et Niksestròtje

naamloos straatje                                                                   

omdat dit straatje geen naam had: het vormde een verbinding tussen de Hoefstraat (tegenover de vroegere kerk van het Groeseind) en de Sint Nicolaasstraat.

 

et Nôotekraokerspad            

Hoolstraat                     

in Berkel-Enschot, waar altijd kènderköpkes hebben gelegen. Het is de enige plek in dit stadsdeel (en een van de weinige in heel Tilburg) die aan het begin van de eenentwintigste eeuw hiermee nog bestraat is. Al circa vijftig jaar komt de wielerronde van Berkel-Enschot hierlangs, en naar men zegt moet dit stuk voor de mannelijke geslachtsdelen steeds een pijnlijk deel van het traject geweest zijn. Vandaar de bijnaam.

 

het Noppengebouw 

Popcentrum 013                       

 

 

aan de Veemarktstraat hoek Tivolistraat, waar vroeger fotograaf Mulder en nachtclub The Blue Note waren gevestigd. Hier werd eind jaren 1990 een “popcluster” gebouwd naar een ontwerp van Benthem Crouwel Architekten. Daarin kwam een aantal bestaande voorzieningen in de stad op het gebied van de popmuziek samen, te weten Bat Cave, Muziekkantenwinkel en Noorderligt. De laatste was ook buiten Tilburg zeer bekend en zat eerst in de gelijknamige, voormalige bioscoop aan de Veldhovenring. Het nieuwe gebouw aan de Veemarktstraat, dat eind 1998 werd geopend, kreeg zwarte buitenwanden waarop in een regelmatig patroon een groot aantal (echte) CD’s werd bevestigd, als noppen op een donzige stof. Vandaar de bijnaam. Bij de opening was 013 de eerste popzaal in Europa die speciaal voor dat doel was gebouwd. In 2007 werden foyer en kelder verbouwd en in 2015-’16 vond er een grondige verbouwing van de zalen plaats.  

 

 

 

boerderij de Notenboom

boerderij van de familie De Brouwer

deze boerderij stond op het punt waar nu de President Steijnstraat de Paul Krugerstraat kruist. Dit is iets ten zuiden van de Oerlesestraat ter hoogte van de Veestraat, dus dichtbij of nog horende tot Klèèn Oel (zie daar). De boerderij werd genoemd naar de enorme notenboom die op het erf stond. Sinds de negentiende eeuw was de boerderij in het bezit van de familie De Brouwer. De laatste bewoner was J.L.H. de Brouwer, die de boerderij in 1976 verkocht aan de gemeente en naar Hilvarenbeek verhuisde. In dat jaar nog werd boerderij “de Notenboom” gesloopt.

 

Boerderij de Notenboom van de familie De Brouwer in 1952 (Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

In april 1927 werd er bij boerderij de Notenboom een melkcursus gehouden, georganiseerd door de NCB (Noordbrabantse Christelijke Boerenbond). Op de foto staat een rij gastvrouwen en cursisten, met de skyline van de stad op de achtergrond.

 

 

4.O

 

Oel                                      

Oerle                                 

dit was een van de herdgangen (Oerle en Broekhoven), waar Tilburg uit is ontstaan. Het omvatte lange tijd een uitgestrekt weide- en akkergebied, dat ook het grondgebied van de latere (vanaf 1922) parochie “Westend” omvatte (zie hoofdstuk 1, bij pastoor W. den Absoluusie de Klijn). Tegenwoordig wordt er met name de Oerlesestraat en omgeving mee bedoeld (zie ook: de Witte Wijk). Klèèn Oel was een woonconcentratie op Oel ter hoogte van de Veestraat.

 

Café Den Oeper

Café Populair             

Café aan de Kardinaal Van Enckevoirtstraat (nr. 15, Groeseind) dat van 1952 tot 1977 werd gerund door Frans en Corrie Oppermans – van Berkel. Die hadden deze zaak overgenomen van Frie de Leyer en noemden het Populair. Den Oeper was een meer gebruikte verbastering van de naam Oppermans (zie in hoofdstuk 1). Ook het café werd in de volksmond toen zo genoemd. Het was een goed bekend volkscafé met een Carnavals- en Biljartvereniging, een papegaai op de jukebox, enkele jaren een thuis voor aap Sjimmie, bok Zappa die nu en dan binnen kwam lopen en het paard van een van de dochters soms voor de toog. Pretendeerde als een van de eerste kroegen in Tilburg een TV in de zaak te hebben, wat vooral bij de voetbaluitzendingen veel extra belangstelling uit de buurt trok. Toen het met de gezondheid van Frans minder ging, kwam dochter Mia in de zaak. Onder opvolger Frans Masthof werd er al gauw gedart en werd de naam Eet- en Dartcafé Populair, met een aantal dartbanen, en verdwenen de Carnavals- en Biljartvereniging. Zulke activiteiten bleven wel bestaan, maar niet meer in verenigingsverband (bron: Groot Tilburgs Horecaboek, Patrick Verbunt en Inga de Bruijn, pag. 101-103. Onderstaande foto’s van Cee Cornfield).

 

 

Frans en Corrie Oppermans in de bloemetjes gezet (onbekend jaar)

 

et Oerlemanspaojke

looproute van Hasseltstraat naar Reitse Hoevenstraat              

dit was een eigen weg die liep vanaf de Hasseltstraat langs kolenboer Oerlemans via het latere (nu) Nassauplein naar het Mill Hillterrein (nu de Rôoj Panne, zie daar) en daar uitkwam op de Reitse Hoevenstraat. Het huidige Frans Siemerpad kan een onderdeel van deze route geweest zijn. Aan de overkant van de Reitse Hoevenstraat kon je een zandweg nemen richting Lage Witsie achterlangs stinoove “De Oude Wolf” (van Teurlings en Smulders, zie hoofdstuk 1: Joh. Baptist Teurlings). Waar links de akkers overgingen in bos liep et Duuvelstròtje zuidwaarts richting Boerke Mutsers. Langs de bosrand waren hier en daar open zandplekken met bremstruiken waar het voor jongelui ’s avonds gevaarlijk was omdat ze dan “door de duivel misleid konden worden.” Vandaar dat men sprak van Duuvelstròtje (informatie: Nico Verhoof).   

 

Oliemolen (1)

boerderij met malerij van Priems                                                               

was vroeger (tot 1900) een gedeelte van de Oerlesestraat tussen Korvelplein en Christiaan Huygensstraat, dat werd genoemd naar de boerderij met oliemolen (waar koolzaad e.d. werden gemalen of geslagen tot olie) van de familie Priems.

 

Oliemolen (2)

boerderij Reitse Hoevenstraat 30-32

waar vroeger, evenals op bovengenoemde boerderij van Priems, olie werd gemaakt. In 1648 had Cornelis Bles hier al en Olliemeule, waar de nu nog bestaande boerderij omheen werd gebouwd. De molen werd aangedreven door paardenkracht (rosmolen). In 1880 werd er door F.A. Teurlings (de vader van Joh. Baptist “Pèèp” Teurlings, zie hoofdstuk 1) een windmolen bij gebouwd als krachtbron. Na 1920 werd den Olliemeule verkocht aan de congregatie van Mill Hill (die vlakbij een nieuw klooster had, zie de Rôoj Panne). Daarna heeft o.a. de Siemer er gewoond (zie hoofdstuk 1: F. Siemer). In 1987 werd er een reptielenhuis in gevestigd dat later werd uitgebreid tot een kleine dierentuin met ook grote spinnen en zo. In 2017 zijn er plannen om te verhuizen naar de Bleukweg, een grotere locatie in een nieuw te ontwikkelen groen gebied ten zuiden van de Reeshof.

 

De Oliemolen aan de Reitse Hoevenstraat in 1971. Op de achtergrond rechts de hoogbouw van het bejaardenoord Vredeburcht (1960) Foto: L.H. Tangel, Rijksdienst Cultureel Erfgoed

 

Ons Elleke

Café ‘t Raadhuis                                                                

Gezellig bruin café in de schaduw van het raadhuis aan de Raadhuisstraat in Berkel-Enschot (zie “het Kasteel”). Het bestond sinds 1967, maar sinds Ellen Grimmelius eind 2006 de scepter zwaaide werd het ook bekend als “Ons Elleke”. Rond 2017 zag Ellen kans om ook eigenaresse van het pand te worden. Dit werd vervolgens in 2020 door een projectontwikkelaar gekocht, die deze plek nodig had om een nieuwbouwproject te realiseren dat bekend werd als “Achter het Raadhuis”. Maar Ellen kon er in december 2021 eerst nog haar 15-jarig jubileum vieren (bron: De Schakel, weekblad voor Berkel-Enschot en Heukelom

 

)

Ellen Grimmelius in haar domein (foto De Schakel 2020)

 

den Opstoet

(carnavals) optocht                                                                

verbastering, waarmee nu de jaarlijkse carnavalsoptocht wordt bedoeld. Carnaval kent den Inhaol èn den Opstoet. De eerste is de aankomst van Prins Carnaval op het station en Zijn rijtoer naar het stadhuis waar Hij de sleutels van de stad overhandigd krijgt van den Börger. Den Opstoet is de grote carnavalsoptocht op zondag door de stad met praalwagens en vreemd uitgedoste groepen carnavalsvierders. Vroeger trokken er veel vaker optochten door de stad, met name op bijzondere kerkelijke dagen. De grootste was de Heilig Hartstoet (zie ook hoofdstuk 1: Lucas van Hoek) maar ook de Driekoningenstoet was heel bekend, met levensechte van de Tilburgse Dierentuin geleende kamelen. Van de carnavalsoptocht werd pas echt werk gemaakt toen medio jaren 1960 het openbaar carnaval van start ging.

 

Een van de irste Opstoete draait in 1965 bij de Nettorama de Schouwburgring op. l’Echo des Montagnes is nadrukkelijk van de partij (zie de Zèùphèrmenie in hoofdstuk 2)

 

Hoe druk het kan zijn in de stad bij den Opstoet (Korte Heuvel, febr. 2017)

 

Van zulke opstoete waren er legio. Boven: communicantjes in de Bisschop Zwijsenstraat. Onder: processie van de oude naar de nieuwe kerk in de Gasthuisstraat (zie ook Paoterskerk 1). Foto’s uit 1955 van Tilburgse Herinneringen op Facebook.

 

De Driekoningenstoet werd ieder jaar opgesteld bij het Missiehuis aan de Bredaseweg (zie in hoofdstuk 2: de Rôoj Harte). Op de binnenplaats van het klooster arriveerde dan de veewagen van de firma Van Dijk, bekend van de dierentuin verderop aan de Bredaseweg naast de Oude Warande. Met die wagen, of misschien waren het er méér, werden echte kamelen aangevoerd die in de stoet meeliepen als vervaarlijk wiebelende "tronen" voor de drie "koningen". Je kon daar maar beter niet te dicht bij in de buurt komen want deze kamelen waren, zo werd er gefluisterd, ooit afgekeurd voor het circus omdat ze erg nukkig waren. Ze zouden in de circustent eens de loge in gesprongen zijn. Men zei dat het geen echte koningen waren die er bovenop zaten maar verklede oppassers van de dierentuin. Anderen beweerden dat de oppassers er vóór liepen en dat de koningen bovenop wél echt waren. Het Driekoningen zingen door de straten in Tilburg kent een lange traditie en is altijd blijven bestaan, zij het in deze tijd nog maar op een laag pitje. Dan gingen groepjes als koningen verklede en met lampionnen uitgeruste kinderen langs de deuren om liederen over de Driekoningen te zingen. Daar kregen ze wat snoepgoed of geld voor. Ook grote mensen waagden zich hier soms aan, om geld op te halen voor een goed doel. De grote optocht naar de Heuvel met echte dieren is al sinds 1957 verleden tijd. Herinneringen zijn gebleven. In een column die oud-Tilburger Guido de Wijs (zie hoofdstuk 1 bij Caroline Wolmèrrie de Wijs) eens schreef in het Utrechts Nieuwsblad is de oude sfeer goed te proeven. Zie www.cubra.nl/auteurs/guidodewijs/guidodewijs05epifanie.htm

 

Òrfeejus

Sociëteitsgebouw Orpheus aan het Wilhelminapark

In 1900 nam de Koninklijke Harmonie Orpheus het besluit om een eigen verenigingslokaal op te richten. Dit kwam er nog datzelfde jaar, aan de zuidoostkant van het Wilhelminapark (nr. 54). Het gebouw, dat bedoeld was als sociëteitsgebouw met een bredere bestemming, werd door de volksmond naar de stichters Òrfeejus genoemd, en was een blikvanger tussen de dorpse bebouwing langs die zijde van het park. Het bleek te hoog gegrepen. Wegens een te grote schuldenlast werd het gebouw in 1906 al te koop gezet. In 1912 wist Orpheus het echter terug te kopen, om het in 1915 weer te verkopen, aan de zusters Karmelietessen, die zich in 1912 ernaast aan het Wilhelminapark hadden gevestigd (zie hoofdstuk 2: Zusters van de Verlaote Kènder). In de volksmond bleef het gebouw nog lang als Òrfeejus bekend. In 1955 lieten de zusters het slopen voor nieuwbouw. Lees meer over de vereniging Orpheus in het gelijknamige lemma van hoofdstuk 2.

 

Foto uit 1902 van het zuidoostelijke deel van het Wilhelminapark, richting Veldhovenstraat, met het grote pand rechts Òrfeejus (coll. RAT)

 

et Ötdilpunt                                                                 

distributieplaats

van kranten, vanwaar de bezorgers in alle vroegte over de stad uitzwermen om iedereen op tijd van het laatste nieuws te voorzien. Zolang de kranten iedere ochtend per trein werden aangevoerd was het NS-station ötdilpunt.

 

den Ötlègger                

Merwedestraat                          

tussen Ringbaan-Noord en Wilhelminakanaal, voordat daar straten kwamen die naar waterwegen werden genoemd.

 

den Ötwèg

doodlopend straatje                                                                             

doodlopend zijstraatje van et Zaandstròtje (zie daar, en in hoofdstuk 2 bij Jaanus Knik.) Er stonden 4 à 5 woningen.

 

de Oude Baan

weg tussen Tilburg en Breda                                                              

wegverbinding tussen Tilburg en Breda in de tijd dat deze nog niet verhard was. De verharding kwam tot stand in 1827, toen het tracé van de N630 (nu N282) over Hulten en Klein Tilburg gereedkwam als onderdeel van de rijksweg Middelburg-Nijmegen (in het kader van het Rijkswegennet van Koning Willem I, vastgelegd bij KB in 1816). Eerder was den Bèrndèèk (zie daar) de uitvalsweg van Tilburg naar Breda geweest, maar in 1826 kwam de rechte doorsteek van ongeveer de Delmerweg (café Het Dorstige Hert) naar de Heikese kerk tot stand, tegen de zin van de Korvelse fabrikanten Diepen en Jellinghaus. Zij besloten daarom zelf een verbinding aan te laten leggen tussen Korvel en de nieuwe rijksweg via et Hèrringsènd (zie daar). Deze Korvelseweg was in 1828 gereed.

 

de Oude Heikant

de Schans e.o.                                                             

het deel van de oorspronkelijke wijk Heikant dat beschermd stadsgezicht is geworden. Sinds de jaren 1960 is ook deze oude herdgang geheel omgeven door bebouwing, en wel door die van de nieuwbouwwijk Tilburg-Noord.

 

het Oude Paleis

huis van Frankenhoff

in 1835 kocht de Prins (Willem II) van Oranje een huis van Frankenhoff aan de Nieuwendijk (nu Bisschop Zwijsenstraat) waar hij ook na 1840 vaak verbleef toen hij al koning was. In 1849 is hij daar na een kort ziekbed overleden, juist voordat zijn nieuwe paleis klaar was. In 1872 werd het oude paleis gesloopt. Op die plek werd in 1874 een gedenknaald onthuld. Deze staat afgebeeld op een foto van de intendantwoning bij het nieuwe paleis (zie hoofdstuk 3 bij Alexander Liernur. Zie ook de Piek van Willem II in dit hoofdstuk).

 

Foto van het woon- en sterfhuis van Koning Willem II aan de Nieuwen Dijk - Monumentstraat (thans Stadhuisplein), kort voor de sloop. De intendant van de koning, J.N. Frankenhoff, heeft het deel rechts van de voordeur bewoond. Twee jaar na deze foto, in 1874, werd op deze plaats een gedenknaald onthuld (de “Piek van Willem II,” zie daar). Foto A. van Beurden okt. 1872, coll. RAT (zie ook “Koning Willem II en Tilburg” door Ronald Peeters, Tilburg 1987)

 

den Oudste Tilburger

lindeboom op de Heuvel                                                    

niemand wist precies hoe oud deze boom was. In de loop der tijd is men ze gaan snoeien in een kegelvorm en werd zo een geliefde ontmoetingsplek. De basisdiameter waaronder men kon vertoeven bedroeg liefst 25 meter. Men denkt dat zij toch minstens 350 à 400 jaar oud moet zijn geweest, toen deze eens zo monumentale lindeboom onder enorme belangstelling en medeleven op 27 april 1994, na een lang en pijnlijk lijden, definitief het veld moest ruimen. Zij was van een vrij zeldzame soort, namelijk een Hollandse winterlinde, een van de weinige etagelinden die in ons land voorkomen. Vroeger werd er recht bij gesproken (“gebodenlinde”). Maar nu was zij moe en ziek geworden van de steeds grotere verkeersdrukte om haar heen, zei men. Bij het optakelen van de stam, die een omtrek had van vijf meter, kwamen er enkele stekjes tevoorschijn waarover men zich heeft ontfermd, in de hoop dat het ooit iets wordt met deze nakomelingen. De tijd zal het leren (zie ook hiervoor bij Huttonia, Henk Kuiper)

 

Deze foto is de oudste (1850) die bekend is van de Heuvel. De lindeboom lijkt wat zuidelijker te staan, maar dit kan gezichtsbedrog zijn. We zien de zuidkant van de Heuvel met rechts de doorgang (Zwaanstraatje) naar het Piusplein. Achter de Lindeboom was later hotel Riche, nu de Heuvelpoort (coll. RAT)

 

De Heuvel zoals die er uit hoort te zien: de kerk, het standbeeld en de lindeboom, op een foto uit 1934 (coll. RAT)

 

Op 9 okt. 1935 werden enkele van deze banken geplaatst, voor jong en oud (uit Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Onder de lindeboom, een geliefde ontmoetingsplek. 

 

 

Groot was de sensatie toen tijdens de definitieve ontmanteling van de lindeboom in april 1994 er enkele stekjes tevoorschijn kwamen uit het binnenste van de stam. Tot ieders ontsteltenis zat er nog leven in de boom! Om de gemoederen te sussen greep burgemeester Brokx de microfoon en verzekerde de omstanders dat de jonge scheuten met de grootste zorg behandeld zouden worden (bron: Joop Wever). Links op de foto portefeuillewethouder Frits Horvers. In het publiek, met baard: Jan van Beurden (1957-2020), ondernemer, schrijver en politicus, zoon van Piet (1921-’87, zie hoofdstuk 1).

 

et Ouwèèvepaojke of Huppelpaojke

paadje bij veld Willem II                                     

in de buurt van de huidige Fatimastraat en Hoevenseweg, waar voetbalclub Willem II tot 1903 zijn terrein had (zie ook bij Voebolwèg)

 

et Ouwemannehèùs, Taawmènnekeshèùs of et Kloster

Liefdesgesticht Sint Ignatius            

in 1836 begonnen de Zusters van Liefde een armenschooltje op ’t Goirke als een nevenvestiging van hun huis op de Oude Dijk. In 1838 schonk de textielfabrikant Nicolaas van Amelsfoort (1783-1846) zijn huis aan de parochie, waar de zusters oude mannen gingen verplegen. Dit was het eerste centrum voor sociale dienstverlening in de stad. Het huis werd in 1842-’43 uitgebreid tot gestichtgebouw (architect P.W. Blomjous). In 1855 werden de twee karakteristieke vleugels naar de straatzijde toegevoegd met in de linker een kapel. De zorg voor armlastige, zorgbehoevende oude mannen, werd later uitgebreid tot dito vrouwen (1911, St. Liduinagesticht). Dit bejaardentehuis stond vanaf 1961 bekend als “Huize (‘t) Goirke” maar het gebouw werd ook nog wel et Kloster genoemd. Later verhuisde dit naar Tilburg-Noord (de Heikant). Het gebouw kreeg in de negentiger jaren een woonbestemming voor studenten. In 2000 werd het grotendeels door brand verwoest. In 2007 werd besloten het gebouw te herstellen en het met de naastgelegen Mariaschool uit 1921 (architect Cees van Meerendonk) om te bouwen naar een gemengde woonbestemming (architect P. van der Geld & partners te Hilvarenbeek). Het staat nu op de rijksmonumentenlijst als een waardevol gebouw met eenvoudige neo-classicistische vormen.

 

  

Boven: een oude foto van het St. Ignatiusgesticht met rechts het begin van het Zusterstròtje (zie daar). Onder: de Goirkestraat met rechtsvoor het St. Ignatiusgesticht. De foto moet na 1905 zijn genomen, omdat in dat jaar de kerk aan de straatzijde een neogotische makeover kreeg (zoals de Heikese kerk die had gehad; ’t Goirke kon niet achterblijven!) De torenspits was hier een onderdeel van. In 1966 werd deze er weer af gehaald vanwege de slechte bouwkundige staat.    

 

Ook de voormalige Mariaschool uit 1921 maakt sinds 2007 deel uit van het nieuwe wooncomplex. Er kwamen acht koopwoningen in (deze foto uit 1983, coll. RAT)

 

Een recente opname van het wooncomplex Huize Goirke (St. Ignatiusgesticht) met links de voormalige Mariaschool juist te zien (foto Jan Korpershoek voor Rijksdienst Cultureel Erfgoed)

 

den Ouwendijk of den Aawendèèk

Oude Dijk                                      

vooral bekend vanwege het onmetelijke complex van gebouwen (klooster, scholen e.d.) en tuinen aan de rand van het centrum van Tilburg, van de Zusters van Liefde (zie ook het Huis met de Dertien Celletjes en hoofdstuk 2: “de Krengen van Barmhartigheid”). Ook Gouwendijk genoemd, vanwege de vermoede rijkdom van de zusters!

 

et Ouwe Ziekenèùs of Taawziekenèùs

het oude Elisabeth ziekenhuis

met de opening in 1966 van het Maria (later TweeSteden-) ziekenhuis ontstond in Tilburg de situatie dat de stad twee ziekenhuizen binnen haar grenzen had. Het Elisabeth ziekenhuis aan de Jan van Beverwijckstraat uit 1929 werd daarop in de volksmond ”Taawziekenèùs” genoemd. Het Maria ziekenhuis werd natuurlijk ”et Nuuwziekenèùs”. Na de bouw van een heel  nieuw Elisabeth ziekenhuis (1982) werd het Maria: ”Taawnuuwziekenèùs” (bron: Ed Schilders).

 

De keuken en kapel van het oud Elisabeth ziekenhuis (1929) aan de Jan van Beverwijckstraat.

 

Zoals eerder vermeld (zie in dit hoofdstuk: de Lòcht en et Nieuwendiep) stond het eerste “serieuze” ziekenhuis in Tilburg van 1839-1929 aan de Lòcht (sinds 1872 treffend Gasthuisstraat geheten). Daarvoor was er wel een ziekengasthuis op de Veldhoove geweest maar dat was niet meer dan een eenvoudig gasthuis voor arme zieke mensen. Een opvanghuis, zouden we nu zeggen, dat in 1827 was ontstaan op initiatief van enkele notabelen (zie de Poort nor et Kèrkhof). Het St. Elisabeth-Gasthuis aan de Lòcht uit 1839 kreeg in 1888 een dependance om de hoek in de Lange Nieuwstraat voor bejaarden en gebrekkigen die langdurige verzorging nodig hadden (St. Josephgesticht).

Sinds 1829 was er al een stichting het R.K. Gasthuis die de ziekenzorg in Tilburg overkoepelend regelde. Deze gaf in de jaren 1920 opdacht aan architect Eduard Cuypers om een nieuw, groot ziekenhuis te ontwerpen, dat aan de Jan van Beverwijckstraat kwam aan de zuidoostkant van de stad. Dit St. Elisabeth ziekenhuis werd in 1929 in gebruik genomen. Na de oorlog kon dit ziekenhuis de groei van het aantal patiënten niet meer aan, toen de beschikbare grond tussen de Jan van Beverwijckstraat, Ringbaan Oost, Gerard van Swietenstraat en Prof. Dondersstraat helemaal vol was gebouwd. In de zestiger jaren moest er hoognodig iets gebeuren, maar voor een structurele oplossing was veel meer tijd nodig. De stichting R.K. Gasthuis besloot toen om een tweede, kleiner ziekenhuis te bouwen. Dit werd het Maria ziekenhuis aan de Dr. Deelenlaan, in het toen uiterst noordwestelijke deel van de stad. Dit werd in 1966 voltooid. Het ontwerp was van een bureau dat ooit door Eduard Cuypers was opgezet. Tilburg had nu voor het eerst twee ziekenhuizen (taaw èn et nuuw). In 1997 ging het Maria samenwerken met het Sint Nicolaas in Waalwijk onder de naam TweeSteden ziekenhuis. Intussen was besloten om een geheel nieuw Elisabeth te bouwen aan de rand van de stad dichtbij de snelweg (A58) in plaats van de oplossing te zoeken in hoogbouw op de oude locatie. Om genoeg ruimte te krijgen moest de oude wolspinnerij van Pieter van Dooren aan de Hilvarenbeekseweg worden gesloopt. Dit zette kwaad bloed bij degenen die opkwamen voor het Tilburgs industrieel erfgoed, die dit fabrieksgebouw bijzondere kwaliteiten toedichtten. Hun lobby was niet sterk genoeg om sloop tegen te houden. Wel betekende hun verzet een keerpunt in het omgaan met het verleden van de stad. Zo werd de Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed opgericht en werd even later het Mommerscomplex in de Goirkestraat bestemd als huisvesting voor het textielmuseum. Het nieuwe Elisabeth ziekenhuis werd in 1982 in gebruik genomen. In 2012 werd besloten een fusie aan te gaan met het TweeSteden ziekenhuis, wat in de jaren daarna gestalte kreeg. De naam werd toen: Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis (ETZ).

