1.A
Louis van
der Aa
Loewieke

Collectie Regionaal Archief Tilburg
bekend
voetbalkeeper, klein van stuk met grote pet. Begon bij RKTVV en
stapte in 1925 over naar Willem II, waar hij tot 1935 in totaal 135
wedstrijden speelde.
Theo van
der Aa
Rôoje Theo of Golse Theo
rood haar, afkomstig uit
Goirle. Was in Tilburg bekend omdat hij hier vaak naar een
voetbalwedstrijd van Willem II of een ijshockeymatch van TIJSC
Trappers (toen nog op de ijsbaan in de wijk Theresia) kwam met een
grote, spelende transistorradio (“ghettoblaster”) die hij op zijn
schouder meedroeg. Daarmee was hij ook wel te zien en te horen in de
Heuvelstraat.
dhr. Van
der Aa
Drik Fruut (den
Ollietuut)
boer uit de St.
Josephstraat, die de extra bijnaam te danken zou hebben aan het
heimelijk aftappen van olie. Zijn eerste bijnaam hield verband met
het feit dat hij dikke lippen had. Het is nu moeilijk meer voor te
stellen dat zijn land grensde aan de villa van burgemeester Van de
Mortel, waar later ook de verpleegstersflat kwam te staan die den Hunkerbunker werd
genoemd (zie hoofdstuk 4).
Wim Aarts
Wimpke Ei
verkocht sigaretten, in de
Kapelstraat.
Co
Adriaanse
de Tiran van Tilburg,
ook: Koperen Cootje, Super Co of Koning Co
"import-Tilburger",
succesvolle trainer/coach van voetbalvereniging Willem II van
1997-2000. Hij hechtte zeer aan discipline in en rond het team wat
bijvoorbeeld de kantinebeheerster haar baan kostte. Leidde de club
enkele malen naar Europees voetbal. Dit gaf Tilburg internationaal
veel extra naamsbekendheid (zie
hoofdstuk 2: de Tricolores). Zijn overstap naar Ajax verliep
minder gelukkig want al in 2001 werd hij daar wegens tegenvallende
resultaten ontslagen.
Jos
Adriaansen
Jan den Braoj
zoon van een kolenboer die
een weiland had waarin klèèn pèèrde stonden, achter het
Metropoletheater (in 1926 begonnen als Burgerschouwburg in een
voormalig gebouw van de wollenstoffenfabriek Wed. J.B. de Beer en
Zn.) aan de Heuvel. Dit was dichtbij de spoorlijn, waar later het
pand van ABN AMRO kwam te staan. Voor theaterbezoekers was dat
behelpen, want als er een trein langsdenderde begon de hele zaal te
trillen, en waren de acteurs of musici even niet te horen... De
nieuwe Stadsschouwburg (van de architecten Bijvoet en Holt) kwam in
1961 als geroepen! De toenmalige situatie aan de spoorlijn is niet
meer te herkennen door nieuwbouw en verkeersdoorbraken
(zie ook bij Herman van der Waarden).
Jan van
Amelsfoort
de (twidde) Börgemister
van den Haajkaant
was in 1964 kerkmeester van
de parochie Heikant toen de “zwartheren” daar werden opgevolgd door
de “witheren”. Hij was in deze titel een opvolger van de in 1944
omgekomen (irste) Börgemister van den
Haaajkaant, Hendrikus van
Dijk (zie daar).
Walter
Antonius
de Spons of de Mottige
Hij dreef in ieder geval rond 1960 een tabakswinkel in de Molenstraat, op de hoek met de Kruisstraat, en had zelf een krassende rokersstem. Je kon bij hem ook terecht om boeken te lenen en - later - video’s te huren. Hij werd zo genoemd omdat hij geen egale gezichtshuid had. Antonius had zijn winkel in de jaren zeventig nog, misschien tot in de jaren tachtig.
Cornelius (Kees) Arnoldus Wilhelmus van Arendonk
(geb. 1888, x 1925 Margaretha Jamin, geb. Weisenau-D 1900)
de Pôot (1)
Hij was directeur van schoenfabriek Van Arendonk in de Nieuwstraat,
met de bekende arend aan de voorgevel en woonde aan de Goirleseweg
naast Bremhorst. Onbekend is waar zijn bijnaam vandaan komt. Zijn
vrouw, die uit Duitsland kwam, is eind twintigste eeuw op hoge
leeftijd overleden.

Het riante huis van
de familie Van Arendonk aan de Goirleseweg (hoek Ringbaan Zuid) werd
in 1916 betrokken door Johanna Cornelia van Hoof, de weduwe van C.J.
van Arendonk, die hier tot 1925 woonde. Vervolgens woonde haar zoon
Kees hier met zijn gezin, tot begin jaren zestig. Daarna is het pand
gesloopt (coll. Regionaal Archief Tilburg, RAT).
Cornelia (Nelly) Maria Anna Arts (1878-1931)
Vraawke Arts of de Pausin, ook de Zuster van de Paus
zij was een dochter uit het gezin van Antoine Arts
(zie hoofdstuk 4 bij den Artsekraant)
en Cornelia Reh, en dus een zus van Pius (zie daar) en Leo
Arts (zie ook bij Loek Lansdorp). Cornelia, soms vermeld als
Christine, heeft op de hoek van Heuvel met de Telegraafstraat
gewoond in het pand waar eerder de school van Borsten was geweest
(zie hoofdstuk 3, bij Christiaan Borsten).
Kenmerkend was haar lange witte jurk met daaronder paarse schoentjes
waarin ze regelmatig gekleed ging, wat de tweede en derde bijnaam
verklaart.

Deze foto uit 1912
door Fotografisch Atelier Veldman (sinds 1910 op de Heuvel) is bij
het RAT beschreven als een waarop Christine (Cornelia) Arts, dochter
van Antoine Arts en Cornelia Reh, geb. 1878, te zien is in de tuin
van Heuvel 24-25 waar haar broer Leo Arts woonde en de Nieuwe
Tilburgsche Courant gevestigd was. Zij ziet er hier zeker
“pauselijk” uit. De gelegenheid was waarschijnlijk de bruiloft van
haar broer Leo Arts met Maria A.A.F. Melis in 1912 (coll. RAT)
mr. Pius
Maria Arts (Roermond 1881-1955, x 1911 Leonie H.M. Gimbrère, 1886 - Oisterwijk 1971)
de Fèène (incidenteel P. de Wit)
Deze zoon van de zoeaaf
Antoine Arts (zie bij 'den Artsekraant' in hoofdstuk 4)
werd na zijn rechtenstudie advocaat, procureur en politicus. Pius de Fèène Arts is meer dan veertig jaar lid van de gemeenteraad geweest, zat meer dan twintig jaar in de Provinciale Staten van Noord-Brabant en had tien jaar zitting in de Tweede Kamer. Toen zijn vader Antoine uit de R.K. Staatspartij was gewerkt en voor de verkiezingen in 1922 een eigen lijst-Arts begon, werd Pius daarop de tweede (en laatste) man. Nadat het níet lukte om een zetel te halen richtte Pius de R.K. Volkspartij op, waar hij in 1925 wel mee in de Tweede Kamer kwam. Na wisselend succes sloot hij zich aan bij de Katholieke Democratische Partij, maar toen deze KDP in het politiek dynamische interbellum ook weer werd opgeheven stapte hij in 1939 over naar de R.K. Staatspartij. Na de oorlog keerde Pius, eerst als onafhankelijk politicus (Vrije Lijst Arts) en daarna voor de KVP (Katholieke Volks Partij), terug in de gemeenteraad van Tilburg.
De veelzijdige Pius Arts had ook een groot sporthart. Van 1899 tot 1909 was hij speler (rechtsback en aanvoerder) in het eerste elftal van Willem II. Tevens was hij van 1901-'19 bestuursvoorzitter van “de Tricolores” (zie hoofdstuk 2). In deze tijd behaalde de club grote successen, met name het landelijk kampioenschap (in 1915-’16 als eerste niet-westelijke club).
Pius Arts werd in maart 2023 postuum benoemd tot erelid van Willem II, samen met Bert Schuerman (zie daar).
 De landskampioenen in 1916 poserend op het veld waar zij landskampioen werden. Derde van links staat voorzitter Pius Arts. Op de middelste rij is de middelste speler Harry Mommers. Voorste rij tweede van links: Jos van Son (bron: Brabants Dagblad 12.03.23, foto: coll. Willem II)

Het bestuur van Willem II aan het begin van de twintigste eeuw, met in het midden voorzitter Pius Arts. Linksvoor zit Henri “Pa” van Beurden (zie daar) die in 1906 toetrad als secretaris (foto: coll. Willem II)
Pius Arts bekleedde meer bestuurlijke functies in de voetbalsport: hij was medeoprichter van de Brabantse Voetbalbond en bestuurslid van de KNVB. Ook was hij een fervent schaatser. Zo nam hij deel aan het NK Allround (1905), zonder echt hoge ogen te kunnen gooien, en aan de Elfstedentocht (1917). Daarin werd hij, onder de zelfgekozen schuilnaam P. de Wit, tiende. Pius Arts bekleedde ook functies in de sectoren welzijn en cultuur. Zo was hij van 1912 tot 1931 bestuurslid van de R.K. Leeszaal. Maatschappelijk kwam hij in de voetsporen van zijn vader op voor een meer open en sociaal bewogen katholicisme, en was daarin een rivaal om de gunst van de kiezers van de gevestigde orde van fabrikanten en geestelijkheid. Die waren best bevreesd voor zijn felle verkiezingstaal. Arts schroomde daarbij niet om bijvoorbeeld op het grote balkon van café Remmers op de Heuvel een felle redevoering af te steken. Uit het publiek kon hem dan uit behoudende hoek worden toegeroepen: "Naajtem, Piejus!" ("Hoepel op, Pius!")

Foto van Pius Arts op het Vrijthof in Hilvarenbeek
(links nog een stukje van de kerk; rechts nu Herberg Sint Petrus,
foto: coll. RAT).
1.B
Jan van Baal
de Laatste Stoker
Hij werd door het weekblad Stadsnieuws eind april 2022 onder deze naam voor het voetlicht gezet, ter gelegenheid van het feit dat na jarenlang gesoebat een doorbraak was bereikt inzake de transformatie van het Ketelhuis in de Spoorzone. Het Ketelhuis vormde eigenlijk een gigantische cv-installatie, die de hele NS-werkplaats voorzag van warmte, warm water voor de enorme wasmachines en aandrijfkracht voor de pneumatische gereedschappen. In de oorlog stonden er vier stoommachines, die ergens op de bodem van de Maas werden gelegd om ze te onttrekken aan de vernielzucht van de Duitsers, wist Jan te vertellen, wiens grootvader, vader en oom ook bij het spoor werkten. Na de oorlog werd het wel vernielde gebouw vervangen (1947), wat gebeurde in de stijl van de wederopbouwarchitectuur. De geredde originele machines werden daarin geplaatst, wat het geheel zó uniek maakte dat in 2011 het (voormalige) Ketelhuis de status van gemeentelijk monument kreeg. Overigens waren reeds veel eerder de machines omgebouwd voor aardgas en in aantal teruggebracht naar drie. Ook werden toen de schoorstenen op het gebouw een stuk ingekort. Toen Jan in 1973 aan de slag ging in het Ketelhuis was deze omschakeling op aardgas al een feit, wat niet wegnam dat hij “de Laatste Stoker” werd genoemd (bronnen: monumententilburg.nl en Stadsnieuws)

Zó heeft het Ketelhuis jarenlang staan wachten op een nieuwe bestemming, waar de plannen in 2022 definitief voor werden. Inzet: een van de historische ketels (coll. Heemkundekring Tilburg).
Wilhelmus (Wim) de Backer (Oisterwijk 1915 – 2011, x 1942 Cornelia “Cor” Adriana Brok, Tilburg 1914 – 2008) den Bonte Bèkker Wilhelmus (Wim) de Backer was een landbouwer die in 1942 trouwde met Cor Brok, die in 1917 met haar ouders naar Berkel-Enschot was verhuisd. Zij kregen een groot gezin en woonden lang in de Korenbloemstraat in Enschot. De aanleiding voor zijn bijnaam is niet bekend (bron: Rinus v.d. Loo).
J.J. Bakx
(1845-1936)
Baard Baks
omdat hij een grote baard had. Was wever, later bedrijfsleider in
een textielfabriek. Een dochter van hem, Carolina Maria Bakx
(1876-1958) trouwde in 1907 met Johannes Wilhelmus Gerardus Boink,
een zoon van Gerardus Boink, oprichter van het bekende
installatiebedrijf Boink-Meijer in de Noordstraat. Zie
verder bij et Baksestròtje in hoofdstuk 4.
Lucie Ballemans (x Frits Meulenbroeks)
Lucie Ball
Werd vanwege in ieder geval haar naamsgelijkenis genoemd naar een bekende Amerikaanse actrice. Frits en Lucie Meulenbroeks – Ballemans runden van 1965 tot 1990 hun café Meulenbroeks aan de Academielaan. De lange zaal, die
in 1936 erachter was gebouwd voor het boogschieten en ’s winters onder water kon worden gezet om te schaatsen, werd vanaf de jaren zestig door Meulenbroeks geschikt gemaakt voor dansavonden voor de jeugd. Hieruit ontstond een zelfstandige jongerensociëteit, die als soos La Cabane (toen met -e op het einde, wat “de hut” in het Frans is) bekendheid verwierf. Deze soos met trendy muziek werd door de sociëteit zelf gerund. Zij mochten de entree- gelden behouden, maar moesten de opbrengst van de consumpties afrekenen met Meulenbroeks. Rond 1980 werd La Cabane verzelfstandigd. Begin jaren negentig is de zaak onder dezelfde naam (maar “verspaansd” tot La Cabaña, spreek uit: Cabanja) met een nieuwe uitbater doorgegaan als een eetcafé. De naam La Cabaña is sindsdien blijven bestaan, ook toen de zaak weer een nieuwe uitbater kreeg. Sinds 2007 wordt het pand geëxploiteerd door Maartje Verheijen als Bodegón La Cabaña (bron: “Groot Tilburgs Horecaboek” door Patrick Verbunt en Inga de Bruijn, Tilburg 2009 en: “Zorgvlied, De Reit en De Blaak,” door Ronald Peeters, Tilburg nov. 2020)

La Cabaña toen het nog geen La Cabaña heette. Oorspronkelijk werd dit (middelste) pand aan de toen Reitsestraat rond 1930 door architect Tijn van Poppel ontworpen als café. Tot 1965 heette het café De Reyt (foto Van Hest, coll. RAT)
Kees
Bastiaansen
den Bas
groenteboer aan de
Stokhasseltkerkstraat (het nu niet meer bestaande verlengde van de
huidige Waalstraat ten noorden van het kanaal). Na zijn route door
Tilburg boven de lijn (et Gurke en omgeving) wieset pèèrd
dè et meej zen kèèr moes stòppe voor café Van Broekhoven aan het
Smidspad, en het bracht zijn baas na afloop altijd veilig weer naar
huis.
Charles
Bastings (1838-1920, x Antonetta van Dongen)
Sjarrel den Hoed

Charles Bastings als zoeaaf in dienst van de paus 1866-68.
was een in Boxtel geboren
zoon van Pascal Bastings en Cornelia Brenders. Het gezin kwam al
gauw naar Tilburg waar vader “op den Hogen Dries” een café begon.
Charles, die na het overlijden van zijn vader in 1855 bij zijn
grootvader werd ondergebracht, diende van 1866 tot ’68 als zoeaaf
voor de paus. Na zijn terugkeer uit Italië trouwde hij en ging samen
met zijn vrouw het café "In den Hoogen Hoed" aan de St. Josephstraat
nr. 40 uitbaten. Dit moet heel dichtbij of op dezelfde plaats zijn
geweest als het café van zijn vader. Het pand dat er nog staat
dateert uit de tweede helft van de 18e eeuw.
De gevel van het
café werd destijds gesierd door een hoed. Daarvoor had naar men zei
die van Lodewijk Napoleon model gestaan, omdat die voorheen hier
weleens een biertje zou zijn komen drinken. Een ander verhaal luidt
dat Charles zelf de naam "In den Hoogen Hoed" bedacht heeft, naar de
Italiaanse hoeden die bekend stonden als garibaldi's. Dit is echter
niet waarschijnlijk, omdat de zoeaven het juist hadden moeten
opnemen tégen de troepen van Garibaldi! Bovendien waren die hoeden
bol. Hoe dan ook hield Charles er een bijnaam aan over.
In 1917 vestigde Willem Heerkens, een kleinzoon van Charles
Bastings, een dames- en herenkapsalon in het historische pand St.
Josephstraat 40. Zijn zoon Huub (1934-2012) volgde hem daarin op en
zwaaide tot zijn pensionering in 1999 de scepter over de kapsalon.
Huub Heerkens was geïnteresseerd in het Tilburgse verleden, kende
veel feiten en verhalen en heeft ook een aantal inhoudelijke
bijgedragen geleverd aan het Tilburgs Bijnamenboek uit 2000. Zijn
dochter Mariëlle Heerkens zette vanaf 1999 de kapsalon voort,
aanvankelijk samen met vader Huub die nog tot 2011 zijn trouwe
klanten bleef helpen. In juni 2017 vierde Heerkens Coiffure het
honderd jarig bestaan, nog altijd in het oorspronkelijke pand.

St. Josephstraat 40 - Collectie Regionaal Archief Tilburg
mr. C.J.G.
Becht (1910-1982)
Kees de Sloper

Tilburgs burgemeester van
1957 tot 1975 die in zijn ambtsperiode (te) veel ingrepen in de
binnenstad op zijn naam had, wat de stad nogal veel oude panden en
karakteristieke plekjes kostte. Bij Becht kwam modernisering van de
door een diepe textielcrisis getroffen stad op de eerste plaats.
Eerder was hij bestuurder in Nederlands Indië en burgemeester van
Vaals en Kerkrade geweest.
Becht nam op 1 februari 1975 afscheid als burgemeester. Op de
receptie kreeg hij ook een aandenken (schipperspet en een ketting
met anker) aangeboden door de dame met hoofddoek en bril op de
foto hieronder.

Wie deze dame was? Het Nieuwsblad van het Zuiden deed uitgebreid
verslag van de afscheidsreceptie en plaatste de volgende foto:

Het bijschrift luidt: 'Een van die leuke tafereeltjes van die
receptie: mevrouw Christien Janssen-Quint biedt een schipperspet met
ketting en anker aan.' Becht was namelijk een fervent zeiler. Foto en knipsel: Collectie Ad Boogers.
Wie niet weet wie mevrouw Christien Janssen-Quint was,
die klikke hier.
Op 21 januari 1975 had dezelfde krant al enige pagina's als
voorbeschouwing op het afscheid van Becht geplaatst . De bijdrage
daaraan van de populaire tekenaar van de Prent van de Week, Cees
Robben, loog er niet om. De figuur rechts is Robben zelf.

“Tilburgs heden raast door in Bechts voetspoor.”
Onder deze aangepaste versie van een aforisme van de Stijlpionier Antony Kok schreef ik enkele gedachten op over de periode van vijftig jaar tussen de jammerlijke sloop van het oude Stadhuis op de Markt ten behoeve van de Cityring en het plan voor een (mogelijk) autoluw te maken Stadsforum in hetzelfde gebied.
De vanaf de negentiende eeuw onstuimig groeiende stad was in de loop van de twintigste eeuw nogal lukraak volgebouwd geraakt met kerken, kloosters, fabrieken en woonbuurtjes. Na de oorlog, die relatief weinig grote schades achterliet, werd de noodzaak ingezien om de binnenstad lucht te geven door stadsuitbreidingen buiten de ringbanen. Daarbij vroeg ook het steeds toenemende autoverkeer om oplossingen. Hierin is het de stad vergaan zoals een tuin waarin fors gewied moet worden: behalve het onkruid gaat er mooie begroeiing mee verloren, zeker als ook het tuinpad verbreed moet. Maar dat in de binnenstad zelfs het oude Stadhuis in het begin van de zeventiger jaren werd geofferd aan het autoverkeer blijft een moeilijk verteerbaar verhaal. Het zij gezegd, de breed geprojecteerde cityring kon daar natuurlijk niet door de vestibule gaan. Vanaf het begin éénrichtingverkeer had de oplossing kunnen zijn, als iemand toen op die gedachte was gekomen. De plannen waren echter uitsluitend gericht op grootschalige oplossing van het verwachte verkeersinfarct. Het idee, om ook de Verlengde Willem II straat te verbinden met de Broekhovenseweg, heeft het gelukkig níet gehaald. Men begon meer en meer om te denken naar het indammen van de verkeerstromen. Het eenrichtingverkeer kwam er later wel, het centrum werd zogezegd gere-cycled, maar helaas kwam dit te laat voor het oude Stadhuis en de Noordhoekse kerk. Nu wordt er serieus gedacht aan het uitbannen van al het doorgaande autoverkeer. Alles goed en wel, maar waar laten ze de rest van de auto’s dan, zeker nu er zoveel wordt bijgebouwd in en om het centrum? Werk aan de winkel voor een nieuwe Kees de Sloper straks? Hopelijk komt het niet zover, maar het zou aardig passen bij het lot van Tilburg: steeds zoekend en ploeterend om er het beste van te maken. Ik probeer me voor te stellen wat toekomstige archeologen zullen vinden van het Tilburg van onze tijd: vooral veel raadsels?
Josephus (Jo of Jos.) Henricus Antonius Bedaux (1910 – Goirle 1989 x
1938 Wilhelmina “Mien” J.M. Willekens, geb. 1910)
de
Nederlandse Le Corbusier, of de Gevelartiest
De eerste bijnaam kreeg hij van vakgenoten, omdat hij zich als architect in de naoorlogse jaren liet beïnvloeden door ontwerpen van de befaamde Zwitsers-Franse architect Le Corbusier. De tweede bijnaam verdiende hij dichter bij huis, namelijk door de zorg die Jos. Bedaux besteedde aan de buitenkant van zijn bouwwerken. Zo vielen de talrijke woningen die hij ontwierp niet alleen op door hun gevelindeling, ornamentele dakkapellen en gedoseerde toepassing van ronde ramen, maar ook door details zoals balkonhekjes, voordeurtrapjes met leuningen en buitenlantaarns. In het straatbeeld van Tilburg en omstreken is dit handelsmerk van Bedaux nog goed te herkennen.
Als
tweede zoon van aannemer Michiel Johannes Bedaux (1880-1940, x
Francisca van Duuren, 1874-1955) groeide Jo op in de bouwwereld maar
had uiteindelijk zelf niet de ambitie om in de zaak van zijn vader
te gaan. Hij wilde architect worden. Omdat zijn vader daar niets in
zag is Jo op eigen gelegenheid avondcolleges bouwkunde gaan volgen
aan de R.K. Leergangen. Daar werd hij lid van Sint Leonardus (zie
ook bij Frans “de Siemer” en in
hoofdstuk 2 bij “Sint Leendert”) en leerde
de Brabantia Nostra beweging kennen die ijverde voor behoud
van de Brabantse, katholieke identiteit. Ook sympathiseerde hij met
het Brabants Studenten Gilde O.L. Vrouw waarin Brabantse studenten,
verspreid over het land, verbonden bleven met hun geboortegrond. Dit
BSG (ontstaan in 1926) organiseerde ieder jaar een zomerkamp in een
Brabantse gemeente. De deelnemers bouwden er dan zelf een
Mariakapelletje. Dit was een kolfje naar de hand van de beginnende
architect Jos. Bedaux, die vanaf 1933 een groot aantal van die
kapelletjes ontwierp (zie voor één, welke bij hoge uitzondering niet
in baksteen maar van hout werd gebouwd,
in hoofdstuk 4 bij: “Duikbasis Moerle”). De laatste in deze
serie werd in 1959 gebouwd. Nu sieren veel van deze kapelletjes nog
steeds het Brabantse landschap.

Mariakapel Udenhout:
een oorlogsmonument (eerste steen 1946) door Jos. Bedaux, met
Mariabeeld Luc van Hoek (zie daar), gedenksteen met namen van
gesneuvelden (1953, Leo Baümier), muurschilderingen en
gebrandschilderde ramen (1954, Jacques Verheijen) en smeedwerk op de
waterput door “Willeke de Smid” van der Loo (zie daar. Foto: Henk
Peters, Udenhout)
Geen
wonder dat de architectuur van Bedaux vóór de oorlog de Delftse
School ademde met haar traditionalistische, sobere baksteenbouw. Ook
liet Bedaux zich inspireren door de bekende katholieke architect
Alexander Kropholler, die o.a. begin dertiger jaren huize
Mariëngaarde in Zorgvlied ontwierp. Typerend voor zijn werk in
Tilburg van kort na de oorlog waren de kerk met pastorie van de
parochie Fatima (zie bij pastoor P. van der Velden) en het
nabijgelegen pension St. Jozefzorg (1947-’51). Maakte hij toen nog
veel gebruik van classicistische elementen, vanaf de vijftiger jaren
waagde Jos. Bedaux de sprong naar het modernisme (bijvoorbeeld door
toepassing van het platte dak), maar bleef dit het liefst combineren
met ambachtelijke kwaliteiten. Tevens moest hij, zoals de
Nederlandse bouwkunst in het algemeen, naar schaalvergroting toe.
Hij accepteerde het werken in een betonskelet, zoals bij Le
Corbusier, maar verhulde die structuur zoveel mogelijk voor het oog.
Het Cobbenhagen gebouw van de universiteit is daar een mooi
voorbeeld van. Het uiteindelijke ontwerp was het resultaat van een
meer dan tien jaar durende worsteling, waarbij twee ontwerpen
(waarvan het tweede samen met architect Jan van der Laan) in de
prullenbak verdwenen. Het derde en definitieve droeg toch vooral de
signatuur van Jos. Bedaux. Op 13 november 1962 werd dit gebouw door
Koningin Juliana officieel geopend.
Al met
al omvat het totale oeuvre van Bedaux veel uiteenlopende items, van
traditioneel kapelletje tot modern universiteitsgebouw met alles er
tussenin.
Zijn bureau werd voortgezet door zonen Peter Paul
en George. Later voegde zich daarbij Jacques de Brouwer en werd de
naam: Bedaux De Brouwer Architecten. Inmiddels zijn de kleinzonen
Pieter en Thomas “in business”.

Jos. Bedaux in 1960
Foto
Chef-d’oeuvre van architect Jos. Bedaux: het Cobbenhagen gebouw uit
1962 (na samenwerking met Jan v.d. Laan) met rechts het Tjalling
Koopmans gebouw uit 1972 (samenwerking met bureau D3BN) van de
Universiteit van Tilburg aan de rand van de Oude Warande (foto 1974
door Rien Siers, coll. RAT)
Maria
M.E.M.C. Beels-Brouwers (1898- Londen 1979, x Willem Carel Beels,
Amsterdam 1889-1958)
Mies Optie
omdat zij naar verluidt
nogal eens een optie op een huis nam zonder het te kopen.
Desalniettemin betrok zij rond 1963 met haar zoon Len een woning op
het adres Burgemeester Rauppstraat 2. Dit was in 1923 het eerste
huis in de wijk Zorgvlied, van de
hand van architect Henricus (Harrie) Constantinus Bonsel (Den Bosch
1886 - 1941) die er zelf ging wonen, tegenover de kerk van pastoor
De Klijn (zie daar) aan de Ringbaan West die hij ook had ontworpen.
Harrie Bonsel (gehuwd met Marie-Antoinette Groels, 1891-1992) was
tevens directeur van de Academie voor Beeldende en Bouwende Kunsten
van de R.K. Leergangen en had met zijn
keuze voor Zorgvlied misschien gerekend op de komst van dit
instituut naar deze wijk, hetgeen niet doorging
(zie hoofdstuk 4, Börgemistersbuurt).
Niettemin kon hij zijn portfolio uitbreiden met enkele
opdrachten uit de hoek van de leergangen zoals het huis van dr.
Moller aan de Bredaseweg en het gebouw voor het conservatorium uit
1929 aan de Bosscheweg (nu Tivolistraat, zie bij Vastersavendts).
Zijn huis aan de Burgemeester Rauppstraat werd in 1949 door
architect Jos. Bedaux verbouwd in opdracht van de familie De
Beer-Mannaerts die er tot 1963 woonde. Na Beels werd het gekocht
door architect Dré Storimans. Mies Optie was mede-eigenaar van J.
Brouwers’ Lakenfabrieken N.V. Ook haar man en zoon Len, die op
latere leeftijd trouwde met de Brusselse (1936) Josine M.G. van der
Belen, hadden functies bij deze fabriek (zie ook Joh. Franciscus
Brouwers).

Harrie Bonsel. Detail uit een groepsfoto
ter gelegenheid van een jubileum van
Koninklijke Liedertafel Souvenir des Montagnards. Zie ook het lemma
Willem Bijvoet. Collectie Regionaal Archief Tilburg.

De firma Jurgens en een klas van de
Thomasschool aan de Ringbaan West poseren eerste helft jaren vijftig
voor Burgemeester Rauppstraat 2, welk huis was ontworpen door H.
Bonsel en verbouwd door Jos. Bedaux.
Johannes
Antonius (frater Franciscus Salesius) de Beer (1821-1901)
Superior de Beer
was een zoon van Jan Baptist de Beer en Antonia van de Put die
woonden en werkten op de Markt tegenover de Heikese kerk
(zie
ook bij Gertruda Goijarts). Hij wilde priester worden en was al
bijna klaar met zijn opleiding toen hij in 1845 intrad bij de in het
jaar daarvoor door Joannes Zwijsen gestichte congregatie van de
Fraters van Tilburg. Nog in hetzelfde jaar werd hij priester gewijd
en was daarmee officieel pater Maria Franciscus Salesius de Beer. In
1846 werd hij de eerste overste (superior) van de fraters (Fraters
van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid of
Fraters van Tilburg, zie ook hoofdstuk
2) wat verklaart dat hij
voor frater werd aangezien en bekend werd als Superior de Beer. In
1861 werd hij algemeen overste (superior-generaal) wat hij bleef tot
1900. Onder zijn leiding kwam de
congregatie verder van de grond en tot grote groei en bloei. In zijn
functie was Superior de Beer o.m. (mede-) oprichter van een aantal
instituten en scholen in de stad en van de eigen drukkerij van de
fraters (later “Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis”). Verder was
hij in 1899 betrokken bij oprichting van het R.K. Gymnasium (het
latere St.-Odulphuslyceum). Ook is hij deken van Tilburg geweest.

Collectie Regionaal Archief Tilburg
Superior de Beer stond ook
aan de wieg van het R.K. Gymnasium (het latere Sint-Odulphuslyceum).
Op 25 september 1899 ging hij in de spreekkamer van het klooster van
de Fraters van Tilburg aan de Gasthuisstraat van start met een groep
van tien jongens voor een vierjarige cursus Grieks, Latijn,
wiskunde, Nederlands, moderne vreemde talen, geschiedenis en
aardrijkskunde. Hij heeft zelf de afloop van deze leergang niet meer
meegemaakt. In 1900 werd pater P.C. de Brouwer rector van dit nieuwe
R.K. Gymnasium dat het eerste (en een tijd enige) jongensgymnasium
van ons land was. In 1902 werd een eigen pand betrokken aan de Lange
Nieuwstraat. In 1912 volgde de officiële erkenning als gymnasium, en
in 1917 vond uitbreiding met een HBS plaats en mocht de school zich
(Sint-Odulphus) lyceum noemen. Na een tijdje bij de paters van Ave
Maria aan het Columbusplein gehuisvest te zijn geweest, kwam in 1930
de nieuwbouw aan de Lange Schijfstraat gereed. In 1952 vond
aansluiting bij de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs plaats en in
1968 werden er ook meisjes toegelaten (een gevolg van de
Mammoetwet). Het gebouw aan de inmiddels tot Noordhoekring
omgedoopte Lange Schijfstraat is later verschillende keren
uitgebreid zonder dat er afbreuk werd gedaan aan het oorspronkelijke
ontwerp van architect Jan van der Valk. Het St.-Odulphuslyceum is
tot op heden in dit gebouw gehuisvest en vierde er in 1999 op
uitbundige manier zijn eeuwfeest.
Adrianus (Adriaan) Guilbertus(Guilbert of Hubert) de Beer (1844-’98)
%20Beer,%20architect440.jpg)
Guibert de Beer, afgebeeld in een gedenkboek voor Superior de Beer:
Levensschets van Franciscus Salesius de Beer, zonder auteur,
Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg 1919.
de Zwarte Beer
hij
was architect en een achterneef van Superior de Beer. De bijnaam
verwijst naar zijn zwarte haardos. Er waren wel meer architecten De
Beer – zo was hij een oom van Franciscus (Frans) Cornelis de Beer –
dus zo’n bijnaam maakte het onderscheid wat gemakkelijker. Hubert
ontwikkelde zich pas op wat latere leeftijd tot architect en
verwierf in 1885 zijn eerste grote opdracht, een kapel voor het
moederhuis van de fraters in de Gasthuisstraat. Zijn bloedverwant
pater Superior de Beer was toen het hoofd van de Fraters van Tilburg
als opvolger van de bekende Joannes Zwijsen. Superior zag het wel
zitten met zijn naamgenoot Hubert, die min of meer zijn vaste
architect werd tot diens plotselinge dood in 1898. Het oeuvre van
Hubert is dan ook overwegend van religieus karakter en vertoont
invloeden van de befaamde Pierre Cuypers. In de korte tijd die hem
werd gegund, heeft De Beer (die met meerdere namen wordt aangeduid:
A.G., Adriaan, Hubert of Guilbert, waarbij het voor zover mij bekend om
een en
dezelfde persoon gaat) belangrijke werken op zijn naam gebracht, met
name het klooster (“Missiehuis”) van de Rooi Harten aan de
Bredaseweg, de abdij van de Trappisten Koningshoeven, het
Clarissenklooster aan de Lange Nieuwstraat en als laatste (1898) de
Hasseltse kerk. Zijn jonge neef Frans C. de Beer (1873-1960) werd
bekend om zijn utiliteitsgebouwen (fabrieken, winkels en scholen) en
woningen (herenhuizen en villa’s) en kreeg meer tijd van leven dan
zijn oom om tot een hoge productie te komen.
Norbertus
(1831-1915) en Johanna (Joke) Maria Huberta (1840-1909) de
Beer-Donders

Nopke en Sjooke de Beer
wel vaker in Tilburg
voorkomende aanduidingen voor Norbertus (Nopke) en “ons Joke”
(Sjooke). Zij noemden hun oudste zoon Lambert en die noemde
zijn oudste zoon weer Norbert (Berry), wiens oudste zoon Lambert
(Berry) was. Dit ging nog een paar keer zo door tot in het heden. De
hier genoemde Norbertus (Nopke), mijn overgrootvader, was de
jongste zoon van Thomas de Beer (1785-1863, x Antonetta Haans
1788-1848,) de grondlegger van de gelijknamige wollenstoffenfabriek.
Zij kregen elf kinderen, van wie er vijf reeds in de wieg of als
kind stierven. Norbert stond bekend als een harde werker die zich
weinig bewoog in het publieke leven. Joke zat in 1904 in het eerste
bestuur van de St. Elisabethvereniging (sociale zorg) van de
parochie het Goirke.
Samen staan zij
geregistreerd als schenkers van de twee houten beelden van
bazuinblazende engelen op de balustrade voor het monumentale
Smitsorgel uit 1905 in de Goirkese kerk
(zie ook bij Reijniers). Deze schenking deden zij ter
gelegenheid van hun 40-jarig huwelijksfeest.
Thomas de Beer was al bijna
70 jaar toen hij in 1854, samen met zijn zonen Johannes Cornelis
(Jan, 1818-1899) en Norbertus de wollenstoffenfabriek oprichtte die
naar hem werd genoemd. De zaak kwam in de oude bakkerij van Peter
Janssens op de Vèldhoove goed van de grond. In 1867 werd deze
zaak voortgezet in de gebouwen van de wollenstoffen- en
baaienfabriek van Peter Mutsaers nabij het Wilhelminapark. In
datzelfde jaar werd daar een grotere stoommachine in geplaatst. Er
was op de nieuwe locatie ruimte genoeg voor verdere groei en bloei.
Toen in 1892 de ongehuwde Jan zich uit de zaak terugtrok, trokken
Norbertus en zijn zonen de kar verder. Aan Norbertus was deze taak
welbesteed, want hij stond bekend om zijn grote werkkracht en
energie. Ook kon hij op zijn vier zonen rekenen. Zijn oudste zoon,
Lambertus Thomas Maria (Lambert 1867-1931, x Theresia Catharina
Huberdina Eras 1870-1957) is ook bekend geworden van zijn jarenlange
rol (1913-1927) als bestuurslid en voorzitter van de Vereniging van
Tilburgsche Fabrikanten van Wollen Stoffen
(den Fabriekaantenbond,
hoofdstuk 2) en zijn meer dan 20
jaar als bestuurslid van De Kamer van Koophandel. De tweede zoon was
Thomas Franciscus Maria (1868-1933), de derde Johannes Lodewijk
Maria (Jan, 1870-1943, x Maria Antoinette "Net" C. Smulders
1880-1974) en de jongste Charles Joseph Maria (Karel, 1876-1948, x
Constantina Anna Maria Eras 1877-1967). De meeste gebouwen van het
fors uitdijende complex aan het Wilhelminapark werden ontworpen door
de bekende architect Franciscus C. de Beer.
%20de,%20fabriek%20briefhoofd%201919.jpg)
Briefhoofd uit 1919 met het toenmalige complex van Thomas de Beer.
Rechts de uitloper van het Wilhelminapark met de tramlijn. De
voorzijde en poort van de fabriek (nr. 5) worden opgesierd met een
perkje. Aan iedere kant een directiewoning. Die met het torentje
(het verste weg) is Wilhelminapark 4 (zie volgende foto). Het huis
op de voorgrond (nr. 6) is later verbouwd tot politiebureau (foto:
coll. RAT)
De crisis van de
jaren 1930 ging niet ongemerkt voorbij aan de fabriek van Thomas de
Beer. Er moest een (financiële) reorganisatie plaatsvinden. Niet
alle takken van de familie bleken na de beurscrach in staat om het
benodigde kapitaal op te hoesten. De tak Jan de Beer-Smulders had
beter op de centen gepast en kon de anderen uitkopen. Hij en zijn
drie zonen (Jan Smul, Bep en Tom de Beer) kregen het in de
fabriek voor het zeggen. Daar voegde zich alleen Jan Piep de
Beer bij, uit de tak van Lambert de Beer, die zich gesteund wist
door zijn kapitaalkrachtige schoonfamilie. Charles (Karel) stelde
zijn aandelen toen ook beschikbaar en verliet met zijn gezin het
huis van vader Norbertus dat op het fabrieksterrein stond. Dit
monumentale pand op Wilhelminapark 4 werd in 1936 gesloopt om plaats
te maken voor een nieuwe toegang tot het ingebouwd geraakte
fabriekscomplex

Dit
monumentale, voormalige huis van Norbertus de Beer moest wijken voor
een uitbreiding van de achtergelegen fabriek Thomas de Beer (foto:
coll. Karel de Beer).
In 1954 kon op grootse wijze het eeuwfeest
van de fabriek worden gevierd. In de zestiger jaren ging ook Thomas
de Beer steeds meer de textielcrisis ondervinden. Getracht werd het
tij te keren door samenwerkingsverbanden en overnames, maar in 1967
werd de geldkraan uiteindelijk toch dichtgedraaid door de dan
grootste aandeelhouder, de jurist en zakenman mr. Jan H. de Pont
(1915-'87). Deze van oorsprong Tilburger bestemde bij zijn
overlijden een deel van zijn nalatenschap voor een centrum ten
behoeve van moderne kunst, dat in 1992 werd gevestigd in het
voormalige spinnerijgebouw van Thomas de Beer. Dit gebouw werd door
Van Benthem Crouwel Architecten verbouwd en geschikt gemaakt voor
een museum. Ook enkele voormalige textielarbeiders konden daar aan
de slag. Het museum De Pont kreeg in binnen- en buitenland een
uitstekende reputatie als centrum voor hedendaagse kunst. In 2016
werd het museum uitgebreid en werd er langs de straatkant een door
de gemeente geschonken entree gerealiseerd die herinnert aan de
vroegere bebouwing van dit deel van het Wilhelminapark.

Op deze foto van
augustus 1925 trekt de Kindsheidoptocht vanaf het Wilhelminapark
naar de Goirkestraat. Op de hoek is juist het oude pand van apotheek
Mutsaers afgebroken, wat een vrij uitzicht biedt op de voormalige
straatwand aan de overkant (nu parkeerplaats en voorterrein museum
De Pont). In 1928 werd op deze hoek een nieuw pand gebouwd
(architect F.C. de Beer) voor pianohandel Jos W. Simons. Ten tijde
van deze foto woonde in het huis geheel links de familie Lambert de
Beer–Eras. Later werd dit gebruikt als kantoor van de fabriek en nog
later verbouwd tot politiebureau. Het huis met torentje is mogelijk
gebouwd door A.G. (Hubert of “Zwarte”, zie daar) de Beer in opdracht
van Norbertus. In ieder geval niet door F.C. de Beer, zoals wel
wordt vermeld, want die leefde later en moest oom zeggen tegen
Hubert. Van 1916 tot ’36 woonde hier de jongste zoon van Norbertus
met zijn gezin, Karel de Beer-Eras. Tussen deze twee huizen in was
de toegang tot de fabriek Thomas de Beer. De twee huizen rechts
werden, na een tijd van jammerlijke verwaarlozing, in 1992 gesloopt
(foto: coll. Karel de Beer).
Joannes (Jan) A.J.M. de Beer (1904-1961, x 1931 Constance “Conny” A.Ph.M. Eras 1907-1990)
Jan Piep of Kaoje Jan
omdat hij een van zijn ogen
half dichtgeknepen hield als hij iemand goed aankeek. Dit werd
vroeger een “piepoog” genoemd, vandaar de eerste bijnaam. Werd in de
fabriek van Thomas de Beer ook Kaoje Jan genoemd om hem te
onderscheiden van zijn hierna te noemen neef Jan.

Collectie Regionaal Archief Tilburg
Johannes (Jan) N.C.M. de Beer (1904-1989, x 1929 Maria Th.A.H. "Zus" Janssen, 1908-’94)
Jan Smul of Dikke Jan
om hem van andere Jannen de
Beer te onderscheiden werd de achternaam van zijn moeder gebruikt,
Maria Antoinette (Net) C. Smulders die getrouwd was met Jan, de
derde zoon van Norbertus. Was evenals zijn neef en leeftijdgenoot
Jan Piep de Beer wollenstoffenfabrikant bij Thomas de Beer.
Om deze twee te onderscheiden werd in et febriek de ene
Dikke en de andere Kaoje Jan genoemd. Hij was ook de
vader van Wim et Kanon de Beer.
dr. Karel
Constant Lambert de Beer (1908-1965)
de Pastoor van de
Ongewijde Aarde
een van de drie
priesterzonen van Lambert Th.M. de Beer (1867-1931). Hij ging in
Rome studeren, promoveerde in de theologie en werd later pastoor in
Hilvarenbeek. Zijn begrafenis in die plaats kreeg een nasleep, want
die werd (om budgettaire reden) met een verborgen camera gefilmd
door Jef van der Heijden voor diens film Ongewijde Aarde. Dit was
voor de familie aanleiding om via een kort geding dat werd gewonnen
de openbare vertoning van de film tegen te houden. Veel later mocht
deze toch enige keren in Hilvarenbeek draaien, maar toen was er
vrijwel geen belangstelling meer voor. De film kostte de makers ƒ
150.000.- en bracht slechts ƒ4.000.- op. Voor de speelfilmcarrière
van Jef van der Heijden was dit geen goede zaak.
De volgende anekdote heb ik
eens opgetekend uit de mond van Paul Spapens, uit zijn periode als
misdienaar bij pastoor Karel de Beer te Hilvarenbeek:
Pastoor de Beer kwam op
zeker moment in het bezit van een toepasselijk in zwart en wit
uitgevoerde nieuwe DAF van het type Daffodil. De voor die tijd
bijzondere "pastormobiel" kon ook worden ingezet na een
uitvaartdienst om de hele staf van pastoor en misdienaars in vol
ornaat, inclusief kruis en wijwatervat, van de kerk naar het kerkhof
te brengen voor de aansluitende begrafenis. Dat moest altijd nogal
snel gaan, voor de stoet uit. De eerste keer dat de Daffodil
hiervoor werd gebruikt was de pastoor echter nog niet goed gewend
aan "het pientere pookje" en scheurde met teveel gas door de eerste
de beste bocht. Daardoor kantelde het vat met wijwater en vloeide
het gezegende vocht over de vloer van de auto. Met de Daffodil kon
het verder niet mis gaan, deze was nu goed gewijd, maar wel kwam
hierdoor het verloop van de begrafenis in het gedrang. Op dat moment
toonde De Beer een grote tegenwoordigheid van geest. Hij stuurde de
auto even verderop een tankstation in. In één vloeiende beweging
stapte hij uit en hield het wijwatervat onder een waterkraan. Onder
het prevelen van een gebedje sloeg hij haastig een paar kruisen over
het weer gevulde vat, en zie: het autoruitenwater was wijwater
geworden. Slechts weinig seconden na deze bliksemceremonie, die zich
afspeelde voor de ogen van de verbouwereerde pomphouder en enkele
van zijn klanten, was het gezelschap alweer pijlsnel op weg naar het
kerkhof!
Marie-Louise Thérèse Anna de Beer (1923 – Den Haag 2000, x Cor J.L.
Walder, xx Antonius Lebuïnus Maria van der Lande, Deventer 1890 –
Oisterwijk 1981)
Muis
de Beer
Het
schijnt wel meer te zijn voorgekomen dat de naam Marie-Louise werd
ingekort tot “Muis”, maar een ander voorbeeld dan dit ken ik toch
niet. Zij was een kleindochter van Lambert de Beer
(zie in hoofdstuk 2 onder den
Fabriekaantenbond) en dochter van Norbertus
(Berry) Antonius Lambertus Maria de Beer (1898 – Oostende 1964, x
1920 Marie-Louise Caroline Anna “Loeky” Kerstens, 1899-1981). In
1976 trouwde zij voor de tweede keer, met Anton van der Lande. Na
haar eerste huwelijk had Muis haar beroep als verpleegster weer
opgepakt en kwam in dat verband bij de zieke Anton van der Lande te
werken. Zij verpleegde hem zo goed, dat hij weer geheel herstelde en
op 86-jarige leeftijd besloot haar ten huwelijk te vragen. Na diens
dood vijf jaar later verhuisde Muis van Oisterwijk naar Voorburg en
stierf in Den Haag. Zij was een zus van Lambertus (Berry) Josephus
Maria de Beer (1921 – Wassenaar 2018,
x Trees M.A.E. Wubbe, 1927-2013) die ook wordt vermeld
bij
Bernardus “Paus” Eras en Lau “Segaar” Janssens. Deze Berry vertelde
mij eens dat Frans van Spaendonck (1920-’45, zie bij Céline Diepen)
in zijn tienerjaren een oogje op zijn zus zou hebben. Als hij
(Frans) dan een verjaardagsfeestje of zo organiseerde dan nodigde
hij de wat jongere Berry ook uit, want hij wist dat die dan zijn zus
Muis mee zou brengen.
Wim J.M. de Beer (1932-2008, x 1959 Antoinette “Netty” Anna Maria Quirina Hofland, geb. 1932-2018)
(et) Kenon de Beer
befaamd speler/midvoor van
de hockeyclub TMHC “Tilburg” welke met hem en o.a. zijn
mede-internationals Theo van Vroonhoven en Jan Taminiau in 1960
kampioen van Nederland werd. Ook in het Nederlands hockeyelftal werd
Wim een succesvolle doelpuntenmaker en nam o.a. deel aan de
Olympische Spelen van 1960 in Rome. Werd vanwege zijn kwaliteiten
door de sportjournalistiek "het Kanon" genoemd. Ook kopte de krant:
"de Beer is weer los" als hij op het veld had toegeslagen. Als
laatbloeier speelde hij slechts 29 internationale wedstrijden waarin
hij toch kans zag om 27 keer te scoren, een aanzienlijk moyenne in
die tijd. In de voetsporen van zijn vader Dikke Jan de Beer
werd hij directielid van de wollenstoffenfabriek Thomas de Beer.

Wim
de Beer, midden staand, kanon in Oranjedienst 1960
(foto: coll. HC Tilburg)
Gebrs. Stan
(1943 – Deventer 2011), Joop (geb. 1945) en Karel de Beer (geb.
1946)
Grote Beer, Kleine Beer
en Middelbeers
welke groepsbijnaam in de
eerste helft van de jaren 1960 werd bedacht door Wil Sterenborg toen
deze drie broers samen deelnamen aan het zeilkamp van het
St.-Odulphuslyceum in Loosdrecht, waar Wil (toen nog conciërge van
het lyceum) als staflid ook aan deelnam. Deze bijnaam was
uitsluitend geschikt voor toepassing in groepsverband en is daarom
sinds medio 2011 niet meer actief. Wil Sterenborg werd leraar
Nederlands aan het St.-Odulphuslyceum, heeft o.a. in opdracht van de
regering Lubbers een aantal jaren Troonredes nagekeken op
taalgebruik en spelling en deed onderzoek naar het Tilburgs dialect,
wat resulteerde in het Woordenboek van de Tilburgse Taal
(WTT, sinds 2011 hier op CuBra voortgezet door Ed Schilders;
ww.cubra.nl/wtt/index.htm ) en in officiële erkenning van de
door hem ontworpen spellingsregels voor het Tilburgs dialect. Geen
wonder dat hij ook een meester was in woordspelingen en andere
spitsvondigheden (zie hoofdstuk 3: “de
Wil” Sterenborg).
.jpg)
Het mooie deel van het gezin De Beer mag dan niet ontbreken. Foto
van het communiefeestje in 1963 van de jongste (Pia, geb. 1956). Ook van de
partij en hier in beeld haar peetoom mr. J.H. (Jan) de Pont
(1915-’87). Op de
voorgrond links de moeder van het communicantje, M.C.E. (Zus) de
Beer-Mannaerts (1917-’97, de oudste dochter van Jos Mannaerts, zie
daar) en rechts op de achtergrond haar oudste dochter Marijke (geb.
1942). Wie de foto
nam? Grote Beer, Kleine Beer of Middelbeers (coll. Karel de Beer).
Henricus de
Beer (ca. 1880-1920)
Harrieke de Bèèr
Schietgewèèr
dwerg van circa 1 meter,
woonde in de Diepenstraat en werd door de jeugd uit de buurt gepest
met deze bijnaam.
Cornelia de
Beer
Kee Water
handelde in melk, boter,
eieren e.d. Men zei dat zij stiekem de melk met water aanlengde,
vandaar haar bijnaam. Ook verkocht zij brandstof voor de haard. Haar
zaak had zij aan de Heikantsebaan bij Teurlings Molentje.
Willem de
Beer (1882-1929)
Prikske
eerste man van
Elisabeth Petronella van Hezik (zie
daar). Enkele van hun zonen zijn buschauffeur bij de BBA
geworden.
Cornelia van Beerendonk
(1872-1960, x 1894 Martinus Sweens, 1870-??)
Keeke
Bèère
Geboren
in Udenhout, trouwde ze met de klompenmaker Martinus Sweens uit
Berkel-Enschot. Zij hebben jaren gewoond in de St. Willibrordstraat
in Berkel en kregen veel kinderen. Een dochter van hun, Ceciel (x
Piet van Bijnen) die met haar broer Jo een tweeling vormde, werd
bekend doordat zij liefst 102 jaar oud was toen ze in 2019 overleed.
Keeke stierf in 1960 in Tilburg (bron: Rinus v.d. Loo)
Johannes
(Jo) Gerardus van Beerendonk (geb. Udenhout 1909)
den Bèèr
is 38 jaar lang bode
geweest in het gemeentehuis van den Uunent (Udenhout) en
woonde daar ook met zijn gezin in de achterbouw. Jo stond bekend om
zijn ijzeren geheugen. Hij kende dan ook alles en iedereen in de
gemeente maar klapte nooit uit de school. Hij werd in 1974 opgevolgd
door zoon Jan die zijn vaders’ bijnaam overnam. Waarschijnlijk was
dit slechts een verbastering van hun achternaam.
Janus
Beerens
Jan Pot
omdat hij een bekende
venter was in aardewerk
Janus van Beers
den
Vètte Jaon
Hij was
van 1949 tot 1976 uitbater van café D’n Oldtimer op de hoek van de
Koestraat met de Hoefakkerstraat, waar het altijd gezellig druk was.
Zijn voorganger in het gelijknamige café was tot 1949 C. Donders.
Janus werd den Vètte Jaon genoemd omdat hij… broodmager was!
Zoals zo vaak gebeurde, heette zijn café in de volksmond ook den
Vètte Jaon. Later, van van 1976 tot '85, stond dit
etablissement bekend als café Travon (afgeleid van namen van
kinderen van de nieuwe uitbater) en vanaf 1985 als “Den Hoefakker”
(zie ook bij Ton ”den Dòp” van Gerwen).