 

Het St. Elisabeth-Gasthuis op de Locht 1839-1929, naast het moederhuis van de Fraters van Tilburg.  

 

Hoofdingang van het St. Elisabeth ziekenhuis (1929) in de Jan van Beverwijckstraat op een foto uit de jaren zestig (uit Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Het Maria ziekenhuis kort na de oplevering in 1966. Gevelreliëfs op kapel en hoofdgebouw door Piet Schoenmakers (Roermond)

 

De hoofdingang van het nieuwe Elisabeth ziekenhuis (1982) met de nieuwe fusienaam ETZ.

 

4.P

 

Paajke Plèk of Plèk Paajke                    

winkel van Paijmans                 

winkeltje in snoep- en zoetwaren (eencentswinkeltje) aan het Pieter Breughelpleintje. De eigenaar, een oud-wielrenner, stond ook op de markten. Zijn twee zonen Karel en Cees hielden zich vooral bezig met wielrennen. Cees is zelfs nog kampioen van Nederland geworden bij de amateurs.

 

Paajmans de Glijer   

bakkerij Paijmans Delgijer      

grappige woordspeling op de naam van deze in Tilburg bekende bakker, die (in de jaren 1950-’60) op het Piusplein een vestiging had.

 

Broodbezorger Remeijsen van de firma Paijmans Delgijer in actie (foto uit 1953 van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

de Paddewaajkes                      

Oerlesezijstraat                         

Een stuk weiland met sloot achter de fabrieken aan het Korvelplein, waar van 1909-1954 de Oerlesezijstraat was, die liep van de Hesperenstraat naar Oerlesestraat (nu Sacharias Jansenstraat). Dit moet destijds aan de oostkant van et Körvels Huukske zijn geweest (zie daar).

 

de Paole

kunstwerk Poëzie

Kunstenaar Theo Besemer (geb. 1936) maakte een kunstwerk voor de nieuwe (1981) Openbare Bibliotheek van Berkel-Enschot (Eikenbosch 7). Het bestaat uit zes zwerfkeien met ieder een letter erin gehakt die in de richting van de entree het woord Poëzie vormen. De keien zijn alle met roestvrij stalen palen verankerd. In de volksmond werd dit kunstwerk, dat officieel Poëzie heet, de Paole genoemd (bron: Rinus v.d. Loo). Nadat de bibliotheek verhuisde naar Koningsoord is het de bedoeling dat daar voor de Paole een geschikte nieuwe plaats wordt gevonden.

 

De Paole wijzen hier nog in het winkelcentrum Eikenbosch de weg naar de bibliotheek (coll. gem. Tilburg).

 

de Paotergaopers                     

café Den Eik                  

aan de Bredaseweg (hoek Eikstraat). Dit café werd door het jaar heen ook wel genoemd naar carnavalsvereniging De Paotergaopers die er lang, tot ongeveer het jaar 2000, haar thuisbasis had. Het café staat er in alle eenvoud pal tegenover het dominante Missiehèùs van de Rôoj Harte (zie hoofdstuk 2). Vandaar de naam van de vereniging en de bijnaam van het café.

 

de Paoterskèrk (1)            

kerk parochie Gasthuisstraat    

kerk op de Lòcht (nu de Gasthuisring) van 1861 tot 1957 (architect H. van Tulder). Deze was bedoeld als het visitekaartje van de “patersafdeling” van de Fraters van Tilburg, maar die is niet geworden wat men had verwacht (de paters konden maar moeilijk leven onder de regels van de fraters, zie hoofdstuk 1 bij P.C. de Brouwer: “de paterskwestie”). Toen dit vuiltje van tafel was werd deze kerk in 1917 parochiekerk van de Gasthuisstraat. Men bleef doorgaans Paoterskèrk zeggen. In 1957 werd deze aan de heilige Vincentius a Paulo toegewijde kerk afgebroken en vervangen door een nieuw kerkgebouw even verderop in de straat, toegewijd aan O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand. Nu is dit gebouw ontdaan van toren in gebruik als kantoor.

 

 

Op deze foto links de kapel van de fraters (architect A.G. de Beer) en rechts de Paoterskèrk (H. van Tulder 1861) waarvan goed te zien is dat deze deel uitmaakte van het complex van de Fraters van Tilburg. Op de voorgrond het kerkhof van de fraters dat er ook bij hoorde. De foto is genomen naar de Gasthuisstraat toe (coll. RAT)  

 

Deze schepping van Van Tulder heeft nog geen honderd jaar mogen bestaan.

 

Drukte na de inzegening in 1955 van de nieuwe kerk even verderop in de Gasthuisstraat door mgr. Mutsaerts. De Scotjes die uit deze parochie kwamen, brengen een aubade op het kerkplein voor v.l.n.r. zittend: pastoor Karel Janssens (zie ook hoofdstuk 1), de Bisschop van Den Bosch mgr. W. Mutsaerts (zie ook bij ’t Witte Huis) en mgr. Karel Pessers (zie de Pessers-kathedraal en in hoofdstuk 1 onder Bernardus Pessers). Achter hen burgemeester Van Voorst tot Voorst en rechts fotograaf Van Eijndhoven.       

 

de Paoterskèrk (2)            

Kapucijnenkerk                        

aan de Korvelseweg, ook wel de hulpkerk van Korvel. Bekend van zijn “vissersmis” zondags om vier uur in de morgen voor degenen die vroeg op pad gingen maar eerst hun zondagsplicht wilden vervullen. Voor menigeen ook een favoriete plaats om de biechtplicht te vervullen. De Kapucijnen stonden erom bekend dat zij wereldser en meer vergevingsgezind waren dan de parochiegeestelijken. Een bekende biechtvader daar was pater Gregorius. Ook werd er het “pesjonkele” bedreven: op Allerzielen en 2 augustus (pesjonkeldag) na een kort gebed de kerk uit en weer in om telkens een volle aflaat te verdienen, voor jezelf of voor een overledene. Deze term is een verbastering van portiuncula: een kapel van de Heilige Franciscus van Assisi in de buurt van Assisi waar ieder bezoek een volle aflaat opbracht. Men bedacht in Tilburg dus een slimme, snelle methode om meer “hemels krediet” op te bouwen! Voor de rol van de paters Kapucijnen bij het ontstaan van het Tilburgs Byzantijns Koor, zie hoofdstuk 3 onder frater Frederico van Dongen. De "kèrk van de Kappesiene" is na sluiting van de St. Annakerk nog enkele decennialang hulpkerk geweest van de parochie Binnenstad. Ook daarna werden er nog diensten gedaan door de Kappesiene die iedereen kon bijwonen. Het complex is nu rijksmonument.

 

Kapucijnenklooster en kerk aan de Korvelseweg uit 1882 (ontwerp: broeder Valenus)

 

In 1937 werd er een verdieping op het klooster gezet door het dak op te vijzelen (foto: Jan Korpershoek 2014 voor Rijksdienst Cultureel Erfgoed)

 

het Park                             

Wilhelminapark              

Dit werd aangelegd in 1898 naar een ontwerp van Leonard Springer en in 1998 grondig gerenoveerd. Heette vóór 1898 het Plein de Veldhoven en was oorspronkelijk een middeleeuwse nederzetting van boeren. Bij de opening als park in 1898 werd de Koningin Wilhelminaboom geplant. In de oorlog 1940-’45 moest het park van de Duitse bezetter Noorderpark heten. Leonard Springer (1855-1940) was tuinarchitect en boomkundige die ook het Leijpark, het Wandelbos en het Julianapark (zie et Gèètepark) heeft ingericht. Ook ontwierp hij villatuinen, zoals de huidige Muzentuin achter de Concertzaal en die van Mariënhof aan de Bredaseweg (zie in hoofdstuk 1, bij Jos. Jansen). Na 2000 telt Tilburg ook op andere dan de hier genoemde plaatsen nog veel bijzondere bomen die door Springer zijn geplant (voor veel meer over het Wilhelminapark, zie: “Het Wilhelminapark van Tilburg” door Cees van Raak, Tilburg 2010. De eerste vier foto’s hieronder zijn van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Het Wilhelminapark twee jaar na de opening, in 1900. Foto naar de westzijde toe (richting Goirkestraat). De schoorsteen links op de achtergrond is van Thomas de Beer. Een muziekkiosk staat er al!

 

Het Wilhelminapark in 1936, gezien in de richting van de Veldhoven(ring). Nu kun je er doorheen kijken, maar later kwam hier een grote volière te staan.

 

Het Wilhelminapark mogelijk ook in 1936, ter hoogte van de CTM (waar de melkkar bij hoort) richting Gasthuisstraat.

 

Een nieuwe muziekkiosk naar het schijnt, met links nog eens stukje te zien van de melkinrichting CTM.

 

Het Wilhelminapark op een mooie dag in 2007. Foto boven: Leonard Springer koos mooie en sterke bomen. Dan krijg je dat het gezegde opgaat: “Boompje groot, plantertje dood.” Onder: In de vijver dreef (levende) kunst rond (foto’s Karel de Beer)

 

de Paus en de Smous              

fa. Elias Eras                    

verwijst (in omgekeerde volgorde) naar de religieuze afkomst van de directeuren van deze textielfabriek (RK en Joods), die in 1957 ontstond door de overname en samenvoeging van H. Eras-Janssen aan de Ringbaan Noord door E. Elias Lakenfabrieken, Industriestraat (zie hoofdstuk 1, bij Eras-Janssen, en hoofdstuk 2: SET)      

 

de Pechhoek en de Pechstraat         

de Berkhoek                

buurtschap in Udenhout tussen de spoorlijn van Tilburg naar Den Bosch en de rijksweg N65 ter hoogte van Quatre Bras, en de straat die vanaf de Kreitemolenstraat toegang gaf tot dit gebied. Oorspronkelijk was dit de Peggestraat of Pegstraat, welke naam verwees naar de schuin op de weg aansluitende akkers. Omdat hier veel oer (ijzer) in de grond zit, zou de bliksem hier vaker in zijn geslagen. Dit heeft in de loop der jaren menig boer zijn boerderij gekost. Vandaar dat men de 'g' in de naam ging vervangen door 'ch'. In de jaren 1950 is de officiële naam veranderd in Berkhoek. Men beweerde dat het aantal blikseminslagen sindsdien aanzienlijk minder is (maar dat kan ook door electrificiëring van de spoorlijn in die jaren gekomen zijn…..) 

 

de Pèèn (2)                    

fa. Pijnenburg                             

een bekende ijssalon in de Van Alphenstraat die in 1932 werd gestart door de familie Pijnenburg. Een dochter die trouwde met Kempenaers volgde hen op. De zaak is tegenwoordig al drie generaties verder als IJsspecialist EDMA nog steeds gevestigd in de Van Alphenstraat.

 

 

de Pèèrse Hemel of den Ouwe Soos

gebouw Sociale Dienst

voormalig gebouw van de Sociale Dienst, later UWV, op de hoek van het NS-Plein en de Burgemeester Brokxlaan. Het gebouw is uit midden jaren zeventig in neo-futuristische stijl, van architect Jacobus (Jac) L.W.J.J. van Oers (Son en Breugel 1939 – Amsterdam 2003). De blauwe gelijkvloerse verdieping lijkt op een treinwagon en het hoge gedeelte op een stapel rails. Wanneer er in 2017 plannen opduiken voor sloop en nieuwbouw op dit terrein blijkt hoe omstreden deze schepping van Van Oers is. Met name uit de architectenwereld wordt gewezen op de bijzondere betekenis van het gebouw.

 

”Yes?” (vèèndet schôon?) “Mwa?” (et gao nogal); “No?” (lillek ding). Foto van Stadsgezicht Tilburg op Facebook.

 

Jac. Van Oers, architect, zowel bewonderd als verguisd.

 

et Peestròtje                

Boogpad                         

fietspad over het bedrijventerrein de Katsbogte. Vroeger heette het officieel de Boogstraat. Uit die tijd stamt ook de bijnaam.

 

Pellikaandorp

huizen familie Pellikaan                                                                    

de Tilburgse aannemer Henk Pellikaan (zie hoofdstuk 1) bouwde in de jaren 1970 voor zichzelf en enkele van zijn kinderen een drietal huizen aan de Kennedylaan in Goirle. Deze “nederzetting” noemde men het Pellikaandorp.

 

Pellikaanhal

Sporthal van bouwbedrijf Pellikaan

Zoals in hoofdstuk 1 vermeld timmerde Henk Pellikaan met zijn bouwbedrijf fors aan de weg met sporthallen. De meest aansprekende in zijn eigen stad die ook naadloos aansloot bij zijn passie voor de (ijshockey) sport was deze die in 1969 werd gebouwd aan Le Sage ten Broekstraat in de wijk Theresia. Rechts op de achtergrond de Theresiakerk. IJshockey werd een groot item  in sportminded Tilburg (foto van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

 

Prins Claus krijgt een aandenken aangeboden nadat hij in 1969 de officiële opening heeft verricht van de Pellikaanhal. Tweede van rechts burgemeester C. Becht (zie hoofdstuk 1)

 

de Pels, of het Rode Autootje

auto van Pels                                                                         

elektrisch aangedreven auto, bouwjaar 1942, ontworpen en gebouwd door ir. Th. Pels, die in de Burgemeester Damsstraat woonde. De carrosserie liet hij maken bij het Carrosseriebedrijf Wed. G. Smulders in de Hasseltstraat. Ir. Pels trok met deze eerste elektrisch aangedreven auto de aandacht van de landelijke autovakpers en ook het internationale autovak. Theo Pels werd in 1910 geboren in Den Bosch en haalde in 1937 zijn diploma werktuigbouwkunde in Delft. Hij vond werk bij De Regenboog en ging wonen in de Burg. Damsstraat in Tilburg. Daar in zijn garage knutselde hij de aandrijving en het chassis van zijn auto in elkaar. Met de zes accu’s die kunstig waren gekoppeld kon hij met drie versnellingen 14 km/u halen, zo nodig enkele uren achter elkaar. Voor een dwergautootje was de afmeting (lengte 160 cm) best wel fors, maar van de politie moest er ook een volwassene met rijbewijs mee kunnen wanneer de kinderen door wijk Zorgvlied gingen rijden. Verschillende autotijdschriften hebben sinds 1942 artikelen aan deze auto gewijd die, zoals op de foto is te zien, met een officieel kenteken reed. Na zijn periode bij De Regenboog ging Theo Pels na de oorlog verder als leraar in het middelbaar en hoger technisch onderwijs in Tilburg en Breda. De elektromotor van zijn “Pels”  heeft het na jaren trouwe dienst begeven, maar een nieuwe eigenaar in Uden heeft deze nog niet zolang geleden helemaal gerenoveerd. Pels kende ook Leo Schoenmakers, wiens vader een model stoomtrein had gebouwd (zie hoofdstuk 1, bij Willem Schoenmakers).
Zij gingen bij elkaar kijken (informatie en foto’s van de familie Pels via het Geheugen van Tilburg) Bewegende beelden van de Pels zijn nog te zien in een gefilmde kinderoptocht door Zorgvlied in 1948, ter gelegenheid van festiviteiten die plaatsvonden van 27 aug. en 6 sept. rond het 50-jarig jubileum van Wilhelmina als Koningin en de kroning van Juliana als haar opvolgster (een film door Leo van de Pas, 1907-’58, geschonken in 2021 door zijn zoon Ad aan het RAT)

 

De twee oudste kinderen Pels mochten in 1950 met de Wegenwacht poseren in Zorgvlied tegenover Huize Mariëngaarde. Deze foto is in 2009 opnieuw in de Autokampioen geplaatst.  

 

De geheel opgeknapte Pels rijdt nog steeds rond ergens in Uden.

 

de Peperbus (1)

bekroning voorgevel Goirkese kerk

Dit was een bescheiden, koepelvormige bekroning van de voorgevel van de Goirkese kerk uit 1839. In de jaren 1903-’05 moest de peperbus bij een ingrijpende verbouwing van de voorgevel wijken voor een nieuwe, indrukwekkender torenspits. Die is te zien op een van de foto’s die zijn geplaatst bij het lemma et Ouwemannehèùs. Deze toren werd al in 1966 afgebroken vanwege de slechte bouwkundige staat. Er is niets voor in de plaats gekomen. Waar is het peperbusje …..?

 

 

Beeld van de Goirkestraat rond 1900. Op de achtergrond de kerk, met “Peperbus”.

 

de Peperbus (2)

bekroning op de eerste Korvelse kerk

Er was nog een Peperbus(je) in Tilburg: die op de voorgevel van de eerste Korvelse kerk. Daar stonden er zelfs twee, blijkt uit onderstaande foto uit 1892. Deze kerk voor de derde parochie van de stad (na ‘t Heike en ‘t Goirke) werd in 1851 gebouwd naar ontwerp van Hendrik van Tulder, maar ook deze schepping van hem moest voortijdig sneuvelen (zoals het oude Stadhuis dat moest wijken voor de Cityring en de Paoterskerk in de Gasthuisstraat, zie daar). Het kleine, intieme godshuis dat midden op het Korvelplein stond, werd in 1924 vervangen door het grotere kerkgebouw van Eduard Cuypers aan de zuidkant van het plein. Als men het dus in vroeger tijden op ‘t Korvel over de Peperbus had, bedoelde men de kerk van Van Tulder (bron: Katholiek Tilburg in beeld, door Ronald Peeters en Ed Schilders, Tilburg 1990, p 13-15.)

 

De eerste kerk van Korvel stond nog midden op het plein (foto uit 1892, coll. RAT)

 

et Pètgevoel

Udenhouts gevoel                                                                   

hebben inwoners van den Uunent die zich inzetten voor een aantal onder de Stichting Pet georganiseerde evenementen zoals het Festipet, Muzepet, Theapet en de kindervoorstelling Petje. Het heeft allemaal te maken met het ontstaan van het straatfestival Festipet, waarvoor ze letterlijk met de pet rond moesten gaan. Festipet werd een blijvend succes en lokte weer andere initiatieven uit.

 

Peeters, de Grôote   

fa. F.J. Peters later Peters' Oude Kunst      

vooraanstaand, landelijk bekend antiekhuis, gevestigd door Hub Peters aan de Spoorlaan (nummer 5) vlakbij de overweg Heuvel - Koestraat. Later verhuisde deze naar een villa naast het Noord-Brabants Natuurmuseum, aan het andere eind van de Spoorlaan. Nadat de laatste telg van de familie Peters uit de zaak was gestapt is de Grôote Peeters door een medewerker, Peter Bierhuizen, nog voortgezet in een vroegere viswinkel op de hoek van de Noordhoekring en Boomstraat. Eind 2012 is hij daarmee vanwege zijn pensionering opgehouden.

 

Peeters, de Klèène   

Brabants Antiekhuis              

de minder dure van de twee Tilburgse antiquairs Pe(e)ters. Deze zaak was gevestigd door Tonie Peeters en voortgezet door zoon F.A.J.M. Peeters in de Telegraafstraat (nummer 20) tegenover landbouwer Jan Vermelis. De levensgezellin van Tonie was Jet Timmermans, dochter van "den Beul" Tiest Timmermans (zie daar). De Klèène Peeters was nog een tijdje gevestigd aan de Tivolistraat, totdat hij daar moest wijken voor de nieuwbouw van Interpolis en het Popcentrrum 013.

 

de Pessers-kathedraal

kathedraal (1937) in Yuncheng, China

Carolus (Karel) Franciscus Henricus Maria Pessers (geboren 1896) werd na zijn priesterwijding in 1923 naar de missie in midden China gezonden en in 1936 benoemd tot apostolisch prefect van zijn regio, in welke hoedanigheid hij met behulp van familiekapitaal ervoor zorgde dat daar een kathedraal werd gebouwd (zie meer in hoofdstuk 1, onder Bernardus Pessers)

 

 

de Piek van Willem II, ook wel: de Nòld

gedenknaald Koning Willem II                                                       

In 1874 werd er met veel ceremonieel in aanwezigheid van Prins Hendrik (zoon van Willem II) een monument onthuld op de plaats waar Koning Willem II in 1849 was overleden (zie het Oude Paleis). Het was een 13 meter hoge gedenknaald, in neogotische stijl ontworpen door architect Hendrik van Tulder.

 

Foto uit 1930 van de originele gedenknaald. Kijkrichting: uit de Bisschop Zwijsenstraat naar de Monumentstraat. Rechtsaf: Paleisstraat. Linksaf: Markt. De foto is genomen op de stoep voor het oude politiebureau.  

 

In 1968 werd deze gedenknaald afgebroken vanwege de aanleg van de Cityring (zie bij “Binnering”). Na twaalf jaar opslag in brokstukken besloot de gemeente in 1980 de originele gedenknaald niet opnieuw op te richten, gezien de slechte staat van het materiaal. Dus ook deze creatie van Van Tulder mocht haar honderdste verjaardag niet halen. We zagen dit monument al op een foto met de ook gesneuvelde intendantwoning (zie hoofdstuk 3 bij Alexander Liernur).

De Juniorkamer Hart van Brabant nam daarop het initiatief om tot een nieuw gedenkteken te komen. Dit werd ontworpen door de Brabantse kunstenaar Ton Buijnster en in 1987 onthuld aan de Oude Markt naast de Heikese kerk. Het is een strakke naald op zwarte sokkel met gegraveerde herinneringstekst. Op de naald is het medaillon met de beeltenis van de koning van de oorspronkelijke naald aangebracht:

 

  

Piesstròtje              

Steegje naast V en D

Het kwam wel vaker voor dat smalle straatjes en steegjes dichtbij een uitgaansgebied het lot ten deel vielen dat daarin ’s avonds wild geplast werd door cafébezoekers die (te) diep in het glaasje hadden gekeken. Eén zo’n steegje bevond zich in de Heuvelstraat naast het grote warenhuis van V en D. Tegenover op de hoek was Lijstenmaker en Kunsthandel Van Erp-Broekhans gevestigd (zie foto). Deze bekende zaak ging hier rond 1863 van start en vertrok in 1993 naar de Willem II straat. In 2011 verliet Van Erp-Broekhans de stad na bijna 150 jaar, om in Heukelom verder te gaan. Vroeger, toen het hier nog netjes aan toeging en et stròtje nog niet doodliep sprak men van et Stròtje bij den heer Brands (zie daar). Een ander berucht geval was et Stròtje van Taminiau (zie daar).

 

 

                                         

Piet den Dief of Grötter de Gruyter             

fa. P. de Gruyter & Zn.            

spotnaam (wellicht ook buiten Tilburg) voor deze destijds grote Brabantse kruideniersketen à la Albert Heijn. Zo was er destijds aan ieder uiteinde van de Heuvelstraat een winkel van De Gruyter. Men zei daarom wel: "Van Degrèùter nòr Degrèùter lôope,” ofwel "grèùtere" wat betekende: door de Heuvelstraat flaneren om te zien en gezien te worden, en als je nog jong was: om een meisje te versieren (vandaar dat dit ritueel ook wel werd genoemd: de Mèskesmèrt). Van iemand die hieraan meedeed zei men wel: "Hij heej hilde stad rond- of aafgefènteld." De Gruyter stuntte ook wel met het geven van 10% korting. Kwajongens maakten daarvan: "Witte wèt tòppunt van astraant is? Bij Piet den Dief op den tonbank schèète èn dan 10% korting vraoge!" (zie ook hoofdstuk 1, bij Van Luijk) Andere namen van grootgrutters in die dagen: André van Hilst, Simon de Wit, Spar, Végé, Co-op en Vivo. Albert Heijn zat voornamelijk nog boven de rivieren maar kwam er wel aan.

 

In zijn hoogtijdagen hoefde je in Tilburg meestal niet ver weg als je een De Gruyter nodig had. Hij had wel tien zaken in de stad. Hier een selectie. Linksboven: Oude Markt–Heuvelstraat 1950; rechtsboven: Heuvel–Heuvelstraat 1959; linksonder Bredaseweg-Wilgenstraat 1960 en rechtsonder Gasthuisstraat-Pironstraat 1960 (foto’s: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Pijlijserhoeve of Waterhoef              

Hoeve aen den Heerstal      

al in het begin zestiende eeuw bezat de uit Heusden afkomstige familie Pijlijser een hoeve gelegen tussen de Herstalsestraat (nu Hendrik de Keijserstraat) en de Kwaadeindstraat (Kedènt) die vervolgens bekend kwam te staan als de Pijlijserhoeve (niet te verwarren met de nu nog bestaande langgevel boerderij uit 1890 aan de Pijlijserstraat). In de tweede helft van de zestiende eeuw kwam deze hoeve in het bezit van de heer van Tilburg en Goirle die resideerde in het kasteel van Tilburg (zie et Bylandtpaojke en de Stenen Kamer). Daarmee werd ze een van de vijf kasteelhoeven die er in Tilburg zijn geweest (alleen die in de Hasseltstraat is bewaard gebleven). De Pijlijserhoeve was vroeger omgracht en werd daarom in de volksmond ook Waterhoef genoemd. De gracht, die werd gevoed door een waterloop die ook de kasteelgracht van water voorzag, werd in 1913 gedempt. De hoeve werd in 1960 gesloopt (bron: “De Hasselt, een dorp apart,” door Ronald Peeters m.m.v. Ed Schilders en Krelis Swaans, Tilburg 2017, p. 26-27).