Links op de hoek het
café van Vètte Jaon. Misschien staat op deze foto uit 1960
(coll. RAT) zijn vrouw de stoep te vegen. De Koestraat zien we in de
richting Rosmolenplein. Links op de voorgrond de Hoefakkerstraat.
Jan van
Belzen (ca. 1865-1938)
Boutje Gèrnaol

Collectie E. Pierson.
garnalenkoopman uit
Arnemuiden, die dagelijks in Tilburg in Zeeuwse klederdracht langs
de huizen kneukels en krabben kwam verkopen, die hij in twee manden
aan een juk had. Heeft dit in totaal 42 jaar gedaan. Mogelijk is
deze bijnaam ook aan een ander gegeven, misschien zijn zoon of een
collega-venter.
In de
jaren dertig startten Daniel en Janneke van Belzen uit Arnemuiden
(waar zij in 1920 getrouwd waren) een viswinkel in de
Enschotsestraat in Tilburg, later NS-plein. Zij noemde deze “De
Zeeuwsche Vischhandel”. Zij stonden ook op de markt. Waarschijnlijk
was het Jannetje die later als “Moeke van Belzen” bij iedereen
bekend was die weleens op de vismarkt kwam. Hoe direct zij familie
waren van Jan “Boutje Gèrnaol” van Belzen is niet bekend, maar een
wegbereider was hij in ieder geval.

De familie van
Belzen (v.l.n.r. Jannetje, Daniel, Theu, Kees, Geert en Rinus) voor
hun vishandel in Tilburg (coll. Historische Vereniging Arnemuiden)
Jet van Belzen in 1979 op het Koningsplein. Veel Tilburgers
herinneren zich nog haar stem boven iedereen uit: “Jaja, ze zijn
d’rrr weer,” (nieuwe haringen) en: “Waar blijven mijn klantjes?”
(Tilburgse Herinneringen op Facebook)
Jan-Baptist
van de Berg
Tiesje van
den Berg
uit Goirle, wiens tweede
voornaam op een wel vaker gebruikte manier verbasterd werd. Zat
begin jaren 1960 in het jeugdbestuur van de Golse voetbalclub
GSBW.
Louis van
den Berg
de Spartel
kapper aan de Korvelseweg.
Walter van
den Berg
de Pôot (2)
ook kapper aan de
Korvelseweg, waarschijnlijk de zoon van Louis.
L.C. van
den Bergh
Rooje Loe
handelde in allerlei zaken.
Ook bekend van het in stand houden van de illegale radiozender Radio
Benelux. Woonde in Broekhoove en had geen officieel beroep.
dhr. en mevr. Van Berkel
de Zoere en Zwart Anneke (van Berkel)
zij woonden in de jaren 1940-'50 in de Doctor Mollerstraat, een
straat die uitkwam op het Schaepmanplein achter de Theresiakerk
(sinds 1969 heet dit het Horversplein). Volgens Tjeu Cleutjens, die
aan het Schaepmanplein is opgegroeid en daar goede herinneringen aan
heeft overgehouden (zie:
http://www.cubra.nl/geschrevenstad/20horverspleincleutjens.htm)
werden er in die omgeving veel bijnamen gebruikt voor bewoners
waarover verder weinig of niets bekend is, zoals de ook in dit
hoofdstuk genoemde Witte Bertens,
“de Post” Mansvelders, Gètje van Berkel, en in
hoofdstuk 2: Trees Babbel.
Jantje van
Berkel
Jantje Krulsjèk
woonde in de minister
Talmastraat (zie ook hoofdstuk 4: et
Zaandstròtje).
Jacques van
Berkel
Sjaak Dap
nam metselwerk aan, maar
men vond zijn werk niet altijd geslaagd. Vandaar zijn bijnaam
(dabbe = knoeien, modderen, in dit geval met cement;
zie ook bij August Gusje Dap van
den Broek). Hij woonde aan het Lijnsheike.
mevr. Van
Berkel
et Gètje
woonde in de jaren 1940-’50
aan het Schaepmanplein (nu Horversplein) en leefde erg
teruggetrokken.
Antonine Wilhelmine Bersin (Antonija Vilhelmine
Berzins, Letland 1871 - Heukelom 1941)
de Russische Madame, ook wel: Wilhelmina van Heukelom
Zij was een Letse vrouw die in Parijs gouvernante was in een
welgesteld Russisch gezin, toen zij daar de Hagenaar Wilhelm Arnold
Eschauzier (Terschelling 1853 – Scheveningen 1916) leerde kennen die
veel geld verdiende uit de suikerproductie in Nederlands-Indië. Zij
trouwden in 1903 in Baden-Baden, gingen in Scheveningen wonen en
kregen daar een zoon André (“Dries”, Scheveningen 1906- Hilversum
1997). In haar Parijse tijd werd de spelling van haar naam, die in
het Lets (zie boven tussen de haken) ook nog enkele vreemde
leestekens bevatte, enigszins “verfranst”. Na de dood van haar man
in 1916 trok de weduwe Eschauzier naar het platteland. Op een dag
fietste zij langs
Mie Pieters (zie hoofdstuk 4)
in
(Laag) Heukelom, een agrarische kern die
destijds bij Berkel-Enschot hoorde (vanaf 1997 Oisterwijk). Dit
beviel haar zo goed dat zij in 1921 hier een boerderij kocht,
gelegen Baaneind 12 (zie bij Jos “de Zeeuw” Krieckaart), en op de
bijbehorende grond een vakantiewoning liet bouwen. In 1925, toen
Dries zijn middelbare school in Scheveningen had afgerond, vestigde
zij zich permanent in het na een verbouwing tot “Villa Zonlicht”
gedoopte huis (architect Philibertus Donders). Een verzoek van haar
aan de gemeente inzake een bijdrage van NLG 500,00 om de toegangsweg
met sintels te verharden, zodat zij gemakkelijk met haar auto haar
huis kon naderen, werd afgewezen maar daarna door Gedeputeerde
Staten gehonoreerd. “De Russische Madame” zoals men haar inmiddels
noemde werd een van de kleurrijkste inwoners uit haar omgeving. Aan
de ene kant gaf zij geregeld dikke feesten met bijzondere gasten,
maar aan de andere kant was zij opvallend sociaal ingesteld: zij
hielp mee op het land, was goed voor mensen die het niet breed
hadden en droeg royaal bij aan het liefdadigheidswerk en
verenigingsleven. De Russische Madame werd in Heukelom zeker niet
als een kakmadame beschouwd.
Rond 1930 moet het in Villa
Zonlicht geknetterd hebben van de jazzmuziek. Als Wageningse student
had de muzikale Dries Eschauzier zich al in 1926 aangesloten bij de
Ceresband, het eerste jazzensemble in ons land, waar hij (saxofoon)
speelde met Eppo Doeve en de Tilburger Emile Verbunt. Diens
stadgenoot Max Goijarts was ook zo’n jazzpionier. Deze speelde
baritonsaxofoon maar had ook een bassaxofoon op de kop getikt die
hij wilde bespelen. Er was er maar één in de jazzwereld die dit goed
kon: de Amerikaan Adrian Rollini. Max en Dries togen naar Londen om
deze grootheid aan het werk te zien en wisten hem over te halen om
naar Nederland te komen. Zo logeerden Rollini en zijn vrouw Dixie in
1929 enkele weken bij Dries en zijn moeder in Heukelom. Rollini gaf
masterclass aan zijn gastheren en leerde met zijn vrouw ons land
kennen. Ook werden enkele optredens in België en Nederland geregeld,
waarbij Rollini werd begeleid door Dries, Max en zijn moeder op de
piano (zie Josephine Goijarts-Janssens).
Dries speelde ook in het Tilburgse orkest “Max Goijarts and
his Music.” Na afronding van zijn studie vestigde hij zich permanent
in Heukelom. Toen Max Goijarts in 1938 stopte met zijn muziek ging
Dries spelen bij “The Men from the South" van Emile Verbunt en bleef
tot in de jaren 1950 lid van dit gezelschap. Tot op hoge leeftijd
bleef André (Dries) Eschauzier in den lande een gerespecteerd
deskundige in de oude jazz (zie het boek: “Jazz in Tilburg, Honderd
jaar avontuurlijke muziek,” door Rinus van der Heijden e.a. Tilburg
2010).

Links madame aan het
werk op het land, met naast haar: zoon André en Minka, haar zus.
Helemaal rechts waarschijnlijk Jos “de Zeeuw” Krieckaart. De andere
persoon is niet bekend. (Coll. Rinus van der Loo. Zie ook Joep
Eijkens over de Russische Madame:
www.brabantcultureel.nl/tag/russische-madame/)
Na de dood van zijn moeder
in 1941 hield Dries de villa aan. Rond die tijd vond Rudi Wertheimer
(Keulen 1909 - Breslau 1945) daar een onderduikadres. Deze uit
Duitsland gevluchte zoon van een joodse lederfabrikant woonde al
sinds 1930 in Oisterwijk. In de zomer van 1941 moest hij
onderduiken. Op het landgoed van de Russische Madam kon hij zich
schuilhouden en speelde er voor rentmeester. Toch werd hij in 1942
opgepakt, tegelijk met de trappistin Veronica (Wies) Löb, een lid
van de familie Löb uit Berkel-Enschot van wie er zeven zijn
omgebracht. Met Villa Zonlicht was het tien jaar later gedaan.
Dries, die inmiddels een gezin had en in Vught was gaan wonen,
verhuurde deze in die tijd aan een familie Lindner. Toen die in 1952
op vakantie was brandde Zonlicht tot de grond toe af.
Dries Eschauzier in
de vijftiger jaren met zijn jazzvrienden van The Men from the South
in de Philharmonie, v.l.n.r.: Nico Ayer (gitaar) Fons Knegtel
(klarinet, baritonsax en zang) Dries Eschauzier (saxofoons) Jan
Hoeks (alt- en sopraansax) Arie Beukers (piano) Emile Verbunt
(drums) Guus van Oirschot (trombone en trompet) en Otto Dröge (bas).
Foto uit: “Jazz in Tilburg” (zie in de tekst).
Wie meer
wil weten over de Russische Madame kan sinds juli 2019 haar
biografie lezen, uitgegeven door Het Kwartier van Oisterwijk als
deel 10 in de Oisterwijkse Historische Brochurereeks (“De Russische
Madame, Een levenspad van Letland naar Heukelom,” door Martin van
der Waals, met authentiek fotomateriaal van achterkleindochter
Daphne Eschauzier). Op een oude foto, waarbij madame aan haar bureau
zit met veel papier, lijkt zij zó sterk op de toenmalige Koningin
Wilhelmina (zij het in een struisere gedaante) dat Rinus v.d. Loo,
een van de samenstellers van de biografie, vervolgens sprak van
“Wilhelmina van Heukelom!”
Henri Berssenbrugge
Hij werkte in de eerste helft van de twintigste eeuw als fotograaf en werd in dat vak zowel nationaal als internationaal hoog gewaardeerd.
Over de
modificatie van zijn naam was alleen te vinden dat hij zelf naar het
schijnt zijn familienaam nooit van de officiële Umlaut heeft
voorzien. De rest is gissen. Misschien vond hij “Henri”
gemakkelijker en ook chiquer (kwam meer voor, zoals bij Henri
Mannaerts) en paste deze naam beter bij de fotografie, die
oorspronkelijk uit Frankrijk kwam. Of misschien wilde hij liever
niet aan zijn Duitse wortels worden herinnerd?

De fotograaf
gefotografeerd: Henri Berssenbrugge 1873-1959
De vader
van Henri was Johann Wilhelm Berssenbrügge, een koopman in
manufacturen uit de regio Cloppenburg, Nedersaksen, aldaar geboren
in 1841 (overleden 1911 te Rotterdam) en gehuwd in 1872 met
Elisabeth Catharina Warnken (geboren 1845 te Nijmegen). In 1873
woonden zij in Rotterdam waar hun oudste kind Henri werd geboren,
die in de periode 1887-‘99 (met een onderbreking o.a. vanwege
militaire dienst) daar de Academie voor Beeldende Kunsten en
Technische Wetenschappen volgde. Toen Henri zijn opleiding in 1899
voltooide noemde hij zich decoratie- en kunstschilder. Een jaar
later raakte hij via een kennis gefascineerd door de fotografie.
Reeds in 1901 vestigde Henri met Pierre Paul van Wulven een
dependance van de Rotterdamse fotozaak Adolf Héron (een oom van Van
Wulven) in de Bisschop Zwijsenstraat (nr. 15, nu Fontys) in Tilburg,
welke hij “A. Héron” noemde. Van Wulven haakte al snel af en toen
Henri in 1902 ook de samenwerking met Héron beëindigde ging hij
alleen door en noemde zijn Tilburgse zaak gewoonweg “Au Héron”!
Zakelijk
werd de onderneming geen succes, maar wel bleek Henri een groot
fotografisch talent te hebben. Hij maakte naast de portretfoto’s in
zijn studio ook veel foto’s in en om Tilburg van het boerenleven,
kinderen, ambachtelijke thuiswerkers, zigeuners e.d.: eenvoudige
mensen met hun alledaagse bezigheden die door hem met veel gevoel en
vakmanschap werden uitgebeeld. In 1906 keerde hij terug naar
Rotterdam en vestigde zich tien jaar later in Den Haag. In 1913
trouwde hij in Rotterdam met de veel jongere Ursulina Cornelia
(Corry) Alban (geboren 1895 te Rotterdam) met wie hij twee kinderen
kreeg. Al enkele maanden na hun scheiding in 1919 hertrouwde hij in
Tilburg met Joanna (Jo) Maria Josephina Ludovica Melis (1891-1989,
geen kinderen). Zij was een zus van Maria A.A.F. en Catharina W.J.M.
Melis (ook genoemd bij Loek Lansdorp)
.

Henri Berssenbrugge was van 1913-’19 getrouwd met de Rotterdamse Corry
Alban, met wie hij hier op de foto staat (foto: Atelier J. Merkelbach, Amsterdam)
Berssenbrugge woonde en
werkte vanaf 1916 in Den Haag, in een gehuurd pand in de Zeestraat.
In 1920 kocht hij dat pand en liet het moderniseren volgens de
opvattingen van kunstbeweging De Stijl. In 1928-’30 trok hij er vaak
op uit met de camera en fotografeerde in veel steden en dorpen in
het land, ook weer in Tilburg. In de jaren daarna werd hij meermalen
gelauwerd met prijzen en erelidmaatschappen. In 1939 kreeg hij een
lichte beroerte welke het einde van zijn loopbaan én moeilijke
tijden inluidde. In 1942 verkochten de Berssenbrugges hun pand in de
Zeestraat en gingen in Scheveningen wonen. Daar moesten ze na een
paar maanden alweer weg vanwege de aanleg van de Atlantikwall. Zij
besloten om terug te keren naar onze contreien en konden tijdelijk
hun intrek nemen in Villa Blanca, Tilburgseweg 176 Goirle (zie
Franciscus “de Schroef” Mutsaerts). In 1944 verhuisden ze een klein
eindje, naar een woning aan de Tilburgseweg 139. Daar overleed Henri
in 1959. Jo Berssenbrugge-Melis overleed in 1989 in Tilburg op
98-jarige leeftijd.
Voor het
zover was had Henri Berssenbrugge in de jaren vijftig een groot
aantal van zijn werken moeten verkopen. Die gingen naar instellingen
in Rotterdam, Leiden en Den Haag. Hij werd daarbij geholpen door een
ere-tentoonstelling die de Brabantse fotograaf Martien Coppens voor
hem in 1953 in Eindhoven organiseerde. In 1957 verkocht hij ook een
honderdtal glasnegatieven en afdrukken aan de gemeente Tilburg. In
1968 werd dit Tilburgse oeuvre uit de vergetelheid gehaald door het
boekje:
“Pronte mensen: Leven in Tilburg van toen,” door H. van den
Eerenbeemt en F. van Puijenbroek.
Ook in dit Bijnamenboek komen enkele foto’s van Henri Berssenbrugge
voor (zie bijv. in dit hoofdstuk bij “Baard” van Dongen, Cornelia de
Kock en Anna van Pelt; in hoofdstuk 2 de Kèts; in hoofdstuk 4
de vierde foto bij den Bèrndèèk)


Berssenbrugge bracht
in zijn studio in de Bisschop Zwijsenstraat een landschappelijk
decor aan en nam daar verschillende portretfoto’s die bewaard zijn
gebleven. Boven: Clara Verschuuren (geb. 1881, in 1915 geh. met J.
van den Brekel) in 1901-’02, toen fietsen voor vrouwen in de ogen
van velen nog “not done” was (coll. RAT). Onder: het “vennetje” werd
ook als de achtergrond gebruikt bij dit portret van Willem Hoosemans
(geb. 1880, later bekend als wolhandelaar) met zijn Belgische
Antoine motorfiets (uit Frans Kense: “Het vennetje aan de
Zwijsenstraat” op het Geheugen van Tilburg.
Henri had een jongere broer Heinrich (Rotterdam 1876 – Scheveningen 1950) die net als hij een minder Duitse naam aannam t.w. Louis, en die een zoon Wim (Willem Lodewijk) had (Rotterdam 1918 – Scheveningen 2007, x 1954 Trees Driessen, geb. 1924). Deze familietak nam ook het voorbeeld van Henri over om de familienaam niet meer met de originele Umlaut te spellen. Wim Berssenbrugge werd in navolging van zijn oom Henri bekend als fotograaf, na de oorlog met name als stereofotografie deskundige en reisfotograaf. In de oorlog werkte hij als verzetsfotograaf. Een unieke serie over de bevrijding van Den Haag, die pas in 2008 uit zijn nalatenschap te voorschijn kwam, werd door de familie geschonken aan het Haags Historisch Museum. Nadat Wim’s moeder Francisca Maria Helena Annette Berssenbrugge – Bloemen al in 1919 was overleden aan de Spaanse griep, hertrouwde vader Louis in 1921 met de Tilburgse Johanna Martina (Jo) Arts (1888 – Scheveningen 1988, dochter van Antoine Arts x Cornelia Reh, zie ook bij Cornelia “Nelly” en Pius Arts). Zij kregen drie zoons, en Wim dus even zoveel halfbroers.
pastoor dr. Henricus Adrianua Cornelis Josefus Bertens, 1874-1933.
et Pestoorke
Bertens werd eind negentiende eeuw tot priester gewijd en promoveerde in de wijsbegeerte. Waarschijnlijk deed hij dat op het onderwerp: “Hugo de Groot en zijn Rechtsphilosofie,” (Tilburg, 1907) dat toentertijd weinig aandacht kreeg, maar in 1982 eervol werd vermeld in het Hogeschoolblad van de Katholieke Hogeschool (nu Universiteit) Tilburg. In ieder geval was dit geschrift door hem geadresseerd aan dr. George W.J.M. van Zinnicq Bergmann, professor aan het grootseminarie te Haaren en bouwpastoor van de Noordhoekse kerk (1898). Omdat Bertens werd aangesteld als kapelaan in de parochie Korvel, zat een wetenschappelijke carrière er voor hem niet in. In die periode schreef hij nog: “Het H. Misoffer; kerkboekje voor katholieken,” verspreid door “Geloof en wetenschap, afdeeling van den St.Jozef-kring, Korvel, Tilburg,” dat in 1915 zijn vijfde druk beleefde. Enkele jaren eerder werd hij aangesteld als bouwpastoor van de eerste kerk op Broekhoven. De stad Tilburg wilde langs deze oude herdgang verder in zuidelijke richting uitbreiden, wat daarna leidde tot nog twee kerken, Broekhoven II en III genoemd, die intussen weer zijn gesloten en afgebroken. Broekhoven I was dus de kerk van Bertens, die al zijn (vele) energie en vasthoudendheid nodig had om zijn ambitieuze bouwplannen tot een goed einde te brengen. Zijn kerk, een belangrijke schepping van de Tilburgse architect Jan van der Valk (1873-1961), werd opgedragen aan Onze Lieve Vrouw Moeder van Goede Raad. In 1913 werd deze kerk in gebruik genomen maar pas in 1919, na het einde van de Eerste Wereldoorlog, ingewijd door hulpbisschop Diepen. Vanwege het architectonisch belang dat aan het gebouw is toegekend, heeft het inmiddels (evenals de pastorie) de status van rijksmonument gekregen.
Het interieur van de kerk werd rijkelijk voorzien met kerkelijke kunst. Een verhaal apart is een bijzonder, zestiende eeuws houten gepolychromeerd Mariabeeld, waarvan de voorgeschiedenis niet precies duidelijk is. Eén verhaal luidt dat Bertens dit in zijn tijd op Korvel al verwierf en het in 1913 meenam om het te plaatsen in zijn nieuwe kerk op Broekhoven; een ander, dat Bertens het in de jaren twintig aangeboden kreeg van de abt van Tongerlo, die het beeld op deze manier wilde teruggeven aan de stad Tilburg, waar het vroeger gestaan zou hebben in de kerk van het Heike en daarna tot 1648 in de Hasseltse kapel.
De parochianen konden over het algemeen heel goed met pastoor Bertens opschieten en vonden hem sympathieke herder. Daarom noemde men hem liefkozend et Pestoorke. Na zijn overlijden in 1933 werd hij bijgezet naast zijn ouders op de begraafplaats van Broekhoven. Bertens werd opgevolgd door P. van Oorschot.
Bouwpastoor Bertens liet in 1913 deze kaarten maken van het schetsontwerp
van zijn nieuwe kerk om die te verkopen voor (minimaal) 5 cent als bijdrage aan
de bouw (coll. RAT)

De Mariakapel van de kerk Broekhoven I in 1935 met het historische Mariabeeld
(links pastoor Van Oorschot, coll. RAT)

Vanaf 1915 bracht Albert Verschuuren (Albertus Joannes Joseph, Tilburg 1887 – Oosterhout 1953) deze muurschilderingen aan in de kerk van Broekhoven I. Van 1921 tot 1942 was Verschuuren ook docent aan de voorloper van de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg. Zijn muurschilderingen zijn intussen verdwenen. Pastoor Van Oorschot maakte er in 1936 deze foto van
(coll. RAT).
C. (Kees)
F.A. Bertens
Kees Halverweege
had een meubel- en
woninginrichtingszaak halverwege het Smidspad (op nr. 57, ter hoogte
van de Goirkezijstraat). Ging zichzelf zo noemen om zich te
onderscheiden van een concurrent in dezelfde straat die ook Bertens
heette.

Kees Bertens met vrouw en dochter in hun kraam
tijdens een braderie. Bron: Louis Donders, Het Smidspad in
Tilburg, MundiService 2013.
In zijn glorietijd afficheerde het Smidspad met liefst 42
winkels zich als "de winkelstraat van het noorden." Men zegt
dat het Smidspad genoemd is naar een smid van de firma Van Blerk
(zie daar).

Het Smidspad in 1946
(coll. RAT)
dhr.
Bertens
Bultje Bèrtens
was journalist en woonde in
de De Ruijterstraat (Trouwlaan). In de oorlog 1940-’45 was hij
werkzaam bij de Provinciale Voedselcommissaris, Gasthuisring 23 en
39.
dhr. en
mevr. Bertens
Ries Prèùm en Keej
Kwatta
boerenechtpaar in Udenhout.
familie
Bertens-Druijts
de Witte (1) of de Witte
Bertens
waarvan de leden gekenmerkt
werden door hun blonde haar. Zij woonden in de jaren 1940-’50 aan
het Schaepmanplein (nu Horversplein). Miet Bertens-Druijts was
daarbij een tante van Wimke Druijts (zie
daar).
Gr.M. van
de Besselaar en Jan van de Besselaar
den Boenes
respectievelijk vader en
zoon, van de drukkerij aan de Tivolistraat. Hun bijnaam ging over
van vader op zoon!
tandarts
Johannes (Jan) Th. Beukers (1907-1978, x Maria B. Mutsaers)
den Beul (1)
omdat hij met zijn grote
handen fors aanpakte. Hij kwam uit Schiedam, had een
tandartsenpraktijk in de Zomerstraat en bouwde later een huis aan de
Ringbaan-West aan de rand van et
Mietavèld (naast de GGD, zie
hoofdstuk 4). Het verhaal ging, dat hij daar al gauw een
probleem had met zijn buurman. Deze stapte op enkele circusmensen af
toen die op et Mietavèld bezig waren hun tent op te zetten,
zeggend: "Het kan mij niet schelen hoeveel herrie jullie hier de
komende week gaan maken, als jullie de strònt van oe biste
maar bij hem (Beukers) in de tuin gooien…!" Dit gebeurde vervolgens
ook. Men beweerde dat Beukers, die intussen met zijn gezin op
vakantie was, er bij thuiskomst tot z'n knieën in zakte!
dr. A.
(Janus) C.M. Beukers
Janus Pik
was chirurg medio 20e
eeuw, over wie het verhaal ging dat zijn vrouw hem op de
zondagochtend vroeg: “Janus, wilt gij nog gebruik maken van mijn
lichaam? Anders ga ik ter kerke!”
Frans van Beurden
Paus
van Beurden
Woonde
samen met z’n zuster Kee in de Tongerlose Hoefstraat. De familie was
zwaar gebouwd. Hij was tuinier, zag eruit als een echte landman met
gegroefd gelaat (vandaar Paus?) Kee gebruikte snuiftabak en dat was
een waar ritueel (bron: Herman Fitters,
KLIK HIER)
Henri (Harrie) Frederik August van Beurden (1874-1930, x 1902
Christine Teulings, ’s Hertogenbosch 1874 - 1968)
Pa van Beurden
hij was boekhouder bij de wollenstoffenfabriek van
A&N Mutsaerts (Bartje Mutsers, zie hoofdstuk 4).
In 1905 werd hij lid van voetbalclub Willem II
(zie o.a. de Tricolores in hoofdstuk 2)
en trad een jaar later al toe tot het bestuur van deze vereniging,
waarvan hij secretaris werd en bleef tot kort voor zijn plotselinge
dood in 1930. Hij stond bij Willem II bekend als Pa van Beurden
vanwege zijn volledige, haast vaderlijke toewijding aan de club,
waar hij ook zijn vrouw en kinderen bij betrok. Tot 1930 woonde de
familie in de Tuinstraat (nr. 76)
Henri van Beurden was een zoon van de bekende fotograaf Adriaan van
Beurden (1843-1915) die sinds 1869 in de Willem II straat was
gevestigd en daar werd opgevolgd door Henri’s broer Josephus
Antonius. Toen deze in 1930 stierf kon Henri het fotoatelier nog
juist overnemen ten behoeve van zijn zoon Leo, voordat hij zelf kwam
te overlijden. Leo van Beurden bleef tot zijn dood in 1961 het
beroep van fotograaf uitoefenen, als laatste van de familie. Kort
daarna sloot deze zaak, die al in 1874 het predicaat Hofleverancier
had verkregen.
Reliëfportret
van Henri van Beurden op het graf kerkhof Bredaseweg waar hij en
zijn echtgenote rusten. “Aan onzen onvergetelyken secretaris. T.V.V.
Willem II,” staat eronder. Het reliëf is gesigneerd met “Philo”. Dit
kan staan voor Philo (Philomena) van Riel (1910-’70), een in
Waalwijk geboren Antwerpse beeldhouwster die rond 1930 in opdracht
van haar neef, de Tilburgse fabrikant Joseph H.A.M. Eras (zie bij
Eras-Janssen) ook het beeld van de Schotse Margaretha Sinclair
maakte, dat sinds 1980 in het bezit is van het Nederlands
Textielmuseum.

Gertruda (Truus)
Anna Leonora van Beurden (1910-97 x Frans Priem), de jongste dochter
van Henri “Pa” van Beurden, hier op de foto uitgedost met
rood-wit-blauwe accessoires, vermoedelijk voor een carnavalsbal van
Willem II tussen 1925 en 1930 (coll. Brabants Dagblad, foto bij het
relaas van Michiel Corten, een kleinzoon van Gertruda van Beurden).
Piet van
Beurden
Pietje Kubiek
had een precieze kijk op
hoeveelheden en werd daarom vaak gevraagd door de gemeente om
bijvoorbeeld een partij zand te “meten”, dus schatten om hoeveel
kubieke meter het ging, zoals een scheepsmeter bij het laden van een
schip. Eens toen hij al oud en ziek was hebben ze van de gemeente
hem daarvoor nog thuis met een koets opgehaald, omdat hij zo
onmisbaar was! Oorspronkelijk was hij landbouwer op de Vèldhoove.
Hij had ook een bosje tegen Goirle aan en een weitje met koeien in
de Waaj, nu het kloppend hart van de stad. De familie had
daar ook woningen in bezit. Kleindochter Riet ging daar altijd langs
om de huurpenningen op te halen, omdat haar oudere zus dit niet
dorst (zie ook bij “Kromme” Sophie van
Oudheusden). Riet van Beurden (1926-2012), vond als
gezinsverzorgster emplooi bij de AaBe Wollenstoffen- en
Wollendekenfabrieken en ging vandaar verder in het maarschappelijk
werk. Later werd zij ook bekend als actievoerster voor het behoud
van huize Nazareth (met succes) waar zij rond 2000 tegenover woonde.
Riet heeft inhoudelijk bijgedragen aan het Tilburgs Bijnamenboek
(uit 2000).

Piet van Beurden met zijn bruid Corrie Simons in okt.
1945

Piet van Beurden kort na de oorlog met zijn eerste
bedrijfsmiddel, een achtergelaten Engels legervoertuig
De naam
Piet van Beurden was en bleef bekend in Tilburg. Een latere Piet van
Beurden (1921-’87) startte kort na de oorlog 1940-’45 een handel in
brandstoffen (kolen en olie, later werd hij groot in benzine). Hij
begon te werken met behulp van een kleine Engelse legervrachtauto.
Deze Piet van Beurden had in de oorlog zijn geliefde Corrie Simons
verlaten om zich aan te sluiten bij het Engelse leger, waar hij
sergeant werd. Kort na de bevrijding in oktober 1945 trouwde hij met
Corrie in de Koningswei in aanwezigheid van Engelse legervrienden.
Eerder hadden zij hem een lap parachutestof meegegeven voor de
bruidsjurk. Nu lieten ze de vrachtauto achter als huwelijksgeschenk
en uit dank voor zijn geleverde diensten. Piet van Beurden opende in
1960 een bedrijfsvestiging aan de Hazelaarstraat, naast het
spoorwegemplacement (Van Gend en Loos-terrein). In 1993, nadat het
bedrijf daar was beëindigd, werd de grond met bebouwing verkocht aan
twee schoonzonen van de inmiddels overleden Piet van Beurden. In
2017 is deze grond in het bezit van de gemeente en maakt deel uit
van het plan om op het intussen verlaten complex een stadspark aan
te leggen.
In dat jaar ook kwam Corrie van
Beurden - Simons (1920-2017) te overlijden.
gezusters
Van Beurden (1923-....)
de Fientjes
tweeling, dochters van Fien
van Eyck die gehuwd was geweest met Van Beurden. Woonden aan de
Bredaseweg in een huis dat “’t Buitentje” heette. Dit werd in de
oorlog als een van de weinige in die omgeving niet gevorderd door de
Duitsers, wat tot roddels leiddde….
dhr. Van
Beurden
de Kneuter
omdat hij kneuters
(bepaalde vogels) ving. Hij woonde in de Havenstraat op de
Koningshoeve.
dhr. Van
Beurden
de Peuter
woonde in en klèèn höske
in et Körvels Huukske (zie hoofdstuk
4). Hij had veel kinderen, maar men zei dat hij toch nooit
werkte. Zijn vrouw en een als dochter verklede zoon stonden op de
kermis. Daar kon je voor een dubbeltje naar binnen om iets van hun
benen te zien. Als je meer wilde zien moest je in een bakje geld
bijgooien. Dan gingen de rokken nog iets omhoog. Boven een bepaalde
zedelijkheid grens staken zij voor het meerdere geld alleen hun tong
nog uit en daarmee hield het voor de bezoekers mee op!
Jos van
Beurden (1935-2005, x Riet van Oirschot)
Batske
uit een
overlijdensadvertentie voor hem die niet door naaste familie was
geplaatst. Hij zal waarschijnlijk onder vrienden zo genoemd zijn.
Janus van
den Biggelaar
den Blaawe

Collectie Regionaal Archief Tilburg
omdat hij rood haar had.
Woonde in de Wilgenstraat vlakbij het kerkhof aan de Bredaseweg waar
hij doodgraver was. Ook beheerde hij het sportterrein et HOO
(Heike’s
Ontspanningsoord, zie hoofdstuk 4)
dus zal in vaste dienst zijn geweest van de parochie het Heike.

Een
begrafenis op het kerkhof van ’t Heike (Bredaseweg) in 1937, met in
uniform vooroplopend Janus van den Biggelaar, die grafmaker was op
dit kerkhof en daarnaast allerlei klussen deed voor de parochie. De
middelste misdienaar op de foto is Antonius (Toon) J.J. Ooms
(1928-2018, zoon van slager Ooms in de Nieuwlandstraat). Deze werd
in 1952 priester, volgde een studie klassieke talen in Nijmegen, was
van 1970 tot ‘85 vicaris van bisschop Bluyssen en aansluitend tot
1993 pastoor van parochie ’t Heike in Tilburg (foto coll. Van den
Biggelaar)

Voordat hij in dienst kwam van de parochie ’t Heike, werkte Janus van den Biggelaar bij vervoerder en steenkoolhandel Van Beurden in de Oranjestraat (Koningswei). Daar zat ook het expeditiebedrijf van J.H. Wijnen, waar deze foto is gemaakt. Van den Biggelaar staat helemaal rechts. Zijn beide zoontjes zitten op de motorkap van de vrachtauto’s. Links staat Wijnen met in het midden diens zonen Leo, Jan en Dorus (coll. RAT).
Hein
Bijvoet
Neus van Palembang,
later ook de Tôoverbòl
de eerste bijnaam omdat hij
naar de Oost ging en de tweede omdat hij na die periode, toen hij
met zijn gezin in de Burg. Suijsstraat woonde, kinderen had in
verschillende kleuren: blond, rood…
Willem
Bijvoet
Schoppenboer
van de Wijnhandel J.A.
Verbunt. Heeft maatschappelijke nevenfuncties gehad, zoals bij de
Koninklijke Liedertafel Souvenir des Montagnards. Voor zijn bijnaam
is geen verklaring gevonden, of zou die iets te maken kunnen hebben
met zijn achternaam (met een voet kun je schoppen….)?

Willem Bijvoet
e.a. in de Willem II-straat ter hoogte van de tuin van Liedertafel
Souvenir des Montagnards, ca 1910.

Jubilerend gezelschap bij de Koninklijke Liedertafel Souvenir des
Montagnards in de Willem II straat die in 1932 haar 135-jarig
bestaan en het jubileum van Willem Bijvoet vierde. Vooraan v.l.n.r.:
Jef Verschuuren, Willem Bijvoet en Karel Swagemakers. Daarachter
v.l.n.r.: Harrie Bonsel (zie zijn lemma), n.n., Harrie Korte, Jos Jansen, Harrie van
loon, Jef (Jos) Vastersavendts en Leo Lejeune (foto 1932, coll.
RAT).
Willem van
Bladel
de Koeter
postbesteller, stoker en
fietsenmaker bij PTT Post. Is waarschijnlijk een rusteloos iemand
geweest die steeds moest koetere (heen en weer lopen, dingen
regelen).
Nicolaas (Klaas) van Blerk (geb. ? – overl. 1899)
Klòske van Blerk
een verbastering van zijn voornaam. Hij was een zoon van de smid Gerard van Blerk uit Wòllek die zich medio 19e eeuw in Tilburg vestigde en al in 1864 een bekende zaak had aan het Smidspad. Deze straat kan naar hem, maar wellicht ook naar smid Verhoof (zie daar) genoemd zijn. Klòske, overleden in 1899, bouwde vanaf 1864 de smederij van zijn vader uit tot ijzerhandel met een meer fabrieksmatige productie.  De winkel van N. van Blerk aan het Smidspad van 1894-1974. In de etalage is een assortiment waterketels te zien. Naast deze winkel was Van Blerk’s Brandkastenfabriek (coll. RAT)
De zaken
liepen goed en de drie zonen van Klòske werden vanaf 1904
zeer succesvol in met name tabernakels, kluizen en brandkasten.
Later kwamen daar winkelapparaten (weeg- en snijmachines) bij. Rond
1935 werden er stalen kantoormeubelen aan het assortiment
toegevoegd. Vanwege een nijpend ruimtegebrek werd besloten een
geheel nieuw bedrijf te bouwen op het industrieterrein Kraaiven. Dit
werd in 1964 in gebruik genomen, toen Van Blerk juist 100 jaar
bestond: een feit dat kracht werd bijgezet door het aanbieden van
een kunstwerk voor de Stadsschouwburg die dat jaar werd geopend. Dan
veranderen de markten en moet Van Blerk in 1975 zijn zelfstandigheid
prijsgeven. De fusieonderneming Assenburg draait aanvankelijk nog
goed, maar uiteindelijk werd de Tilburgse fabriek in 2010 gesloten
en gesloopt.


Vanwege het 100-jarig bestaan schonk de firma N. van
Blerk in 1964 de gemeente dit beeld van een zittend meisje (door
Hans Goddefroy, Helmond). Het gebruik van een (toen trendy)
kuipstoeltje in het ontwerp was een leuke verwijzing naar het
jubilerende bedrijf. Er waren er ook die dit een vorm van
sluikreclame vonden… Het beeld staat in het plantsoen voor de
Stadsschouwburg.
Harrie
Blomjous
de Sultan van Marokko
is ongehuwd gebleven, en
heeft lang met zijn moeder (Anna P.M. Blomjous-van Glabbeek
1877-1968) in huize Mariëngaarde gewoond. De achtergrond van zijn
bijnaam is niet bekend.
Henri M.J.
Blomjous (1877-1953, x Maria Hermina Kolkman)
den Braajer, Poepbroek
nr. 1 of et Stulphènneke

Henri Blomjous. Collectie Regionaal Archief Tilburg.
was textielfabrikant (van J.A.
Blomjous in de Veemarktstraat), zoon van Josephus Andreas Blomjous
en Theresia Maria Broeckx. Hij startte daarnaast een politieke loopbaan
die leidde van lid van Provinciale Staten (1912-‘20) naar lid van de
Eerste Kamer (1920-‘46). Was in 1917 mede-oprichter van Het
Nieuwsblad van het Zuiden (zie ook in
hoofdstuk 4: et Fabrikaantekrantje) en had diverse
bestuurlijke functies bij plaatselijke onderwijsinstellingen.
Zijn eerste en derde
bijnaam verwijzen naar zijn achtergrond als textielfabrikant. Zo
werd Henri Blomjous op latere leeftijd ook wel et Stulphènneke
genoemd omdat hij toen nogal gekromd voorover liep, bijvoorbeeld als
hij door de stad op een klant af ging
“meej zen blaaw Tilburgs pèkske onder
zenen èèrem” (zie hoofdstuk
4). Zijn tweede bijnaam verwijst naar zijn functie als lid
van de Eerste Kamer. Men vond dat hij daar zijn mond weleens wat
meer open mocht doen, maar misschien durfde hij dat niet zo goed.
Eens
ging hij met zijn zusters Cato en Marie hun broer Joseph M.D.
Blomjous (1873-Den Haag 1930) opzoeken, die zich in 1923 in de
Residentie had gevestigd. Aldaar meldde de conducteur van de tram op
zeker moment: "Witte de Withstraat", waarop een van de zusters
antwoordde: "Dè moete òn onzen Harrie (Henri) vraoge, die
wit alles!" Een andere lezing voor het gegeven antwoord luidt:
"Dan zudde veul kallek nôodeg hèbbe!"
Catharina
M.Th. (Cato) en Maria A.A. Blomjous (1869-1944 en 1867-1945)
de Ruisrokke, of
Poelepetaote
twee ongetrouwde zusters
van bovengenoemde Henri Blomjous. Zij droegen wijde rokken of jurken
met veel textiel die je altijd goed kon horen ruisen als zij door
het gangpad van de Heuvelse kerk liepen, waar de familie Blomjous op
een van de voorste banken plaatsnam. Het was destijds heel
gebruikelijk dat vooraanstaande families vaste plaatsen vóór in de
kerk innamen, die door de kerk aan hen werden verpacht
(zie ook hoofdstuk 4: den
Bloemetèùn). De tweede bijnaam komt van het Tilburgse
woord Poelepetaat dat parelhoen betekent, of ook een
vrouwspersoon die opvalt door haar gedrag. Dit past bij de wijde
ruisende rokken waarin de dames Blomjous graag gekleed gingen.
Frater Andreas (Jan) van den Boer (Udenhout 1841-1917)
de Heilige Frater

Devotieprentje met daarop als relikwie 'Stof door hem
gedragen'. Collectie Ed Schilders
Frater Andreas, die opviel door zijn eenvoud en bescheidenheid, werd
geboren in Udenhout als boerenzoon uit het gezin van Piet van den
Boer en Maria Bergmans. Vader Piet was een harde werker die goed
boerde en zich twee keer een verhuizing naar een grotere boerderij
kon permitteren: in 1846 naar Biezenmortel en in 1854 naar Helvoirt.
Op school in Helvoirt werd de leergierige Jan aangeraden om naar de
kweekschool te gaan van de Fraters van Tilburg aan de
Gasthuisstraat. Daar werd hij in 1860 Frater Andreas en haalde een
jaar later zijn onderwijsakte.
In 1861 ging hij als leraar werken bij de Ruwenberg in
Sint-Michielsgestel, waar de Fraters van Tilburg tien jaar eerder
een voorbereidende opleiding hadden gesticht voor leerlingen tussen
de lagere school en het seminarie. Later was de Ruwenberg vooral
bekend als (strenge) kostschool. Hoewel hij lesgeven erg lastig vond
omdat hij moeilijk orde kon houden in de klas, beschouwde Frater
Andreas het als zijn plicht om deze taak met grote toewijding te
vervullen. Hij gaf les in Nederlands, Frans en Duits. Zelf bleef hij
vreemde talen studeren en vertaalde kinderboeken uit het Duits en
Engels onder het pseudoniem J.M. Vincent. Voorts werd hij een vaste
medewerker aan het blad De Engelbewaarder dat de fraters uitgaven
voor de katholieke jeugd. In 1871 werd hij ook hoofd van de
opleiding. In de periode tot 1912 was hij bijna 50 jaar verbonden
aan de Ruwenberg waar hij door zijn sobere, dienstbare en vrome
levensstijl een reputatie had verworven. In 1912 keerde Frater
Andreas terug naar Tilburg, waar hij nog vijf jaar woonde in het
fraterhuis van het H. Hart aan de Bosscheweg, dichtbij de Heuvel
(welk huis daar van 1909 tot 1987 heeft gestaan). Hij overleed er op
3 augustus 1917 en werd begraven op het kerkhof van het moederhuis
van de fraters aan de Gasthuisring. Opmerkelijk was dat zijn
verering snel op gang kwam. Van 1929 tot op de dag van vandaag wordt
er elk jaar ene bèèvert (bedevaart) gehouden naar zijn graf.
Vanaf 1968 is er nogal gesold met zijn stoffelijke resten, overigens
met de beste bedoelingen. In dat jaar werden deze opgegraven voor de
noodzakelijke verificatie in het kader van het proces van zijn
zaligverklaring (dit proces loopt al vanaf 1949). Toen kreeg frater
Andreas ook een nieuw graf in de kapel van het moederhuis. In 1971
werden de stoffelijke resten tijdelijk bij het fraterhuis in Goirle
ondergebracht vanwege bouwactiviteiten in het moederhuis. In 1975
keerde Andreas terug naar Tilburg om weer bijgezet te worden in het
moederhuis. Aan het begin van de 21e eeuw vonden er weer
bouwkundige ingrepen plaats die nu leidden tot een eigen kapel met
graf voor de Heilige Frater. Hier staat een beeld van hem, gemaakt
door zuster
Jesualda Kwanten (zie hoofdstuk 2: “Krengen van Barmhartigheid”,
Zusters van Liefde).
Deze kapel werd in mei 2003 ingewijd door de mgr. A. Hurkmans,
bisschop van Den Bosch.
Ondanks deze manoeuvres bleven de pelgrims ieder jaar het graf
vinden en bezoeken om er te bidden voor zijn zaligverklaring. In
2008 verleende
Paus
Benedictus XVI hem de titel van Eerbiedwaardige Dienaar Gods, wat
een erkenning inhield voor zijn verering. Ook Udenhout heeft zijn
bekende zoon geëerd, met een eigen plek in de kerk van
Sint-Lambertus. In deze (waterstaats-) kerk, een rijksmonument, is
voor hem een altaar ingericht met enkele kunstwerken van de Beierse
beeldhouwers vader en zoon Leo en Quirin Bäumler. Vanwege de
honderdste sterfdag van Frater Andreas op 3 augustus 2017 heeft een
schrijversteam van heemkundecentrum ’t Schoor in Udenhout een boek
en een film over hem uitgebracht.
P.M.F van
den Bogaert (Den Bosch 1901-Tilburg 1977)
Vrouwenjager
.jpg)
beter bekend als schrijver
onder zijn pseudoniem Walter Breedveld. Woonde in de Tuinstraat,
waar hij vaak nog zeer laat doorheen wandelde. Als hij dan op nr. 36
traiteur De Wijs nog aan het werk zag in diens “Den Edelen Hertog”
kon men hem horen mompelen: “Dag en nacht…..”
Vincent
A.A. Bogaers (1838-1901, x Isabella Pollet 1842-1909)
Heer van Weyenberg

Vincentius Aloisius Antonius Bogaers (1838-1901) met echtgenote
Isabella Philomena Theresia Pollet (1842-1909) op een foto uit 1865,
drie jaar na hun huwelijk in 1862 (foto: coll. RAT)
had deze titel in 1873
gekocht voor ƒ 12.680,- hoewel die al was afgeschaft door Napoleon.
Koning Willem I heeft dit soort titels wel in ere hersteld, zij het
met beperkte bevoegdheden. Daarom werden ze "in de uitverkoop"
gedaan. Als gevolg van de nieuwe Grondwetten van 1840 en 1848 kwamen
alle bevoegdheden die nog waren overgebleven na verloop van tijd
echter alsnog te vervallen. Vincent Bogaers woonde in de Willem
II-straat, in het kapitale pand waarin nu theater De Vorst zit. Een
Tilburg gezegde luidde: "zo rèèk as Sanneke Boogers." Als een
van de rijkste fabrikanten van de stad stond Vincent Bogaers echter
ook bekend als een sociaal betrokken persoon. Zo was hij actief in
de armenzorg (St. Vincentiusvereniging). Ook is hij wethouder van
Tilburg geweest. Een zoon van hem (Josephus Jacobus, 1869-Antwerpen
1930, x Maria Alphonsina Josepha Huberta Swagemakers, 1871-
Antwerpen 1964) die wollenstoffenfabrikant en gemeenteraadslid was,
had als eerste in Nederland een auto.
P. (Pieter)
Ph. Bogaers (Helmond 1915-2002, x Cecile le Maire, Gilze 1910-2003)
Pibo, of den Oliesjeik
Architect Jan van
der Valk ontwierp in 1900 deze raampartij in de Art-Nouveaustijl
voor de straatzijde van een smal en diep kantoorpand aan de
Nieuwlandstraat. Links daarvan was een toegangspoort met grote
houten deuren die bij een verbouwing is gesneuveld. Ook de
vermelding van “Oliehandel” op een tegeltableau onder het raam is in
de loop der tijd verdwenen. Wat er rest hoort nu een kapperszaak
(Diva) toe en heeft de status van gemeentelijk monument
(informatiebron: Architectuur gids Tilburg 1850-2001, Cast 2002, p.
13)
directeur van oliehandel
Van Vollenhoven en Smulders van 1943 tot 1975. In 1921 werd dit
bedrijf dat dateerde uit 1895 door een van de oprichters, Jacques
van Vollenhoven (1871-1958), verkocht aan Joseph Bogaers in Helmond,
die de leiding overgaf aan zijn zoon Fons (de vader van Pibo) en
zwager Hein Witlox. Het bedrijf was lang gevestigd in de
Nieuwlandstraat (41) waar nog altijd het in jugendstil gebouwde
kantoorpand staat met in de gevel in sierlijke letters de naam "Van
Vollenhoven & Smulders". Het bedrijf verhuisde later naar de
Goirkekanaaldijk, op het industrieterrein Kraaiven. Sinds 1975
heette het bedrijf Vollenhoven Groot-Olie (later onderscheiden in
olie technologie en distributie) en hebben zonen van Pibo, onder wie
Pieter jr., de leiding. In 1995 werd het predikaat Hofleverancier
aan het bedrijf toegekend. De succesvolle zakenman Pieter Bogaers
sr. stond ook bekend om zijn sociale instelling, en had
verschillende nevenfuncties in de stad. Zo is hij bestuurslid
geweest van voetbalclub Willem II en was hij beschermheer van
diverse verenigingen (het gilde Sint Dionysius,
boogschuttersvereniging Honos Alit Arcum en de Koninklijke Harmonie
Orpheus). Ook zijn zoon Pieter jr. (geb. 1944) is behalve ondernemer
ook bestuurlijk actief geweest met name bij Willem II (waar hij als
voorzitter van de Ledenraad veel invloed had) en hockeyclub TMHC
Tilburg. Bij de laatste club speelde hij als actief hockeyer tussen
1961-’69 op het hoogste niveau. Vervolgens was hij van 1976-’83
voorzitter in een periode waarin Tilburg als een van de eerste clubs
investeerde in een kunstgrasveld. Van 2007-’10 was hij opnieuw
voorzitter en speelde een belangrijke rol bij de voorbereiding van
de grote Tilburgse hockeyfusie van Forward en Tilburg tot HC Tilburg
(in 2011) welke nu hoort tot de grootste hockeyclubs van het land.
Op het moment van overlijden van Pieter sr. in 2002 waren er vier
Pieter Bogaersen: naast senior zelf een zoon, kleinzoon en
achterkleinzoon! De laatste drong begin 2018 door als voetballer in
de selectie van Willem II.
Onder toeziend oog van clubvoorzitter Pieter Bogaers (jr.) verricht
gedeputeerde J. v.d. Hart de officiële opening van het eerste
kunstgrasveld in Tilburg door
een hockeybal in het doel te slaan. De Provincie had bijgedragen aan
dit project (foto 1982, coll. Karel de Beer)
Kees de
Bont (1931-2008)
Kiske de Weerman
was ongehuwd en kreeg deze
bijnaam op zijn grafsteen, kerkhof Heike Bredaseweg.