 

Foto uit 1935, coll. RAT

 

’t Pindacafé

café ’t Elfde Gebod

Dit bekende café aan de Paleisring (voorheen Koningstraat), een van de weinige nog overgebleven panden uit de Koningswei achter het Paleis-Raadhuis, verschoot in het verleden nogal eens van naam en uitbaters. Sinds 1982 is de officiële naam, naar een Antwerps voorbeeld: ’t Elfde Gebod, dat volgens de bedenkers zou luiden “Gij zult genieten”. In de tachtiger jaren stond het in de volksmond ook bekend als ’t Pindacafé, omdat er de geste werd bedacht om bij de borrel een bakje ongepelde pinda’s te serveren. De pindaschillen belandden op de vloer. Dat hoorde erbij! 

 

Interieur van café ’t Elfde Gebod. Zie de pindaschillen op de vloer! Foto uit 1986 van Niek Hermans voor de Horecagids “Tilburg aan Tap en Tafel”, door Paul Spapens en Jace van de Ven, Tilburg 1993 (coll. RAT)

 

de Drie Pinguïns

Zusters van Staal

Kunstwerk uit 2010 door Judith Kuijpers. Als jonge kunstenares reageerde zij op een openbare oproep om in aanmerking te komen voor het maken van een eerbetoon aan de congregatie Zusters van Liefde en ze kreeg de opdracht. De Zusters van Staal staan tussen de Stadsschouwburg en de Concertzaal, onder de loopbrug die deze gebouwen verbindt. Zij lijken zo uit “het Huis met de Dertien Celletjes” te komen (zie daar), dat achter hen op de foto te zien is. Dit huis uit 1834 was het begin van het klooster- en scholencomplex aan den Ouwendijk (zie daar en in hoofdstuk 2: Krengen van Barmhartigheid). Twee jaar eerder, in 1832, was Joannes Zwijsen met drie begijnen uit België aan zijn congregatie gaan bouwen. Hij zag de noden van de Tilburgse gemeenschap en wilde daar iets aan doen. Het aantal van drie zusters in het kunstwerk verwijst naar dit eerste begin. Ook symboliseert het de drie pijlers van hun liefdewerken: onderwijs, zorg en missiewerk. In de beelden kan men foto’s zien en geluidsfragmenten horen die met dit alles te maken hebben. Er horen ook zeven tegels van roestvrij staal bij, met op ieder vermeld een van de zeven werken van barmhartigheid en het logo van de Zusters van Liefde. Die tegels zijn als route gelegd van de Heuvelstraat tot de Schouwburgring.

 

Zusters van Staal door Judith Kuijpers (foto Karel de Beer, 2020)

 

Pinneke van Dun

café Van Dun                                                               

café aan het Lijnsheike (zie hoofdstuk 1 bij Jan van Dun)

 

Pirke Staok                   

café fam. Van de Staak

al in 1832 werd dit pand in de Reeshof vermeld als “de Kievit”. In 1877 was hier een kastelein bekend, dus was het (ook) café. In 1910 vestigde Petrus (Peerke) van de Staak, die daarvoor meesterknecht was bij een steenfabriek, zich hier. Met “hier” wordt meer precies de Reeshofdijk bedoeld die de grens markeerde van dit buitengebied met de bewoonde wereld. Pas in Peerke’s tijd raakte het café erg bekend, bijvoorbeeld door enkele voetbalvelden die Peerke op een deel van zijn weilanden liet aanleggen. Na drie generaties van de familie Van de Staak ging de zaak over naar een nieuwe eigenaar die de naam veranderde in Kievitshoeve. Veel oudere Tilburgers hielden het toch liever bij het nostalgische Pirke Staok. In 2016 ging het pand nogmaals over naar een andere eigenaar die het grondig restaureerde en vernieuwde. Nu heet het “Peerkes Hoeve.”

 

 

Gezellig samenzijn op het terras voor Pirke Staok (Peerke Staak, nu Peerkes Hoeve). Foto uit 1930, familie Vromans-Van de Staak (coll. RAT)

 

de Pishoek                                                                    

hoek Korvelseweg-Berkdijksestraat

dit had ongetwijfeld te maken met de aanwezigheid van een aantal cafés en enige bierbrouwerijen in die buurt.

 

de Plee van Willemien

closetpot Stadhuis

 

 

 

Omdat koninklijke gasten ook maar mensen zijn, was in het Stadhuis op de Markt één toilet voorzien van een chique closetpot, “voor het geval dat…,” tijdens een koninklijk bezoek. Toen de sloop van het gebouw in 1971 echt naderde, organiseerde de gemeente een afbraakfeest voor ambtenaren en oud-ambtenaren. Zij mochten allemaal iets meenemen voor zover het geen kwaad kon. Hoewel de “Plee van Willemien” niet tot deze categorie hoorde, was er toch iemand die het presteerde om die te demonteren en ongezien uit het gebouw te krijgen. De burgemeester (Cees Becht, zie hoofdstuk 1) werd pisnijdig en dreigde de politie in te schakelen. Ze zijn er echter nooit achter gekomen wie het gedaan had. Wel werd de schade al gauw hersteld, en wel op carnavalszaterdag 1972, toen de prins Fons (Kleintjes) d’n Irste met zijn gevolg traditiegetrouw z’n opwachting maakte bij de burgemeester om de sleutels van de stad in ontvangst te nemen. In ruil kreeg den börger tot zijn grote verrassing de vermiste Delfts blauwe closetpot terug, met een fraai blauw lint eromheen. De onderstaande foto heeft maart 2011 in het Brabants Dagblad gestaan waarop de dader (de dan 76-jarige Ed Ghering, op de foto rechts) besloot openheid van zaken te geven en uit de doeken te doen hoe hij dat gefikst had zonder dat iemand het ooit te weten kwam.   

 

We zien v.l.n.r.: burgemeester Becht, wethouder Ed de Grood (petje), raadslid Joop Brouwers, prins Fons d’n Irste en adjudant van de prins Ed Ghering die zich nog 39 jaar van de domme zou houden.

 

Plèktunnel

donkere, stille onderdoorgang

waar je goed intiem kon zijn, ideaal plèkplèkske voor puberstelletjes. Als voorbeeld is genoemd een onderdoorgang naast de vishandel van Klaas Bot in de Oerlesestraat (tussen de Veestraat en Trouwlaan) 

 

et Poejerhòk

bedrijfsgebouw Lovense Kanaaldijk                                         

Naast brouwerij De Kroon van Antonie de Kroon (zie hoofdstuk 1) uit 1868 aan de Lovense Kanaaldijk (eerder Hoevense Kanaaldijk Oost, ter hoogte van de Bosscheweg) werd in 1917 een groentedrogerij gebouwd, omdat het brouwen van bier in de Eerste Wereldoorlog moeilijker werd. In dit hoge gebouw is daarna o.m. een kunstwolmalerij gevestigd geweest. Deze activiteit ging kennelijk met veel stof (poejer) gepaard, wat ook aan de buitenkant te zien was, vandaar de bijnaam. Hier heeft van 1927-’37 ook de Vormenfabriek gezeten voordat deze naar de St. Ceciliastraat ging. (zie hoofdstuk 1, bij Cornelis Joh. Nooteboom). Het markante Poejerhok werd rond 1990 gesloopt.

 

Het Poejerhok op een foto uit 1928, kort nadat de Vormenfabriek zich hier had gevestigd, met een indrukwekkende stellage op het dak. In de laagbouw (1868-1968) zat oorspronkelijk brouwerij De Kroon. De draaibrug die juist is geopend zal later vervangen worden door een hefbrug. Op de achtergrond de spoorbrug over het kanaal (coll. RAT).

 

Situatie Poejerhok nadat de hefbrug in de Bosscheweg gereed was gekomen.

 

de Poel

buurtje zuidkant Oerlesestraat

kleine wijk tussen de Oerlesestraat, Generaal Smutslaan, Kaapkoloniestraat en de Tafelbergstraat (de vroegere Poelstraat). Vroeger vormde de Oranje Speeltuin het hart van deze hechte volksbuurt. Tegenover De Poel, aan de andere kant van de Oerlesestraat, was et Körvels Huukske (zie daar.)              

 

de Poepsteeg                               

Hoogtestraat                               

omdat er veel zwervende neringdoenden (“poepen”, van het Duitse “Buben”) woonden, of omdat het een plaats was waar veel gevreeën werd (“poepen” als verbastering van “poppen” = vrijen.) Dit laatste zowel door jonge liefhebbers die een rustig donker plekje zochten, als door mensen van buiten die in enkele oude kleine wevershuisjes tegen betaling aan hun trekken konden komen. Ook overdag geen straat met veel daglicht: aan de ene kant de vette walm uitblazende achtergevel van chroomlederfabriek De Hinde; aan de andere kant een braakliggend terrein dat als klandestiene stortplaats diende.

 

In de Poepsteeg was overdag niet veel te doen. Zo lag die er in 1972 nog bij, tussen de Hoogtedwarsstraat en de Varkensmarkt.

 

de Poepvaan

Windvaan Kromhoutkazerne

Kort nadat de Generaal-Majoor Kromhoutkazerne aan de Bredaseweg in 1909 in gebruik werd genomen en gelijk met het gereed komen van het wachtgebouw in 1913, werd ook een aantal officierswoningen aan de Bredaseweg gerealiseerd. Daar bleken echtgenotes van de officieren al gauw last te krijgen van de stank die uit de vele paardenstallen op het kazerneterrein kwam. Dit gebeurde vooral bij een zuidoostenwind, waarbij hun huishoudsters de instructie kregen om zeker het wasgoed niet buiten te hangen, omdat dit anders ook ging stinken. De dames brachten geld bijeen voor een windvaan, die zij door een smid uit de buurt lieten maken en op de toren van het wachtgebouw plaatsen. Dan konden zij beter voorzien wanneer zij moesten rekenen op stank uit de paardenstallen. De officieren en hun gezinnen hadden weer een frisse was. In de buurt heette deze vaan daarom “de Poepvaan”. Pas in de jaren zestig, toen de paarden al lang verdwenen waren, is deze vaan bij een onderhoudsbeurt van de toren gehaald (bron: Alex Beekmans).

 

De rij officierswoningen tussen de Bredaseweg en het terrein van de Kromhoutkazerne op een foto uit 1914, kort na de oplevering. Ter hoogte van de tweede lantaarnpaal links bevond zich rechts de kazernepoort (zie volgende foto) (coll. RAT)

 

Op deze foto, ook uit 1914, zien we rechts aan de Bredaseweg de poort van de Kromhoutkazerne en links De Regenboog met daarachter de watertoren. Later kwam er een grotere kazernepoort aan de kant van de Korenbloemstraat - Ringbaan West (coll. RAT)

 

In 1909 had de gemeente grond gekocht voor een kazerne (Bredaseweg) en een oefenterrein (Regte Heide). De Generaal-majoor Kromhoutkazerne werd gesticht als een cavaleriekazerne, aanvankelijk naamloos maar in 1935 genoemd naar David Kromhout (1845-1927), die zijn sporen had verdiend bij de cavalerie en de bereden artillerie. Het tweede Regiment der Huzaren werd in 1913 hier gelegerd. Tilburg werd zodoende voor het eerst sinds de dagen van Koning Willem II weer een garnizoensstad. Kort daarna, in 1914, werd het Nederlandse leger gemobiliseerd. Rond Tilburg kwamen vooral artillerieonderdelen te liggen. Tijdens de mobilisatie bleek bij de bereden artillerie het gemis aan voldoende geschikte eigen paarden, om tijdens oorlogsvoering het steeds zwaardere geschut door ruig terrein te trekken. De meeste van particulieren en boeren gevorderde paarden waren daarop noch geselecteerd, noch getraind. Dit moest beter. Besloten werd om een eigen Artilleriepaarden depot (APD) op te bouwen en dit te vestigen in de Kromhoutkazerne, waar genoeg ruimte was omdat de huzaren daar vanwege een reorganisatie in 1922 vertrokken. Dit APD was een kolfje naar de hand van Charles Pahud de Mortanges (Den Haag 1896 - aldaar 1971), beroepsmilitair en ruiterkampioen. Als militair had hij zich in korte tijd tot rijinstructeur bij de cavalerie opgewerkt, waarna hij in 1920 werd overgeplaatst naar de Kromhoutkazerne, waar hij enige jaren niets anders deed dan trainen en africhten van paarden. Na deze Tilburgse periode werd Pahud bevorderd tot eerste luitenant. Hij kon zich nu gaan richten op zijn carrière als militaryruiter, waarmee hij grote faam verwierf met zijn deelname aan vier Olympische Spelen, waarbij hij even zoveel gouden en één zilveren medaille won: een Nederlands record dat heel lang bleef staan. In de naoorlogse jaren is Pahud o.a. ook voorzitter van het NOC (Nederlands Olympisch Comité) geweest. In 1949 trouwde hij na een echtscheiding voor de tweede keer, met de in Tilburg geboren Theresia G.B. Daamen (1907- Den Haag ’95, dochter van Bernardus A.C. Daamen 1872-1931, huisarts te Tilburg).
Met het opzetten van het APD in de Kromhoutkazerne was Pahud in 1920 voortvarend te werk gegaan. Het paardenbestand groeide naar ruim 300 eenheden, meest oersterke boerenknollen, die het zwaarste geschut door de ergste blubber konden trekken. Geen wonder dat dit aantal leidde tot stankoverlast in de omgeving! Voor oorlogvoering werden deze paarden echter snel achterhaald. Gemotoriseerde legervoertuigen wonnen steeds meer terrein. Met het verdwijnen van eerst de huzaren en daarna de “dienstplichtige paarden” uit Tilburg moest de Kromhoutkazerne een nieuwe bestemming krijgen. Dit gebeurde na de oorlog door vestiging van het AAT (Regiment Aan- en Afvoertroepen), waarvoor de paardenstallen werden omgebouwd tot garages. Ook in de Koning Willem II kazerne aan de Ringbaan Zuid streek het AAT neer (zie bij Belgenbajes). Het AAT had een eigen rijopleiding. De militaire opleidingsvoertuigen werden vertrouwd in het stadsbeeld, maar veroorzaakten in het drukke verkeer steeds meer problemen. Dit was de reden voor een geleidelijke terugtrekking van de AAT uit Tilburg en sluiting van de Kromhoutkazerne in 1988. De ruimte werd getransformeerd tot een woonwijk met park (Kromhoutpark), waarin het gehandhaafde wachtgebouw nog herinnert aan het kazerneverleden (bron: “Charles Pahud de Mortanges: ook een beetje van Tilburg,” door Jeroen Ketelaars in Tijdschrift Tilburg, nu Tilburg Magazine, april 2014 en: “Hoefgetrappel en gestamp van laarzen in een schoenfabriek,” door Karel de Beer in idem, aug. 2014)

 

Op deze luchtfoto uit 1933 zien we op de voorgrond het wachtgebouw van de Kromhoutkazerne met op het torentje “de Poepvaan”. Op het exercitieterrein is een hippisch parcours uitgezet, geheel in de geest van Pahud de Mortanges. Op de achtergrond de kerk H. Margarita Maria aan de Ringbaan West (coll. RAT).

 

Politiek Stromenland (of Slangekèùl)

Tilburgse kunst in de Tweede Kamer

“De liefde van het meisje in geel en zachtgroen” is de officiële titel van het vloerobject gemaakt door Jeroen Vinken, dat de gemeente Tilburg in april 1992 aan de Tweede Kamer schonk voor haar nieuwe vergadergebouw. Het vloerobject van getuft wol werd in 1986 vervaardigd in het Nederlands Textielmuseum en kwam nu in de Troelstrazaal te liggen, de op een na grootste zaal van het nieuwe complex. Tilburg was de enige gemeente die op het idee kwam de Tweede Kamer bij deze gebeurtenis een aandenken te schenken. Een ingewijde in de Haagse politiek zag in het kunstwerk een verbeelding van het verdeeld politiek landschap, ook wel cynisch “Haagse Slangenkuil” genoemd.

 

Proefopstelling in het Nederlands Textielmuseum van De liefde van het meisje in geel en zachtgroen” (foto 1986)

 

Rond 1990 was er iemand in het fractieberaad van het CDA Tilburg op het idee gekomen om als stad een geschenk aan te bieden voor het toen in aanbouw zijnde nieuwe gebouw van de Tweede Kamer in Den Haag. Die Tilburger moest voor zijn werk regelmatig in Den Haag zijn en zag hoe de nieuwbouw vorderde, wat hem op het idee bracht om met zo’n geschenk het belang van een goede relatie tussen lokaal en nationaal bestuur te onderstrepen. Het gemeentebestuur van Tilburg zag het wel zitten om op deze manier te investeren in de goede relaties. Per slot van rekening was Tilburg kort daarvoor verheven tot stedelijk knooppunt en was er politieke steun verkregen voor het behoud van de Akademie voor de Bouwkunst. Bovendien had burgemeester Brokx nog meer pijlen op Den Haag af te vuren. Maar nu was het een goed moment om een gebaar terug te doen.

 

Op 28 april 1992 werd het kunstwerk in de Troelstrazaal door een Tilburgse delegatie o.l.v. burgemeester Brokx officieel overgedragen aan kamervoorzitter Deetman. Op de achtergrond zien we v.l.n.r. kunstenaar Jeroen Vinken, wethouder van cultuur Jan Timmermans, Wim Deetman en Gerrit Brokx (foto: Robert van Stuyvenberg)  

                                                        

De keuze was gevallen op een kunstwerk van Jeroen Vinken uit 1986, dat symbolisch verwijst naar het textielverleden van Tilburg en ook naar de toekomst als moderne industriestad met culturele kwaliteiten. Het werk, dat zeven kleden omvat, kostte NLG 12.000,00 en werd aangekocht in overleg met de bouwers en gebruikers van het gebouw in Den Haag.

Kort na de schenking in 1992 zou het gebeurd zijn, dat bij de eerste grote schoonmaakbeurt van de Troelstrazaal een schoonmaakster de kleden stuk voor stuk ging uitkloppen om die vervolgens geheel naar eigen inzichten terug te leggen in de zaal. De kunstcoördinator van de Tweede Kamer schrok zich lam toen hij het resultaat zag en trommelde terstond de maker op om alles weer goed te komen leggen!

Jeroen Vinken werd geboren in Tilburg (1955) en volgde van 1972-’77 een opleiding aan de Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven. Hij begon met handmatig zeefdrukken en schilderen, en kwam vervolgens tot het ontwikkelen van industrieel tapijt en wandkleden als zijn specialiteit. Jeroen Vinken woonde en werkte destijds in Hilvarenbeek en is momenteel gevestigd in Tilburg. Hij heeft deelgenomen aan exposities in binnen- en buitenlandse steden, waar een aantal belangrijke musea ook werk van hem hebben aangekocht. Vinken ontving voor zijn werk diverse prijzen, zoals de Gelderse Vormgevingsprijs 1997 en de prestigieuze Dutch Design Award 2010.

 

Pollethoek

Spoorlaan 432 – 438

Vier villa’s op rij langs de Spoorlaan, alle met de status rijksmonument, worden ook wel “Pollethoek” genoemd, naar de fabrikantenfamilie die in de periode 1882 tot 1902 de bouwopdrachten verstrekte. Lees over deze familie meer in dit hoofdstuk bij et Kestiltje van Pollet, en in het boek: “De Parels van Pollet,” door Lenneke Willemstein e.a, uitg. Willemstein Architectuurhistorie, 2022.

 

Guillaume en Constance Pollet–de Horion de Corby, de opdrachtgevers voor de Pollethoek, zien we hier op een foto uit 1891 (coll. RAT). De gelegenheid is het communiefeest van Adeline Maria Constantia Janssens (1880-1974, midden, zie ook foto uit 1930 bij Josephine Goijarts-Janssens in hoofdstuk 1) die een dochter was van Eduard F.A. Janssens (1835-1911, stichter van de wollenstoffenfabriek Janssens de Horion, zittend links, zie ook foto uit 1870 onder Franciscus “Fraans Segaar” Janssens in hoofdstuk 1) en Marie F.A.A. de Horion de Corby (1841-1907, zittend tweede van rechts, naast haar dochter). Helemaal rechts zit Guillaume Pollet en tweede van links zijn vrouw (en zus van Marie) Constance de Horion de Corby, kennelijk aanwezig als de peetouders van de communicant. De andere personen horen tot het gezin van Eduard en Marie Janssens-de Horion de Corby, die dertien kinderen hadden. Over het stralend middelpunt valt nog te zeggen dat zij, Adeline Janssens, ongehuwd bleef. Zij maakte twee wereldoorlogen mee, waarin ze dagboeken bijhield, en wel over de jaren 1914-’15 en 1940-’48. Deze dagboeken werden in 2013 door een familielid overgedragen aan het RAT. Toen bleek ook dat de in 1974 overleden Adeline een laatste rustplaats kreeg bij een monumentale boom in de Halse Barrier (tussen Vught en Boxtel). Men vond daar op een met prikkeldraad omheind stuk grond een grafsteen met daarop haar naam, geboorte- en sterftedatum en -plaats (bron: Regionaal Archief Tilburg)

 

Jan van der Valk ontwierp in 1902 deze Villa Constance met Art Nouveau kenmerken, in opdracht van de wed. Constance Pollet-de Horion de Corby, aan

de Spoorlaan (nr. 432). Als het de bedoeling van Constance was om daar zelf te gaan wonen, dan is dat helaas niet voor lang geweest, want in dat jaar kwam zij te overlijden.

 

Villa Guillaume in de oorspronkelijke staat gefotografeerd in 1892 (coll. RAT). In 1882 hadden Guillaume en zijn vrouw deze villa voor zichzelf laten bouwen aan de Spoorlaan (nr. 434, architect onbekend), die ze Villa Guillaume noemden. In 1904, na het overlijden van beide echtelieden, werd de villa (eigendom geworden van de gemeente Tilburg) heringericht en in gebruik genomen als voorbouw van de ambachtsschool. Daarin werd toen ook de weefschool opgenomen, waar Guillaume in 1877 mede bij aan de wieg had gestaan. Die was tot dan gevestigd aan de Markt naast het stadhuis. In de vijftiger jaren werd Villa Guillaume opgehoogd met een verdieping. Sinds 1985 is in het pand het Natuurhistorisch Museum, later Natuurmuseum Brabant, gevestigd (voor twee latere foto’s van Villa Guillaume als ambachtsschool en natuurmuseum: zie hoofdstuk 3 bij Van Corven).

 

De wed. Constance Pollet-de Horion de Corby liet in 1897, kort na het overlijden van haar man Guillaume, twee villa’s naast elkaar bouwen aan de Spoorlaan (nrs. 436 en 438) die zij noemde naar zijn tweede en derde doopnaam: Joseph en Désiré. Beide villa’s, ontworpen door Willem F.J.A. Bouman, gingen in de verhuur.

 

De “Pollethoek” in volle glorie in 2020 (foto René van der Hulst, bewerkte versie)

 

Poort naar de Hemel

ingang van kapel Koningsoord

De kapel van de zusters Trappistinnen in Abdij Koningsoord te Berkel-Enschot (zie Haakgebouw) had een toegang met brede openslaande deuren. Als daar na een uitvaartplechtigheid een overleden zuster door naar buiten werd gedragen (staand op een rijdende baar) om haar te begraven op het verderop gelegen kloosterkerkhof, zei men dat ze door de Poort naar de Hemel ging (bron: Rinus v.d. Loo).

 

de Poort nor et Kèrkhof

eerste ziekenhuis

zo werd het eerste ziekengasthuis van Tilburg genoemd, het Burger-Zieken-Gasthuis dat in 1827 werd gehuisvest in de wijk Veldhoven, aan het huidige Wilhelminapark. Voor dit doel kocht de fabrikant W.J. Mutsaerts daar toen een voormalig fabriekshuis. Mutsaerts behoorde tot zijn dood in 1830 tot het eerste regentencollege van het ziekenhuis. 

 

de Potvis

stroomlijnlocomotief NS

Onder de nodige officiële belangstelling vertrok op 10 januari 1936 een speciale locomotief uit de NS-werkplaats te Tilburg (zie den Atteljee) voor een proefrit. Deze locomotief werd in de volksmond “de Potvis” genoemd, vanwege de stroomlijnbeplating die men niet heel mooi vond.

 

Foto Persbureau Het Zuiden 1936 (coll. RAT)

 

In New York, waar in die jaren werd gewerkt aan een soortgelijke stroomlijnlocomotief, noemde men die de “upside down bathtub” (omgekeerde badkuip).

 

de Pr(l)èlwèg                              

Spoorlaan                      

omdat deze parallel loopt aan de spoorlijn. Als je het precies wist en er de moeite voor over had, sprak je deze bijnaam uit als "Prlèlwèg." Omdat dit moeilijk uitspreekbaar is verviel de eerste letter l.

 

De Prèlwèg ter hoogte van het station in de richting van de Heuvel gezien (foto uit 1910, coll. RAT)

 

De Prèlwèg ongeveer op hetzelfde punt in omgekeerde richting gezien, met links op de hoek met de Stationsstraat de zaak van Albert Jansen, bekend van de soirees intimes in de tijd van De Stijl (zie hoofdstuk 1, Antony Kok. Foto coll. RAT)

 

Prima Rotzooi In België Afgekeurd             

Priba                                 

de werkelijke naam van dit Belgische warenhuis was een samentrekking van Prix Bas. Het vestigde een filiaal in de Heuvelstraat, dat door het Tilburgse kooppubliek met de nodige scepcis werd ontvangen. Het heeft het er dan ook niet zo lang uitgehouden. In het grote pand kwam vervolgens een overdekte markt.

 

De Priba in de Heuvelstraat. Uiterst links de bekende kantoorboekhandel Aarts & Co.

 

(de) Put van (Van) Hees of ZEM-put

Oostplas                                         

waterplas langs de A58 ter hoogte van Abcoven en de Hoge Wal (Goirle), waar wordt gevist en gedoken. Dit water is ontstaan uit een zandafgraving, nodig voor het aanleggen van het verbindingstuk tussen de autoweg naar Eindhoven en die naar Breda aan de zuidkant om Tilburg heen. Aanneem- en sloopbedrijf Van Hees mocht er puin storten, waarmee de oevers werden verstevigd.

 

 

4.R

 

bij Raaje

winkel gezusters Verheijen, Smidspad

Dit was een van de twee groente- en fruitwinkels, die voor 1940 in het Smidspad achter het politiebureau op de hoek met het Wilhelminapark vlak naast elkaar gevestigd waren. Deze winkel werd gerund door de gezusters Cato (To, die een gezet postuur had) en Anna Verheijen. De andere moest ruim voor 1940 plaatsmaken voor de nieuwe winkel van juwelier Aug. Pijnenburg, die daar gevestigd bleef totdat hij naar de Heuvelstraat vertrok. Daarna kwam er de stoffenhandel van Jan Staps in.  

Boodschappen doen bij de gezusters Verheijen werd in het Tilburgs: bij Vèrhaaje, kortweg bij Vraaje of Raaje.

 

et Radioplèntje                                                                         

ruimte Heuvelstraat – Nieuwlandstraat

waar vroeger een druk kruispunt met stoplichten was (Nieuwlandstraat-Heuvelstraat-Zomerstraat-Raadhuisstraat) via welke ook veel doorgaand verkeer zich door het centrum moest wurmen, is een luwtegebied ontstaan met enkele terrasjes en een boom in het midden. De bijnaam van deze locatie verwijst naar een vroegere concentratie hier van enkele zaken in radio, televisie en andere elektronische artikelen: Van Boxtel (als destijds de bekendste), de Radiobeurs en Groothuis. Meer dan genoeg reden om daar de naam et Radioplèntje aan te geven, ook toen er successievelijk maar één elektronicazaak overbleef (de Radiobeurs). Onderstaande foto’s zijn van Tilburgse Herinneringen op Facebook.

 

“Hoe zullen wij dit pleintje noemen?” Sinterklaas brengt uitkomst! Dit gebouw is ontworpen door architect Frans C. de Beer en gebouwd in 1947 direct naast de eerste, kleinere winkel van Van Boxtel die werd afgebroken voor de Raadhuisstraat (foto uit 1948)

 

Ludo van Boxtel de radiopionier. Hier in 1938 op de Heuvel als mobiele service van Philips.

 

In 1953 opende Groothuis een zaak aan het Piusplein in radio, televisie e.a. Hij vestigde zich op zeker moment heel stoer op de hoek van de Nieuwlandstraat met de Zomerstraat, tegenover grote broer Van Boxtel (links, net buiten beeld). Met de Radiobeurs erbij (waar op de foto de naam van te zien is) werd het er nogal druk. Het was een echte cluster geworden die logischerwijs Radioplèntje werd genoemd. Groothuis is na niet al te lange tijd weer teruggegaan naar het Piusplein. Deze foto is in 1973 genomen uit de Heuvelstraat met op de achtergrond het klokkentorentje van de hervormde Pauluskerk.   

 

Soms werd er nog een poging gedaan om de elektronische decibellen te overstemmen. Hier marcheert in 1989 Drumfanfare Volt (!) over et Radioplèntje.

  

Raldaldal                        

het Huis der Duizend Likeuren       

Dit was destijds een café bij het draaibruggetje op de Prinsenhoeven, destijds St. Josephstraat 2, laag achter de dijk gelegen. Oorspronkelijk stamde het uit 1868, lang voordat de Piushaven werd aangelegd en het bruggetje daar kwam te liggen. Het kreeg toen de naam “Veehandel”. Er kwamen vooral paardenmensen en jagers. Ook de latere kroegbaas Kees “Baron van Tilburg” den Reijer (zie hoofdstuk 1) was een paardenman (bron: Stadsnieuws 22 juli 2023 n.a.v. 100 jaar Piushaven). De naam werd vervolgens “Het Fortuin” en in de naoorlogse jaren “Het Huis van de Duizend Likeuren”. Het kreeg als eerste pand in Tilburg een grote, groene neonreclame op het dak en werd een bekende ontmoetingsplaats voor kunstenaars, beoefenaren van creatieve beroepen in het algemeen en kunstminnaars. Kees den Reijer vond dat schitterend, want het kon voor hem niet gek genoeg. Bovendien dreigde zijn café toen in een crisis te raken. Het verhaal ging, dat hij er als enige in was geslaagd om tijdens de oorlog door te blijven draaien, omdat hij was gespecialiseerd in likeuren uit België. Daar had hij een zeer grote verzameling van bij elkaar gesprokkeld of gesmokkeld, terwijl veel andere dranken niet of moeilijk verkrijgbaar waren. Na de oorlog kreeg hij weer concurrenten en gingen de zaken geleidelijk aan voor hem minder voorspoedig. De kunstenaars, die eerst op de zolder van Gé en Lucie Hurkmans in de Goirkestraat (zie foto) bijeen kwamen, waren bij hem daarom zeer welkom. In de jaren vijftig hielden sommigen van hen er ook exposities, onder wie Jan van Riel, Jos Zeegers en Kees Mandos (zie hoofdstuk 1).

 

Het voormalige pand van de kunstschilder Gé Hurkmans, in een poort aan de Goirkestraat die toegang gaf tot de zaak van Appels. Daar werd niet alleen over kunst gesproken, maar bijv. ook over heemkundige zaken. Zo liet Frans de Kok (zie elders op www.cubra) zich er inspireren door de gesprekken die hij voerde met zijn buurtgenoot, de onderwijzer en historicus Kees Weijters (overl. 1988. Beiden zagen het belang van de kleinschalige geschiedschrijving door de gewone man: “oral history”.) Het pand is, na een tijd van verval, in 2016 vervangen door nieuwbouw t.b.v. studentenhuisvesting (coll. RAT)

 

In “Raldaldal” vonden ook wel verhitte discussies plaats over kunst en werden ideeën op kunstgebied uitgebroed. Legendarisch is geweest de manifestatie De Klad in de Pers (1956), waarbij Brabantse journalisten tekeningen en schilderijen exposeerden, die door kunstenaars werden beoordeeld en gerecenseerd. Ook werden er voetbalwedstrijden tussen journalisten en kunstenaars gespeeld op het terrein van de AaBe-fabriek. Piet van Ierlant (zie hoofdstuk 1) die sportwethouder was en zich graag in dit café liet zien, was dan de scheidsrechter.

 

Het voetbalveld van AaBe aan de Ringbaan Zuid wordt met zorg geprepareerd, misschien wel voor een van de wedstrijden die de kunstenaars en journalisten in Raldaldal hadden bekokstoofd (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)
 

Een ander initiatief was het houden van een Kunstklòttermèrt (zie Klòttermèrt) voor het eerst in 1953. Vlak voor Sinterklaas konden Tilburgers dan voor een zacht prijsje een schilderij of iets dergelijks kopen, waarmee “de kunst naar het volk” werd gebracht. In 1955 werden hiervan door de KRO tv-opnames gemaakt. De bijnaam “Raldaldal” had te maken met een carnavalslied dat de bezoekers van het etablissement zelf hadden verzonnen.

 

De Piushaven met de kerk van Broekhoven I op de achtergrond. Rechts nog glorieus “Raldaldal” aan de Havendijk bij de brug van Prinsenhoeven. De Piushaven beleeft vanaf ca. 2000 een fraaie revival als woon- en recreatiegebied. De gebouwen links doen daaraan mee: de oude ijzergieterij die ook tijdelijke kerk en supermarkt is geweest werd grondig gerenoveerd en omgebouwd tot woonbestemming. Daarnaast is de voormalige pastorie nu als Villa Pastorie een geliefde horecazaak (foto Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

    

Sfeertekening van Raldaldal door Cees Robben (Collectie Cees Robben Stichting, Goirle)

 

Voor de Tilburgse revue 'Duizend dromen' (2011) schreef Ed Schilders een scène die zich in het Huis van de Duizend  Likeuren afspeelt. De uitvoering van het bijbehorende lied kan hieronder worden afgespeeld. De muziek is gecomponeerd door Peter van Beijnum.

 

 

Videoproductie: MovedMedia, Tilburg

 

Frans Mandos Tzn in zijn kraam op de Kunstklòttermèrt

 

et Rattekòtje

cafeetje van Jan Massuger

zie bij et Zusterstròtje en in hoofdstuk 1 bij Jan “Bezuur” Massuger.

 

Razzeldazzel                

Amicitia                                          

dancing van Sociëteit Amicitia nabij de Heuvel aan het eind van de jaren 1920 gevestigd in de oude Stadsschouwburg (Metropole, zie hoofdstuk 1 bij Herman van der Waarden) waar je kwam via een naamloos straatje dat tegenover de Spoorlaan op de Heuvel uitkwam, tussen het huis van KNO-arts van Iersel en het bureau van den Fabriekaantenbond (zie hoofdstuk 2 en in dit hoofdstuk Maison Boes) in. Deze dancing werd Razzeldazzel genoemd omdat men er, anders dan in gangbare gelegenheden, op een nieuwe manier danste "die niet mocht," of in ieder geval niet hoorde. Razzle-dazzle is in de twintiger jaren in Amerika een bekend begrip: "(the) razzle-dazzle (of the) roaring twenties (of) Chicago." Ook scoorden in de jaren 1950 Bill Haley & His Comets een hit met (do the) Razzle-dazzle (dance with me.)  

 

Rekètflèt (Raketflat) of et (stompe) Pòtlôod

hoogbouw Triborghterrein                                                             

Flatgebouw op het voormalige Triborghterrein (Bisschop Zwijsenstraat - Anna Paulownahof) dat zo werd genoemd vanwege de vorm. De architect was Jac van Oers (zie de Pèèrse Hemel). Men noemde het smalend ook wel et stompe Pòtlôod, omdat het eerst de bedoeling was om op deze plaats een hogere blikvanger neer te zetten. Maar de gemeente besliste anders en haalde omwille van een vlotte acceptatie er wat verdiepinkjes af.

Het Triborghterrein is een historisch belangrijke locatie geweest voor de wollenstoffen industrie alhier. In 1766 al bouwde Martinus van Bommel  een meerlaags fabrieksgebouw aan wat toen nog de Nieuwendijk heette. Later veranderde de naam in Bisschop Zwijsenstraat. Pieter Vreede volgde dit voorbeeld in 1790. Na hen maakten verschillende andere ondernemers gebruik van deze gebouwen. De laatste was Wim (Bok) van Spaendonck (zie hoofdstuk 1) die er in 1938 met de wollenstoffen fabriek Triborgh van start ging. In het laatste decennium van de twintigste eeuw werd er op het inmiddels vrijgekomen fabrieksterrein een grootschalig wooncomplex gerealiseerd onder de naam Zwijsencluster. Het eerste deel werd gebouwd onder architectuur van Van Oers. Daarna werd het gebied ingevuld door Bedaux de Brouwer Architecten (met als sluitstuk de Dèùkklok, zie daar). Uit de Triborgh periode bleven alleen het ketelhuis met de stokerswoning over, welke in de veertiger jaren werden ontworpen door Jos. Bedaux. Later doken er toch nog enkele bijzondere glas-in-loodramen op die in het Triborghgebouw hadden gehangen. Deze waren net voor de sloop in veiligheid gebracht door Karel “de Goede” Swagemakers (zie hoofdstuk 1).  

 

Links een deel van “de Raketflat” van Jac van Oers. Rechts het behouden ketelhuis met stokerswoning van Triborgh (foto: Karel de Beer, 2020)

 

de Rijks            

Koninklijke HBS Willem II                                 

in 1866 opgericht (zie ook hoofdstuk 3 o.a. bij Jos van Vroonhoven). In 1964 is de naam veranderd in Koning Willem II-lyceum, later in Koning Willem II College, maar men bleef toch bijvoorbeeld zeggen: "Zit jöllieje Loewie nie op et Odulphus?" "Neej, op de Rijks." 

 

Rika Post           

winkel in de Nieuwlandstraat                              

Aan de westelijke kant van de Nieuwlandstraat was in 1945 de speelgoed- en papierwinkel van Reijnen – Broers gevestigd, die in de volksmond als “Rika Post” bekend stond. " 

 

de Rimboe                     

Sportterrein De Boschkens                                             

bestaande uit twee voetbalvelden met kleedkamers en een kantine, gelegen in Goirle voorbij de Bakertand aan de A58. De fraters van Huize Nazareth (zie bij "Naatje Huisarrest") hebben het terrein ooit gekregen ten behoeve van de jongens van hun instituut die intern waren. Die konden er spelen en voetballen. In 1972 nam Harrie Zoontjes het beheer over. De velden werden vervolgens gebruikt voor "wild voetbal", dit wil zeggen voor ad hoc wedstrijden en toernooien van vaste clubs of gelegenheidsteams. In 2002 is het laatste uur aangebroken voor dit terrein, omdat er op gebouwd gaat worden.    

 

Robbeke Touw

Touw- en papierwinkel Korvelseweg

Bijnaam voor een winkel in touw en papier aan de Korvelseweg welke verwees naar de oorspronkelijke eigenaren, de heer en mevrouw Robben. Hun opvolgers waren een dochter van hen met haar man, schoonzoon Kees de Bakker.

 

Het Rode Fietspad of de Rode Loper

fietsroute door de stad

In de jaren zeventig was de auto nog echt de alleenheerser op de weg. Tilburg was een van de eerste steden die dacht aan een georganiseerd fietsnetwerk. In 1977 was de fietsroute met de bijnaam Het Rode Fietspad een feit. Het werd officieel geopend door minister Westerterp van Verkeer en Waterstaat. “De Rode Loper” trok veel bekijks, zelfs van nieuwsgierige buitenlandse ogen. Het eerste fietstraject voerde langs de Tivolistraat, Heuvel, Heuvelring, Tuinstraat, Korte Schijfstraat en Boomstraat en was uitgevoerd in tegels respectievelijk asfalt in een roodachtige kleur (bron: “Hee gaode mee?” video nr. 111 d.d. aug. 2023 uit de serie video’s over Tilburg door Gerard Otten).

 

het Rondje van de Koerier

rubriek Tilburgse Koerier

jarenlang heeft er iedere week in de Tilburgse Koerier (huis-aan-huisblad, opgericht in 1957) een foto gestaan die op een willekeurige plaats in de stad was genomen door fotograaf Van Aarle (Korvelseweg). Het hoofd van een willekeurig persoon op die foto werd omcirkeld. Deze gelukkige kon bij de redactie een prijs ophalen, beschikbaar gesteld door de middenstand.

 

de Rôoje Brug

Sexshop aan de Korvelseweg

Deze in de volksmond de Rôoje Brug genoemde sexshop leidde tot een pikant nieuw couplet voor een van de bekendste Tilburgse liederen: “En albij de Rôoje Brug daor ligge de mèskes op dere rug,” Refrein: “En losse mar koome, we lusseze gruun!”

 

de Rôoj Panne                             

St. Joseph-studiehuis, nu instelling voor vakonderwijs              

opgericht door de paters van Mill Hill aan de (toenmalige) Tongerlose Hoefstraat (1914) vanwege de kleur van het dak. Dit internaat is eerst enkele jaren (1912-1914) gevestigd geweest aan het Wilhelminapark, daarna van 1914 tot 1973 in de Rôoj Panne. In dezelfde straat is ook de Oliemolen (2, zie daar) een tijdje eigendom geweest van Mill Hill. In de Rôoj Panne is nu een scholengemeenschap gevestigd voor vakonderwijs. Deze onderwijsinstelling heeft zich sterk uitgebreid met nieuwe gebouwen in de richting van het Hasseltplein. De Groene Long (zie daar) is daarmee flink rood uitgeslagen zou je kunnen zeggen. Het markante oorspronkelijke gebouw met de Rôoj Panne is van de bekende Tilburgse architect Jan van der Valk (1873-1961).

 

Vroege foto van het St. Joseph-Studiehuis van de paters van Mill Hill, later onderwijsinstelling de Rôoj Panne.

 

de Rôoj Schouwe                                                                      

schoorstenen Frans Mutsaerts & Zn.

zo noemde men drie markante schoorstenen van de wollenstoffenfabriek van Frans Mutsaerts & Zn aan de Spoorlaan ter hoogte van de Noordstraat, die in 1979 werden gesloopt voor de nieuwbouw van garage Knegtel (zie hoofdstuk 1: Joannes Franciscus Mutsaerts)

 

Vanuit de Gasthuisstraat kijken we hier de Noordstraat in, die toen helemaal tot het spoor ging. Voorbij de overweg direct links zijn enkele schouwe van de fabriek van Frans Mutsaerts te zien. Rechtboven een stukje van de Noordhoekse kerk (foto uit 1925, Tilburgse Herinneringen op Facebook).

 

Roomse Nederzetting

R.K. parochiecomplex met kerk als middelpunt

Deze typering werd gebruikt door Jan-Willem “Dino” van den Braak (zie hoofdstuk 1) in zijn artikel over de parochie van J.W. de Klijn (eveneens in hoofdstuk 1) aan de Ringbaan West. Deze liet als bouwpastoor in de jaren twintig niet alleen een kerk met pastorie, maar ook een jongens- en meisjesschool met broeders- en nonnenklooster op één groot perceel grond bouwen, omsloten door Ringbaan West, Thomas van Kempenstraat, Poirtersstraat en Alberdingk Thijmstraat. Ongetwijfeld zijn er in het zich sterk uitbreidende katholieke Tilburg, en ook daarbuiten, meer van zulke complexen ontstaan.

 

 

4.S

 

Sacramentsbeelden

Heiligenbeelden van Charles Eyck en Kees Mandos

In de tweede helft van 2017 werden achttien heiligenbeelden van de bekende kunstenaar Charles Eyck (1897-1983) in genummerde stukken overgebracht van de Sacramentskerk aan de Ringbaan Oost in Tilburg naar het voormalige Trappistinnenklooster in Berkel-Enschot (zie lemma Haakgebouw). Terwijl de sloper al voor de kerkdeur stond moest voor deze waardevolle interieurstukken nog een goed onderkomen worden gevonden. Besloten werd om de beelden te plaatsen in de tuin van “Ons Koningsoord”, zoals het van klooster in nieuw dorpshart voor Berkel-Enschot getransformeerde Trappistinnenklooster intussen was herdoopt. Al vóór dit werd gerealiseerd in 2018 sprak men daar van de opgeslagen  “Sacramentsbeelden” (bron: Rinus v.d. Loo).

De Sacramentskerk werd in 1933 ingezegend. Dit was het begin van een roerige, betrekkelijk korte, bestaansgeschiedenis waarin de kerk, die aan de oostflank van de stad lag, niet ontkwam aan forse oorlogsschade. Bij de inrichting van de kerk in de jaren dertig omvatte de opdracht aan de katholieke kunstenaar Charles Eyck niet alleen achttien heiligen-, maar ook een paar engelenbeelden. De laatste konden, eenmaal gerealiseerd, de goedkeuring van het kerkbestuur echter niet wegdragen. Het verhaal ging zelfs, dat de engelen toen eigenhandig door de pastoor, J.W.A. van Oorschot, uit de kerk werden verwijderd. Het ontstane conflict tussen het kerkbestuur en Eyck had tot gevolg, dat een andere kunstenaar bereid moest worden gevonden om de heiligenbeelden te voltooien. Parochiaan en kunstenaar Kees Mandos (zie hoofdstuk 1) heeft dit gedaan. De kerk werd in 2005 aan de eredienst onttrokken. Het heeft vervolgens nog tien jaar juridische strijd gekost om de (sloop-) kogel door de kerk te krijgen: in 2015 werd definitief besloten om alleen de toren en voorzijde (eerste travee) te laten staan en de kerk verder te slopen. De ontstane ruimte werd bestemd voor nieuw te bouwen woningen. Begin 2020 is men daar druk mee bezig (zie ook lemma Toren zonder Spits).

 

Negen van de achttien beelden sieren hier nog de helft van het priesterkoor van de Sacramentskerk (coll. Stadsmuseum Tilburg)

 

et Schaopstròtje (Schaapstraatje)

Telefoonstraat

Straatje tussen de Heuvelstraat en de Tuinstraat, waar aanvankelijk nog maar één huis stond, dat van de familie Schaap. Vandaar dat het in de volksmond et Schaopstròtje werd genoemd. In 1870 heette het meer officieel Haagstraatje en dan tot 1895 Tuinpad. Op een hoek met de Tuinstraat vestigde zich in die tijd telephoonkantoor Ribbink van Bork & Co (thans Tuinstraat 62). In 1900 werd het Tuinpad, met verwijzing naar dit kantoor, officieel door de Gemeenteraad vernoemd tot Telephoonstraat (later wel met een f gespeld. Bron: “De straten van Tilburg” door Ronald Peeters, Tilburg 1987).   

 

De Telefoonstraat vóór 1919, richting Tuinstraat. Helemaal rechts de winkel van Siteur (fijne vleeswaren). Bij de vegende vrouw rechts het pand (1903) van de biljartfabrikant Antonius P. C. Roothaert (Bergen op Zoom 1864 - 1923), die na zijn overlijden werd opgevolgd door zijn zoon Henricus W. Roothaert (geb. 1898) welke elders in deze straat woonde (op nr. 26, waar een aantal jaren ook zijn broer, de schrijver mr. Antonius “Anton” M.H. Roothaert, 1896 – Antwerpen 1967, woonde, zie ook lemma Vlimme). Het hoge gebouw links is het magazijn van Hubert Meelis manufacturen. Links daarvan zat veel later (van 1985 tot 2007) het poppen- en speelgoedmuseum annex de praktijk van de poppendokter (coll. RAT)

 

de Schèèf                        

Lange Schijfstraat

en omgeving, vroeger de Schijfakkers, vooral bekend om de aanleg van het eerste kerkhof buiten de stad volgens toen nieuwe richtlijnen voor het begraven van overledenen. In 1813 in gebruik genomen als algemene begraafplaats aan de Bredaseweg. Na verdere grondverwerving werd in 1834, mede dankzij Thomas van Dooren (zie hoofdstuk 1), het kerkhof grotendeels gekocht door de parochie van het Heike. Tot 1930 bleef een deel in gebruik als protestantse begraafplaats. Vanaf 1887 werd er een monumentaal hekwerk omheen gezet met heiligenbeelden. Het geheel is nu erkend als rijksmonument. Het heeft echter geen haar gescheeld of de beelden waren ten prooi gevallen aan de gemeentelijke vernieuwingsdrift. Enkele beelden stonden in de jaren 1970 al klaar bij oudijzerhandel Van Raak (zie ook hoofdstuk 1) om naar de smeltovens te worden gebracht, toen ze werden gered door een interventie van prof. Van den Eerenbeemt en zijn actiecomité: “Heiligen gaan niet naar de hel”. Pas in 1999 kon de hele groep worden herenigd, nadat ook het laatste beeld dat al in handen van derden was gevallen kon worden teruggekocht.

 

 

de School met het Kroontje, of Krôontjesschool              

Wilhelminaschool Molenstraat (later Veldhovenring)   

De openbare lagere Wilhelminaschool (of openbare school nr. 2) werd in 1907 gesticht en stond aan de Molenstraat tegenover de Nijverstraat. De naam Wilhelminaschool was in metalen letters aan de gevel bevestigd, met boven de "W" een vergulde kroon. Tijdens de oorlog moest van de bezetter de naam worden verwijderd, maar de kroon liet men stiekem staan. De Duitsers decreteerden toen de naam “Kroneschool”. Na de oorlog bleef de school bekend onder de naam School met het Kroontje of Krôontjesschool, ook al werd de oorspronkelijke naam Wilhelminaschool in ere hersteld en weer in metalen letters op de gevel aangebracht. Vanaf 1947 was de Norbertus mulo (zie “de Klinkert”) medegebruiker van het gebouw. Rond 1950 kwam het gebouw vrij, toen het doek viel over de openbare lagere school en de mulo verhuisde naar een andere locatie. Daarna kwam er de eerste Jan Ligthartschool voor bijzonder-neutraal onderwijs in, totdat deze in 1958 over een nieuw gebouw kon beschikken aan de Ringbaan Oost. Vanaf 1962 hoort dit deel van de Molenstraat bij de Veldhovenring. De bebouwing is nog intact. In het oude schoolgebouw is nu de firma Oostelbos Installatietechniek gevestigd. De oorspronkelijke naam met de kroon is intussen verdwenen.