Antonius
van de Boom
Tontje Bôom
lid van harmonie Orpheus,
acteerde als triangelspeler in de promotiefilm "Harmonie van een
gemeenschap" (1955).
pater
Gregorius van den Boom (1901-1985)
de Paoter van de Kaoje
Huuweleke
pater kapucijn van et
Körvel die was gespecialiseerd in het bespreken en oplossen van
huwelijksproblemen. Hij gaf ook huwelijkscursussen en doceerde
volkenkunde aan de Katholieke Leergangen. Was ook een tijd gardiaan
ofwel overste van het kapucijnenklooster van 't Korvel en leider van
het Marialegioen in Tilburg. Fervent pijproker.
Karel
Borstlap (Den Haag 1924-Poppel 2000)
Charles Plastron
ondernemer, groothandel in
metaalwaren (Borstlap Masters in Fasteners) die louter uit
liefhebberij chansons begon te zingen, welke later ook op plaat en
CD werden vastgelegd. Zijn bijnaam, een ander woord voor zijn
werkelijke naam, werd toen de "officiële" artiestennaam.
Leo Bosters
(Oud-Vossemeer 1949 – 2017)
Het Rooie Manneke (et
Rooj Mènneke)
hij was een dakloze, die in
een provisorisch onderkomen op een weitje aan de Dr. Deelenlaan de
nachten alleen doorbracht. Overdag zwierf hij door de stad in een
volledig rode “outfit”. Daardoor viel hij erg op en kreeg hij vele
“fans” die hem zo nu en dan wat toeschoven.
Door een alcoholprobleem en
na enkele mislukte huwelijken was hij al vroeg een zwervend bestaan
gaan leiden met af en toe een baantje als krantenbezorger of, in
zijn goede tijd, ook als taxichauffeur. Uiteindelijk kwam hij eind
negentiger jaren uit Breda in Tilburg terecht waar hij zich meer op
z’n gemak voelde en er helemaal bij ging horen in het dagelijkse
straatbeeld, totdat hij een fatale ziekte kreeg. Op het laatst
genoot hij nog van een hereniging met zijn zoon Johan en van het
meeleven van een schare fans hier.

Het Rooie Manneke
in de Heuvelstraat
(foto: Niek Willems, coll.: Brabants Dagblad)
Jan Bouwmeester (1950-2017, x Cecile van de Pol)
Jantje Plof
Bijnaam
uit zijn overlijdensadvertentie, geen verdere achtergrond bekend
Waltherus Cornelis van Boxtel
Tirrus van de Hèrmenie
hij was
tot 1876 op Korvel herbergier van “Kerkzicht” en kocht toen de
Korvelse school (Korvel nr. 44) die hij ombouwde tot koffiehuis
genaamd Vreugdendal, dat in de volksmond al gauw L’Echo des
Montagnes heette omdat daar de gelijknamige harmonie van Korvel
zetelde (zie hoofdstuk 2: de
Zèùphèrmenie). Daar dankte Waltherus van Boxtel zijn bijnaam
aan. Tirrus of Therus was een wel meer gebruikte verbastering
van de eigenlijke naam Waltherus.
Kees van
Boxtel
Lange Kees
uit Goirle, zie bij
Jan van Heijst (de Stoere).
gebrs. Van
Boxtel
Kees-ôom, Peer-ôom en
Sjef-ôom
uit Goirle. Zij gingen in
de jaren 1960 met pensioen na meer dan 50 jaar trouwe dienst bij Van
Besouw. De bekendste van de drie was Kees, die ook raadslid en
wethouder van Goirle is geweest en op 14 oktober 1941 hertrouwde met
Dien Adriaansen. Op dezelfde dag trouwden ook drie dochters uit zijn
eerste huwelijk! Kees vervulde naast de genoemde politieke nog
enkele maatschappelijke functies.
Jan-Willem van den Braak (geb. 1952)
Dino
Geboren en getogen in Tilburg, verhuisde Van den Braak naar Den Haag waar hij van 1977 tot 2013 werkte bij de ondernemersorganisatie VNO-NCW. Als kind van een Tilburgs gezin kwam hij in 1957 te wonen in de Karel Doormanlaan en werd vervolgens naar de Sint Thomasschool aan de Ringbaan West gestuurd. Vanaf de derde klas rolde hij het schoolvoetbal van Broeder Amesius in. In december 2018 schreef hij op Het Geheugen van Tilburg over zijn herinneringen daaraan: “Sint Thomas en Don Sarto” (zie: www.geheugenvantilburg.nl/page/16375/sint-thomas-en-don-sarto, alsook in hoofdstuk 2 bij voetbalclub Sarto).) Hij werd in die tijd door zijn (beter) voetbalvriendje Fransje Brouwers vergeleken met de vriendelijke huisdinosaurus uit de bekende serie The Flintstones, wat hem de bijnaam opleverde. Van den Braak had hier geen probleem mee, aangezien in die tijd de befaamde Italiaanse doelman Dino Zoff furore begon te maken en dit dus ineens als een eretitel gezien kon worden. Decennia later werd hij bij een schoolreünie nog steeds met deze bijnaam aangesproken.
Cornelis
Braams (1891-1964)
Ome Cor
was als chauffeur in dienst
bij de familie De Rooij in de St. Josephstraat en woonde in bij de
familie Van Eijck in de Hoogvensestraat. Zie verder bij Antoon de
Rooij jr.
dhr.
Brabbers
Tiest Brabbers
waarschijnlijk omdat hij
Baptist in zijn doopnamen had staan. Woonde en werkte als boer op de
Kasteelhoeve aan de Hasseltstraat. De grond van deze hoeve kwam
helemaal tot achter de Hasseltse kerk.
Frans van
den Brand
de Fietsbaand
van de ijsclub/IJsclubweg
(Koningshoeven).
Ludovicus (Louis)
Cornelis van den Brekel (1866-1938, x 1892 Lucia van Dijck, geb.
1867)
den Börgemister van den Heuvel
Hij was
een achterneef van de kleermaker Jacobus van den Brekel (die in 1888
op de hoek Heuvelstraat - Juliana van Stolbergstraat de bekende
kledingzaak vestigde) en begon zijn loopbaan als kastelein bij café
Neuf aan de Heuvel. Louis moet zich daar opgewerkt hebben tot
eigenaar, want in 1909 verkocht hij de zaak. Hij had namelijk
besloten te gaan emigreren naar de Verenigde Staten om er te gaan
“boeren.”

Café Neuf van Louis
van den Brekel werd in de etalage gezet in de Nieuwe Tilburgsche
Courant (NTC) van 20 januari 1909. Dit café stond op de Heuvel 23
(later Heuvelring 63) tussen Foto Veldman en de NTC en was in 1925
eigendom van Verbunt, vanaf 1934 van Adrianus Gerardus Simons en
later Leo Geerts. Vanaf 1953 bekend als café en (1960) bar Excellent
van Harrie en Toos Schollen – Willems (bron: Groot Tilburgs
Horecaboek, door Patrick Verbunt en Inga de Bruijn, Tilburg 2009,
pag. 74). Hier ongeveer stond begin zestiende eeuw al herberg “De
Vos en De Craen” (bron: column van Lambert de Wijs in NTC 9 mei
1925, zie :
hier op CuBra.
In 1911
kwam Louis van den Brekel alweer terug uit Amerika en nam Villa Nova
over, Heuvel 2 (later Heuvelring 37). Deze zaak bevond zich op de
plek waar later The Gallery Uitgaanscentrum kwam. Villa Nova was het
voormalige café van Theo Knegtel, dat was omgebouwd tot koffiehuis
met toneelzaal (dit was in 1858 al de situatie, toen daar door
notaris Daamen een verkoping werd gedaan uit de nalatenschap van de
in 1853 overleden weduwe van Graaf van Hogendorp, waaronder De Oude
Warande, die de notaris bij gebrek aan belangstelling uiteindelijk
zelf kocht.) Er waren twee toneelgezelschappen thuis en een
handboogschutterij. In 1884 zou Louis van den Brekel deze zaak al
eens gehuurd hebben. Villa Nova brandde in 1912 tot de grond toe af.

Op 6 februari 1912
brandde Villa Nova tot de grond toe af. Bij deze foto (coll. RAT)
staat niet vermeld wie erop te zien zijn, maar het zou dus kunnen
zijn dat Louis van den Brekel hier de trieste restanten van zijn
zaak staat te bekijken.
Nog in
hetzelfde jaar (1912) begon de ambitieuze Louis v.d. Brekel een
nieuwe zaak aan de overkant, die hij hotel Modern noemde. Vijf jaar
later verkocht hij die weer en nam hotel Central aan de Spoorlaan
over, om in 1925 “Modern” weer terug te kopen. Dit groeide uit tot
een bekend hotel-restaurant. In deze tijd werd Louis wel “den
Börgemister van den Heuvel” genoemd. Het verhaal wil dat Louis
in het
voorjaar van 1930 zijn vroegere overbuurman en architect Jos.
Schijvens tegen het lijf liep. Van den Brekel vond dat deze
onderhand eens een eigen bureau moest starten, waarvoor hij hem dan
de eerste opdracht zou geven. Jos nam dit advies ter harte en
richtte op 21 juni 1930 zijn architectenbureau op onder de naam Jos.
C.A. Schijvens. Hij vestigde zijn bureau aan huis. Meteen daarna
kreeg hij van Louis van den Brekel opdracht om Modern inwendig te
moderniseren, incl. het naastgelegen “Maison
Boes” (zie hoofdstuk 4) dat
hij had aangekocht. Schijvens nam deze
uitdaging aan en gaf hiermee zijn visitekaartje af als architect met
moderne signatuur, wat hem nieuwe opdrachten opleverde,
met name in de periode van
wederopbouw na de oorlog. Een van zijn bekendste werken in Tilburg
is de kapel van Onze Lieve Vrouw ter Nood uit 1964, nu een
rijksmonument.
In 1934
kwam Louis van den Brekel echter in financiële problemen en ging
failliet. Klaarblijkelijk had hij zich in deze economisch moeilijker
wordende jaren aan “operatie Modern” vertild. De zaak werd gekocht
en voortgezet door zijn zoon Jos (zie hierna), dus bleef in de
familie.
(bronnen:
“Monopoly op de Heuvel te Tilburg, of het veelbewogen leven van
Louis van den Brekel,” door C.H.J. van den Brekel, besproken in het
Tijdschrift Tilburg jaargang 1 nr. 1 van juli 1983; en het
Groot Tilburgs Horecaboek van Patrick Verbunt en Inga de Bruijn,
Tilburg 2009)
Adrianus Josephus (Jos of Joske) van den Brekel
(1896-1971, x 1934
Maria Dymphina Elisabeth Nouwens, geb. Den Bosch 1910)
de Zèùverste meens van den Heuvel
Jos van
den Brekel kocht in 1934 uit het faillissement van zijn vader Louis
(zie hiervoor) diens zaak op de Heuvel (hotel Modern plus
café-restaurant La Belle Meunière), waarvan hij ook de exploitatie
op zich nam. Hoewel deze zaak een degelijke reputatie genoot als
hotel en restaurant (zo stond rond 1955 de talentvolle kok Martin
Willemsen er aan het fornuis), viel de zakelijke exploitatie lang
niet altijd mee.
Jos van den Brekel dankte zijn bijnaam aan de zakelijk magere jaren,
omdat hij naar men zei opvallend vaak (zogenaamd) in bad zou hebben
gezeten als er zich iemand met een rekening voor hem aandiende. Hij
liet zich dan verontschuldigen met de smoes: “Mijnheer zit in bad.”
Jos was klein van stuk en werd daarom vaak Joske genoemd. Mensen
uit zijn omgeving, onder wie de vader van Jos Naaijkens die naast
hem woonde, hebben eind jaren dertig eens voor de grap een badkuip
bij Joske voor de deur gezet. Hoe het ook zij, Modern hield stand
tot in de jaren zestig.
In 1968
werd het pand verkocht aan de AMRO-bank die op deze plaats een nieuw
kantoorgebouw neerzette. Omdat er bovendien meer ruimte nodig was
voor het doortrekken van de Spoorlaan naar de Nieuwe Bosscheweg,
viel in 1969 hier helaas een hele rij monumentale panden ten prooi
aan de slopershamer.

Hotel-café-restaurant Modern aan de oostzijde van de Heuvel in 1946.
Deze panden werden de tweede helft van de jaren zestig gesloopt voor
het verlengen van de Spoorlaan naar de Nieuwe Bosscheweg (coll. RAT)
Franciscus (Frans) Arnoldus Adrianus Brekelmans (Berkel 1911-2002, x Berlicum 1938 Maria Spierings) Tjudje (’t Joodje) Zolang men zich kon herinneren had hij deze bijnaam, maar waarom precies was niet duidelijk. Mogelijk door zijn zakelijk instinct. Zijn vader Marinus Cornelis verdiende zijn brood in het slagers- en herbergiervak. Na zijn huwelijk betrokken Frans en zijn vrouw in 1939 een vrijstaand huis in de Molenstraat (Berkel), dat zij Germa noemde (naar Gerardus Majella). Frans werkte jarenlang op het kantoor van een Udenhoutse steenfabriek en zat ook lang in de gemeenteraad van Berkel-Enschot (zie foto. Bron: Rinus van der Loo).   Frans Brekelmans staat op deze foto van het gemeentebestuur Berkel-Enschot rond 1965. Zittend van links naar rechts: wethouder Sjef Vugts, burgemeester Harrie Aarts, gemeentesecretaris L. Jongen en wethouder Oerlemans. Staande van links naar rechts: C. Robben, Therus Robben, Elissen, Janus van de Ven, C. Evers, Frans Brekelmans, L. Petit, J. van Kasteren en A. Vugs (foto: Walther Jansen, Oisterwijk)
Harrie
Brekelmans (1874-1959, x Maria van Roestel 1884-1959)
Harrie van Heintjes of
Harrie van Keeje
zoon van Henricus
Brekelmans (1824-1876) en Cornelia Heijmans (1831-1914). Zij woonden
in Udenhout in een boerderij (Groenstraat 86).
Kees Brekelmans (Udenhout 1941 – 2017, x Nel Verschuuren)
ome
Kees
hij werd
in elk geval zo genoemd bij het bedrijf Abrex Logistics, bleek uit
een overlijdensadvertentie, waar hij door directie en collega’s zeer
werd gewaardeerd vanwege zijn inzet en loyaliteit.
Cornelis Brenders (Berkel 1852 - aldaar 1934)
de Burgemeester van de Boeren
Hij was zeer lang Burgemeester van Berkel-Enschot: volgde in 1881 burgemeester Jan Baptist Adams op en werd in 1929 opgevolgd door Alphons Panis. De graftombe van de ongehuwd gebleven Brenders is te vinden op het kerkhof van Berkel.
Hoewel de landbouwdorpen Berkel en Enschot sinds 1811 één gemeente Berkel-Enschot vormden (samen met Heukelom), sprak men nog lang over Berkel c.a. of Berkel als men dat deel van de gemeente bedoelde. Sinds de herindeling van 1997 hoort Berkel-Enschot zonder Heukelom (dat naar Oisterwijk ging) bij Tilburg.
Onder zijn burgemeesterschap kwamen tal van zaken tot stand, zoals de kerkgebouwen van Berkel en Enschot, een treinstation enz. Maar Brenders stelde zich op de eerste plaats in dienst van de burgers. Hij bekommerde zich om de arme boerenbevolking van zijn gemeente en dankte daar zijn bijnaam aan. Zo maakte hij zich sterk voor de oprichting in 1896 van een afdeling van de NCB (Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond) in Berkel, en de aanwezigheid van financiële dienstverlening (Boerenleenbank). Een ander voorbeeld is de oprichting in 1913 van de Benedictus-Vereeniging (zie hoofdstuk 4 onder Benedictus), die onder Brenders’ voorzitterschap als doel had om binnen zijn gemeente grond te cultiveren voor landbouw, waar toen veel behoefte aan was. Cornelis Brenders kreeg voor zijn werk zowel een wereldlijke als kerkelijke onderscheiding. Hoe hij deze laatste verdiende door zijn rol in oplossing van de “Trappistenkwestie”, is te lezen in het lemma Marinus ”den Abt van Bèrkel” van der Loo (bron: Rinus v.d. Loo)

Portret van burgemeester Cornelis Brenders (coll. Stadsmuseum Tilburg)
Maria Martina Henrica (Marie) de Bresser (Enschot 1922 – 2021, x Jos van Baast 1922-2001).
de Iron Lady van Berkel-Enschot
Zij is vele jaren baakster geweest (voorloopster van de professionele vroedvrouw). Kon haar mondje goed roeren, had “haar” op de tanden zoals Margaret Thatcher, en daarom werd Marie ook Iron Lady genoemd. Het was echter duidelijk dat ze het hart op de goede plaats had, hoe vurig een gesprek ook kon worden. Jos en Marie van Baast – de Bresser hebben op verschillende plaatsen binnen Enschot gewoond. Marie werd uiteindelijk bijna 100 jaar (bron: Rien v.d. Loo)
Johan
Bressers (1871-1928)
Pinneke Bressers
zijn vader Martinus C.N.
Bressers (1823-1902) was koopman en fabrikant van handbogen, pijlen,
kaarsen, was en koloniale waren in het pand waarin later de
antiekzaak kwam van Fien van Eyck en restaurant de Gouden Zwaan. Nu
is daar stadscafé Meesters (dit heeft nog steeds M.C.N. Bressers
gebeiteld staan op het fries van de gevel). In 1893 richtte Martinus
ten behoeve van zijn zoon ijzerhandel Johan Bressers op. Deze zaak
werd dichtbij gevestigd, in de Kerkstraat
(zie ook hoofdstuk 4: et
Brèssersstròtje). In 1907 werd in de Heuvelstraat (op nr.
76) een nieuw kantoor en afhaalbalie voor ijzerwaren en
gereedschappen geopend. Johan werd Pinneke genoemd, omdat hij
goed op z’n centen paste en naar verluidt ook de eerlijkheid van
zijn personeel op dit gebied soms beproefde door ergens in de zaak
een geldstuk neer te leggen en dan af te wachten of het daar bleef
liggen. Men zei dat ze het ding eens hebben vastgespijkerd, en dat
dit Johan enige nagels kostte toen hij het weer bij zich wilde
steken!

Vader
Martinus Cornelis Nicolaas Bressers (1823-1902, x 1860 Louisa
Johanna Carolina Donders, 1834-1888) met hun oudste zoon Kees op een
foto uit 1863. Kees volgde later zijn vader op in de zaak en Johan,
nog niet geboren toen deze foto werd genomen, kreeg de leiding over
de ijzerhandel (foto: coll. RAT)
mr. Carel
M.M. (1939-....) mr. Maarten C.J.M. (1943-....) Bressers
de Staalmeesters
Johan Pinneke
Bressers (zie hiervoor) werd in zijn zaak opgevolgd door zijn zonen
Joh. Cornelis M.M. (1906-1993) en Martinus C.X.M. (1907-1975)
Bressers, die op hun beurt in 1973 weer werden opgevolgd door hun
respectieve zonen Maarten (zoon van Joh. Cornelis) en Carel (zoon
van Martinus). Beiden haalden zij een meestertitel, vandaar de
bijnaam. Zij bleven het bedrijf uitbouwen. Bressers Metaal is nu het
grootste zelfstandige staalbedrijf van Nederland en ontving in 1995
het predikaat Hofleverancier. Vanaf de jaren 1950 zijn de
vrachtauto's van Bressers een tijdlang opvallend aanwezig geweest in
het straatbeeld. Zij hadden namelijk maar een halve cabine, om ook
de langste ijzeren producten te kunnen vervoeren.
Carel
Briels (1916 - Amsterdam1983)
de Nederlandse Cecil B.
de Mil
hij werd bekend als
organisator en regisseur van levende massaspektakels, naar het
voorbeeld van de grote filmregisseur Cecil B. De Mil die beroemd was
geworden van zijn massaproducties op het witte doek. Carel Briels
werd geboren in Tilburg als de zoon van Johannes Briels (1875-1951)
die in 1903 de Koninklijke Nederlandsche Stoom- Spiegel en
Lijstenfabriek Briels in de Zomerstraat was begonnen achter het pand
waarin sinds 1870 de winkel van zijn ouders (de grootouders van
Carel) in spiegels, lijsten, schilderijen en andere kunstvoorwerpen
was gevestigd. Henri (geb. Bergen op Zoom 1850, aanvankelijk huis-
en decoratieschilder) en Paulina (geb. Weert 1856) Briels-Poell
waren in dat jaar (1870) naar Tilburg gekomen. Briels mocht zijn
zaak eigenlijk helemaal geen “Koninklijke” noemen omdat hij
"slechts" Hofleverancier was (predicaat verleend in 1897 door
koningin-regentes Emma), wat hem op een reprimande van burgemeester
Raupp (1907-’15) kwam te staan. De zaak bleef desondanks tot 1943
reclame maken als “Koninklijke” en heeft tot 1959 bestaan. Enkele
jaren daarna werd de bebouwing van dat deel van de Zomerstraat
inclusief de voormalige zaak van Briels gesloopt vanwege een grote
reconstructie van de binnenstad.
De jonge Carel Briels ging
vanuit Tilburg in Amsterdam wonen en studeren aan de Academie voor
dramatische kunsten. Kort na de oorlog begon hij naam te maken als
organisator en regisseur van grootschalige openluchtspelen, zoals in
het Olympisch Stadion van Amsterdam ter gelegenheid van
Koninginnedag 1945 en “Het drama der bezetting” in 1946; “De
Waterweg heroverd” in het Feyenoord Stadion in Rotterdam in 1947;
bij het gouden ambtsjubileum van koningin Wilhelmina en de
inauguratie van haar opvolgster Juliana in 1948; het massaspel in
Breda “Zevenhonderd jaar en één nacht” (Breda-Oranjestad 1952) en in
dat jaar ook “Aquamarijn” in de RAI. In 1956 was Briels betrokken
bij de feestelijkheden ter gelegenheid van het huwelijk van prins
Rainier van Monaco met prinses Gracia. De manifestatie “Voor en na
Waterloo” ter ere van het 150-jarig bestaan van het Koninkrijk in
1963 werd ook Briels' Waterloo, want deze werd een flop die zijn
naam langdurige schade toebracht. Niettemin wist Briels in 1974 een
traditie in ere te herstellen door op nieuwjaarsdag de Gijsbreght
van Aemstel in Amsterdam te produceren.
 
Doorkijkje naar de Zomerstraat in de jaren 1950, op
het drukke punt met de Bredaseweg en (rechts) het St. Annaplein /
Korvelseweg. “Spiegel- en Lijstenfabriek Briels, Hofleverancier”
staat er links op de zijkant van het hoge pand.
Dit was toch een heel bekend punt in de binnenstad met de agent op
z’n console die het verkeer altijd onder controle hield!
mevr.
Brocken
Moederke Drie
in en om de Van
Hogendorpstraat wist iedereen wie dit was en dat zij drie kinderen
had, maar of en wat er meer achter deze bijnaam zat is niet bekend.
Jan van den
Broek (1919-….)
Broekie
was bode van de
textielarbeidersbond Sint Lambertus en ging in 1947 de huizen langs
om leden te werven. Kwam in 1953 in het bestuur van deze bond en
werd in 1955 penningmeester. Als textielarbeider was hij in 1933
begonnen bij Kastofa – Van Beurden. Hij werkte vervolgens, behalve
een periode in de oorlog, tot 1957 bij Dröge en tenslotte tot 1970
bij André van Spaendonck.
August van
den Broek (geb. rond 1900)
Gusje Dap
Was een beton- en
terazzowerker die aan de Heikant woonde. Hij kon ook wel een huis
bouwen maar hield zich toch liever bezig met het ruwere werk zoals
schuurtjes en schuttingen. Dat voegde niet zo nauw, en erg precies
was hij ook niet. Vandaar zijn bijnaam die verwijst naar dabbe,
dit is knoeien of modderen. Deze associatie kwam wel vaker voor (zie
ook Sjaak Dap van Berkel).
dhr.
Broekhans
Snötje Broekhans
had een spits muizengezicht
en hazenlip, welke combinatie hem kennelijk een bijzonder snötje
(snuitje) gaf. Hij dreef in de eerste helft van de 20e
eeuw een drogisterij in de Zomerstraat.
mevr. Van
Broekhoven
Splêet van Broekhoove
omdat ze een aardig eind
weg kon kletsen. Woonde in de jaren 1940-’50 in de Dr. Mollerstraat
mr. Gerrit
Ph. (Gerardus Philippus) Brokx (Oosterhout 1933-2002)
de Sheriff of Gerrit de
Ritselaar
.jpg)
Burgemeester Brokx begroet Miet van Puijenbroek bij een officiële
gelegenheid in 1994 (foto: coll. RAT)
hij was burgemeester van
Tilburg in de periode 1988-1997. Zijn eerste bijnaam wed bedacht
door schrijver en journalist Jace van der Ven in zijn als
Putjeschepper geschreven rubriek in het Brabants Dagblad, omdat er
met burgemeester Brokx niet te spotten viel. De tweede bijnaam
verwijst naar het feit dat Brokx door een vasthoudende lobby en
goede politieke contacten veel voor de stad gedaan wist te krijgen,
zoals de erkenning als stedelijk knooppunt, de vestiging van een
aantal buitenlandse bedrijven en de bouw van een “Kunstcluster” met
een conservatorium en Concertzaal (zie
hoofdstuk 4: et Stripkespak). Brokx werd om deze reden
ook wel de “titels” van straatvechter of ijzervreter toegekend. Ook
in mindere zaken van interne aard mocht hij graag zijn zin
doordrukken (zie bijvoorbeeld hoofdstuk
4: 't Zitje van Brokx). Zijn benoeming tot burgemeester in
1988 had overigens veel voeten in aarde, omdat hij niet voorkwam op
de kandidatenlijst van de Tilburgse vertrouwenscommissie. Maar de in
1986 als staatssecretaris van Volkshuisvesting opgestapte Brokx
kreeg de voorkeur van de toenmalige premier Lubbers. Negen
turbulente jaren later was er brede erkenning van zijn verdiensten
voor de stad. Een van zijn onderscheidingen was die van Bouwer van
Verdienste. In zijn Tilburgse periode trouwde Brokx voor de tweede
keer, met Marjolijn Uitzinger, een bekende radiopresentatrice.
Gerrit Brokx overleed na een ernstige ziekte in het St. Elisabeth
Ziekenhuis in Tilburg en werd begraven in Oosterhout, waar hij was
geboren en zijn politieke carrière begon: in 1962 werd hij
gemeenteraadslid en daarna wethouder, vervolgens lid van de
Provinciale Staten van Noord-Brabant en gedeputeerde. Van 1977 tot
1986 was hij, met een korte onderbreking als lid van de Tweede
Kamer, staatssecretaris van Volkshuisvesting.
Op mijn site heb ik in
januari 2002 dit verhaaltje geplaatst met mijn herinnering aan
burgemeester Brokx:
Gerrit
Brokx
overleden, daar schrik je toch van, ook al kwam dit nieuws voor mij
niet onverwachts. Vijf jaar geleden nog maar regeerde hij met
krachtige hand over de stad. Niet voor niets stond hij hier bekend
als 'De Sherrif'. In mijn Haagse tijd bij Economische Zaken dacht ik
mee over de economische kansen voor Tilburg, waar het gedaan was met
de wollenstoffenindustrie. In mijn werkstad Den Haag ging ik
rondsnuffelen naar kansen voor Tilburg, bijvoorbeeld in het kader
van de selectie van stedelijke knooppunten die toen in volle
hevigheid woedde. Het waren boeiende tijden. Wel was het moeilijk om
met Brokx op vriendschappelijke voet te komen. Den börgemister hield
afstand. Toch heb ik later op een curieuze manier gemerkt dat hij me
niet vergeten was. Dat was eind 1996 bij de geruchtmakende
kaartjesaffaire voor de officiële opening van de Concertzaal. Brokx
vond dat "zijn" zaal op grootse wijze moest worden geopend, als
kroon op zijn burgemeesterschap en uitgelezen kans voor een stuk
Tilburg-promotie waar hij het belang altijd zo van inzag. Vanuit het
stadhuis waren echter ook uitnodigingen verstuurd naar een aantal
prominenten van omliggende gemeenten. Toen Brokx dit merkte ontstak
hij in woede, want hij vond dat bedoelde gemeenten ondanks zijn
aandringen te weinig of niets hadden bijgedragen aan deze culturele
voorziening voor de hele streek. Er ontstond grote deining ten
stadhuize over de vraag of de burgemeester de lijst van genodigden
vooraf zelf had gezien of niet, dus over de schuldvraag. Het moet er
heftig toe zijn gegaan! Hoe het ook zij, de gewraakte uitnodigingen
werden stante pede door Brokx zelf ingetrokken. Tot de afvallers
hoorde volgens het Brabants Dagblad, dat dit nieuws op zijn
voorpagina plaatste, ook het toenmalige lid van de Tweede Kamer en
Goirlenaar Gerd Leers. Deze had zich juist rond die tijd immers de
woede van Brokx op zijn hals gehaald door een geslaagde oppositie te
voeren tegen de voorgenomen annexatie in het kader van de
gemeentelijke herindeling van zijn woonplaats door Tilburg. Toen ik
in de krant over de kaartjesrel las kreeg ik een nu-of-nooitgevoel
van jewelste. Ik schreef meteen een brief aan Brokx met het verzoek
of ik als "echte Tilburger" misschien Leers' plaatsen kon krijgen
voor mij en mijn vrouw. Ik pakte mijn fiets en scheurde naar het
stadhuis om de brief persoonlijk af te geven aan de bode van dienst.
Nog nooit heb ik zo snel antwoord gekregen op een brief aan de
gemeente of welke andere instantie ook. Eén dag later lagen de
kaarten al bij ons in de bus! Enkele weken daarna waren wij getuigen
van een mooi openingsconcert door Het Brabants Orkest en musici van
het ook in het nieuwe "Kunstcluster" gevestigde Brabants
Conservatorium, in aanwezigheid van H.M. Koningin Beatrix. Telkens
als wij de Concertzaal bezoeken kunnen we nog met plezier
terugdenken aan deze mooie avond die wij dankten aan "onze Sherrif."
.jpg)
”De
Sherrif” poseert met enkele van zijn assistenten in de Heuvelstraat,
1993 (foto: coll. RAT)
Adr. de
Brouwer (1855-1941)
de Stoere (1)
landbouwer op Abcoven die
ook wethouder van Goirle werd (zie bij
Jan van Heijst).
Jan de
Brouwer
Jan de Kas
bepaalde van 1917 tot 1948
het gezicht van de Boerenleenbank van Goirle.
Marie de
Brouwer
Miet Brèm
runde een zuivelwinkel in
de Voltstraat terwijl haar man Jan een melktoer maakte met zijn
paardenkar. Marie zag eruit als een blonde boerin en dankte haar
bijnaam aan de plek in Berkel-Enschot waar ze geboren was (daar
stond veel brem). Veel Belgische mensen die bij De Volt werkten (een
groot productiebedrijf van Philips) kwamen haar winkel in om boter
te halen die hier goedkoper was dan bij hen. Slim speelde Miet
Brèm daarop in door iedere week speciaal voor hen ook zult te
maken (wel 100 kilo), een typisch Tilburgs slagersproduct gemaakt
uit varkenskoppen.
mgr. dr.
P.C. (Petrus Cornelis) de Brouwer (1874-1961) tijdelijk pater
M.(aria) Respicius
den Dòctòr