 

Rechts de Krôontjesschool in 1982 waar al sinds 1950 de Wilhelminaschool niet meer in zat en links op de hoek met de Groeseindstraat het pand Veldhovenring 37 waar vroeger het hoofd van de school woonde (foto: Dré van den Bogaard, coll. RAT)

 

de Schôone Laaj                          

de Nieuwe Leij                            

Als ergens de verstedelijking hard heeft toegeslagen dan is het misschien wel bij de verschillende waterlopen die sinds mensenheugenis vanuit het Belgisch grensgebied in de richting van Tilburg stromen. In de loop der jaren dreigden ze te worden verzwolgen door de zich uitbreidende stad, maar door meer aandacht van het natuur- en milieubeleid slaagden ze er tenslotte in om het hoofd boven water te houden. Intussen veranderden ze van naam, ligging, functie en zelfs kleur. Lees hierover in het Dossier De Laaj door Ed Schilders -  KLIK HIER

De Nieuwe Leij of Schôone Laaj bestaat uit twee stroompjes die onder Goirle samenkomen: de ene is de Poppelse Leij (ook wel Leijbeek) die ten zuiden van de gemeente Alphen en Chaam op de Poppelse Hei ontstaat; de tweede is de hier meer bekende Rovertsche Leij die uit Ravels komt, tot de grens de Aa heet en daarna fraai door het landgoed Gorp en Rovert meandert. De Poppelse en Rovertsche Leij vormen even later de Nieuwe Leij, totdat in het zuidoosten van Tilburg de Oude Leij (of Vèùle Laaj, zie daar) zich erbij voegt. De twee, Oude en Nieuwe, gaan dan samen verder als De Leij (of Laaj natuurlijk) door het Leijpark naar Koningshoeven en dan via een duiker onder het Wilhelminakanaal, waarna de benedenloop door een moerassig gebied gaat. Vervolgens verandert het riviertje in het buitengebied Moerenburg nog een keer van naam en zet als de Voorste Stroom zijn reis voort naar Oisterwijk. 

 

Of het water schoon is kun je niet zien, maar het is wel en hil schôon plòtje (foto uit 1900 van de Leijweg langs de Leij, Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

de Schôot van Zwijse

monument mgr. Zwijsen                                                    

het standbeeld van de breeduit zittende mgr. Zwijsen, die lang "de wacht heeft gehouden" voor de oprijlaan met vijver van het paleis van Koning Willem II (later verhuisde het beeld naar de zijkant van de Heikese kerk, zie hoofdstuk 2 bij de Fraters van Tilburg) vormde een favoriete speelplek voor deugnieten die er graag op te klauterden. De politie die vanuit het bureau aan de overkant een oogje in het zeil hield maakte de jongelui wijs dat dit gevaarlijk was omdat je daar een ziekte van kon oplopen (door de groene uitslag). Ook was het een favoriete slaapplaats voor jongelui die te diep in het glaasje hadden gekeken om hun roes uit te slapen.

 

de Silotoren

woontoren Havenkwartier, Piushaven

Op de locatie van de voormalige Graan- en Kunstmesthandel Teurlings – de Jong aan de Piushaven werd in 2008 het eerste nieuwbouwproject gerealiseerd van de in herontwikkeling genomen Piushaven. Het werd een appartemententoren waarvan de vormgeving de herinnering levend moet houden aan de graansilo’s die daar lang gestaan hebben. Ook werd een oude graanloods gerenoveerd en geschikt gemaakt voor een horecazaak (restaurant Shinzo).

 

De Piushaven in 1990. Op de voorgrond ligt een binnenvaartuig aan de Hopliedenkade. Aan de overkant op de kade v.l.n.r. café Havenzicht (wit hoog), onbekend, regenkledingfabriek Falcon (wit laag) en daarachter de gebouwen van Graan- en Kunstmesthandel Teurlings – de Jong (foto Multivison, coll. RAT)

 

de Sfinx

nieuw woonblok op Korvel  

Een nieuw woonblok aan het Minderbroederspad tussen de Korvelseweg en Capucijnenstraat werd vanwege de vormgeving (zie foto) al snel “de Sfinx” genoemd. Deze rake associatie kwam van de bewoners uit de omgeving, die dit al hadden bedacht vóórdat in 2019 de bouw voltooid werd.

 

 

Sjoo Lèp                            

fa. De Lepper                  

snoepwinkeltje Oerlesestraat (begin 20e eeuw)           

 

de Slabak, of de Trechter    

CZ-kantoor                   

entreepartij van het nieuwe kantoor van de CZ-groep aan de Ringbaan West (ca. 1995) met (letterlijk) opvallende vorm.

 

de Sloeber                     

De Lopende Man        

kunstwerk van Peter Erftemeijer in brons uit 1990 op de Oude Markt, tegenover de Heikese kerk.

 

 

Smariusrotonde

Hasseltrotonde

Deze grote nieuwe rotonde kreeg een alternatieve naam omdat ze werd aangelegd vlakbij de bekende bakkerij van Smarius. Officieel luidde de naam Hasseltrotonde, die later ook bekendheid kreeg door het draaiend huis in het midden (van John Körmeling). Smarius was een bakkersbedrijf dat oorspronkelijk aan het Smidspad en daarna in de Goirkestraat was gevestigd. Tussen 1957-’59 had het een grote brood- en beschuitbakkerij aan de Ringbaan Noord laten bouwen, die aanvankelijk werd achtervolgd door pech (instorting tijdens de bouw en brand). Ernaast werd in 1965 een viaduct in gebruik genomen over het Wilhelminakanaal, vanwaar de Midden Brabantweg naar Waalwijk leidt. De zaak van Smarius werd bij gebrek aan opvolging in 1999 verkocht aan Bakkersland. Het complex aan de Ringbaan Noord werd gesloopt.

 

De rotonde in aanbouw. Links naast de fabriek van Smarius (vóór de brand) is in de verte de zendmast tussen Loon op Zand en Tilburg te zien. De pijl zou een poging kunnen zijn om de plaats van de Hasseltse kapel aan te geven. Het viaduct over het kanaal is er nog niet (foto uit 1959 van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Zelfde locatie, jaar en bron, met de Hasseltse kapel nu wel zeker onder de pijl.

 

Meimaand rond de Hasseltse kapel.

 

café de Snor

café Tumbler

Sinds 1959 is dit café in de Korte Nieuwstraat (nr. 25) bij de gemeente ingeschreven geweest onder de naam Tumbler. In het Groot Tilburgs Horecaboek van Patrick Verbunt en Inga de Bruijn vertelt Corrie Besselsen (uitbaatster van 1966-2001) dat Ben Venmans, een huisschilder die ook graag reclameschilderwerk deed, in 1968 een grote snor op het raam had geschilderd. Sindsdien sprak men van Café de Snor. Meer herinneringen staan er beschreven op pag. 124-127, o.a. hoe pakkêeteman Broer de Laat, die van alles en nog wat te koop aanbood, op een avond de bar vol horloges legde voor wie er genoeg voor wilde bieden. Juist op dat moment viel de politie binnen, die op pad was om naleving van de sluitingstijd te controleren, en klonk het bars: “Weten jullie wel hoe laat het is………!?” Een herinnering die hier zeker niet mag ontbreken is, dat veel gasten een bijnaam kregen. Dat was te danken aan één persoon, Fer Brizzi, die daar veel mee bezig was. Zo was er Tòntje den Bult met zijn bochel, Lowieke 1,65 die nooit meer dan dit bedrag uitgaf per consumptie, de Pennywafel die werkte bij een koekfabriek, Snoepie die een snoepkraam had op de markt, den Bèùk die erg dik was, den Appel in wiens hoofd men de vorm van zulke vrucht zag, de Witte Donders (op zich al een bijnaam voor deze aimabele bewoner van de Koningswei met z’n manchesterbroek, pet op het hoofd en klompen aan z’n voeten) in deze zaak vaak ook et Kumke Koffie genoemd omdat hij daar dikwijls naar vroeg.

 

Cafe Tumbler alias de Snor, Korte Nieuwstraat 25. Foto uit 1965 genomen naar de Besterdring toe (coll, RAT)

 

de Spataojersbank                                                  

bènkske in het Wandelbos

waar aaw mènnekes die niet meer zo goed horen dicht bij elkaar gaan zitten, “omdèsse aanders mekaar nie bekweeke gekreege kunne krèège.” 

 

et spèùthèùs

van de vrijwillige brandweer                                                                         

hierin stond hun slangenwagen. Bij brandalarm spoedden de spuitgasten zich hierheen om uit te rukken naar de plek des onheils. Vroeger waren er in de stad vijftien kringen van de vrijwillige brandweer. Er is één spèùthèùs bewaard gebleven: aan de Gasthuisring nr. 8.

 

ene Spèèkers

kindervoertuig Willem Spijkers                                                                  

dit was een trapvoertuig voor kinderen, in de jaren 1950 gemaakt door Willem Spijkers uit bijeengescharrelde oude onderdelen die hij met elkaar verbond door elektriciteitsbuis. Zo reed menig kind op den Bèsterd rond in een echte Spijkers. 

 

het Spoor van Claesen

werktrein steenfabriek Claesen                                                   

smalspoor bij de steenfabriek van Claesen op de Rauwbraken vlak bij de Heikantsebaan (tegenwoordig de Jac. van Vollenhovenstraat), dat diende om leem aan te voeren uit de leemkuilen die ten zuiden van de huidige Zuiderkruisweg lagen (zie ook de Kieteltèùn, et Trèntje van Steeves en in hoofdstuk 1: A.J. Claesen). Aan de westzijde van de leemkuilen stond een watermolentje om het waterpeil te reguleren.

 

de Spoorzone                                                                             

terrein grenzend aan het spoor

toen in 2011 de Hoofdwerkplaats van de Spoorwegen (zie den Atteljee) uit het centrum van Tilburg verdween, kwam er achter het station parallel aan het spoor een strook van 1 kilometer lengte vrij voor stadsontwikkeling. Er werd gekozen voor een combinatie van nieuwbouw en hergebruik van als waardevol bestempelde gebouwen. Dit werd een langjarige operatie die tot  nieuwe kansen moest leiden voor wonen, werken, leren en recreëren in de binnenstad. Ook kwam er nu ruimte vrij voor extra voorzieningen in en om het station w.o. een noordelijke toegang (Burgemeester Stekelenburgplein) en een nieuwe oost-west verkeersader (Burgemeester Brokxlaan).

 

Het hart van de Spoorzone in 1983 met de reusachtige LocHal uit 1932. Enkele hallen links daarvan zijn gesloopt om ruimte te maken voor de noordelijke toegang van het station. Daarachter links is de Pellikaan ijshockeyhal te zien die er ook niet meer is (verplaatst naar Stappegoor). Linksvoor is een stukje van het Kroepoekdak te zien met “de Wasknijper” (zie daar. Foto Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

De Spoorzone grenst in het oosten aan het NS-Plein. Daar staat de enorme Koepelhal, hier in vogelvlucht te zien, die zeer geschikt is voor grote evenementen. Op de achtergrond linksboven de Heuvelring en in het midden de hoogbouw aan het Pieter Vreedeplein (foto John Schouten, bureau Van Eijndhoven)    

 

Voor afbeeldingen van de Polygonale Loods en de Houthal aan de westkant, zie bij den Atteljee. Aan de zuidwest zijde van de spoorlijn werd in 1959 een rangeerterrein aangelegd, waar Van Gend & Loos en de brandstoffenhandel Piet van Beurden zich vestigden. Deze ruimte is eveneens tot de Spoorzone te rekenen. Nadat ook dit terrein vrijkwam en een aantal jaren tijdelijke functies vervulde, werden er in 2016-’17 plannen ontwikkeld om daar een publiek Spoorpark aan te leggen. Bij de vraag, hoe deze grote ruimte ingevuld diende te worden, heeft het particulier initiatief een belangrijke rol gespeeld. De wensen en ideeën van Tilburgers werden gepeild en gehoord. Zo bleef de open ruimte intact met veel aandacht voor een groene invulling, zodat het aantrekkelijk zou worden voor jong en oud om hier te verblijven en actief te zijn. De nodige voorzieningen werden zorgvuldig ingepast.
Blikvanger is de 37 meter hoge Kempentoren, die een prachtig uitzicht biedt over de stad in de richting van de Belgisch-Nederlandse landstreek de Kempen. Het is een groter broertje van de in 2011 voltooide Flaestoren in het Landgoed De Utrecht, in het hart van de Noord-Brabantse Kempen. De vormgeving van die uitkijktoren is leidend geweest voor het ontwerp van de Kempentoren in het Spoorpark, die nu de noordelijke rand van de Kempen markeert. Voor beide projecten tekende Stichting Torenbouwers, een samenwerking van bedrijven en andere partijen rond de Kempische gemeente Hilvarenbeek. De roemruchte Groot-Kempische Cultuurdagen die daar van 1947 tot ’71 plaatsvonden zijn bij velen misschien in de vergetelheid geraakt, maar soms kruipt het bloed nu eenmaal waar het niet gaan kan!
Niet onvermeld mogen blijven in het Spoorpark: het kunstwerk de Rits (Marieke Vromans 2019), dat je meteen na de entree meeneemt in de lengterichting van het park, en de stadscamping aan de zuidflank. Ook zijn enkele originele rails als herinnering aan het rangeerterrein blijven liggen. De grote inbreng van het particulier initiatief heeft bij de realisatie van het Spoorpark succesvol gewerkt, zoals dit ook het geval is geweest bij de Piushaven.

 


Deze foto is gemaakt op Koningsdag 2022 en geeft een fraai overzicht van een erg druk Spoorpark (coll. BD)
 

 

en spuul

functionele waterplas                          

plas water voor industriële (voor het spoelen van wol) en andere (was) doeleinden (bijv. aan het Hasseltplein)

 

De Hasseltse kapel had een bekende spuul voor de deur, hier op een foto van Schmidlin uit 1927

 

de Stêek van Put

hoofddeksel Jan van de Put                                                                            

(“ministers-”) hoofddeksel met opgeslagen randen van Jan van de Put (ook wel Jan Put genoemd), conciërge van de sociëteit de Nieuwe Koninklijke Harmonie (zie de Hèrmenie), die dit vermoedelijk in 1893 heeft gedragen bij het 50-jarig bestaan van de sociëteit. In 2000 is de steek gevonden door Theo Dekker (1926-2003; archivaris, inspirator en verzamelaar van Tilburgse zaken, x Deen Tuerlings) tijdens een opruiming voor een grote verbouwing van de sociëteit. Hij wist er ook bij te vertellen dat Jan van de Put altijd de grote trom droeg als de harmonie uittrok, en dat hij in zijn functie werd opgevolgd door zijn zoon Gérard.

 

et Stèève Zaand                         

Stevenzandsestraat

(en omgeving) bij de Piushaven. Vermoedelijk oorspronkelijk afkomstig van “het Zand van Steven.”

 

Stèktielstraot

Textielstraat

Bewoners uit deze straat van de Tilburgse wijk Hasselt hadden een eigen manier om hun straatnaam uit te spreken. Zij verplaatsten de s-klank naar voren. Dit werd in het nog computerloze tijdperk opgemerkt door een medewerkster van de apotheek, die dit telkens hoorde wanneer een klant uit die straat zijn of haar adres opgaf. Zo is dit uiteindelijk ook terecht gekomen in het Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT) op CuBra (zie daar).

 

een onbekende knutselaar heeft eens dit straatnaambordje gemaakt (bron: WTT op Cubra.nl)

 

de Stenen Kamer                       

het Kasteel van Tilburg        

de geschiedenis van het kasteel van Tilburg ging terug tot rond 1500 toen dit werd gebouwd door Jan van Haestrecht, heer van Tilburg, of iets later door zijn schoonzoon Robrecht van Malsen. Het stond in de omgeving van de huidige Hasseltstraat. Van “die stheenen camer aan die Hasselt” is niet veel bekend gebleven. Wel was zo’n groot in baksteen uitgevoerd gebouw in die tijd iets bijzonders, wat de bijnaam verklaart. In 1858 verkochten de laatste eigenaressen, de freules Margaretha, Catharina en Clarina van Hogendorp het (zie bij et Van Bylandtpaojke) en een jaar later werd het afgebroken. De familie Pessers verwierf tussen 1858 en ’64 een groot stuk van de grond en stichtte er in 1876 de schapenleerfabriek, wolwasserij en wolhandel Nicolaas Pessers & Zn, zie hoofdstuk 1 bij Bernard den Gouwen Bult Pessers). Men zegt dat de stenen van het kasteel zijn gebruikt om de fabriek en enkele huizen in de Goirkestraat te bouwen, waaronder dat van Nicolaas Pessers. Na de sloop van de fabrieksgebouwen in 1977 zijn er opgravingen gedaan en werden er muurtjes opgetrokken langs de lijnen van de vroegere fundamenten van het kasteel. De plek waar de contouren van het kasteel van Tilburg zodoende nog te zien zijn heet nu het Stenen Kamerpark.

 

Personeel van Nicolaas Pessers & Zn. aan de Van Bylandtstraat, op het terrein waar tot 1859 het kasteel van Tilburg had gestaan (foto uit 1905, coll. Karel Pessers/RAT)  

 

Plaquette in het Stenen Kamerpark met informatie over het kasteel en voorstelling van de fundamenten. Foto: Ronald Peeters.

 

de Stinkerd   

tram naar Dongen                                                   

zo werd de tram genoemd die van de Spoorlaan via de Hasseltse kapel naar Dongen ging.

 

café de Stoom

café de Gezelligheid

Toen Kees Janssens in 1973 het café aan de Piusstraat 411 kocht heette dit de Gezelligheid. Janssens had eerder een stomerij gehad en dat wist men maar al te goed. Daarom noemde men zijn café de Stoom. Dit bleef het totdat Janssens er in 1990 mee ophield. 

 

het Stoomkasteel     

ketelhuis BeKa                                                          

dit was een imposant bijgebouw uit 1904 van de textielfabriek Van den Bergh-Krabbendam aan de Sint Josephstraat, waarin de stoomaandrijving van deze fabriek werd ondergebracht. Het werd in 1965 gesloopt, voordat de overgebleven gebouwen de monumentstatus hadden verworven. BeKa was gevestigd in de vroegere gebouwen van de Lancierskazerne (zie et Krimmatooriejum). 

 

Het fabriekscomplex van BeKa in z’n glorietijd met het grote ketelhuis voor aan de St. Josephstraat. Links daarvan en linksachter de voormalige kazerne met paardenstallen van Koning Willem II.  

 

de Straotwèg

weg naar Turnhout                                                                

zo werd de wegverbinding tussen Tilburg en Turnhout ook wel genoemd. Deze kwam in 1855 gereed.

 

et Stripkespak of Muzenkoffer       

Concertzaal                  

zo genoemd naar de grote zaal met geribde zijkanten. In 1996 gebouwd naast de schouwburg naar ontwerp van Jo Coenen, als blikvanger en bekroning van “het Kunstcluster” dat een aantal kunstopleidingen van de hogeschool Fontys (de vroegere R.K. Leergangen) omvat op het gebied van dans en muziek. De officiële opening vond plaats tijdens een gala-avond in aanwezigheid van Koningin Beatrix (zie ook hoofdstuk1, bij Gerrit Brokx)

 

Et Stripkespak aan de Schouwburgring zijde (foto Karel de Beer 2005)

 

De grote zaal, spiegelend in de glazen wand van het zijgedeelte met trappen en gangen. Het open klapraam geeft een speels effect (foto Karel de Beer 2005)   

 

et Stroopsòldòtjesmesjien

de Stroopsoldaatjeswikkelmachine van Leo Schoenmakers

Deze machine is eind jaren vijftig van de twintigste eeuw bedacht en gebouwd door Leo Schoenmakers (van de uitvindersfamilie op et Gurke, zie hoofdstuk 1 bij Wilhelmus Willeke Tuf Schoenmakers) voor, naar alle waarschijnlijkheid, Eric de Stroopsòldaot Meurs (zie hoofdstuk 1), die in de Sasse van Ysseltstraat een snoepfabriekje was begonnen. Met deze ingenieuze machine kon aan de grote vraag naar dit snoepgoed worden voldaan. Volgens dochter Chantal van Erve – Schoenmakers bleef er een betalingskwestie bestaan rond de levering van deze technisch succesvolle machine, waardoor deze een tijdje later weer terug in de werkplaats van de uitvinder belandde (zie, ook voor de foto, op: www.geheugenvantilburg.nl/page/12683/stroopsoldaatjeswikkelmachine

 

De machine van Leo Schoenmakers die 2.200 tuitjes per uur kon wikkelen.

 

et Stròtje bij den heer Brands                                        

Pieter Vreedepad                     

dit kwam uit op de Heuvelstraat waar vanaf 1878 Norbert W.W. Brands woonde, op de plaats van de latere V en D. Daarvoor, vanaf circa 1840,  woonde hier Hendrik (Heintje) Frederik Lodewijk Vreede (1810-’68, een kleinzoon van Pieter Vreede) lakenfabrikant, lid van de gemeenteraad en voorzitter van de Kamer van Koophandel. Het huis van Brands moest wijken voor het warenhuis, waarmee ook et stròtje verdween (zie: “De Straten van Tilburg” door Ronald Peeters, Tilburg 1987)

 

et Stròtje van Jan Tabak      

Berkdijksezijstraat 

kwam uit op Berkdijksestraat ter hoogte kruidenier Dusee. Bestaat nu niet meer (nu is daar de uitbouw van apotheek Zorgvlied.)

 

et Stròtje van Jantje Marienus, of Marienusstròtje                         

steegje naast café-restaurant Marinus

achter de Heikese kerk door het steegje naast de winkel van Bronsgeest (zie et Bronsgiststròtje), zo kwam je bij café-restaurant Marinus (of het Tilburgsch Koffiehuis). Daarlangs was een steegje dat genoemd werd naar deze zaak. Marinus was onder middenstanders een bekende en geliefde ontmoetingsplaats (zoals van de R.K. Handelsvereeniging) en speelde een belangrijke rol in het sociale en maatschappelijk leven van de stad. Zo vond hier in 1896 de oprichting van voetbalclub Willem II plaats, in eerste instantie onder de naam Tilburgia. Initiatiefnemer was Gerard de Ruiter, een stagiair bij de Werkplaats der Spoorwegen (zie den Atteljee). Van veel meer verenigingen en andere gezelschappen stond bij Marinus de wieg en zij bleven vaak hun thuis houden in dit café. Ook in de culturele hoek werd Marinus legendarisch, vooral onder schrijvers en dichters. Rond de jaren twintig hebben Theo van Doesburg, Antony Kok (zie hoofdstuk 1), Marnix Gijsen, Wies Moens, Antoon Coolen, Anton van Duinkerken, Pieter van der Meer, Gerard Knuvelder, Hendrik Moller en Jan Engelman dit etablissement bezocht. Zij hadden ieder wel iets met De Stijl en het Dadaïsme, of waren representant van het Brabants katholicisme (zie ook hoofdstuk 1, Frans Siemer). Anton van Duinkerken moest lang zoeken voordat hij café Marinus vond, waarin de “Roomsch Katholieke Jongeren” hun eerste onderlinge kennismaking vierden. Hier had hij zijn historische ontmoeting met Antoon Coolen, die hem de hand schudde en enkel “Brabant” zei. Brabantia Nostra was hier!

Afgeleide uitspraak: “hij is (hartstikke) Jantje Marienus,” wat wil zeggen “hij is morsdood," of: “hij is straal bezopen.”

 

Café-restaurant Marinus op een foto uit 1900. De persoon rechts staat voor het steegje.

 

et Stròtje van Taminiau of Pissteegje        

Damsstraat                   

liep achter praktijk en tuin van dokter Taminiau om (zie hoofdstuk 1, o.a. Antoon “Pum” Taminiau) van Korte Heuvel naar Piusplein. Hier stond in vroeger tijd het huis van Dams, totdat zijn kleinzoons Eduard en Alfons Janssens in de negentiende eeuw een nieuw huis bouwden, waar (in een deel) van 1902 tot 1999 de familie Taminiau woonde. Na de verkoop van het onroerend goed door deze familie is et stròtje tijdelijk afgesloten in verband met herinrichting van het perceel en ingrijpende verbouwing van het huis tot horecabestemming. In 2001 is restaurant Storm er geopend dat korte tijd later al werd omgebouwd tot Café Philip, genoemd naar dr. Philip Taminiau. Diens silhouet werd afgebeeld op de zijgevel. De tweede bijnaam verwijst naar de ligging van et stròtje in het uitgaanscentrum van de stad, tussen het Piusplein en de Korte Heuvel in met hun talrijke cafés. Het straatje bood aan hen die op uitgaansavonden in hoge nood kwamen een stiekeme gelegenheid om snel de druk van de ketel weg te nemen!

 

4.T

 

Tafdrèùprèk (het Afdruiprek)

stalen constructie op het Koningsplein  

die was bedoeld om de grote leegte op dit plein te breken, naar aanleiding van de kritiek dat het Koningsplein er doods en sfeerloos bij lag. Het was eigenlijk ook geen plein, maar het dak van een parkeerkelder. Daarom kon er niet op worden gebouwd, noch konden er bomen worden geplant. Begin 2018 duiken er plannen op om dit plein structureel aan te pakken, met een prominente plaats voor groen en betere verbindingen zoals naar het zich sterk ontwikkelende gebied rond de Piushaven.   

Door de onvermijdelijke sloop in de jaren zestig (twintigste eeuw) van de verkrotte wijk de Waaj (zie de Koningswei) kwam er midden in de stad een grote open ruimte vrij. Daarvoor ontwierp architectenbureau Van den Broek en Bakema uit Rotterdam een prestigieus plan “Koningswei” met centraal het Koningsplein op het dak van de parkeerkelder. Bouwkundig werd de verbinding met het stadscentrum gevormd door “de Katterug” (zie daar). Het resultaat was echter een enclave van steen en beton op een plek waar “het” allemaal net níet gebeurde. De gewenste levendige sfeer ontbrak, behalve incidenteel tijdens marktdagen of een bijzonder evenement zoals de kermis. Ook de latere verhuizing van de Openbare Bibliotheek Tilburg van de westzijde van het plein naar een ruimer gebouw (Stadskantoor 2) aan de Paleisring-zijde en de plaatsing van Tafdrèùprèk konden hier weinig aan veranderen.

 

In 1969 werd begonnen met de bouw van de parkeerkelder onder de vroegere Koningswei. Op de achtergrond de Piusstraat met een inkijkje in de Koopvaardijstraat. Zie het woud van tv-antennes op de daken (coll. RAT)

 

Gezellige drukte op het Koningsplein tijdens een markt in 1979 (coll. RAT)

 

Het Koningsplein met Tafdrèùprèk en in het midden daarachter Stadskantoor 2. Rechtsachter, op de plek van de vroegere woonwinkel A tot Z, het recente woongebouw De Stadswachter (2015) met de voorzijde aan de Piusstraat.

 

Taminiau’s Troetelkind      

het Algemeen Afdelings Ziekenfonds AAZ             

het eerste grote Tilburgse ziekenfonds, opgericht in 1914, waar dokter Philippus (Philip) Lodevicus Marcus Maria Taminiau (Utrecht 1874 - 1940, zie ook hoofdstuk 1: Antoon “Pum” Taminiau en hierboven et Stròtje van Taminiau) met succes het vuur voor uit zijn sloffen liep. Taminiau was zeer betrokken bij het ziekenfondswezen en bij de NMG (Ned. Maatschappij tot bevordering der Geneeskunde, later met de K van Koninklijk ervoor). In 1910 was hij een van de initiatiefnemers voor het houden van een congres van de NMG in Tilburg vanwege het 50-jarig bestaan van de Kring Tilburg. Het congres werd een groot succes want de moeizame verhouding tussen geneesheer en levensverzekering werd er eindelijk geregeld. Dit feit werd wel “de Vrede van Tilburg” genoemd. Taminiau promoveerde ook op een onderzoek naar erfelijkheid van bepaalde ziektes. Hij was maatschappelijk actief bij enkele culturele instellingen, zoals de afdeling Tilburg van de Maatschappij tot bevordering van de Toonkunst. Philip Taminiau was de overgrootvader van de bekende couturier Jan Taminiau (geb. Goirle 1975).

Taminiau was tot het laatst (1940) nauw betrokken bij zijn troetelkind het AAZ (Algemeen Afdelings Ziekenfonds). Dit was van 1914-’36 gevestigd bij apotheek Kerssemakers aan het Wilhelminapark. In dat laatste jaar telde het al 33.000 verzekerden. In 1950 was dat 137.000 en dit bleef geleidelijk toenemen. In 1966 betrok het AAZ een groot nieuw kantoorpand (architect Jos. Bedaux) aan de Tuinstraat, naast het kantoor van de Nederlansche Credietbank op de Heuvel. De naam veranderde vervolgens in Ziekenfonds Midden-Brabant en later in VGZ.

 

Philip Taminiau, dokter op de Heuvel 1904-’39 (foto 1930 van schilderij door Jan van Delft, coll. RAT)

 

Kringdiner NMG (Ned. Mij. tot bevordering der Geneeskunde) in 1904. Staand rechts dr. Philip Taminiau.

 

Het “kind” werd 25 jaar in 1939 en liet dit gedenkbord maken. “Dokter, ziekenhuis en medicijn brengen samen zonneschijn” staat erop. 

 

Foto Situatie Heuvel – Tuinstraat rond 1980. Het ziekenfondsgebouw ging wat schuil achter het bankgebouw van de NCB. De Tuinstraat was een veilige fietsstraat. De kantoorpanden werden niet veel later afgebroken voor het nieuwe Pieter Vreedeplein.

 

et Teepelhof                                                                

Iglonium

In 1971 werd een grote manifestatie gehouden, genaamd Tilburg Totaal, met als doel om de stad met haar breed scala van activiteiten onder de aandacht te brengen. In het “Iglonium”, bedacht door architect Jac. Van Oers (zie ook bij de Pèèrse Himmel) en bestaande uit een groep van 39 onderling geschakelde iglo’s (halve bollen gemaakt van piepschuim, zie foto), presenteerde het bedrijfsleven zich. Dit wonderlijke geheel stond opgesteld naast het gemeentehuis.

 

Dit moet een geënsceneerd plaatje zijn, want in werkelijkheid stond het Iglonium opgesteld aan de andere kant van het stadskantoor (huidige locatie Primark)

 

Daarnaast werden er onder meer een ballonrace, een motorrace en een voetbalwedstrijd tussen Jong-Oranje en Jong-DDR (het toenmalige Oost-Duitsland) georganiseerd. In de Stadssporthal voerde muziek de boventoon, met een spectaculaire uitvoering van de opera Aïda, een concert van de Hamburgse Staatsopera en een accordeonconcours. In de Pellikaanhal werd een concert gehouden door de wereldberoemde bigband van Count Basie, met als speciale gast de al even beroemde zangeres Ella Fitzgerald (bron: wikimiddenbrabant.nl)

 

Van het optreden in 1971 door het orkest van Count Basie met Ella Fitzgerald in de Pellikaanhal bleef een geluidsregistratie bewaard, die later werd verwerkt in een CD welke in 1994 uitkwam (foto: Karel de Beer)
 

et Teerevèldje of et Teereplèntje

openbaar sportveld Zorgvlied                                                       

Bijnaam voor het geasfalteerd sportveld op de hoek van de Burgemeester Rauppstraat en de Vierwindenlaan, mede gebruikt voor gymnastieklessen van de naastgelegen scholen. Op deze plaats heeft van 1957-‘69 de noodkerk van de parochie Petrus en Paulus gestaan. In 1968-'69 werd schuin ertegenover  aan de Vierwindenlaan de definitieve parochiekerk gebouwd. Bouwpastoor C. Manders heeft dat niet meer meegemaakt. Hij werd in 1965 namelijk benoemd in Hilvarenbeek (zie hoofdstuk 1: pastoor W.J.J.J. de Klijn). Jan Hoes (1917-2002) volgde in 1965 Manders op en werd in 1969 de eerste pastoor in het nieuwe kerkgebouw. Hij bleef in deze functie tot 1976. Na de sloop van de noodkerk heeft et Teerevèldje jarenlang dienst gedaan als sport-, speel- en ontmoetingsplaats voor de jeugd. In 2020 is het door de gemeente omgevormd en verfraaid volgens het “tiny forest” model, tot een combinatie van groen met speel- en sport-gelegenheid voor de jeugd. Dit kreeg de naam ‘T Christoffelbosje, naar de naastgelegen basisschool Christoffel.

 

Et Teerevèldje op een foto uit 1962, toen de noodkerk van Petrus en Paulus er nog stond, gezien vanuit de Schout de Roystraat. Rechts het Bels Lijntje met op de achtergrond Wachtpost 4 bij de spoorwegovergang Berkdijksestraat. Links een bestaand pand langs de Berkdijksestraat, erachter het nieuwe gebouw van de Christoffelschool (zie ook hoofdstuk 1 bij Bep “van het bad” van de Sande, coll. RAT)

 

et Teurlings Molentje, ook wel: de Zwarte Ruiter          

Veldhovense windmolen    

oorspronkelijk een oude standerdmolen aan het (nu) Rosmolenplein 57 waar Teurlings een café naast bouwde. De eigenaar die na hem kwam, Johannes Holten, sloopte de oude molen en bouwde in 1889 een nieuwe achtkantige stelling-/ korenmolen (zie foto). De romp die uit Amsterdam werd gehaald was van molen De Ruiter geweest. Vanwege de donkere beschermende bekleding die ze hier kreeg werd de molen wel “De Zwarte Ruiter genoemd” maar men bleef ook nog “Teurlings molen” zeggen. In 1926 werden wieken en kap verwijderd. Alleen een deel van de romp, spierwit geschilderd, staat er nu nog. De familie Teurlings bezat boven de lijn meerdere molens (zie ook hoofdstuk 1: Antonius A. Teurlings en bij Jacobus de Reus van Broekhoove Schraven).

 

De Veldhovense of Teurlings Molen met café Nieuw Molenzicht in 1900. Het bekende café annex feestzaal heeft als ‘t (Oude) Molentje tot in de jaren negentig bestaan en werd van 1940 tot ’83 gerund door Frans van de Put met vanaf 1953 zijn vrouw Toos (coll. RAT)

 

Thomas de Beerdriehoek

voormalig fabrieksterrein Thomas de Beer                                                        

het terrein van de voormalige wollenstoffen fabriek van Thomas de Beer (zie hoofdstuk 1 bij Norbertus, Nopke de Beer) nabij het Wilhelminapark, waar rond 1990 een nieuwe bestemming aan werd gegeven. De oude fabrieksgebouwen werden gesloopt maar het relatief jonge gebouw van de wolspinnerij (uit begin jaren zestig) bleef behouden en werd een centrum voor moderne kunst, het Museum De Pont. Dit ging in 1992 van start, gefinancierd uit de nalatenschap van mr. J.H. de Pont, die financieel betrokken was geweest bij de fabriek.    

 

Op de plaats waar vroeger de weefgetouwen stonden te klitsklatsen zijn nu woningen gebouwd, zoals dit appartementenblok uit 1995-’97 van architect Rudy Uytenhaak. 

 

Het Museum de Pont bestond 25 jaar in 2017 en kon bogen op een succesvolle eerste kwart eeuw. Linksboven: bij het 20-jarig bestaan in 2012 werd door de gemeente een poortconstructie aangeboden, ontworpen door Van Benthem Crouwel Architecten. Rechtsboven: ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan werd het museum verrijkt met een kunstwerk bij de ingang door Anish Kapoor (“Sky Mirror”), gesponsord door gemeente, particulieren en de kunstenaar zelf (vanwege zijn speciale band met De Pont). Onder: het museum van binnen met de grote hal op een rustig moment. Het licht en de ruimte zijn uniek.

 

De grote hal met prachtig natuurlijk licht en de wolhokken (op de grond: “Planet Circle” van Richard Long)

 

Prinses Beatrix als eregast bij De Pont op 16 september 2017 voor de onthulling van het kunstwerk van Anish Kapoor. V.l.n.r.: mr. Jos de Pont, oudste zoon van mr. J.H. de Pont (1915-‘87) en voorzitter van het museumbestuur; Wim van de Donk, commissaris van de Koning Noord-Brabant; Sophie Walker, partner van Anish Kapoor, tevens ontwerper van de tuin rond het kunstwerk; Hendrik Driessen museumdirecteur, met zijn kersverse koninklijke onderscheiding; Anish Kapoor, beeldend kunstenaar; Joy de Pont, vrouw van Jos; Prinses Beatrix (coll. De Pont)

 

de Tietenbar

striptent De Nacht     

Verscholen in het uitgaanscentrum, aan een steegje tussen Korte Heuvel, Heuvelring en Kazernehof, bevindt zich sinds 2002 deze nachtclub, die vergunning kreeg om tot 06.00 uur geopend te blijven. Te bereiken door een poort tegenover café Weemoed aan de Korte Heuvel. In het steegje ga je achteraan links. Daar verdwijn je in De Nacht.
In januari 2014 werd in deze “Tietenbar” het literair tijdschrift De Titaan gepresenteerd. Dit tijdschrift heeft drie jaargangen bestaan, waarin totaal twaalf nummers werden gemaakt, zie: nl.wikipedia.org/wiki/De_Titaan en www.cubra.nl/specialebijdragen/BrabantCultureel/BC_BL_201406/Naaijkens-De-Titaan.htm. Ook in 2014 kwam de bekende schrijver Ilja Leonard Pfeijffer hier (zie hoofdstuk 1).

 

Tilburg Boerke Mutsers      

halte Tilburg West (nu station Tilburg Universiteit)     

de voorhalte van de NS, gelegen tussen het winkelcentrum Westermarkt en de univeristeit in, is gebouwd op de plaats waar vroeger het overweggetje was voor Café Mutsaers in ’t Zand, het huidige restaurant, party- en congrescentrum Boerke Mutsaers (zie ook hiervoor bij Boerke Mutsers) naar de Delmerweg aan de overkant.     

 

       

In 1965 werd de Statenlaan onder het spoor aangelegd en vervolgens kwam links, rechts en in het midden de voorhalte Tilburg West tot stand. De Westermarkt is gerealiseerd (rechts achter) en Boerke Mutsers is inmiddels vernieuwd.

 

Tilburg Swirskaante

station Tilburg Centraal met ook noordelijke entree

Bij een ingrijpende verbouwing die tussen 2013 en 2019 plaatsvond, werd het centraal station van Tilburg ook verrijkt met een toegang aan de noordkant. Daar was tot nu toe altijd een “dood spoor” geweest door de aanwezigheid van den Atteljee (zie daar). Dat werd in 2007 door de NS aan de gemeente verkocht, wat aan de noordkant nieuwe mogelijkheden voor stadsontwikkeling bood. Het monumentale “Kroepoekdak” (zie daar) moest gehandhaafd blijven, vandaar dat men ruimte moest maken onder de grond om de vereiste capaciteitsuitbreiding te realiseren. Er werd een betonnen bak van liefst 6,6 miljoen kilo gebouwd die in 2014 met grote precisie onder de perrons werd ingeschoven. In die ruimte werden nieuwe roltrappen, liften en winkeltjes geplaatst en kregen de bezoekers veel meer bewegingsruimte. Medio 2016 was het zover dat de noordkant kon worden opengemaakt. Het schijnt dat een conducteur met Tilburgse roots enkele dagen later in een trein omriep: “Dames en heren, wij naderen het station Tilburg Swirskaante. Reizigers met de bestemming Tilburg kunnen het station nu dus zowel aan de zuid- als noordkant verlaten.”  

 

De openstelling van de entree aan de noordzijde van het station op 11 juli 2016 was een historisch feit dat veel belangstelling trok. Tilburg boven en beneden de Lijn kregen een directe loopverbinding. De bouwhekken op de foto staan voor het nog aan te leggen Burgemeester Stekelenburgplein.   

 

het Tilburgs Model

stedelijk bestuursmodel     

geavanceerd bestuursmodel met financieel beheerssysteem dat tot stand kwam in het midden van de tachtiger jaren, onder het burgemeesterschap van drs. H.B.P.A. Letschert (1924-1996, burgemeester van Tilburg van 1975-1988, x Wilhelmine Albertine “Wally” Maschhaupt, 1924-2004). Zijn opvolger Brokx kwam op het idee om het Tilburgs Model ook te gebruiken voor stadspromotie, en het in het buitenland uit te dragen om er munt uit te slaan voor de stad.

 

de Tilburgse Zegeltjeskraak

overval op de afd. Bevolking van Tilburg

bij deze overval d.d. 25 januari 1944 op de afd. Bevolking aan de Markt (nu Oude Markt) in Tilburg werden 105.000 zogeheten “Rauterzegels” en 700 blanco persoonsbewijzen buitgemaakt die daar pas in een kluis waren gedeponeerd. Deze actie werd beraamd door de Betuwse verzetstrijder Johannes van Zanten met de Tilburgse gemeenteambtenaar Jan Poort en uitgevoerd met behulp van de KP (Knokploeg) Soest en Huub Simons (een collega van Poort). Met de buit kon het landelijk verzetsapparaat een tijd vooruit met het vervalsen van persoonsbewijzen en het verkrijgen van distributiebonnen. De historicus dr. Lou de Jong noemde deze actie een van de belangrijkste wapenfeiten van het Nederlandse verzet onder de oorlog. Johannes (Jan) Theodorus Petrus Maria Poort (1914-’87) kreeg na de oorlog diverse onderscheidingen voor zijn werk in het verzet, o.a. de grote zilveren legpenning van de gemeente Tilburg. Johannes van Zanten, die in 1944 door de Duitsers in Apeldoorn werd gefusilleerd na een ander voorval, kreeg een straatnaam in Tilburg. Huub Simons dook onder en overleefde de oorlog. Het was met name aan burgemeester Van de Mortel te danken dat de Duitsers afzagen van represailles in Tilburg. Daarmee was de “zegeltjeskraak” een volledig succes. 

 

Op deze foto van de (Oude) Markt uit 1919 (coll. RAT) is links het grote pand te zien van de wed. Van Spaendonck – Brouwers (Markt nr. 5). Hier werden in 1926 de Afdelingen Bevolking, Militaire Zaken en Woningbouw van de gemeente ondergebracht. Tegen de gevel van het pand dat nu op die plaats staat (het Surinaamse eethuisje Faja Lobi, Oude Markt 9) is ter herinnering een plaquette aangebracht die in 1982 werd onthuld door de oud-ambtenaar en -verzetsman Huub Simons.

 

De plaquette uit 1982 met de moeilijk leesbare tekst: “Ter herinnering. Met hulp van ambtenaren overvielen verzetsstrijders op 25 januari 1944 de afdeling Bevolking van de gemeente Tilburg. Zij maakten zogenaamde Rauterzegels buit. Daarmee konden vele onderduikers in Nederland in hun levensonderhoud voorzien. De overval werd uitgevoerd in het kantoorgebouw dat hier heeft gestaan”.

 

et Tönpadje                  

Tuinstraat                     

in 1871 verbreed en bestraat (zie ook bij Langepad) en uiteindelijk een mooie straat geworden (zie “Tuinstraat, de verbinding” door Berry van Oudheusden, Tilburg 2017)

 

 

de Torendreef                                                                           

laan in de Oude Warande    

omdat deze laan georiënteerd was op de toren van de Heikese kerk en daarmee de ligging van het hele bos bepaalde. Stadspark de Oude Warande is een van de weinige nog intacte sterrenbossen in ons land en meet circa 70 ha. De Oude Warande werd aangelegd in 1712 in opdracht van Willem van Hessen-Kassel (Biebrich 1787 – Kopenhagen 1867), heer van Tilburg en Goirle, in een barokke stijl. Het bos wordt gekenmerkt door een symmetrisch, rechthoekig lanenpatroon vanuit een centraal punt. In 1980 waren alleen de hoofdlijnen nog maar te zien, waarna er een renovatie naar de oorspronkelijke situatie plaatsvond die in 2008 werd afgerond.

 

Of dit de Torendreef is of niet, de Heikese kerk is toch niet meer te zien aan de einder. Wel is dit zeker een van de lanen die zo typerend zijn voor de Oude Warande (foto Karel de Beer 2007)

 

de Toren zonder Spits

Toren Sacramentskerk na 1993

De Sacramentskerk aan de Ringbaan Oost op het punt waar de Nieuwe Bosscheweg uitkomt, werd ontworpen van de Eindhovense architect Martinus van Beek en in 1933 ingezegend. De strakke toren eindigde in een groenkoperen spits en vormde een beeldbepalend element van dit stadsdeel en voor iedereen die Tilburg verliet via de Nieuwe Bosscheweg, een belangrijke uitvalsweg sinds 1925. In 2005 werd de Sacramentskerk aan de eredienst onttrokken (zie het lemma Sacramentsbeelden), maar voor het zover was moest in 1993 de spits worden ontmanteld vanwege de veiligheid. De koperen platen zouden er namelijk af kunnen vallen. Dit was eigenlijk al de nekslag voor de kerk. De afgeknotte toren heeft nu een schamel platdakje als deksel. Of er een alternatieve spits komt is zeer de vraag, want wat de één mooi vindt is voor de ander te duur.    

 

Jarenlang was dit het aanzicht van de Sacramentskerk, die als een stoere en trouwe bewaker van de oostelijke “poort” van de stad wilde zeggen: “Houdoe en tot ziens mar wir,” maar die er krachteloos bij kwam te staan zonder spits, zoals de Bijbelse held Samson nadat deze in zijn slaap was ontdaan van de haren waar hij zijn kracht aan ontleende. Het zou zomaar een bijnaam kunnen zijn voor de spitsloze toren: De Kaole Samson van Tilburg (foto uit 1991, coll. RAT)

 

het Trèntje van Steeves

smalspoor steenfabriek Stevens

De foto uit 1925 is van de achterzijde van steenfabriek Stevens aan de Lovense Kanaaldijk, hoek Enschotsestraat (huidig: Kapitein Nemostraat). Deze fabriek startte in 1920 met droogkamers die toen tot de modernste van ons land hoorden. Op de voorgrond een locomotief met kipkarren, die over een smalspoor enkele kilometers verderop in de leemputten (ter hoogte van de huidige Boogschutterstraat) hun grondstof gingen halen. Foto genomen van bij de huidige Gelrebaan richting Kapitein Nemostraat. In 1964 kocht de gemeente alle grond op voor industrieterrein Loven.

 

 

Trottoirtegelpoëzie

cultuurproject gemeente                                                   

project van de gemeente uit 1994 om, ter ere van de renovatie van de Stadsschouwburg, 23 tegels te leggen tussen de Noordhoekring en het kantongerecht, met daarin gebeitelde gedichten. Pijnlijke foutjes waren echter: er zat er niet één bij van een Tilburgse dichter, en de tegels waren niet dik genoeg zodat er scheuren in kwamen.

 

the Tube

Distributiecentrum Rhenus Logistics langs de A58

Reijrink Staalconstructie in Esbeek won de nationale staalprijs 2020 in de categorie industriebouw met de realisatie van de opvallende ovaalvormige constructie (ontwerp van Habeon Architecten) voor Rhenus Logistics op Bedrijventerrein Het Laar. In deze “Tube” (Tilburgse spelling: Tjoep) zit liefst 2,5 miljoen kilo staal verwerkt, waarmee een opslaghal van ruim 60.000 vierkante meter werd gecreëerd. Dit knap staaltje van technisch kunnen moest een antwoord zijn op de steeds vaker gehoorde klacht over de “verdozing” rond de stad in de vorm van saaie, rechthoekige distributiehallen.

Het distributiecentrum van Rhenus Logistics, goed voor de nationale staalprijs 2020, met links twee kantoortorens bij verkeersknooppunt Het Laar en rechts op de achtergrond Westpoint (coll. nationalestaalprijs.nl)

 

het Tulfenarium

Informatiecentrum Stadhuisplein

Het gemeentelijk informatiecentrum naast het stadhuis (zie de Koolekiest) werd officieus genoemd naar degene die daar het hoofd van werd: Eric Tulfer, die ook hoofd van de Stads-VVV was. Het idee voor dit centrum paste bij het nieuwe bestuursmodel dat onder burgemeester Letschert werd ontwikkeld (zie Tilburgs Model), namelijk om de producten van het beleid beter te etaleren voor de burgers. Dit kon het beste in een apart gebouwtje gebeuren, waar aan het Stadhuisplein nog precies wat ruimte voor was. Toen de gemeente een jaar of tien later weer van deze winkel af wilde, kwam er in het pand een herenmodezaak (Max Mannenmode). 

Tulfer begon na zijn ambtelijke loopbaan nog een politiek avontuur bij de Tilburgse Volks Partij (TVP) waar hij in 2011 voorzitter van werd. In die periode zou hij op een avond eens een duwtje hebben gegeven aan een wildplasser bij de fontein tegenover stadscafé Meesters, die daarop met plasser en al in de fontein kieperde. Hoewel Tulfer zich op de vlakte hield over zijn rol bij dit voorval, was een kleine rel niet meer te smoren.

 

Foto vanaf “de Katterug” (zie daar) aan het Stadhuisplein. Het na alle reconstructies open gebleven deel van het plein werd opgevuld met het “Tulfenarium” en een waterbak. Daarachter stadskantoor 3 (het hoge deel was groen) dat plaats heeft gemaakt voor de bouw van Primark. In 2018 opende deze kledingzaak, terwijl de grote renovatie van het stadskantoor 1 (links) aan de gang was (coll. Tilburgse Herinneringen op Facebook).    

 

de Twaalf Apostele (2)                                                        

rijtje huizen Hoevenseweg

tussen Koningshoeven en AaBe/Hoevenseweg, voordat de Ringbaan-Zuid en later de Kempenbaan er doorheen werden getrokken (zie hoofdstuk 2: Tooke Zèùp).

 

Het Barrièrehuis (rechts) dat in 1835 werd gekocht door Prins Willem II van Adriaan Klaassen en enkele van de “apostelen” staan in 1971 te wachten op sloop. Het verkeer eist ruim baan. Op de achtergrond de eerste huizen van de wijk Jeruzalem (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Twiggy of Miss Twiggy

beeldje Schouwburgpromenade

een oorspronkelijk naamloos bronzen beeldje uit 1967 van Teun Jacobs werd in de Schouwburgpromenade bij boekhandel Bruna geplaatst. Het was een geschenk van vastgoedeigenaar Nationale Nederlanden bij de opening op 13 oktober 1967 van dit woon- en winkelcomplex. Het beeldje werd al gauw “Twiggy” genoemd, naar het destijds bekende, spijkerdunne model en idool uit Engeland.