Portrettekening door Joop Liesker, 1958. Bron:
Gedenkboek Sint-Odulphuslyceum 1899-1974.
was priester en rector van
het RK Gymnasium (later St.-Odulphuslyceum), van 1900-1918. Gaf les
in klassieke talen, godsdienst, geschiedenis én scheikunde (!) van
1899-1939 en zette zich in voor de vorming van religieus
geïnspireerde intellectuelen ten behoeve van het toekomstige
Brabant. Den Dòctòr was ook bekend als publicist in het
tijdschrift Brabantia Nostra en het Roomsch Leven. Was van 1922 tot
1939 censor van de R.K. Leeszaal. Maakte als pater aanvankelijk deel
uit van de Fraters van Tilburg (zie
hoofdstuk 2).
De groep paters waar P.C.
de Brouwer toe hoorde kreeg binnen de congregatie van de Fraters van
Tilburg problemen met de gelijkheid aan de niet tot priester gewijde
onderwijsfraters, van wie ze de sobere leefregels moesten overnemen.
In 1916 werd deze paterskwestie door Rome opgelost door de paters de
status van wereldheer te geven. Vijf van hen (w.o. den Dòctòr,
zijn broer Harrie en Frans Siemer, zie daar) konden zich toen geheel
wijden aan hun onderwijs- en culturele taken. Een vijf jaar eerder
had P.C. (Pieter) de Brouwer in dat kader al een studie klassieke
talen in Utrecht afgerond, wat van overheidswege als voorwaarde was
gesteld voor het verkrijgen van overheidssubsidie voor het katholiek
onderwijs. Aan zijn aldus “opgedrongen” promotie in 1911 aan de
universiteit van Utrecht heeft hij zijn bijnaam, en het R.K.
Gymnasium zijn officiële erkenning (1912) te danken. P.C. de Brouwer
speelde een rol bij de pogingen om de Katholieke Leergangen uit Den
Bosch naar Tilburg te halen (gelukt in 1918,) alsmede hier een
katholieke universiteit van de grond te krijgen (deze werd aan
Nijmegen toegekend; de Handelshogeschool in 1927 gold als een
troostprijs). Na zijn werkzame jaren in Tilburg besloot den
Dòctòr om terug te keren naar Hilvarenbeek, waar hij ook was
geboren als zoon van Nicolaas de Brouwer en Johanna Antonia van den
Berg (1845-1931).
Johannes
Franciscus Maria Cornelis Paulus Dominicus Brouwers (1900-1956, x
Dorothea van Wylick 1910-1983)
Fraans Hals
%20.JPG)
Detail uit een portret, geschilderd door Jan van Delft (foto: coll.
fam. Brouwers)
alleen omdat hij een lange
nek had. Moet rond de oorlog van 1940-1945 aan de Bredaseweg hebben
gewoond, ter hoogte van het (toenmalige) Bels Lijntje. Was
directielid van Brouwers' Lakenfabrieken aan de Korte Schijfstraat.
Als roepnaam was zijn tweede doopnaam gekozen (Frans).
J. Brouwers' Lafenfabrieken
aan de Korte Schijfstraat waren eigendom van de familie Brouwers.
Frans Brouwers deelde in de fabriek ook figuurlijk de lakens uit.
Zijn zuster Mies trouwde met Willem Carel (Wim) Beels die afkomstig
was uit een Amsterdamse protestantse bankiersfamilie en in eerste
instantie beroepsofficier bij de marine werd. Voor zijn huwelijk
ging hij over tot het katholieke geloof, waar zijn familie duidelijk
niet blij mee was. Wim Beels kwam vervolgens als mede-directeur in
de fabriek van de familie Brouwers. Hij had misschien verstand van
geld, echter niet van textiel. Het verhaal ging dat hij eens in de
fabriek een prachtig wit bundeltje textiel zag liggen. Verrukt riep
hij uit dat hij nog nooit zo'n mooie wol had gezien. Mensen die het
hoorden hadden moeite hun lachen te bedwingen, want wat hij in zijn
hand hield was gewone nylon! Zoon Leonard (Len) Marius Beels
(Teteringen 1920-1989) volgde voor de oorlog het Odulphuslyceum, en
richtte in 1938 samen met Lambertus (Berry) J.M. de Beer (geb.
Tilburg 1921, x Trees Wubbe 1927-2013) de Tilburgse
Jeugdluchtbescherming op. In 1942 werd Len adjunct-directeur in de
fabriek van Brouwers. Nadat in 1956 Frans Brouwers en in 1958 Beels
senior waren overleden, verkocht de weduwe Mies Beels-Brouwers alle
aandelen J. Brouwers' Lakenfabrieken aan Freek K.M. Mutsaerts van
J.A.A. Kerstens' Lakenfabrieken. Bij deze transactie bedong zij dat
haar zoon Len de verkoop buitenland mocht blijven doen
(zie ook bij Johannes Kerstens).
Toon
Brouwers (1933-2000)
Antonio Maspes
hij werd genoemd naar een
bekende wielrenner uit de jaren 1950 die hem erg aansprak en wiens
voornaam overeenkwam. Hij was een bekend en gewaardeerd lid van de
hockeyclub Forward en schreef onder deze bijnaam ook stukjes in het
cluborgaan. Daarbij schuwde hij een poëtische benadering van zijn
sport niet. Een aantal voorbeelden hiervan uit 1995 werd overgenomen
in het boek “Onze Club”, waarin de geschiedenis is opgenomen van de
hockeyclubs Forward en Tilburg tot en met hun fusie in 2011 tot HC
Tilburg (uitgave hockeyclub HC Tilburg, nov. 2014), zoals zijn visie
op het veteranenhockey:
Vet-er-aan!
Veteranen, bejaarde
sterren
die ’s middags doen als
toen
en harder rennen dan
goed is
voor hun goede doen
die aan de toog zich
vermannen
en onder Studio Sport
merken……
dat ze niet meer kanne.
Toon
Brouwers
Toontje Cognac
van de wijnhandel Brouwers
Arnold in de Magazijnstraat. Hij begon in de textiel, maar deed zijn
zaak al rond 1912 over aan Antoon de Rooij die onder eigen naam
verder ging. Een kleinzoon van Toontje Cognac, Matheus "Tuuk"
J.M. Brouwers (1920-Oisterwijk 2003, x Jetty Verbunt,) was de
laatste directeur van wijnhandel Brouwers Arnold.
Sjef Brouwers
de Rôoje Sjèf
Hij was van 1975-‘82 eigenaar en exploitant van café bar De Spoel in
de Fabriekstraat. Eerder, van 1968 tot 1975, was hier het
Vestzaktheater gevestigd voor theater, cabaret, muziek en dans, waar
ook ruimte was voor exposities en cursussen. Daarna ging de zaak
verder als café bar De Spoel met nadruk op het zijn van progressieve
discotheek en bieden van live concerten en performances, waarvoor
het publiek van heinde en ver kwam, mede vanwege het late
sluitingsuur. In de zaal brachten in die tijd bekende muzikanten uit
de Tilburgse scene zoals "Rokking
Loewie" Israël
(zie daar), Ton
Leyten, Frank Jut en Jacques Mees hun onvervalste Rock ’n Roll ten
gehore. Eind negentiger jaren was de concurrentie van nieuwe
uitgaansgelegenheden in het centrum te groot geworden en viel het
doek over De Spoel.
De voorgeschiedenis in dit pand uit 1904 (architect Jos. Donders)
kende pioniers op een heel ander vlak: eerst was het de
praktijkruimte van dr. Karel Deelen. In 1927 werd hier de eerste
fysiotherapeutische praktijk van de stad gevestigd.
Toos de
Bruijn-Huijbregts
Tooke de Bruijn
dreef met haar echtgenoot
Jan een kruidenierszaak aan de Groenstraat, hoek Baanderheerstraat.
Het ging zo goed met de zaak dat er twee hulpkrachten bij kwamen. In
het begin van de jaren 1940 werd de winkel verbouwd maar Jan heeft
daar niet lang van kunnen profiteren. Hij sneuvelde namelijk tijdens
de laatste oorlogsdagen, terwijl hij dienst deed voor de Bescherming
Bevolking.
Els Bruëns (1938 - ….)
Madame Caroussa (Mevrouw Karretje)
Zij volgde 32 jaar een loopbaan in het basisonderwijs: op het Groeseind als hoofdleidster van De Til, in de Nijverstraat (wijk Theresia) en in de Hoogvensestraat aan het Heuvels Kleuterhofke.
Eén van haar kinderen, dochter Fabiola, belandde op zeker moment als gevolg van een ernstig ongeval met een dwarslaesie in een rolstoel. In die situatie was het haar wens, om nog eenmaal met haar moeder terug te gaan naar Tunesië, waar zij eerder met het gezin zulke fijne vakanties had doorgebracht. Deze wens ging rond 1985 in vervulling. In de stad Sousse kwamen zij toevallig in gesprek met een gehandicapte man in een erg gammele rolstoel. Dit bracht Els op het idee om thuis in Tilburg een actie voor een nieuwe rolstoel ten behoeve van die man te starten. Dit leverde zoveel goede respons op, meteen al drie rolstoelen, dat zij besloot om hiermee door te gaan. De behoefte aan hulpmiddelen voor invaliden in Tunesië was zeer groot. Er werd een hele organisatie opgezet om de vele rolstoelen – elke zes weken een vrachtauto vol! – op bestemming te krijgen. Els Bruëns kreeg aldaar bekendheid, en een bijnaam: Madame Caroussa. In 1992 kreeg zij een officiële bedankbrief van de Tunesische president met een onderscheiding. De Tunesische ambassade fêteerde haar in het Kurhaus. In 2015, na dertig jaar rolstoelhulp, schreef Els haar belevenissen op in een boek, getiteld “This is it”, waarvan zij het eerste exemplaar aan de Tunesische ambassadeur mocht overhandigen. Zij was toen de 75 al gepasseerd en had liefst 147 reizen naar Tunesië achter de rug. Inmiddels worden via een speciale stichting allerlei hulpgoederen geleverd, ook aan Marokko, en staat de reizenteller van de onvermoeibare Els Bruëns op 227. De benedenverdieping van haar appartement in de Koestraat heeft zij ingericht als expositieruimte met voorwerpen die zij heeft verzameld tijdens al die jaren van hulpacties (bron: Stadsnieuws, 29 okt. 2022).

De Tunesische ambassadeur in Nederland, Ben Becher, met Els Bruëns tijdens
de boekpresentatie in sept. 2015 (coll. Brabants Dagblad)
Karin
Bruers (1962-.…)
Bèts van et Bènkske

speelde onder deze naam de
vrouwelijke hoofdrol in Tilburgse serie 't Benkske op TV8. Karin
maakte naam als kleinkunstenaar en schrijfster. In Tilburg bedacht
en ontwierp zij de “social
sofa” (bènkske)
waarvan zij ter bevordering van de sociale contacten er duizend
wilde zetten op allerlei plaatsen in de stad. Haar idee werd
opgepakt waardoor er door heel Tilburg steeds meer in beton gegoten
banken met verschillende afbeeldingen in de vorm van een chaise
longue verschenen. Bènkskes zijn 2,24 m lang. De kosten
voor de bankjes in Tilburg worden gesponsord door het plaatselijke bedrijfsleven:
bedrijven en organisaties kunnen de “social sofa’s” per stuk
sponsoren en naar eigen smaak laten uitvoeren. Inmiddels heeft dit
initiatief ook in andere steden opvolging gevonden.
Kees
van der Bruggen
Pater Handveger (of –Bezem)
Hij
heeft vlakbij het huidige Bosch en Duin in Udenhout, aan de rand van
Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen, in een huisje gewoond dat
de familie Le Mire daar in 1886 had laten bouwen. Deze familie bezat
als hoofdverblijf kasteel De Strijdhoef in Udenhout
(zie hoofdstuk 3, onder Arthur J.L. Le
Mire). In 1921 werd het huisje bij Bosch en Duin gesloopt,
waarna in 1930 het perceel werd verkocht aan Natuurmonumenten.
Bewoner
Kees van der Bruggen dankte zijn bijnaam aan het feit dat hij trouw
zorgde voor bloemen in de kerk van Udenhout én dat hij “bunt”
(wortels van het pijpenstrootje) verkocht, dat werd gebruikt voor
het maken van bezems en handvegers.
Ongeveer
op de plaats waar dit huisje heeft gestaan werd in 2005 een monument
onthuld dat herinnert aan de fusillade door de Duitsers op 26 mei
1944 van veertien verzetsstrijders (zie: “Oorlogsmonumenten in
Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen” door Henk Peters, een
uitgave van ’t Schoor, Heemcentrum voor Udenhout en Biezenmortel, 4
mei 2019, pag. 65 e.v.)

Boven: drukte op de plek waar tot 1921 het huisje van
“Pater Handveger” stond. Ook op 25 mei 2018 werd de jaarlijkse
herdenking bij het verzetsmonument verzorgd door leerlingen van
basisschool De Wichelroede uit Udenhout. Namens de nabestaanden
dankt Hans de Jong (staand achter links) de leerlingen voor hun
betrokkenheid (foto: Karel de Beer). Onder: close-up van het
monument uit 2005, ontworpen door Riki Mijling, met op de randen
dichtregels door Marie-Colette van Spaendonck. Rechts daarvan een
van de vier zwerfstenen met namen erop. Gekozen is voor zwerfstenen,
omdat de lichamen van de gesneuvelden nooit zijn gevonden (foto Henk
Peters).
Gerardus Rudolph Buddemeijer (Boxtel 1829 – 1907, x 1867 Elisabeth
Christina Doorewaard)
den Bud
Hij vestigde zich in 1876 als gerechtsdeurwaarder in Tilburg en raakte hier bekend als den Bud, welke aanduiding vervolgens voor in principe ieder lid van de familie Buddemeyer of Buddemeijer kon gelden. De Buddemeijers werden een deurwaardersdynastie in Tilburg. Gerard werd opgevolgd door zijn zoon Paul Léonard Jacques Henri (1873-1959, x 1901 Agnès Vincent, 1882-1966), en die door zijn oudste zoon Gérard Rudolf (“Ruud”, 1903-1980, x Catharina Gerardina Francisca van der Schoot, 1905-‘89). Paul verplaatste begin twintigste eeuw de zaak van de Poststraat naar de Tuinstraat (zie foto). Zijn zoon Gérard (of Ruud, zie tweede foto) bleef tot 1965 in de Tuinstraat gevestigd als gerechtsdeurwaarder.

Begin twintigste eeuw liet deurwaarder Paul Buddemeijer dit dubbelpand Tuinstraat 42-44 bouwen, ontworpen door architect F.C. (Frans) de Beer (zie ook onder Adrianus Guilbertus “de Zwarte” Beer). Het omvatte twee woonhuizen, een kantoor en venduzaal (ingang rechts) waar inboedels werden geveild. In 1903 werd de eerste steen gelegd door de acht maanden oude Gérard. In 1960 werden op de begane grond voorgevel en interieur deels verbouwd door de architecten Jan en Ed van der Valk. De twee bovenste verdiepingen behielden de oorspronkelijke, eclectische bouwstijl van F.C. de Beer, waarbij de grote versierde erker opvalt. De venduzaal werd in 1983 aan de tuinzijde afgebroken (bron: rubriek moNUment van de week in Stadsnieuws, april 2021).
Deze Gérard had een jongere broer Gilbert
(Giel, 1904 – Wassenaar 1960), die zich als advocaat en procureur
rond 1927 in de Nieuwlandstraat vestigde en bekend was als
voetballer van Willem II,
waar hij van 1925 tot 1931 als midvoor in het eerste elftal speelde
en vervolgens tot 1945 afwisselend vice-voorzitter en voorzitter van
het bestuur was. Daarna bleef hij de club van dienst als bestuurslid
(tot 1948) en juridisch adviseur, en zat jarenlang in de commissie
van beroep van de KNVB. Als snelle midvoor op het voetbalveld kan
zijn bijnaam den Bud (of But) ook in verband worden gezien
met het woord "buut" (= eindpunt van een renpartij) afgeleid van het
Franse “le but” (doel of mikpunt). In die rol werd Gilbert den
Bud bij Willem II in 1932 opgevolgd door
Budje van Ham
(zie daar). De jongste broer van Gérard (Ruud) en Gilbert (Giel) was
August (Guus), die we hierna nog zien. Hun zus Elisabeth (Betty)
Christina Maria Agnès (1909-’77,
zie ook hoofdstuk 2 bij de Drie Musketiers)
trouwde in 1930 met de Tilburgse textielfabrikant Hendricus (Harrie)
Ludovicus Josephus Maria Jurgens (Rotterdam 1895 - 1972).

Gérard Rudolf (Ruud)
Buddemeijer (1903-’80) in
1961 gefotografeerd door L. van Beurden (coll. RAT)
Buddemeijer die alle kleding schoont
den Buud
De hierboven genoemde Paul Léonard J.H. Buddemeijer (1873-1959) was
in 1899 benoemd tot deurwaarder bij het Kantongerecht in Tilburg.
Hij besefte kennelijk dat ook deurwaarders samenwerking en
diversificatie moesten zoeken. In 1914 fuseerde zijn incassobureau
met het bureau Confidentia van Louis Donders. In 1916 opende
Buddemeijer met de veilingmeester A. Venmans een
door Caspar
van den Beld ontworpen
“venduzaal” in de Wolstraat (Telexstraat). In dit pand, waar onder
meer in beslag genomen inboedels werden verkocht, kwam later
Ruimte X
dat vervolgens in 2012 werd toegevoegd aan Cinecitta, een
kleinschalige culturele bioscoop (voorheen Ambassade bioscoop)
gelegen aan de Willem II straat.
Aan het begin van de jaren twintig had Paul een kortstondige
associatie met deurwaarder H.J. Tabbers.
In 1931 liet Paul L.J.H. Buddemeijer zich registreren als eigenaar
van de Stoomververij en Chemische Wasscherij Aug. Buddemeijer op het
adres IJzerstraat (of IJzerpad) 20. Hier is nu de fietsenstalling
onder het Pieter Vreedeplein. Toen, in 1931, stond er alleen nog een
pakhuis overeind uit de tijd dat hier de wollenstoffenfabriek van de
Gebrs. Sala was geweest, welke in 1887-’88 was afgebrand. De firma
Buddemeijer ging in dit oude pakhuis van start. Naamgever Aug.
Buddemeijer was de jongste zoon van Paul. Deze August (Guus) Jean
Elisabeth Buddemeijer (geb. 1906) begon als bedrijfsleider in de
zaak van zijn vader. In 1938 trok senior zich terug en stond Guus er
alleen voor. Opmerkelijk was de advertentie in Tilburgs rijm,
waarmee Buddemeijer in 1936 tweemaal onder de naam den Buud
adverteerde in de NTC (Nieuwe Tilburgsche Courant):

In deze advertentie
staan enkele interessante dialectwoorden
voor kledingstukken. Voor een verklaring zie: “Van Aajkes tòt
Zaandkèùl”, Tilburgs ABC-boek door Ed Schilders, Tilburg 2012, pag.
42, of:
http://www.cubra.nl/middenstandsrijm/middenstandsrijm_dialect.htm

Als amateur
toneelspeler kroop Guus Buddemeijer in 1948 in de huid van Koning
Willem II, toen diens intocht in Tilburg (1841) na zijn kroning
(1840) werd nagespeeld ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van
Koningin Wilhelmina. Deze foto (coll. RAT) werd in 1948 genomen op
de Bredaseweg ter hoogte van het Bels Lijntje (nu de
Vierwindenlaan). Daar had café De Vier Winden gestaan totdat dit in
mei 1940 door bommen werd verwoest. Honderd jaar eerder had hier de
ontvangst van de koning plaatsgevonden. Op de voorste rij zien we
v.l.n.r. Herman Dröge als mgr. Zwijsen (was in 1841 nog pastoor van
het Heike), Jos van den Brekel als burgemeester Beckers, Guus
Buddemeijer als Koning Willem II en Nico Bakx als militair.
Koos Buster
de Lamme Koos
bekende verschijning op
Körvel, was in de jaren 1950-‘55 vaak op de fiets te zien,
hoewel hij aan een kant verlamd was.
dhr.
Bu(u)ster
de Rôojen Buuster
politieagent,
"buitenwijker" die in de jaren 1950 in de toen nog schaars bebouwde
wijk De Blaok patrouilleerde. Hij woonde in de
Watertorenstraat.
dhr.
Buuster
Willeke Boezer
kastelein van café
Groenlust op de Koningshoeven, achter de villa van Piet
Smids.
1.C
Adrianus Josephus (“Janus”) Claesen (1895-1959, x 1919 Anna Cornelia Maria Schoenmakers, 1893-1965)
de Sèùkersteel
Hij was een zoon van de steenfabrikant Johannes Cornelis Claesen (1857-1930, x 1893 Johanna Maria van Mensvoort, 1867-1933), die ook lid is geweest van de gemeenteraad. Voor een steenfabrikant zag de lange, magere Janus er nogal fijnbesnaard uit, wat zijn bijnaam kan verklaren. Dit verhinderde hem niet om steenfabrikant te worden, in de voetsporen van zijn vader. Hij was ook actief in de VVV en het Oranjecomité. Hij liet in 1920 een groot huis bouwen in Hoefstraat tegenover zene stinoove (steenfabriek). Zijn fabriek, inmiddels A.J. Claesen & Co, werd in 1923 verplaatst naar de Lovense Kanaaldijk (Rauwbraken). In 1935 schonk de firma een monumentale stenen bank, ter herinnering aan de in 1930 overleden J.C. Claesen, aan de gemeente Tilburg. Die bank had in 1934 eerst gestaan op de tentoonstelling Stad Tilburg, en werd een jaar later door Burgemeester Vonk de Both onthuld op het plein van de kerk St. Antonius van Padua aan de Hoefstraat. Deze creatie van architect Jan van der Valk (die ook het huis in de Hoefstraat had ontworpen) met in de rugleuning een vijfluik, voorstellende de ontwikkeling van de steenbakkerij door de eeuwen heen, heeft enkele decennia op het kerkplein gestaan.
Er zijn aan de rand van Tilburg drie stinooves geweest die in de periode van 1911 tot 1950 naast elkaar hebben bestaan. Naast die van Claesen waren dat die van Stevens, die ook in de Rauwbraken zat en die van Smulders & Teurlings aan het begin van de Dongeseweg (zie in dit hoofdstuk: Pèèp Teurlings en in hoofdstuk 4: het Spoor van Claesen, het Treintje van Stevens en de Kieteltèùn.)

De steenfabriek van Claesen aan de Lovense Kanaaldijk (luchtfoto KLM)
Van steenbakker tot steenhakker: zijn zoon Johannes (Hans) Bernardus Aloysius Claesen (1925-’95) werd beeldhouwer. Na zijn studie aan de voorloper van de Academie voor Beeldende Vorming en daarna aan de kunstacademies in Den Bosch, Den Haag en Maastricht, kreeg hij een atelier op het terrein van de steenfabriek van vader Adrianus Josephus. Tegen 1965, toen het duidelijk werd dat de steenfabriek moest wijken voor aanleg van Industrieterrein Loven, liet hij aan de overkant van de Lovense Kanaaldijk een speciaal beeldhouwersatelier bouwen (architect Wim Hansen, Bossche school). Via collega-kunstenaar Theo Mols was Claesen in contact gekomen met de ideeën van de Bossche School. Dit had niet alleen invloed op de bouw en inrichting van zijn atelier, maar ook op zijn verdere ontwikkeling als beeldhouwer. In 1984 kwam ook zijn dochter Inge (geb. 1960), na haar studies aan de academies van Den Bosch en Maastricht, werken in dit sindsdien geheten “Atelier Claesen.” Hans liet een gevarieerd oeuvre na, waaronder veel werken in de openbare ruimte van Tilburg, was in de jaren zestig secretaris van de Vakgroep Beeldhouwers (BBK), penningmeester van de Federatie van Beroepskunstenaars en mede oprichter van het Duvelhok. Van 1971 tot 1990 was hij ook als docent verbonden aan de Academie voor Beeldende Vorming en de opleiding Tehatex (Tekenen, Handvaardigheid, Textiele vormgeving) van het Mollerinstituut, beide te Tilburg (bronnen: Wiki Midden-Brabant en
atelierclaesen.nl).

“Hans anders”: zoon Hans Claesen ging ook in stenen werken, maar dan anders. Hier zien we hem aan het werk in zijn atelier (coll. RAT)

Atelier Claesen, sinds 1965 aan de Lovense Kanaaldijk (coll. atelierclaesen.nl)
frater Clementis
Clemens Klap Stijfsel
werkfrater en "Willie Wortel" op het moederhuis aan de
Gasthuisstraat. Vond de eerste inductie-knipmachine uit, die kapper
Heerkens in de St. Josephstraat als een van de eersten in het
kappersvak gebruikte. Kwam rond de oorlog uit Duitsland om hier
onder te duiken, want hij wilde niet dienen in het Duitse leger.
Jan de Cock
Jantje Kom-iel-foo
Omdat hij te pas en te
onpas de Franse uitdrukking “comme-il-faut” gebruikte,
waarschijnlijk om “chique” over te komen. Hij woonde op et Gurke
en had een wollenstoffenfabriek in de Goirkestraat
Jo Coolen
(….-2000)
Bulletje of Bill Coolen
Dankte zijn eerste bijnaam
aan het feit dat hij een nogal rond gezicht had. Hij was bekend als
muzikant (gitarist) en kwam uit een muzikale familie. Zijn vader
(Jan) was destijds ook bekend als vakbondsman en raadslid voor de
SDAP, die een grote rol speelde bij de textielstaking van 1935. Jo
Coolen speelde eerst bij de Palmyra Hawaiians en stapte daarna over
op jazz. Vermoedelijk werd hij na de bevrijding in oktober 1944 door
geallieerde soldaten voor het eerst Bill genoemd. Begon in 1949 een
gitaarwinkel met ook andere muziekinstrumenten in de
Gildebroederstraat en gaf gitaarlessen. Zijn zoon Ad (geboren in
1945) zette de zaak voort maar legde zich vanaf het einde van de
jaren zeventig meer toe op accordeons, en vanaf 1997 zelfs
uitsluitend op accordeons. In 2004 introduceert hij een eigen
accordeon in zijn winkel die dan is gevestigd in de Piusstraat, de
Carboni et Fili (Coolen & Zn) die hij laat produceren in Italië.
Martin Coolen (geboren 1946 een neef van Ad) ging na een
kortstondige carrière (1967-’71) als drummer bij de Tilburgse
popband The Reflections werken bij drukkerij Van Laarhoven. Deze
Martin begon in 1964 een eigen muziekblad uit te geven
(“Cinderella”) dat hij bij zijn baas kon drukken.
Het blad
noemde hij naar een gelijknamige hit van de toen populaire zanger
Paul Anka. De verspreiding van dit blad is altijd beperkt gebleven
tot een selecte groep liefhebbers, met name in het centrum van
Tilburg. Niettemin bleek Cinderella een blijvertje en vierde ze in
2014 haar 50-jarig bestaan (zie foto uit Tilburgers.nl).


Martin Coolen achter
zijn drumstel (en geluidsbox) bezig met zijn groep tijdens
Koninginnedag 1969, op een toen al erg drukke Korvelseweg (foto
coll. Martin Coolen)
Tinus Coolen (1914-’79)
den Tiest
was lid van "De Dorstvlegels", een amusementsorkestje
(hèrmenieke) uit 1949, in de jaren vijftig en zestig met
name bekend als een boerenkapel, dat als herkenningsmelodie had:
"Doe et Hèrmenieke nog ene keer". Het speelde op feestavonden
van verenigingen, bedrijven en particulieren en was de hofkapel van
de carnavalsvereniging “De Görkese Turke,” die thuis was bij Theo
van Broekhoven aan het Smidspad. In 1966 scoorden zij ook een hit
met het winnende Tilburgs carnavalsliedje "Krèùke meej oe harde
bèùke" van den Tiest, die niet alleen de grote trom sloeg
maar ook allerlei liedjes en sketches schreef. Boerenkapel De
Dorstvlegels werd in 1949 gevormd uit leden van de Hasseltse
harmonie VKC (Voor Christus Koning,
zie hoofdstuk 4 bij Fesjèèr)
en heeft bestaan tot circa 1971. Tinus “Tiest” Coolen was van
beroep wever bij de Wollenstoffenfabriek van Enneking in de
Goirkestraat, waar De Dorsvlegels op de jaarlijkse bonte avonden ook
van zich lieten horen (informatie uit rubriek Weerzien, Brabants
Dagblad 5 maart 2019, door Jeroen Ketelaars).

De
Dorsvlegels in 1960 met Tinus Coolen aan de grote trom (foto
Schmidlin, coll, RAT)

Pater dr.
Piet (Petrus Josephus) Cools MSC (1904-1973)
de Missionaris van het
Boek

Portret in houtskool van Piet Cools. Collectie MSC
Tilburg. Foto Ed Schilders
missiepater van de Rôoj
Harte (zie hoofdstuk 2) die door zijn studie in Rome het
bibliotheekwezen in rolde in plaats van naar de missie te gaan, en
zich heel zijn verdere leven aan het boek wijdde. Eenmaal terug in
Tilburg was hij o.m. censor van de R.K. Leeszaal. Einde jaren 1960
werd hij de eerste bibliothecaris van de Theologische faculteit. Nu
zijn er nog een stichting en vriendenkring die de naam dr. P.J.
Cools MSC dragen. De stichting organiseert de jaarlijkse boekenmarkt
"Boeken rond het paleis" in Tilburg en stelt zich in ruime zin ten
doel om de liefde voor het boek te bevorderen.
dhr. Cools
de Rôoje Cols (1)
woonde jaren 1930-1940 aan
et Haaj-ènd (zie hoofdstuk 4). Hij woonde tegenover een
familie De Beer, bestaande uit drie ongehuwde dames die functies in
de Heilige Kindsheid vervulden.
dhr. Cools
de Rôoje Cols (2)
aannemer aan de
Ringbaan-Oost/Petrus Loosjesstraat, die later aan de Bosscheweg
woonde, over het kanaal bij stoplichten. Voor zijn huis stonden
enkele molenstenen die een markant herkenningspunt vormden.
dhr. Cools
de Gouwen Ùèl
had een stoffenwinkel aan
het Lijnsheike, later Oude Lind. Ze noemden hem zo, omdat hij op
zeker moment het plan had om een gouden uil op de trapgevel van zijn
winkel te zetten. Nadat Cools de zaak had verlaten heeft ene Daems
zich in het pand gevestigd. Deze stond ook met zijn stoffen op de
markt. Daarna zette zijn dochter de zaak voort. Zij trouwde met
Lahaije. Onder deze naam staat begin 21e eeuw op de hoek
Oude Lind / Ringbaan-Noord nog steeds het stoffenhuis.
Michel
Cools (ca. 1900)
Koopere Koo
was bekend in het
straatbeeld als straatmuzikant / multi-instrumentalist en woonde in
de Ruischvoornstraat (nr. 21, nu Alverstraat). Later was er nog
en Koopere Koo maar die kwam uit Rotterdam en heette Willem
Leijendekker.
Gerrit van
Corstanje (1921-1989, x Nellie v. Dongen, ca. 1923-….)
Tilburgse Tijl
was kort na de oorlog de
eerste radiopiraat van Tilburg, die uitzond onder de naam Tijl
Uilenspiegel. Hij begon hiermee rond 1948 vanuit zijn huis aan de
Klaverstraat, maar moest eind jaren vijftig hiermee ophouden van de
politie. Andere piraten in de Tilburgse ether waren in die tijd,
totdat er vanaf de jaren 1980 door politie en justitie paal en perk
aan werd gesteld, bekend onder de namen Mascotte, Lord Lister, Lord
Wanhoop, Lilliput, Paljas, Soojke den Draajer van Radio de
Kwètterie met z’n van Radio Tilburg overgenomen, overbekende
stopwoord “dèwèl” (is dit misschien dezelfde als
et Radiomènneke in hoofdstruk 2, die ook gepeild is in
de omgeving Oerlesestraat / Trouwlaan?)
Peerke Papen
Pieter Couwenberg (overl. juli 1903)
Hij kwam
uit Tilburg en is op een dag in juli 1903 dood aangetroffen in de
Enschotsebaan te Enschot. Hoe hij aan zijn bijnaam kwam is niet
bekend. Pas begin december 1905 kon er na herhaald onderzoek ter
plaatse een verdachte worden aangehouden, Adrianus D. uit Elst, die
een bekentenis aflegde. Hij zei dat Couwenberg op een juliavond in
1903 in beschonken toestand stond te tieren en dreigen bij het huis
van zijn baas, landbouwer Van de Ven in Enschot en dat hij, A.D.,
als toenmalig aldaar verblijvende knecht toen naar buiten kwam om
die gast met een stok weg te jagen. De volgende dag werd deze dood
op het karrenspoor aangetroffen. Politie en Justitie gingen er
aanvankelijk vanuit dat het slachtoffer per ongeluk door een kar was
overreden, maar na onderzoek van de verwondingen rees het vermoeden
dat er meer aan de hand moest zijn geweest (bronnen: Rinus van der
Loo, Nieuwe Tilburgsche Courant, 2 dec. 1905).
Gerardus de Croon (1862-1950, x Cornelia Fabrie …-1928)
et Ouwe Kròntje
was metselaar en woonde
in de Houtstraat. Verdiende ’s winters de kost als klompenmaker.
Hij was klein van stuk en liep moeilijk sinds hij in zijn jeugd
door een val zijn heup had gebroken en daarvan niet goed
herstelde.
Wim Cuelenaere (1931-2006, x Fien
Hamers)
Smidje de Bont
uit zijn overlijdensadvertentie. Zou hij bij installatiebedrijf
De Bont hebben gewerkt?
Theo
Cuunders
de Kuuno
was een bekend
voetballer van RKTVV en woonde in de Van Hogendorpstraat.
1.D
Nolleke
D...
de Fakir öt Lombok
Gurkese taol
op Tilburgse kermis: hij had een kermiskraam en stond daarin
onvervalst Gurkes te saawele.
Nicolaas
(Klaas) Peter Joseph Daamen (1838-1921, x 1864 Antonetta Huberta
Panis, 1834-1896)
den Ouwe Klaas Daamen of
Grootvader
 
begonnen als
kantoorbediende, bracht hij het tot eigenaar van Wolwasscherij N.
Daamen & Cie, later Wolwasserij Broekhoven, en was daarnaast
wolhandelaar. Hij was zeer bekend in het culturele leven van Tilburg
als kunstverzamelaar, schrijver en musicus (Heikes Mannenkoor) en
vervulde in deze sfeer ook nevenfuncties zoals secretaris van
Liederentafel Souvenir des Montagnards. Daamen componeerde ook twee
bundels met kerstliederen en maakte waarschijnlijk als eerste studie
van het Tilburgs dialect (Handschrift Tilburgs Dialect uit 1916).
Klaas Daamen schreef sprookjes voor zijn
kleinkinderen en braille-verhalen voor de 'blinde kinderen uit het
gesticht'. Bij Van Holkema & Warendorf te Amsterdam verscheen
anoniem het boek Sprookjes van Grootvader. Een man, een man, een
woord, een woord (jaar onbekend, ca. 1915), geïllustreerd door
de Bossche kunstenaar Herman Moerkerk. Bij dezelfde uitgever
verscheen omstreeks dezelfde tijd ook Nieuwe sprookjes. De
baten schonk hij aan liefdadige instellingen.

Augustinus
Daems (1866-....)
et Bèls Boerke
omdat hij uit België kwam (geboren in Schaffen) en een groothandel had in mijn- en rondhout aan de Houtstraat. Deze straat liep vroeger in een grote boog van de Goirkestraat (ter hoogte van de Van Hogendorpstraat) naar Veldhoven. Er zou ook ooit een klompenmaker hebben gezeten. In ieder geval lagen er tot 1934 vele boomstammen in opslag, op de plaats waar toen de bouw van het Fraterhuis Peerke Donders van start ging (d.i. aan het huidige Kardinaal de Jongplein). Het hele gezin van Daems werkte mee in de Mijnhouthandel. De lange dennenbomen die volop aanwezig waren in de Brabantse bossen werden gekort, zodat ze konden dienen als stutten in de mijnen. Ook werden ze gebruikt in de bouw, als dwarspalen voor de steigers. De verreweg belangrijkste bestemming waren de mijnen. Toen die in Limburg werden gesloten was het ook einde verhaal voor deze bedrijvigheid. Een zoon van Daems stapte vervolgens in de textielverkoop en stichtte het Stoffenhuis “Oude Lind”, op de hoek van de gelijknamige straat met de Ringbaan Noord. Een dochter trouwde met Frans Lahaye en zette deze zaak voort (bron: H. Fitters uit Herinneringen van Frans de Kok aan het Goirke.)
Jos Damen
(ca. 1943-2005, partner van Dien Stam)
de Kruik
uit zijn
overlijdensadvertentie
Koos Damen
Pater Greef
woonwagenbewoner, in de
jaren 1950 op standplaats "Den Hazennest" (Tilburg-Noord). Hij stond
daar bekend als een rustige, oudere man die veel binnenbleef.
Peer Damen
(1867-….)
den Ouwen Dame
draaiorgelman, gehuwd met
Henrica Cornelia (“Kee”) Haase (1877- ca. 1930)
Elisabeth (Beth) De Chêne
Rooje Bet
Zij
staat als eerste exploitant genoteerd (van 1890 tot 1923) van het
naar haar familie genoemde café De Chêne aan de huidige
Noordhoekring. Tot 1991, dus ruim honderd jaar lang, werden de
cafégasten steevast bediend door een lid van de familie De Chêne.
Toen sloot dit buurt- en biljartcafé de deur. Na 2001 werd het pand
nog even gebruikt voor bewoning, totdat het met een aantal
naastgelegen panden plaats moest maken voor het appartementencomplex
“de Worst” (zie in hoofdstuk 4).
Zo leverde de stad weer een stukje architectuur in, want dit in 1909
door Jos. Donders ontworpen pand was een fraai voorbeeld van hoe
deze bekende architect ook kleinschalige panden in Tilburg met veel
gevoel voor detail ontwierp en decoreerde, en zo tot waardevolle
architectuur maakte.

Pand café De Chêne,
Jos. Donders 1909 (uit moNumenten in Tilburg 1 – 100, uitg.
Heemkundekring “Tilborch” 2015)
Helga Deen (Stettin 1925 - Sobibór 1943)
de
Tilburgse Anne Frank
pas in
2004 werd het duidelijk dat Tilburg “een eigen Anne Frank” had. Toen
schonk Conrad van den Berg een dagboek met een aantal brieven uit de
nalatenschap van zijn drie jaar eerder overleden vader Cornelis
(Kees) Gerardus Wilhelmus van den Berg (1923 – Rekem, België 2001)
aan het Regionaal Archief Tilburg. Het bleek dat deze Kees onder de
oorlog een liefdesrelatie had met het Joodse meisje Helga Deen,
welke abrupt werd afgebroken toen zij in april 1943 werd weggevoerd
en via kamp Vught met haar familie in Duitsland, uiteindelijk in
Polen, terecht kwam. Daar werden allen op 16 juli 1943 vergast.
Helga, die in 1925 in Stettin was geboren als dochter van een
Tilburgse vader (Willy Deen) en een Duitse moeder (Käthe Wolff uit
Neurenburg) werd maar 18 jaar oud.
Tien
jaar eerder, in 1933, waren de ouders Deen met hun twee jonge
kinderen Helga en Klaus uit Duitsland naar Tilburg gevlucht. Helga
ging in dat jaar naar de Openbare Lagere School nr. 3 in de Korte
Schijfstraat (zie “Bezemschool” in
hoofdstuk 3) en vervolgens in 1937 naar de Rijks-HBS.

Openbare lagere school Korte Schijfstraat 1933. Het
meisje in de op een na achterste bank rechts, onder de
horlogeketting van de onderwijzer, is de later vermoorde Joodse
Helga Deen. Haar jongere broer Klaus zat nog op deze school toen het
gezin werd opgepakt en weggevoerd door de Duitsers (foto coll. RAT)
Rond
1941 leerde zij de jonge kunstschilder Kees van den Berg kennen die
in de J.P. Coenstraat woonde en raakte verliefd. Nadat Helga met
haar familie in 1943 was weggevoerd tekende zij speciaal voor Kees
haar ervaringen op in een dagboek,
waar ze op 1 juni 1943, twee maanden nadat het gezin Deen was
gedeporteerd, in kamp Vught aan begon.
Alle brieven van Kees aan Helga kwamen
ongeopend retour.

De Nederlandse
uitgave en de Italiaanse vertaling
Helga
Deen gebruikte een schoolschrift als dagboek en schreef daarin alles
op met een potlood.
Haar dagboek eindigt al een maand later op 2 juli, vlak voordat ze
op transport moest naar Westerbork. Dat is geen lange periode, maar
het gezin Deen is ook niet een tijd ondergedoken geweest zoals het
gezin Frank. Het geeft wel een uniek beeld van het leven in het
kamp, waar het strikt verboden was zo’n dagboek bij te houden. Hoe
zij dat toch heeft klaargespeeld en hoe men het toen uit kamp Vught
heeft gesmokkeld is niet opgehelderd. Op 8 juli 1943 schreef zij uit
Westerbork nog een brief aan Kees. Was haar toon in Vught vooral
verhard; in Westerbork was zij alleen maar verdrietig en moe. Haar
geliefde Kees heeft het dagboek
samen met een bundeltje brieven
zorgvuldig bewaard in een tasje uit die tijd, maar hier nooit iets
over losgelaten. In 2007 werd een en ander in boekvorm uitgegeven
met als titel: “Dit is om nooit meer te vergeten. Dagboek en brieven
van Helga Deen 1943” (zie foto). In 2013 werd er een monument voor
haar onthuld in een parkje naast de Synagoge Tilburg (een
rijksmonument uit 1874 van architect J. Fremau) op de hoek van de
Willem II straat en de Telegraafstraat. Deze ruimte heet sindsdien
Helga Deen Tuin.

“Verbondenheid”, een
beeld voor Helga Deen uit 2013 door de Tilburgse beeldhouwster
Margot Homan in de Helga Deen Tuin. Op de buitenmuur van de
aangrenzende synagoge werd in 2015 een gedicht met dezelfde titel
aangebracht van stadsdichter Jasper Mikkers.
A.H.
Dekkers
Kòp Dekkers
was de laatste eigenaar van
stoffenzaak Hubert Melis in de Heuvelstraat
(zie ook hoofdstuk 4: (in) et Hèrt).
Hij was een neef van de leraar dr. W. Dekkers die “de Snoek”
werd genoemd.
Gerardus Delleman (’s Heerenberg 1890 – 1954,
x Maria Catharina Arends)
den
Dèl
Delleman werd in 1925 aangesteld als veldwachter in Berkel-Enschot.
Vóór die tijd was een veldwachter een slecht betaalde loopjongen van
de burgemeester, zoals dat in de negentiende eeuw het geval was
geweest. Verstedelijking en meer mobiliteit, crisis en oorlog
stelden in de eerste helft van de twintigste eeuw hogere eisen aan
de veldwachter. Delleman gold als de eerste professionele politieman
van Berkel-Enschot. In 1944 stond hij vermeld als opperwachtmeester
in die plaats. Hij stierf in Tilburg en werd begraven in Enschot
(bron: Rinus van der Loo)
Jan
Cornelis (Kiske of Kees) Denissen (1880-1962)
Kees Pap
geboren in Udenhout en
gestorven in Moergestel. Oefende zijn beroep (boer) in diverse
plaatsen in de omgeving uit, o.a. in Berkel-Enschot, voordat hij
zich rond 1924 in Moergestel vestigde. Was daarnaast bekend als
organisator en bestuurder. Zo was hij ook bestuurslid van de CTM
(Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek). Dit
bedrijf is in 1914 van start gegaan aan het Wilhelminapark in een
gebouw van architect Jos. Donders met een monumentale voorbouw in
art-décostijl. "Kiske" Denissen dankte aan deze functie zijn
bijnaam.
Hij was gehuwd met Christina (Stien) van Kasteren uit
Haaren (1879-1948)

Een
hondenkar van de CTM in de Heuvelstraat, 1935 (foto: coll. Tilburgse
Herinneringen op Facebook)
Johannes (Jo) Adrianus
Denissen (1914-’68, x Johanna Theresia den Otter, 1908-‘77)
de
Rus
Geboren
in Udenhout en overleden in Tilburg. Hij heeft met zijn gezin
jarenlang gewoond aan de Heuneindseweg in Berkel. Jo maakte er geen
geheim van dat hij op een communistische partij (CPN) stemde, wat
hem de bijnaam opleverde (bron: Rinus v.d. Loo)
Wim
Denissen
Wimke van de Mulder
om hem
van andere Denissens te onderscheiden. De naam Denissen komt veel
voor in Berkel-Enschot. Jan, de vader Wim, nam in 1885 de Berkelse
molen over van zijn vader (Willem) en die had ze weer van zijn vader
(Jan). In ieder geval vanaf 1885 hadden ze het in Berkel dan ook
over “Denissen van de Mulder”. Zo werd Wim “Wimke van de Mulder” en
zal zijn broer Joost wel “Joost van de Mulder” genoemd zijn.
Nico
Derksen
de Witte
van de bloemenwinkel
tegenover de kerk van et Gurke. Hij is later in Hilvarenbeek
gaan wonen en heeft daar een bloemengroothandel waar ook een zoon
van hem in ging werken.