 

 

 

4.U

 

den Uunent                   

Udenhout                       

sinds de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1997 behorend tot de gemeente Tilburg, tot groot verdriet van in ieder geval de toenmalige burgemeester van die plaats W.J.A. (Wim) Dijkstra, die maar kort daarvoor zijn wethouderschap in Tilburg had verruild voor deze burgemeesterspost.

 

 

4.V

 

het Vaticaan

rijtje huisjes in Udenhout

Drie arbeiderswoningen aan de Rijksweg in Udenhout werden het Vaticaan genoemd, omdat in een ervan Martinus Leo “Paus” Koolen (zie hoofdstuk 1) had gewoond. In 1970 kwam “Vrouwke van Boxtel” met haar zoon Martinus daar wonen (zie hoofdstuk 1 bij Jan “Boerkes” Schapendonk)

 

de Vèèrekesstraot   

Hesperenstraat                         

zijstraat van de Korvelseweg, tegenover de paters Capucijnen en de Paoterstraot.

 

Vekaastere (de rôoje of de gruune)                            

1) fa. Wed. v. Casteren & Zn. resp, 2) fa. Harrie v. Casteren (Hacas)     

1) oud internationaal transport- en verhuisbedrijf (waaruit Scansped in Tilburg is ontstaan). Vroeger ook bekend om de rode verhuiswagens die werden getrokken door een (span) paard(en), met de voerman hoog op de bok. “Et pèèrd van Vekaastere” was een begrip. Ook de ironische uitdrukking: “Ge waart femielie as ge voerman most zegge teege Vekaastere.” Men noemde dit bedrijf ook wel de Rôoje Vekaastere om een onderscheid te maken met

2) de Gruune Vekaastere, die het groffere transportwerk deed, zoals zand. Dit bedrijf van Harrie van Casteren gebruikte groene vrachtwagens.

 

 

Jo Coolen, menner bij Van Casteren, hoog op de bok klaar voor vertrek (1958)

 

Locaal transport (drie foto’s van Tilburgse herinneringen op Facebook)

 

et Vèn                               

Piusplein                        

verwijst naar een plas water die hier vroeger was, zoals op het Hasseltplein (zie Spuul). Ook liep het hier nogal gauw onder als het hoosde. In 1869 werd deze plek, samen met de aansluitende grintweg naar Hilvarenbeek (de Bikse Dèèk), door de omwonenden spontaan genoemd naar Pius IX, die al sinds 1846 paus was (Piusstraat en Piusplein). Deze paus was in Tilburg erg gerespecteerd. Iedere mijlpaal die hij bereikte in zijn lange geestelijke loopbaan ging in die tijd hier met een grote feestelijke herdenking gepaard. Een aantal ex-zoeaven die voor Pius IX hadden gevochten woonden in Tilburg (zie bijv. hiervoor den Arteskraant en in hoofdstuk 1 Charles den Hoed Bastings). Pas in 1881 werden de namen Piusstraat en Piusplein door de gemeente officieel vastgesteld. Nog lang bleef het Piusplein bij oudere Tilburgers beter bekend als et Vèn. In die buurt herinnert de naam Hoogvensestraat nog aan de oorspronkelijke situatie, alsmede de oude benaming voor het Koningsweigebied: de (Lage) Venneweiden.

 

De gevolgen van een wolkbreuk in de Emmastraat in 1952. Als het Piusplein onder liep dan werd het ook in de aangrenzende straten een zwembad. Het kan goed zijn dat op de achtergrond de kermis staat opgesteld op het Piusplein, want het was een tijdlang een “traditie” dat de kermis door een wolkbreuk werd getroffen.

 

Venuunestròtje              

Pleinstraat, later Alexanderstraat

Het zijstraatje van de Heuvelstraat met op de hoek de winkel van Van Nunen Boes (zie hoofdstuk 1: Jan “Pop” van Nunen - Boes). Het straatje werd in de volksmond naar die winkel genoemd. Van 1900 tot ‘85 heette het officieel Pleinstraat, daarna Alexanderstraat.

 

De winkels van Van Nunen Boes in de Heuvelstraat op een foto uit 1934 (coll. RAT)

 

de Vètstrêep                                                               

plek op de Heuvel

nabij de Lindeboom, waar vanaf de jaren 1920 bussen vertrokken voor dagtochtjes. Op die plaats lag namelijk steeds motorolie op het wegdek.

 

de Veugelkôojkes

gebouw De StadsHeer

deze toren aan de Spoorlaan ter hoogte van de Noordhoek is 101 meter hoog en telt 31 verdiepingen waarvan de eerste zes worden ingenomen door kantoorruimte. Op Westpoint na is dit het hoogste gebouw van Tilburg. Op vrij willekeurige plaatsen steken er balkonnetjes uit, vandaar de bijnaam.

 

(foto Karel de Beer 2007)

 

de Veugeltjesbuurt, of Kamp zonder wielen

deel van wijk Broekhoven

De bijnaam Veugeltjesbuurt verwijst naar een aantal straten (niet alle!) die naar vogels zijn genoemd, in een deel van de wijk Broekhoven gelegen ten zuiden van de Ringbaan Zuid en ten oosten van de Broekhovenseweg. In het verleden is hier een boerderij “Vogelzang” geweest. In deze buurt, gebouwd in de jaren twintig van de twintigste eeuw, “Daor wonde vur nòg gin vèèf cènte,” zei men wel. In die tijd kwam de trek van het platteland naar de stad op gang. Veel voormalige woonwagenbewoners streken hier neer, waar de tweede bijnaam mee te maken heeft. Ook “zonder wielen” hielden zij vast aan hun levensstijl. In de jaren vijftig koos de gemeente ervoor om hier asociale en antisociale gezinnen te concentreren. Sindsdien kwam het niet meer goed met deze buurt. De armoede was er groot, men ging extra inkomsten genereren uit diverse vormen van criminaliteit (zoals diefstal, smokkel, stropen en heling) en zag niet het belang van onderwijs voor de kinderen. De aangrenzende “Visserijbuurt” was vergelijkbaar (zie hoofdstuk 2 bij “Ruisvoorngroep”). Omdat de gemeente dit alles maar liet gebeuren werd er steeds meer geld verdiend aan vooral drugscriminaliteit. Pas in de jaren na 2000 werden de autoriteiten wakker en besloten ze tot ingrijpen. Acties werden uitgevoerd tegen drugsbendes en er werd geld (terug-) gevorderd dat onterecht was uitgekeerd uit sociale fondsen of te weinig betaald aan belastingen. Vanaf 2010 gingen er in het kader van een grote wijksanering veel oude huizen tegen de vlakte voor nieuwbouw. Daarmee haalde de Vogeltjesbuurt in september 2013 zelfs het landelijk nieuws toen tijdens sloop van een rij huizen in de Merelstraat er ineens grote hoeveelheden dollarbiljetten door de lucht vlogen die daar ergens verstopt hadden gezeten. Degenen die dit zagen gebeuren schoten erop af, maar de eigenaar heeft zich nooit gemeld. Ook buurthuis ’t Vogeltje aan de Lijsterstraat (zie foto), waar vroeger illegaal gepokerd zou zijn, werd afgebroken in het kader van de sanering (bron: Brabants Dagblad, een artikel over de Vogeltjesbuurt naar aanleiding van de publicatie van het boek: “Een ongetemde buurt”, door Pieter Tops, Tilburg januari 2018).

Het bovenstaande geeft overigens wel een eenzijdig, overtrokken beeld dat om nuancering vraagt. Er zijn ook mensen die zich de Vogeltjesbuurt anders herinneren, te weten met hardwerkende ouders die eerlijk aan de kost kwamen en alles deden voor hun kinderen. Zij bewaren heel goede herinneringen aan hun jeugd in de Vogeltjesbuurt. De onderstaande foto’s laten meer deze kant van de buurt zien.

 

Samen muziek maken hoorde er ook bij in de Veugeltjesbuurt. Foto uit 1960 van Harmonie Vogelenzang in actie bij buurthuis ’t Vogeltje in de Lijsterstraat (coll. Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

In 2013 werd er een film over de Tilburgse volkswijk Veugeltjesbuurt gemaakt op initiatief van Omroep Brabant. Deze film “Avontuur van de Vogeltjesbuurt” werd genomineerd voor de Brabantse Cultuurprijs 2014. Hier poseren typetjes uit deze film (door B_in motion en Movedmedia met muziek van de oud-buurtbewoner Henny Vrienten)

 

de Vèùle Laaj of de Vèùle Strôom           

de Oude Leij resp. de Voorste Stroom

De Oude Leij dankte zijn weinig vleiende bijnaam aan het feit dat in 1878 van de oude rivierbedding aan de zuidkant van Tilburg weer een waterloop werd gemaakt, om het vervuilde industriewater af te voeren. De Oude Leij werd in feite dus ene blaawslôot of blaawlôop (zie daar). Deze stroom mondt in het zuidoosten van Tilburg uit in de Nieuwe Leij (of Schôone Laaj, zie daar), die uit het Belgisch grensgebied komt. In de negentiende eeuw was er rond de Hilvarenbeekseweg en Koningshoeven ook sprake van een sterk toenemende industriële bedrijvigheid, die een toenemend aanbod van afvalwater tot gevolg had. Het water van de Oude en Nieuwe Leij samen voerde de vervuiling af in oostelijke richting. De Leij, zoals de gecombineerde stroom kortweg werd genoemd, ging even verder in het buitengebied Moerenburg als Voorste (destijds ook: Vèùle) Stroom in de richting van Oisterwijk. Daar ontstonden steeds meer problemen met het vervuilde water uit de stad (zie et Vèùlwaotermesjien).

 

De Leij perst zich op deze foto uit 1975 tussen enkele bedrijfsgebouwen op de Koningshoeven door (rechts de fabriek van Verschuuren – Piron, foto Publieke Werken Tilburg, coll. RAT)

 

Aan de overkant (oostzijde) van het  Wilhelminakanaal volgt het weggetje Verbrande Brug even het tracé van de Leij, waar deze foto is genomen. Het weggetje buigt af naar het noorden, waar het zal uitkomen bij de Hoevense Kanaaldijk-oost. De Leij gaat verder in oostelijke richting en zal als Voorste Stroom Oisterwijk bereiken (foto uit 1979 door J. Denissen in de Tilburgse Koerier, coll. RAT) 

 

et Vèùlwaotermesjien  

waterzuivering-Oost

Zie hiervoor. Op enkele plaatsen aan de rand van de stad werden aan het begin van de twintigste eeuw al vloeivelden aangelegd om het vervuilde water uit de stad te laten bezinken. De groei van industrie en bevolking waren de grootste veroorzakers van een toenemend aanbod van vervuild water. Na een periode van verder experimenteren werd er in 1937 een definitieve zuiveringsinstallatie voltooid aan de Hoevense Kanaaldijk langs de oostkant van het Wilhelminakanaal ter hoogte van de Piushaven. Deze installatie was een van de eerste in het land. Een conflict met Oisterwijk over de vervuiling van de Voorste Stroom had extra druk gezet op de realisatie. Zij waren de “blaawlôop” (een open riool) die daarop uitkwam meer dan zat. De gemeente hield de waterzuivering Oost up to date en bouwde in 1972 ook een installatie in Noord, naast stortplaats De Spinder. In 1995 droeg de gemeente het geheel over aan waterschap De Dommel. Tien jaar later werd alle rioolwaterzuivering in Noord geconcentreerd en verloor Oost haar functie. Het rioolwater van het centrum en stadsdeel Oost werd via een buisleiding naar Noord getransporteerd. Een deel van het complex aan het kanaal werd gesloopt en de resterende gebouwen en installaties kregen de status van rijksmonument. Dit maakt nu onderdeel uit van het natuur- en landschapsgebied Moerenburg, dat voor een groot deel bestaat uit het moerassige dal van de benedenloop van het riviertje De Leij of Laaj (zie ook in dit hoofdstuk bij Blaawslôot en Schôone Laaj,) welke Moerenburg weer verlaat als Voorste Stroom richting Oisterwijk.

 

Waterzuivering Oost in een van de laatste jaren. Foto uit 2002 door Frans van Ameijde (coll. RAT)

 

De waterzuivering stond medio jaren dertig al sterk in de aandacht door de problemen met het stroomafwaarts gelegen Oisterwijk. Hier inspecteert burgemeester Vonk de Both in 1936 een drainageproject rond de Zandleij onder Udenhout. Wie weet was deze actie bedoeld om de gemeente Oisterwijk te laten weten dat het gemeentebestuur van Tilburg de zaak serieus nam (coll. RAT)

 

de Vier Stinkerds                                                         

omgeving Noordstraat

Punt bij de Noordstraat, waar naar men vroeger zei van alles gebeurde wat het daglicht niet kon verdragen en waar letterlijk een vies luchtje aan zat. Het waren haakse stukjes straat die aan de ene kant uitkwamen op de Korte Schijfstraat tegenover de Schoolstraat en naast de openbare school, en aan de andere kant in de Noordstraat tegenover Drogisterij Grielen. Dus vermoedelijk hoorde het huidige Burgerijpad daartoe.  

 

de Virtien Billekes, of Zeuve Splitjes

café Moulin Rouge

aan de Koestraat (nu NS-plein) ter hoogte van de plaats waar nu het Japans restaurant Osaka is. De baas van het café, Piet Hoefnagels, had zeven dochters, vandaar. Bij veel jongeren was Moulin Rouge in de jaren 1950-'60 bekend van de jazzconcerten die er werden georganiseerd door de Two Beat and Modern Jazz Society, welke jazzclub in 1958 opgericht werd door een groep leerlingen van het Odulphus. Eerst organiseerde die jazzavonden bij Frans Verbunt op het Korvel (l’Echo des Montagnes), maar enige tijd later streken ze neer bij Moulin Rouge. Daar speelden nationale grootheden van de moderne jazz zoals Han Bennink en Misha Mengelberg. Ook Pim Jacobs en Rita Reys traden er op (1961) en waren zeer lovend over deze jazzclub. Soms strikten ze een Amerikaanse grootheid voor een optreden, zoals Nelson Williams (trompettist bij Duke Ellington) en Elvin Jones (beroemd drummer). Eric Dolphy, die een beroemdheid was in de moderne jazz, werd in 1964 gestrikt voor een concert in de Studiozaal van de Stadschouwburg. De Two Beat and Modern Jazz Society heeft met een korte onderbreking bestaan tot 1964 (zie: “Jazz in Tilburg, Honderd jaar avontuurlijke muziek”, door Rinus van der Heijden e.a. Tilburg 2010). In 1968 werd de Moulin Rouge door de nieuwe eigenaars omgetoverd in een populaire discotheek: De Meulen. Daar kwamen veel ijshockeyfans omdat verschillende ijshockeyspelers er een bijbaantje hadden.

 

Links met het luifel omlaag, hotel café restaurant Moulin Rouge aan de Koestraat. Een of twee deuren verder kwam een tijdje later “Broodje Jantje” te zitten, de slagerij annex automatiek van Jan de Kort (zie hoofdstuk 1)

 

en Vlimme

boek van Roothaert                                                               

een boek van schrijver mr. Anton (Antonius M.H.) Roothaert (1896-1967). Deze ging met dierenarts Pulles (“Vlimmen”) langs boerderijen in Tilburg (“Donschot”). De naam van zijn bekende creatie beklijfde bij het publiek beter dan die van hemzelf. Daarom zei men vaak “ik hèb en Vlimme in mene kaast”. Vader Antonius P.Cl. Roothaert (overl. 1923) kwam van buiten de stad en trouwde in 1893 met de Tilburgse weduwe Johanna Josepha de Leuw, die in de Piusstraat een cafeetje dreef. Anton jr. kreeg een katholieke opvoeding, maar zette zich in zijn boeken fel af tegen de R.K. kerk. Wellicht dat doctor Vlimmen daarom zoveel gelezen werd! Vader Roothaert was in Tilburg een biljartfabriek begonnen waarin de bekende Roothaerttafels werden gemaakt.

 

de Voebolwèg             

Voetbalweg, huidige Fatimastraat

deze weg leidde naar de toenmalige velden van voetbalclub Willem II bij de AaBe-fabriek, die in 1811 was opgericht en met name bekend werd van de wollen dekens. Dit terrein op de Koningshoeven was van de familie Van den Bergh, ook eigenaar van de AaBe-fabriek (zie in hoofdstuk 2: de Tricolores)

 

het Volksgebouw                     

hoek Kruisstraat - Hoefakkerstraat,

gebouw op den Bèsterd, waar in 1901 de socialistische beweging in Tilburg voor het eerst een eigen gebouw had.

 

Vòskes                                             

café De Roskam resp. café Voskens             

Dit café aan de huidige Korte Heuvel werd oorspronkelijk genoemd naar zijn functie als uitspanning voor voerlui die langs dit drukke punt kwamen, naar of van den Bosch en Oisterwijk. Het café kreeg op zeker moment ook de naam Voskens, maar na het overlijden van de laatste exploitant uit de familie (de legendarische Engelien) werd het door haar opvolger voortgezet als De Roskam. Omdat iedereen deze zaak alleen maar als Vòskes kende en men dit vooral zo wilde houden, werd in 1999 besloten het café opnieuw de naam Voskens te geven. Bijnaam en naam hebben hier dus stuivertje gewisseld (zie ook hoofdstuk 1: Sofie Trommelen).

In 1797 begon de familie Voskens met het uitbaten van uitspanning De Roskam. Door de grote poort naast het café konden man en paard het erachter gelegen koetshuis bereiken (de poort is er nog steeds, maar het koetshuis moest in 2002 wijken voor de nieuwbouw van "Attak"). Het café werd door vele generaties van de familie Voskens gedreven. Het oude pand brandde echter in 1900 af, en het duurde tot 1909 voordat de open plek weer opgevuld was met een fraai nieuw café De Roskam met poort en twee bijpassende woonhuizen aan de andere kant. Het geheel hoort nu tot een beschermd stadsgezicht en het interieur van het café wordt beschouwd als historisch waardevol. In de twintigste eeuw werd De Roskam een geliefde plaats voor literaire en andere ontmoetingen met een artistiek tintje. Ook gewone studenten vertoefden er graag, vooral in de periode dat de R.K. Leergangen en de Katholieke Hogeschool (nu de universiteit) met hun verenigingen in de buurt waren gevestigd. Zo vergaderde St. Leonardus (of Leendert, zie hoofdstuk 2) iedere zaterdagavond in een bovenzaal. Hier ontmoetten Anton van Duinkerken en De Siemer (zie hoofdstuk 1) elkaar. In deze inspirerende omgeving zijn tijdschriften als Brabantia Nostra en Edele Brabant ontstaan. Na verhuizing van de onderwijsinstellingen is het café gewoon verder blijven bestaan, zij het na het overlijden van de laatste Voskens (Engelien, 1909-’89) toch wat wegkwijnend. Eerst kwamen zus en broer Trommelen die de zaak nog even voortzetten als De Roskam. Kort na 2000 kwam Vòskes in handen van de gebroeders Zandboer, tot dan vooral bekend als restauratiehouders in de Tilburgse ziekenhuizen. Het pand werd grondig opgeknapt met behoud van de historische waarden, en ging als culinair centrum “Het Huys van Voskens” een nieuw tijdperk in. Maar velen bleven gewoon Vòskes zeggen. In 2015 gaat de zaak verder als Brasserie ’t Zusje.

 

Voskes voor de brand. De neogotische kerk op de Heuvel werd in 1899 afgebouwd en de brand bij Voskens was in 1900, dus deze foto is in de korte periode daartussen gemaakt (coll. RAT)

 

Vòskes na de brand: na de grote brand in 1900 liet de wed. Engelina Theresia Voskens – Muller (1847-1911) in 1909 op dezelfde plek een nieuw pand bouwen onder architectuur van J.H. van Abeelen. Dit is het huis met balkon helemaal links. Op deze foto uit 1938 (coll. RAT) zien we in het midden café-restaurant Bellevue

op de splitsing van de aloude hoofdroutes naar Den Bosch (links) en Oisterwijk (rechts).

 

Vraawke van Ginneke (Vrouwke van Ginneken)

snoepwinkeltje op de Heuvel

Dit winkeltje moet eind negentiende eeuw gestaan hebben op de Heuvel, ter hoogte van het huidige Gallery Uitgaanscentrum, naast het toenmalige Villa Nova (zie hoofdstuk 1, Louis van den Brekel).

 

de Vrijgezellenflat

woongebouw aan de Trouwlaan

De eerste flat voor eenpersoonshuishoudens kwam uitgerekend dáár, wat tot hilariteit leidde.

 

4.W

 

de Wasknijper

klokkentoren naast NS-station

tevens dienend als schoorsteen van het station. De toren is voorzien van een carillon met twaalf klokjes en werd geplaatst ter nagedachtenis aan alle gevallen stadgenoten in de oorlog 1940-‘45. Aan de toren is een bronzen plaquette bevestigd met een passende tekst.
Voordat er rond 2020 tussen het station en het (voormalige) postkantoor een overdekte fietsenstalling werd gebouwd (zie lemma Fietshotel), heeft “de Wasknijper” lang de oprit naar het verhoogde postperron gemarkeerd. Toen er over dat perron niet meer met postzakken heen en weer werd gesjouwd – het postvervoer ging steeds meer per auto - heeft de NS het als parkeerdek in gebruik genomen. Daar werden plaatsen toegewezen voor het eigen personeel en voor houders van NS-jaarkaarten (forenzen). Zo heb ik daar ook jarenlang een parkeerabonnement gehad. Uit die tijd herinner ik me een leuk voorval. Op een dag – het was een zaterdag, ergens in de negentiger jaren – had ik er de auto geparkeerd om met mijn vrouw boodschappen te gaan doen in de stad. Het viel ons direct op hoe druk het was, vooral op het eerste perron, dat precies in het verlengde lag. Op het postperron zelf was een aantal treinliefhebbers met camera’s in de weer. Niet ongewoon dat daar treinspotters waren, maar nu leken het er best veel. Juist op dat moment zag ik in de verte over spoor 1 een locomotief naderen met één oude goederenwagon erachter. Toen dit aan ons voorbijreed zagen we op de zijkant een groot plakkaat met de tekst: “Tilburgs Goederen Vervoer, TGV”. Het kwartje viel korte tijd later. Ik had in de plaatselijke krant gelezen, dat de echte TGV (Train à Grande Vitesse) deze dag station Tilburg zou aandoen in het kader van een promotietoer, om bekendheid te geven aan de binnenkort te openen Thalys dienstregeling tussen Parijs en Brussel, door Noord-Brabant naar Amsterdam. Voor mensen die de TGV nog nooit hadden gezien was dit een buitenkansje om er kennis mee te maken, vandaar de drukte. Maar hoe zat het dan met dat kort, maf treintje van het “Tilburgs Goederen Vervoer?” Geen mens had in de gaten gehad dat het die dag 1 april was. Inderdaad, de “TGV” deed Tilburg dus aan, niet als promotietoer, maar als aprilgrap van NS in samenwerking met de krant! Oké leuk, dacht ik, maar ook symbolisch voor de slakkengang waarmee beter personen- en veiliger goederenvervoer per trein in onze contreien wordt aangepakt.

 

 

Dit bord stond aan het begin van het (voormalig) postperron, ter hoogte van “de Wasknijper”. Datum en tijd werden er met een krijtje bijgeschreven als er een bijzondere trein werd verwacht. Meestal ging het dan om een trein vol voetbalsupporters voor een risicowedstrijd. Die reed dan over spoor 1 door naar het postperron om daar “uitgeladen” te worden voor de verdere tocht onder begeleiding naar het Willem II stadion. Als je iets om je auto gaf moest je die daar dan niet hebben staan! En oei, trouwens, die gevaarlijke goederentrein van het TGV (Tilburgs Gevaarlijk Vervoer) links. Het zijn er tot de dag van vandaag alleen maar méér geworden die dwars door de stad denderen, terwijl decennia geleden al door de politiek werd beloofd dat dit probleem aangepakt zou gaan worden (foto: verlatenspoor.nl)

 

Wasse de Knikker       

fa. Moonen                    

modezaak (overhemden, stropdassen, handschoenen) in de Heuvelstraat (waar later Burley kwam). Men bleef deze zaak noemen naar de familie Wassen-van de Knikker die in dit pand rond 1860 een winkel in garen en band had gevestigd, ook nadat de weduwe Johanna Maria Moonen (1870-1952) die zaak had overgenomen.

 

Waterhoef of Pijlijserhoeve

de Hoeve aen den Heerstal

zie bij Pijlijserhoeve

 

Wègwijsmènnekes

Kunstwerk van Harm Jan Vrolijk

Op de eerste van drie rotondes in het tracé Puccinilaan - Bosscheweg – Heukelomseweg in Enschot, vlakbij horecazaak De Druiventros, staat een kunstwerk van Harm Jan Vrolijk (geb. 1971) die overigens maar kort in deze gemeente heeft gewoond. Hij heeft zich gespecialiseerd in het maken van polyester mannetjes. Er staat nu een vijftal op deze rotonde zwaaiend de weg aan te geven (bron: Rinus v.d. Loo, zie ook lemma Hondenkluif)

 

 

Weuw Franken

Café Ringbaan West

Dit café bleef men noemen naar de weduwe Franken die het bestierde tot haar overlijden in 1935, waarna zoon Cornelis haar opvolgde. Het was gelegen aan de Berkdijksestraat, op de hoek met de Ringbaan West toen die daar werd aangelegd. In 1959 moest het café uiteindelijk wijken voor de verbreding van de ringbaan. Op de foto ziet men ook de pas gebouwde flats aan de overkant van de Ringbaan West (Johannes van Zantenstraat. Zie ook hoofdstuk 1, bij Anna Maria Franken – Hendrikx).

 

 

Witlox’ Wouwer

vennetje in Noord                                                                   

Dit was een vennetje bij de grens met Udenhout, waarin door mensen uit Tilburg-Noord (et Gurke en den Haajkaant) ook wel werd gezwommen. Het woord wouwer betekent visvijver. Deze vijver in de omgeving De Schans kan genoemd zijn naar de bekende bierbrouwerij van Noud Witlox (overleden tussen 1914 en 1918) die hier op den Haajkaant gevestigd was. Witlox woonde en werkte daar en had ook nog een brouwerij in Haaren (zie in hoofdstuk 1: Jacobus van Roessel).

 

Huis en bedrijf van bierbrouwer Witlox op den Haajkaant. Nu is daar priorij De Schans van de Norbertijnen gevestigd (zie in hoofdstuk 2 bij de Witheren). De boom, die daar nog altijd staat, heeft in de tussentijd ook de bewoners Timmermans en Claassen overleefd (foto rond 1920, coll. RAT). 

 

de Witte Bioscope

bioscoop Capucijnenstraat                                                              

dit was het goede (= katholieke) alternatief voor de slechte bioscoop (Apollo Bioscope) die van 1911 tot 1923 heeft bestaan op de Heuvel (nr. 78, waarin eerder, van 1909 tot 1911, de Tilburgsche Bioscope gevestigd was). De "witte" werd in 1913 op initiatief van kapelaan Verschuuren van parochie St. Anna opgericht en ondergebracht in een sinds 1907 bestaand parochiehuis met toneelzaal aan de Capucijnenstraat nr. 47, dat hiervoor gezichtsbepalend werd verbouwd door architect Jos Donders en daar is geweest van 1913 tot 1921. In de mobilisatieperiode 1914-‘18 werden er in het gebouw ook militairen ondergebracht. In 1921 is het pand door de gemeente gekocht en onherkenbaar omgebouwd tot brandweerkazerne.  

 

De Witte Bioscope omgetoverd tot brandweerkazerne met slangentoren erbij.  

 

de Witte Hit, of Twit Pèrdje

’t Wit Paardje

bekende uitgaansgelegenheid op ’t Lijnsheike, waar je zo fèèn daanse kon. Oorspronkelijk een halteplaats van de postkoets naar Den Bosch, die naar men zei door een zwart en een wit paard werd getrokken. In ieder geval in 1856 was ’t Wit Paardje een koffiehuis (café) aan ’t Lijnsheike in Noord. In 1923 kwam de zaak in handen van de familie Cruijssen die er in 1938 een zaal bij bouwde. Hier begon de faam van ’t Wit Paardje als accommodatie voor feesten en partijen. In 1972 volgde er een verdere uitbreiding, maar in 1997 sloot de zaak. In het pand kwam vervolgens een supermarkt (zie ook hoofdstuk 2: Vrolijkheid op Tijd).

 

Zwart pèèrd vur Twit Pèrdje

 

Afbeelding van café dancing Twit Pèrdje op een suikerzakje

 

't Witte Huis 

Radio-Therapeutisch Instituut (Oncologisch Instituut) Tilburg

in de Prof. Dondersstraat (nr. 20), waar je maar beter weg kon blijven want daar behandelden ze kankerpatiënten. Dit huis werd in 1928 gebouwd (architect Otto Triebel) in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid in opdracht van de leerfabrikant Max Weil. Dat was een jood die in de oorlog naar de V.S. uitweek. Zijn huis werd door de Duitsers gevorderd. Na de oorlog woonde burgemeester Van Voorst tot Voorst hier korte tijd. Vervolgens had het huis enkele medische bestemmingen, zie hierna. Van 1981 tot 2010 was het in gebruik als kantoor en daarna werd het na restauratie weer als woonhuis in gebruik genomen. ’t Witte Huis is een rijksmonument.

 

Al heel vroeg werd in Tilburg stralingstherapie toegepast; een traditie die begon bij dr. Karel A.F. Deelen (1862-1943, een befaamd medicus die als geboren Drutenaar zelfs in een Tilburgs liedje terecht kwam: "Den hond van dòkter Deele, die pieste in et zaand. De jonges kwaame geloope, de mèskes riepe: braand!") en werd voortgezet door Van Buchem, Goettsch en Bernard G.J.M. Verbeeten. De laatste werd in 1952 oprichter en eerste directeur van een speciaal instituut hiervoor, dat in 1954 werd gevestigd in de witte villa op de hoek Prof. Dondersstraat - Jan van Beverwijckstraat (nadat hier de KNO-afdeling tijdelijk had gezeten waar dr. Van Iersel en dr. Enneking de leiding van hadden). Met name nadat het Radio-Therapeutisch Instituut zijn intrek had genomen in het pand, kwam het in de hele stad bekend te staan als 't Witte Huis. In 1981 verhuisde het instituut naar nieuwbouw aan de Brugstraat en kreeg het een andere naam: het Dr. Bernard Verbeeten Instituut, Instituut voor Radiotherapie en Nucleaire Geneeskunde.

 

’t Witte Huis in 1930 (coll. RAT)

 

Het Verbeeten Instituut in 't Witte Huis werd in 1954 ingezegend door mgr. Wilhelmus Mutsaerts (1889-1964) die uit een Tilburgse fabrikantenfamilie kwam (zie voor familierelatie hoofdstuk 1, bij Johannes Franciscus Soosje Mutsaerts). Na zijn priesterwijding in 1914 werd hij kapelaan in Best en een jaar later secretaris van het bisdom Den Bosch. In 1928 werd hij bouwpastoor van de Theresiaparochie in Tilburg. In 1942 werd Mutsaerts tot bisschop gewijd. Na een jaar als coadjutor van mgr A.F. Diepen (zie hoofdstuk 1) werd hij in 1943 residerend bisschop van Den Bosch. In de periode tot 1960 werd hij de bisschop van oorlog en herstel. Nadat hij in Tilburg 't Witte Huis had ingezegend zou er ook een demonstratie worden gegeven van de hypermoderne kobaltapparatuur, die echter grandioos de mist in ging. Toen er niets gebeurde nadat een zuster de handle toch echt wel goed had overgehaald, liet monseigneur Mutsaerts duidelijk hoorbaar zich ontvallen: “De gèèt van Pigmans” (wat vroeger in Tilburg vaak werd uitgeroepen als iets niet wilde lukken, zie ook hoofdstuk 1 bij Leonardus Pigmans). Dit leidde tot grote hilariteit onder alle aanwezigen én tot een “kortsluiting” bij de arme zuster die tevergeefs de handle had overgehaald, want die heette toevallig ook Pigmans, kende de uitdrukking niet en ging onder het slaken van een gilletje van haar stokje! 

 

et Witte Kloster                                       

moederhuis Gutjesnonnen, nu Notre Dame          

het moederhuis van de Gutjesnonne (zie hoofdstuk 2) aan de Bredaseweg (nr. 291), ingezegend in 1915. Later werd in het kader van een ingrijpende verbouwing en modernisering de voorbouw aan de Bredaseweg helemaal witgekalkt, wat dit  klooster ook een nieuwe bijnaam opleverde. Nu is dit woonzorgcentrum Notre Dame.

 

 

de Witte Wijk                              

deel van Oerle             

in het gedeelte van de uitgestrekte wijk Oerle (zie Oel) dat aan de Ringbaan Zuid grenst werden in de jaren 1950 veel witte huizen gebouwd. Ook de Sint Lidwinakerk (zie foto) werd in 1952 in het wit uitgevoerd (bouwpastoor: Frans den Bankier Tilman, zie hoofdstuk 1). Dit alles gaf deze buurt een aparte, zuidelijke aanblik. Vandaar dat men sprak van de Witte Wijk.

 

 

de Wolstad                       

Tilburg                              

authentieke bijnaam van Tilburg. Ook sprak men vroeger wel van “het Rome van Nederland” vanwege het enorme aantal katholieke kerken, kloosters en scholen. Later volgden meer (gelegenheids-) titels zoals: het Hart van Brabant, Wijnstad, Kruikenstad (met carnaval), Onderwijs- en Studentenstad, Transportstad, Kermisstad en in de jaren dat Gerrit Brokx (zie hoofdstuk 1) burgemeester was en de stad veel nieuwe banen nodig had: Tilburg Moderne Industriestad. In die tijd werd Tilburg vanwege de hoogbouwplannen ook wel spottend Manhattan aan de Leij genoemd (zie daar).

 

de Worst

gebouw aan de Noordhoekring

In 2017 werd er aan de Noordhoekring op de plaats van een rijtje oude, kleine panden, aan de noordkant tot de Elzenstraat, een nieuw complex voltooid met appartementen en commerciële ruimten. De totstandkoming van het gebouw, dat bekend was komen te staan als “de Worst”, had veel voeten in aarde gehad. Deze bijnaam was ontstaan uit de oorspronkelijke ambitie om hier een langgerekt en wat gegolfd ontwerp te realiseren. Na veel bezwaren uit de directe omgeving tegen de massaliteit van het plan werd het ontwerp teruggebracht tot wat een schamele “eenheidsworst” werd genoemd, die men in Tilburg meer gewend is bij dit type projecten. Het was dus niet nodig om de bijnaam te veranderen.

 

4.Z

 

et Zaandpad                 

(Oude) Kapelstraat  

liep vroeger van de Goirkese kerk naar de Hasseltse kapel

 

et Zaandstròtje                          

Minister Talmastraat            

was onverhard en liep parallel aan de Goirkestraat, achter de fabrieken van Enneking en Mommers langs, van “et Zusterstròtje” (zie daar) naar de Leo XIII-straat. Later werd de straat verhard en Minister Talmastraat genoemd (in de buurt van de huidige Bisschop Bekkerslaan). Op 1 februari 1945, toen Tilburg al was bevrijd, richtte een Duitse V-1 bom een grote ravage aan in deze straat, zoals dat een van die dagen ook gebeurde bij een V-1 inslag op verzorgingshuis Mariëngaarde in de wijk Zorgvlied (zie hoofdstuk 1: Benoit Mutsaerts en Sien van der Sande)

 

de Zaktelefoon                           

gebouw Manpower (Heuvelring)  

wegens visuele gelijkenis met de eind twintigste eeuw populair geworden “mobieltjes” (architect: bureau Storimans 1998). Bedacht door de maker van dit boek (het Tilburgs Bijnamenboek 2000) en door enkele plaatselijke bladen overgenomen.

 

de Zak van Jansen

waterberging Goirle                                                             

dit is grote kunststoffen bergingszak voor overtollig regenwater die in lege toestand op de bodem van een grote vijver in Goirle ligt. Bij overvloedige regenval loopt deze zak van 20 x 40 x 3,5 meter vol en dient als een buffer voor het naar de waterzuivering af te voeren water. Dit systeem - Goirle heeft nu drie van deze zakken - is onder wethouder Jos Jansen van Goirle ingevoerd, vandaar de bijnaam.

 

Bij Jac Zebregs op de Vèldhoove

café Tramstation

Vroeger was de Vèldhoove een herdgang die zich een stuk verder uitstrekte dan de tegenwoordige Veldhovenring en omgeving. Het Wilhelminapark zoals wij dit nu kennen lag daarin vrij centraal, omdat bijvoorbeeld ook een deel van et Gurke erbij hoorde. Aan een uitloper van het Wilhelminapark, tussen het Smidspad en de Goirkestraat, was vroeger de wagenmakerij van Tiesje Dijkmans en vervolgens de boerderij van Zebregs. Op een gegeven moment kocht de maatschappij die de stoomtramlijn naar Waalwijk wilde aanleggen een stuk grond naast Zebregs om daar een wagenloods op te zetten. Tevens informeerde men of hij, Hendrik (Drikske) Zebregs, er iets voor voelde om een tramhalte voor de deur te krijgen. Zebregs zag er wel brood in en zou daarom bijtijds, in 1880, zijn pand ook geschikt hebben gemaakt als café. In ieder geval wordt hij begin twintigste eeuw vermeld als herbergier.

 

De oude situatie op een ansichtkaart uit 1900, met de tram naar Waalwijk en daarachter de tramhalte, -kantoor en het -café van Zebregs. Rechts buigt een tramspoor af naar de remise. Het grote pand op de achtergrond was het huis van de fabrikantenfamilie De Rooij-van Dijk op de hoek met de Goirkestraat (coll. RAT)

 

Tramremise “Wilhelminapark – Veldhovense hoek” op het terrein grenzend aan café Zebregs. Foto met manschappen en materieel uit 1905 (coll. RAT)

 

De Vèldhoove was eens een knooppunt van regionale tramverbindingen. De ondernemende Zebregs zat hier dus op de eerste rij! (coll. RAT)

 

De Zebregsen werden zelf ook voermannen in een eigen expeditiebedrijf. In het café kwam het verenigingsleven tot bloei. Zo waren er bijvoorbeeld handboogschutters en duivenmelkers thuis. Drikske werd opgevolgd door zijn zoon Jacobus (Jac, geb. 1882). Nadat het oorspronkelijke pand door brand was getroffen, werd er in 1920 een nieuw gebouwd, naar ontwerp van architect Cees van Meerendonk. Op de gevel stond (en staat nog steeds) met grote letters: “Café Tramstation”. Desondanks bleef men lang zeggen: “Bij Jac Zebregs op de Vèldhoove.” De stoomtram op Wòllek, die belangrijk was voor het goederentransport (de snelgroeiende industriestad Tilburg had nog geen verbinding over water) én veel personen vervoerde (vooral tijdens de kermis), werd in 1881 in gebruik genomen en in 1937 opgeheven (bron: “Groot Tilburgs Horecaboek”, Patrick Verbunt e.a. en: “Het Wilhelminapark van Tilburg”, door Cees van Raak).

 

De postduivenvereniging Noorderpost poseerde in 1948 voor fotograaf Schmidlin bij het 45-jarig bestaan. De viering werd iets naar voren gehaald omdat het 40-jarig bestaan in de oorlog niet was gevierd. Deze van oorsprong Hasseltse vereniging was aanvankelijk thuis in café Kerkzicht in de Hasseltstraat maar verkaste later naar het Wilhelminapark. Op de bovenste rij uiterst links staat Jac Zebregs. Zijn expeditiebedrijf bracht de ingemande duiven naar de plaats vanwaar ze terug moesten vliegen. Staand achter de tafel met handen op de buik: Kees Bertens (zie daar) die getrouwd was met Fien Zebregs (coll. RAT)

 

Foto:

 

den Zèèlbôot of de Frietbèùl            

kerk St. Maarten                       

modern kerkgebouw in de Reit nabij station West, door de architecten Schijvens en Verberk (1963), in 1964 geconsacreerd door mgr. Bekkers. Moest in 1983 al weer worden afgebroken vanwege de ontkerkelijking. De witte spits is ook vergeleken met een omgekeerde patatzak, vandaar de tweede bijnaam. Bouwpastoor was Vogels.

 

Dit pareltje was gedoemd kopje onder te gaan vanwege een te optimistische kijk op de ontwikkeling van het kerkbezoek (coll. RAT)

 

In dezelfde periode ontwierp Jos Schijvens de Kapel van Onze Lieve Vrouw ter Nood (1964), een oorlogsmonument (inmiddels ook een rijksmonument) in de schaduw van de Heikese kerk, bekleed met wit marmer en voorzien van glas-in-betonramen door Daan Wildschut. Er staat een bijzonder, vijftiende-eeuws Mariabeeld in (foto’s Karel de Beer 2006)

 

de Zes

zes huisjes bij de Berkelsche Steenfabriek

De steenfabrikant Leo Swagemakers liet voor zes werknemersgezinnen een rij kleine huisjes bouwen. Die stonden aan de huidige Beukendreef in Berkel-Enschot en werden “de Zes” genoemd. In de loop der jaren werden ze ook weer gesloopt, het laatste huisje in 1967. Bij een huidige woning aan de Beukendreef herinneren smeedijzeren sierletters nog aan “de Zes” die hier eens gestaan hebben. Ook de naam Steenovenlaan, een zijstraat van de Beukendreef, herinnert aan die eerdere industriële activiteit hier.   

 

Het bewijs is nog te vinden aan deze woning in de Beukendreef (foto Karel de Beer)

 

Voordat de Tilburgse fabrikantenzoon Leo Swagemakers (1878-1947) op het idee kwam om achter zijn landgoed “Eikenbosch” een steenfabriek te beginnen, telde dit gebied al een viertal primitieve veldovens die eenmaal per jaar werden gestookt om kleine hoeveelheden handvormstenen te bakken. In 1897 richtte Swagemakers de steenfabriek Leo Swagemakers en Co. op en kreeg in 1899 een concessie om een raccordement aan te leggen van de fabriek aan de Heuneindseweg (die nu al lang niet meer bestaat) naar het station, dat er van 1881 tot 1938 in Berkel-Enschot is geweest. Hij doopte zijn fabriek om tot “Berkelsche Steenfabriek”. Enige decennia lang verschafte deze werk aan tientallen mensen. Ook waren er in 1916 tien Belgische vluchtelingen in dienst genomen om aan de grote vraag naar bakstenen te kunnen voldoen. Rond 1931 werd de productie beëindigd. Tien jaar later werd het complex afgebroken. Alleen het opvallende kantoor en de woning (met mooie trapgevel) bleven nog jaren staan.

In de jaren zestig startte textielfabrikant Jurgens een spinnerij op het terrein van de steenfabriek, dat intussen een schapenwei was geworden. Tot dan zat Spinnerij H. Jurgens Textiel N.V. in de Tuinstraat in Tilburg. Daarna vonden er verschillende uitbreidingen plaats in Berkel-Enschot en werd de Tilburgse binnenstad verlaten. Ter ere van het 40-jarig bestaan van Jurgens Textiel in 1986 werd voor de spinnerij een bronzen schaap geplaatst, gemaakt door de kunstenares Hetty Heyster. In 1995 sloot de fabriek in Berkel-Enschot en werd het terrein bestemd voor woningbouw (plan Spinnerspark). De familie Jurgens schonk het bronzen schaap aan de gemeente, die het een plaats gaf in de nieuwe wijk. (bron o.a.: Rob van Putten, Rinus v.d. Loo)

 

Het bronzen schaap van Jurgens in de Schaapkenslaan (foto Karel de Beer)

 

Ze zijn er

leuze bakker Marijnen                                                                        

met deze woorden gaf bakker Marijnen in de Stationsstraat aan dat je bij hem verse worstenbroodjes kon halen, die zeer bekend en volgens velen de lekkerste van Tilburg “en dus van heel Nederland” waren. Als je het had over “Ze zijn er” dan wist iedereen dat je bakker Marijnen bedoelde. Deze leuze staat nog steeds op de gevel, hoewel de bakker hier al lang weg is.

 

 

't Zitje van Brokx      

kantoormeubilair burgemeester                                                 

set zitmeubelen van een bijzonder design in Stadskantoor 1 (zie de Koolekiest). De Gemeenteraad ging pas na krachtig aandringen door burgemeester Gerrit "de Sherrif" Brokx (zie hoofdstuk 1) akkoord met deze aanschaf. De meubelen in kwestie waren afkomstig uit het Nederlands paviljoen op de wereldtentoonstelling van Sevilla in 1992, waar ze speciaal voor waren ontworpen. Als bestuurslid van de Stichting Holland Sevilla was Brokx betrokken geweest bij de Nederlandse inbreng daar. Hij had zijn zinnen gezet op de zitmeubelen, als een aandenken na afloop van de tentoonstelling. Volgens hem waren ze voor een prikje te koop. Veel gemeenteraadsleden vonden het niettemin een hoog bedrag voor het beoogde doel (aankleding van het kantoor van de burgemeester) maar gingen toch morrend overstag.  

 

't Ziekenhuiskwartier           

locatie eerste St. Elisabeth

de wijk waar in 1929 het eerste St. Elisabeth ziekenhuis werd gevestigd omvatte, met de randen erbij, het gebied tussen de Ringbaan Oost, St. Josephstraat, Prof. Dondersstraat en Nieuwe Bosscheweg. Na verhuizing van het ziekenhuis in 1982 naar de locatie Hilvarenbeekseweg werd deze wijk nog wel Ziekenhuiskwartier of “’t Oude Elisabeth” genoemd (zie ook et Ouwe Ziekenèùs).

 

de Zonnebank                             

parkeergarage Tivoli            

aan de Spoorlaan, schuin achter de Heuvelsekerk. Deze in de jaren 1990 gebouwde parkeergarage, ontworpen door Benthem Crouwel Architecten, werd uitgerust met blauwe tl-buizen om een aparte uitstraling te geven (maar men zei ook wel om ronddolende junks te weren). Deze verlichting deed denken aan kunstlicht met ultraviolet waaronder men bruin wordt, maar dan in het heel groot.

 

het Zonnehuis

voormalige villa Wouters                                                                 

villa uit 1925 van Jos. Wouters in de Professor Dondersstraat (nr. 46) op een zeer ruim kavel, grenzend aan ’t Witte Huis op nr. 20 (zie daar). Werd zo genoemd vanwege zijn nauwkeurige oriëntatie op de zon, wat in die tijd in trek was. Oorspronkelijk gebouwd als een riant fabrikantenhuis, passend in een totaalplan van ir. Rückert uit 1915 voor een villapark op die locatie. Later is "het Zonnehuis" verbouwd tot deurwaarderskantoor en in 1999 op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst, dit tot spijt van de gebruiker en eigenaar L. Netten die zijn plannen zag gedwarsboomd. De rechtbank bevestigde in 2003 echter de aanwijzing als monument. Later werd er toch een aantal bomen gekapt, dit tot woede van de buurt.

 

de Zuid

Zuid Nederlandse Kledingfabriek

confectiefabriek die van 1913 tot 1970 was gevestigd in de Stedekestraat nabij het Wilhelminapark. Je kon daar bijvoorbeeld ook uit een coupon stof een mooie pantalon op maat laten maken. Een nieuw fabrieksdeel werd in 1957 gebouwd naar ontwerp van Jos. Bedaux. Rond 1960 is op de gevel een mozaïek aangebracht (zie foto) met daarin verwerkt afbeeldingen van diverse kleermakersgereedschappen, vervaardigd door de Moergestelse kunstenaar Jan Dijker (1913-’93). Piet Veldt was toen directeur van “de Zuid” en hij wilde (vanwege de kosten) liever dit gevelmozaïek dan een aquarium, wat de oorspronkelijke suggestie was om het 50-jarig bestaan van de onderneming te vieren. Nadat het gebouw leeg was komen te staan werd er in 1989 een Marokkaanse moskee in gevestigd, totdat het in 2006 om veiligheidsredenen werd afgekeurd en ontruimd moest worden. Overleg met gemeente en buurtbewoners over nieuwbouw sleepte zich jaren voort. Het mozaïek is van de sloop gered en wordt elders in de stad herplaatst. 

 

 

et Zusterstròtje                         

Veldstraat                     

steegje bij de Goirkestraat rechts naast het oude Ignatiusgesticht (Huize Goirke) tussen het klooster en de fabriek van Franken. Is te zien op de foto’s van het Ignatiusgesticht (zie Ouwemannehèùs). Einde weg rechts was et Zaandstròtje naar de Leo XIII-straat. Et Zusterstròtje was een deel van de voormalige Veldstraat, later bisschop Aelenstraat. Intussen is er een nieuw stratenplan in deze buurt gerealiseerd.

 

Doorkijkje vanaf et Zaandstròtje (links) door de Veldstraat (met café Massuger, zie hoofdstuk 1 bij Jan Massuger) welke in de achtergrond versmalt en dan et Zusterstròtje heet dat uitkomt op de Goirkestraat (foto uit 1958 van Tilburgse Herinneringen op Facebook)

 

Tot in de vijftiger jaren diende et Zusterstròtje, hier vanaf de overkant van de Goirkestraat gezien, ook als fabriekspoort van de wollenstoffen fabriek Gebrs. Franken.

 

de Zwarte Madonna’s, Dèùvetille, Koolekitte of Twintouwers

woontorens Cenakel                             

twee antracietkleurige woontorens behorende tot het Cenakelcomplex op de hoek van de Kempenbaan met de Ringbaan Zuid, eind negentiger jaren gebouwd naar ontwerp van Bedaux de Brouwer Architecten, annex aan het oorspronkelijke klooster (zie hoofdstuk 1, bij pater Weve) dat toen geheel gerenoveerd werd.

 

’t Zwembad

moderne villa Zeebregts                                                                    

opvallend rechthoekig huis aan de Bredaseweg (nr. 426) waar je helemaal door de grote ramen van voor naar achter kon kijken en dat verder geheel wit was. Dit was een gewaagde, experimentele bouwstijl in de jaren 1960-‘70. “’t Zwembad” was een ontwerp uit 1961 van architect Jos. Schijvens (1908-’66) voor aannemer Zeebregts.

 

De nieuwe villa Zeebregts begin zestiger jaren. Daarnaast woonde lang het gezin van Fons Kleintjes (Prins Fons den Irste, zie “de Plee van Willemien”) x Riet Mutsaerts (zie in hoofdstuk 1, de Zeven gezusters Mutsaerts).

 


 

Begin van deze pagina

Inhoud Bijnamen

CuBra Home