In 1965 was Nico Derksen prins van de in 1955 opgerichte carnavalsvereniging De Görkese Turken. We zien het gezelschap hier op de foto. Nadat het thuishonk, Zaal Van Broekhoven aan het Smidspad, in 1969 door brand werd verwoest, was de vereniging een tijdlang gedoemd tot een zwervend bestaan door de stad (foto: Karel van der Boom)
J.M.
Devenijns
den Div
de eerste
bioscoopexploitant in Tilburg. Had ook een café dat Div werd
genoemd.
Johannes Hendricus Arnoldus Diepen (1815-1897, x Maria Clementina Francisca Hermans, Niel B. 1821 – Tilburg 1892)
den Ouwe Jan Diepen

Collectie Regionaal Archief Tilburg
Johannes A. H. Diepen
was tot op hoge leeftijd actief als textielfabrikant en in
maatschappelijke functies waarin hij zich, o.a. als wethouder (van
1851-’92), inzette voor verbetering van het onderwijs. Hij vervulde
ook functies bij de Kamer van Koophandel en was lid van Provinciale
Staten. De textielfamilie Diepen kwam uit Zaltbommel. De grootvader
van Johannes H.A., ook Johannes geheten (1774-1844) begon als
militair, werd lakenkoopman en later president van de Rechtbank van
Koophandel in Den Bosch. Zijn oudste zoon Johannes Nicolaas vestigde
zich als eerste Diepen in Tilburg en stichtte in 1808 samen met
Frans Jellinghaus en Willem van Spaendonck de wollenstoffen fabriek
Diepen, Jellinghaus & Co. aan het Korvelplein. Deze werd medio
negentiende eeuw de grootste van Tilburg en had toen ook een
nevenvesting in Dongewijk (richting Breda, aan het riviertje De
Donge). De fabriek op Korvel, die in 1827 de tweede stoommachine van
Tilburg kreeg (de eerste stond bij Pieter van Dooren), brandde in
1839 finaal af. Op ongeveer dezelfde plek verrees een nieuwe
fabriek. In 1845 werd de naam van de firma omgezet in J.N. Diepen &
Co, genoemd naar Johannes Nicolaas.
In 1847 werd Dongewijk gesloten. De gebouwen en gronden werden verkocht aan koning Willem II die er grote veestallen liet bouwen. Nadat Johannes Nicolaas in 1865 was overleden, gevolgd door zijn broer Louis in 1870, werd de fabriek geliquideerd en werd er meteen een nieuwe opgericht door de enige overgebleven firmant van de oude, Johannes Hendricus Arnoldus den Ouwe Jan Diepen, mede ten behoeve van zijn zonen Armand en Gustave. Deze firma Gebrs. Diepen betrok een nieuw gebouw aan de Korvelseweg ter hoogte van de Diepenstraat. De oude gebouwen aan het Korvelplein werden verkocht aan Van Dooren & Dams. Johannes H.A. nam ook het initiatief tot aanleg van de Korvelseweg (zie hoofdstuk 4, bij de Oude Baan) om een goede verbinding te krijgen met de nieuwe, verharde Bredaseweg. Zijn zoon Armand (1846-1895) is als industrieel bekend geworden door zijn publicaties over economische en sociale vraagstukken. De fabriek van Gebrs. Diepen heeft circa honderd jaar bestaan: in 1972 viel het doek. George (1834-1918), een jonge broer van Johannes H.A., had al eerder Tilburg weer verruild voor de lakenhandel van de familie in Den Bosch, zij het voor korte tijd, want hij werd vervolgens burgemeester van Roermond en ook lid van de Tweede Kamer. Hij was vader van een tweeling, van welke Arnoldus later bisschop van Den Bosch is geworden.
In 1891 kocht Armand Diepen een vakantieverblijf in Valkenburg, in die tijd naast het Belgische Knokke opkomend vakantieoord voor de Tilburgse happy few. Deze Villa Alpha (bouwjaar 1882, nu Villa Valkenburg geheten) is een rijksmonument. Zijn oudste zoon Johannes (Jan) Ferdinand Maria (1872- Valkenburg 1930) heeft in Valkenburg, samen met zijn broer Karel Hubert Joseph Diepen (1873–1954, x 1910 Melle B., Marcelle Maria Fany van der Mensbrugghe, 1874 -?), met de befaamde katholieke architect Pierre Cuypers, én daarbij vermoedelijk gestimuleerd door priesterneef Arnoldus (zie hierna) het opmerkelijke project “Romeinse Katacomben” (met k aan het begin) gerealiseerd. In een mergelgroeve, die eigendom was van de familie Diepen, werd een uiterst zorgvuldige replica gebouwd van de mooiste delen van liefst veertien Romeinse catacomben (met c aan het begin), inclusief fresco’s en andere christelijke kunst. De eerste fase werd geopend in 1910, de tweede en laatste in 1912. Hiervoor kende het Vaticaan, dat alle medewerking had gegeven aan dit project (bijv. door een werkgroep o.l.v. Cuypers de volle gelegenheid te geven om in Rome opmetingen te doen), Jan Diepen de onderscheiding toe van commandeur in de orde van de Heilige Gregorius de Grote. Het “Museum Romeinse Katacomben” in Valkenburg bestaat nog steeds (bron: Stadsnieuws 19 aug. 2023 en: “Valkenburgse Katacomben en Jan Diepen” door Frans Kense op geheugenvantilburg.nl, 5 juli 2010)  Foto van rond 1913 in de Romeinse Katacomben in Valkenburg. Uiterst rechts staat de stichter Jan Diepen (1872-1930, kleinzoon van Johannes H.A.), die om gezondheidsredenen rond 1908 terugtrad uit de directie van Gebrs. Diepen en verhuisde naar Villa Alpha in Valkenburg. Derde van rechts zijn broer Karel en in het midden architect Pierre Cuypers, in Tilburg bekend als architect van de Noordhoekse kerk (coll. Stichting Beeldarchief Valkenburg)  Citaat Frans Kense n.a.v. 100 jaar Romeinse Katacomben (geheugenvantilburg.nl, 1 okt. 2010): “Bijna honderd jaar lang droeg een bescheiden pad naar het Valkenburgse rotspark de, nu verdwenen, naam Armand Diepenweg. Met het huidige jubileum kreeg een Diepen-nakomeling en lid van de Katakomben Stichting Valkenburg, Pamela Diepen, een straatnaambord aangeboden door de Valkenburgse burgemeester uit respect en als blijvende herinnering aan de familie Diepen” (foto: geheugenvantilburg.nl)
mgr.
Arnoldus Franciscus Diepen (1860-1943)
Alles Flink Dicht
woordenspel op de drie
initialen van deze bisschop van Den Bosch (1919-1943). Hij werd in
Tilburg zo genoemd omdat hij naar men zei nauwlettend in de gaten
hield of de dameskraagjes hoog genoeg gesloten, de armen bedekt en
de rokken lang genoeg waren. Men fluisterde dat hij ook altijd een
centimeter bij zich had om zelf de afstand van rok tot grond te
kunnen opmeten. Vanwege zijn strengheid verbond men aan hem, met een
knipoog naar de Bijbel, ook het alias: “Ik bèn Die-pèn.” In 1915
werd bisschop Diepen gewijd. Van 1919-’43 was hij residerend
bisschop. Deze periode tot aan het uitbreken van de oorlog was die
van Het Rijke Roomsche Leven, met een uitbundige groei van het
aantal parochies, onderwijsinstellingen, priesters en gelovigen.
Zijn “drukke winkel” bracht Diepen ook regelmatig op werkbezoek in
Tilburg.

Mgr. Diepen wijdt het nieuw gebouw van het Sint Odulphuslyceum in,
1930.
de dames
Diepen
de Dèùve (Duyve)
naar verluidt werden op
Korvel de ongehuwde dochters van Diepen-Sträter hiermee aangeduid.
Dit fabrikantengezin woonde in een groot wit huis (architect Jan van
der Valk) aan het Korvelplein bij het begin van de Diepenstraat en
telde veel dochters. De vader, Rudolf Johan August Diepen
(1875-1920) trouwde in 1902 met Josepha Maria Wilhelmina Sträter
(1878-1950).
Céline Johanna Maria (“Lien”) Diepen (1920- Oisterwijk 1987, x 1943
Frans van Spaendonck 1920-’45, xx Guillaume Marie “Bob” Gimbrère
1920 – Oisterwijk 2013)
Céline Maria J. Seegers
welke
naam een fantasienaam was op haar vervalste persoonsbewijs uit de
oorlog (zie foto). Céline Diepen was een dochter uit het grote gezin
van de fabrikant Herman Gustaaf Karel Frederik Diepen (1877-1946, x
1906 Coleta Maria Anna Josephina Berghegge 1886-1980) aan de
Korvelseweg.
Voor de
oorlog studeerde Céline een jaar theologie in Nijmegen. Toen de
Duitsers ons land binnenvielen sloot zij zich meteen aan bij een
groep protesterende studenten. Al in 1941 verrichtte zij
koeriersdiensten voor het verzet over het hele land, zonder te weten
wat zij precies bezorgde. Zo ging dat vaak: wat je niet weet kun je
ook niet verraden. Zij werd al in die beginperiode opgepakt door de
Duitsers en drie weken lang in Arnhem gevangen gezet en ondervraagd.

Vervalst
persoonsbewijs uit 1941 van Céline Diepen (coll. fam. Van
Spaendonck)
Op het
persoonsbewijs staat: “Gehuwd met J.T.P. van Capelle.” Dit is ook
verzonnen, want Céline trouwde in 1943 met Frans (Franciscus
Theodore Pieter Maria) van Spaendonck (1920-’45), de derde zoon van
de fabrikant Franciscus Andreas Jozeph Maria van Spaendonck
(1882-1936, x 1908 Maria Carolina Cornelia Loven 1883-1958) aan de
St.-Josephstraat. Er zijn geen aanwijzingen voor dat de gefingeerde
naam J.T.P. van Capelle echt door Frans zou zijn gebruikt maar
uitgesloten is dit ook weer niet, want rond die tijd verloofden zij
zich wel. Frans begon in 1941 een studie aan de Katholieke
Hogeschool Tilburg naast zijn werk in de fabriek. Dankzij dit
laatste wist hij te ontkomen aan de Arbeitseinsatz.

Frans van Spaendonck
(links) met twee onbekende collega’s in de fabriek van Van
Spaendonck (coll. fam. Van Spaendonck)
Frans en
Céline sloten zich vervolgens aan bij de plaatselijke afdeling van
de verzetsgroep Trouw. Joost van de Mortel, zoon van de
burgemeester, was hun contactpersoon. Een van de leden was
de heer A. Breuker (“de Toon”, zie
hoofdstuk 3, leraar Frans aan het Sint-Odulphuslyceum). Frans
en Céline hielden zich nu bezig met het verspreiden van het illegale
blad Trouw, het bezorgen van bonkaarten bij onderduikers e.d. Nadat
zij in september 1943 trouwden gingen zij wonen in een buitenhuisje
van de familie Diepen, “Dennenheuvel” aan de Bredaseweg (421). Dit
maakte het mogelijk om onderdak te bieden aan geallieerden en
verzetslieden en om wapens te verstoppen die nodig konden zijn bij
een overval. Erg riskant maar geslaagd was de opvang en verzorging
van een gewonde topman van Trouw, Kees Streef, die door
verzetslieden op spectaculaire wijze was bevrijd uit een
“Kriegslazarett” in Den Bosch. Toen de Duitsers daarop fanatiek
jacht gingen maken op leden van Trouw dook Frans onder op het adres
Broekhovenseweg 387. De intussen zwangere Céline ging door met het
bezorgen van bonkaarten die zij nu rond haar buikje kon verstoppen.
Frans werd echter op 10 mei 1944 door de gehate NSB-er Piet Gerrits
opgepakt, aan de Duitsers overgeleverd en via kamp Vught op
transport gezet naar Duitsland. Joost van de Mortel was kort
daarvoor hetzelfde overkomen.
Deze
Piet Gerrits was enkele maanden eerder nog ontkomen aan een aanslag
door een verzetsgroep waar een oudere broer van Frans, Rob van
Spaendonck, bij hoorde. Die aanslag mislukte jammerlijk, de groep
werd opgepakt en door de Duitsers op 26 mei 1944 omgebracht in de
omgeving van Bos en Duin in Udenhout bij de geruchtmakende fusillade
van totaal veertien verzetslieden.
Frans
kon in Vught nog op de hoogte worden gebracht van de geboorte van
zijn dochter Marie-Colette. Eenmaal in Duitsland verslechterde zijn
gezondheid zienderogen door de zware dwangarbeid en de erbarmelijke
omstandigheden. Het feit dat hij sterk was en veel aan sport had
gedaan woog daar niet tegenop. Hij overleed aan uitputting in kamp
Buchenwald op 4 maart 1945, een paar weken voor de bevrijding van
dat kamp.
(bron:
“Macht – Moed – Stilte”, een voordracht door Marie-Colette van
Spaendonck bij het Gedenkproject “Vrijheid Doorgeven”, Cobbenhagen
Center, Universiteit van Tilburg 11 mei 2015) Marie-Colette herinnerde zich een versje uit de jeugd van haar moeder Céline: “Lientje Diepen zit te piepen op de toren van Van Dooren,” wat verwees naar de dominerende twee wollenstoffen fabrieken Diepen en Van Dooren rond het Korvelplein. Daarbij stond de schoorsteen van de laatste zowat in de achtertuin van de familie Diepen aan de Korvelseweg.
In het
Jaar van het Verzet 2018 besluit de gemeente Tilburg om alsnog een
plein in een nieuw te creëren verzetswijk naar Frans van Spaendonck
te noemen.

Tekening bij het
straatnamenbesluit van 3 april 2018 voor een nieuwe verzetswijk
tussen de Ringbaan-West en Reitse Hoevenstraat. Rechts
(donkerblauw) het geprojecteerde Frans van Spaendonckplein. De drie
andere namen (Joop de Jong, Barend Busnac en Albert Meintser) horen
tot de groep van veertien die werd gefusilleerd in Udenhout. Zij
hadden ook verzetswerk gedaan in Tilburg maar kregen niet eerder een
straatnaam (coll. gem. Tilburg)

Samen met Tilburgs
burgemeester Theo Weterings onthulde Marie-Colette van Spaendonck op
18 sept. 2018 bij de feestelijke start van het bouwproject dit bord
op de hoek van de Ringbaan West met de Lage Witsiebaan (foto: Ton
van Rooij, coll. gem. Tilburg)
Theresia Maria Diepen (1925-2012)
Rees
Diepen
zij was
de jongste van elf kinderen in het fabrikantengezin Diepen-Berghegge
aan de Korvelseweg en dus ook de jongste zus van Céline Diepen (zie
hierboven). Zij studeerde rechten in Nijmegen maar merkte dat haar
ambitie meer bij de fotografie lag. Niet zo verwonderlijk gezien het
feit dat haar vader Herman en broer Rudolf Diepen al zeer gedreven
amateurfotografen waren. Rees volgde de Nederlandse Fotovakschool in
Den Haag en vestigde zich in 1956 als fotografe in Tilburg. Zij werd
een bekende reportagefotografe met als favoriet thema de
belevingswereld van kinderen. Die liet zij niet poseren, maar ze
wachtte geduldig op het juiste moment om te knippen. Haar foto’s
werden gebruikt voor dames-, opvoedings- en kindermagazines,
kalenders, brochures, boeken etc. In 1990 sloot Rees Diepen haar
loopbaan af. Zie meer over Rees Diepen en haar fotografie op CuBra:
KLIK
HIER door Joep Eijkens.

Foto uit 1990 van
Rees Diepen met enkele van haar favoriete werken aan de muur, in het
jaar dat zij stopte met fotograferen. Bij haar overlijden in 2012
werd deze foto opnieuw geplaatst in het Brabants Dagblad onder de
kop: “Rees Diepen laat imposant oeuvre na.”
drs. M.F.A.
(René) van Diessen (geb. 1952)
Lucky Luck
vanwege de steeds groter
wordende hoeden die hij droeg werd hij genoemd naar een bekende
stripheld die altijd een grote cowboyhoed op z’n hoofd had en rap
van schieten was. Deze Tilburgse econoom was voor de VVD wethouder
van deze stad van 1995 tot 2002. In de jaren 2013-’15 was hij
waarnemend burgemeester van Dongen. Diezelfde functie heeft hij
vervuld in nog enkele andere midden Brabantse gemeenten.
mevr. Van
Dijk
de dikke Miena of de
Wonderspin
waarvan het verhaal ging,
dat zij alleen zijwaarts de bus in kon. Zij woonde aan de
Dongeseweg.
dhr. Van
Dijk
Bultje van Dijk
kapper aan de Van
Hogendorpstraat (Goirke).
dhr. Van
Dijk
de Gouwe Kòp
had zonen die Sus en Nil
heetten of werden genoemd. Verder geen informatie.
Hendrikus
(Drik) van Dijk (1891-1944)
de (irste) Börgemister
van den Haajkaant
hij werkte als
bedrijfsleider bij schoenmaker Oprinsen aan de Bredaseweg, maar
woonde met zijn gezin “helemaal” op het Lijnsheike waar zijn vrouw
Dien een kruidenierswinkeltje dreef. Hij was zeer sociaal gevoelig
en ging overal in de buurt op af waar iets gebeurde. Vandaar zijn
bijnaam. In de oorlog werden twee van zijn zonen te werk gesteld in
Duitsland. Hun plaats in huis werd toen ingenomen door een joods
echtpaar uit Amsterdam dat moest onderduiken. In 1944 werd Drik
opgepakt wegens anti-Duitse uitlatingen, en vervolgens op 11
augustus van dat jaar gefusilleerd door de Duitsers, samen met o.a.
Jef van Bebber (zie ook bij dokter
Salomon Moerel). Later werd Jan van Amelsfoort de (twidde)
Börgemister van den Haajkaant genoemd.
gebroeders
Van Dijk
de Sneevelfraaters
deze bijnaam staat voor
twee broers uit een groot katholiek gezin die beiden naar België
werden gestuurd om frater of pater te worden, maar zich aan deze
“roeping” hebben ontworsteld om uiteindelijk als slijter de kost te
gaan verdienen (eerste helft 20e eeuw).

Directie en personeel van de firma Gebrs. van Dijk & Co. Deze foto zou genomen zijn tussen 1925 en ’30 voor de werkplaats en distilleerderij aan het Rosmolenplein. V.l.n.r. de firmanten Jos van Dijk, Piet v.d. Hout en Kees van Dijk; Bertus van Bilsen, boekhouder; Jan de Nijs, voerman en Willem Paijmans, knecht (coll. fam. Van Dijk).
Kennelijk hebben ze daarna de zaak gesplitst, want later had de een 'n drankenzaak in de Goirkestraat in de buurt van de gebroeders Reijniers (zie daar) en
de ander in de Nijverstraat. Men bleef hen fraaters noemen,
ondanks hun afgebroken roeping. Omdat jenever (sneevel)
destijds vaak los in maatjes werd verkocht hing er in de
drankwinkels een indringende lucht van sneevel. Dit kan de
keuze van het eerste deel van de bijnaam verklaren.
De zaak
in de Nijverstraat werd voortgezet door zoon René en zijn vrouw Ans.
Als jongen ging René al op een brommertje de pastorieën in de wijde
omgeving af om bestellingen te noteren voor zijn ouders. Later nam
hij de zaak annex feestzaal in de Nijverstraat over. In 1970
verhuisden ze naar een pand dat ze hadden gekocht aan de Schans, in
Noord. Daar hebben ze 36 jaar het Wijnhuis Tilburg gehad. René en
Ans hebben altijd aan de traditie vastgehouden dat de tapperij een
belangrijk onderdeel was van hun zaak. In 2006 hielden ze ermee op
en sloot het wijnhuis de deur bij gebrek aan opvolging. René was
toen 75 en Ans 68 jaar.

’t Wijnhuis van René en Ans van Dijk was van 1970 tot
2006 gevestigd aan De Schans (Heikant) naast het voormalige
Patronaatsgebouw Petrus Donders (1911, architect Jos Donders) dat nu
rijksmonument is (foto uit 2001 door Paul van Galen, coll.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Eén van de gebroeders Christ en Nico van Dijk de Dierentemmer Hun vader Cees (geb. 1869) handelde vóór 1900 al in kanaries, wat de basis vormde van het familiebedrijf (dierenhandel). Zijn zoons kwamen in het bedrijf en bouwden aan de Bisschop Aelenstraat twee magazijnen: een voor vogels en een voor apen. Hun plan was ook, om daar naar Antwerps model een dierentuin te beginnen, maar de gemeente wilde er woningen bouwen. Daarom namen zij in 1946 van de familie Burgers het in 1932 geopende Burgers Dierenpark aan de Bredaseweg over, naast de Oude Warande. De naam werd Tilburgs Natuurdierenpark. De zonen Christ en Nico van Dijk vormden de directie van dit dierenpark, dat in 1973 de poorten moest sluiten vanwege de concurrentie van het Safaripark De Beekse Bergen. Intussen was de handelsfirma C. van Dijk en Zonen wel uitgegroeid tot het grootste import- en exportbedrijf in exotische dieren ter wereld (bron: Brabants Dagblad van 23 mei 2023). Een van de twee broers ging op latere leeftijd wonen in verzorgingshuis Molenwijck in Loon op Zand, waar medebewoners hem alsnog de bijnaam “de Dierentemmer” gaven.

Van links naar rechts: Harrie van Dijk, Nico van Dijk, een
dierenverzorger, Christ van Dijk. Foto collectie Nicole van Dijk.
In de
laatste fase van het bestaan van hun in 1973 beëindigde dierenzaak
heeft de familie Van Dijk onbedoeld nog iets unieks nagelaten aan de
stad Tilburg. Een groep Siberische grondeekhoorns (Tamias Sibiricus)
wist te ontsnappen en vluchtte de naastgelegen Oude Warande in. Het
verhaal ging, dat dit kon gebeuren toen de krat waarin ze zaten van
een wagen viel. De diertjes voelden zich meteen thuis in het bos,
waar ze ruimte en voedsel in overvloed vonden. Zij vestigden zich
hier definitief en breidden hun populatie met succes uit. Zo is er
op de dag van vandaag een kolonie van toch zeker een paar honderd
grondeekhoorns (Tamias Tilliburgis?) in en om de Oude Warande
aanwezig, die helemaal bij onze stad hoort (voor
de Oude Warande: zie ook Torendreef in
hoofdstuk 4). Dit is, naast het gebied waar ze vandaan komen
in noordelijk Azië, de enige plaats in de wereld waar ze in het wild
leven.

Dit
bijzondere diertje is zelfs de naamgever geworden van een stripblad
dat in 1996 werd uitgebracht door vier bekende, uit Tilburg
afkomstige striptekenaars, onder de naam: “De Bedenkelijk Kijkende
Grondeekhoorn” (D.B.K.G.) Dit absurdistische tijdschrift, waarin zij
grappen kwijt konden die bij hun reguliere opdrachtgevers
onverkoopbaar waren, was hooguit interessant voor een selecte
lezersgroep en kwam dus niet echt van de grond. De naam wilde het
eigenlijk al zeggen. Na nummer 11, verschenen in 2001, hield dit
blad op te bestaan.
Voorplaat van nr. 11 waarop de vier tekenaars staan afgebeeld (zie
http://www.cubra.nl/De-paap-van-gramschap/ door Ronald Peeters
en Ed Schilders, kijk daar onder de B van Bedenkelijk)
Ook de
hockeyclub aan de andere kant van de Oude Warande liet zich
inspireren door al het eekhoornvolk in het bos. Toen in 2011
fusieclub HC Tilburg een feit was geworden werd het diertje
afgebeeld in het nieuwe clublogo, vanwege de overeenkomst die er
werd gezien met kwaliteiten die ook in de sport belangrijk zijn,
zoals: slim, snel en doortastend.
Medio november 2020 won Ossenaar Alex Pansier met deze foto van een Siberische grondeekhoorn, die hij maakte in de Oude Warande, de publieksprijs
in de categorie dieren van National Geographic (coll. Brabants Dagblad)
Maria (Ria) Augustina Norberta van Dijk (geb. 1920 - 2021)
Luchtbuks Ria
Toen zij in 1936 als 16-jarige voor het eerst naar de kermis ging,
besloot zij om haar geluk te beproeven in de schiettent en schoot
meteen raak. Hiermee verdiende zij onderstaande foto, de
gebruikelijke beloning voor een topschutter op de kermis.

Ria van Dijk in 1936
voor het eerst in de schiettent op de Tilburgse kermis.
Ria van Dijk hield stug vol als een trouwe bezoekster van de
schiettent en sleepte met haar welgemikte schoten jaarlijks een foto
in de wacht. Deze verzameling “jachttrofeeën” bleef groeien. Dit
begon op zeker moment de aandacht te trekken, zodanig dat tijdens de
kermis van 2018 in Cinecitta een overzichtstentoonstelling werd
gehouden van haar foto’s van 1936 tot heden. Alleen een aantal jaren
rond de oorlog ontbreekt. Tien jaar eerder, in 2008, hadden Erik
Kessels en Joep Eijkens al een fotoboek uitgegeven (“60 jaar
schieten op de kermis”) waarin een groot aantal foto’s van
“Luchtbuks Ria” werd gebundeld. Haar serie loopt inmiddels door tot
en met 2018. In dat jaar was zij 98 jaar oud en schoot ook toen
raak, zij het met wat noodzakelijke ouderenhulp. Ria van Dijk stierf op 18 november 2021, 101 jaar oud. Luchtbuks blies haar laatste adem uit in Het Laar. Op dat moment stond de teller van rake schoten op liefst 85.

Op 24 juni 2020
vierde Ria van Dijk haar honderdste verjaardag. Naar de kermis gaan
leek er dit jaar niet in te zitten vanwege het coronavirus. Maar op
deze bijzondere verjaardag werd de schietsalon speciaal naar haar
toe gebracht. Kermisexploitant Micky Schimmelpennink was zo attent
om die voor een dag te plaatsen in de binnentuin van Het Laar, waar
Ria toch de luchtbuks ter hand kon nemen (zie foto). Ook
medebewoners van Het Laar mochten een poging wagen, waarbij de
jarige aanwijzingen en commentaar gaf. Toen er een maand later toch
een kleine, aangepaste kermis werd gehouden in de binnenstad, was de
100-jarige Ria weer van de partij en schoot prompt in de roos (bron:
BD, foto coll. BD) Dit was nog niet alles, want in november van datzelfde jaar mocht Ria opnieuw aanleggen voor een schot in de roos in een televisieserie, waarin 100-jarigen voor het voetlicht werden gebracht. Het optreden van Ria “Luchtbuks” van Dijk oogstte veel lovende reacties van kijkers.
De vader van Ria van Dijk was procuratiehouder bij de Rotterdamsche
Bank aan de Spoorlaan. Hij hield haar boekhouding bij maar werd toch
compleet verrast door haar initiatief om een eigen drogisterij te
beginnen. Aanvankelijk was Ria namelijk apothekersassistente in de
Heuvelstraat, waarvoor zij was opgeleid. Maar een “pillendraaier”
wilde ze niet blijven. Van 1950 tot 1975 dreef zij haar eigen
drogisterij aan de Bosscheweg, later Tivolistraat, die een goede
bekendheid genoot. Ria van Dijk is altijd vrijgezel gebleven en
woont sinds 2003 in Het Laar (bron:
www.hetlaar.nl uit een serie over oud-ondernemers die nu in Het
Laar wonen)

Ria
van Dijk in 1962 achter de kassa van haar drogisterij aan de
Bosscheweg (vanaf circa 1970 Tivolistraat), met links haar hulp
Angelie Mutsaers. Het pand en de winkel werden in 1973 geheel
gemoderniseerd (foto op
www.tilburgers.nl, coll. RAT)
Geurt
Dijkland
et Orke [of Urke?]
omdat hij een opvallend
gevormd oor had.
Johannes H.
Dikkers (1878-....)
Jan Jêûk of Jan Pluk
omdat hij een grote haardos
en lange baard had. Hij woonde in (een schuurtje) bij Miet Cools,
die een van de vier kleine huisjes aan de Oerle(se)zijstraat
bewoonde (zie ook bij den Oeper
Oppermans en in hoofdstuk 4:
et Körvels Huukske). Kinderen uit de buurt waren bang van
hem, waarschijnlijk door zijn struma (gezwollen hals). Dit trok hij
zich erg aan.
Harrie van
Dommelen
Grammetje
was kruidenier in een
winkel van de Spar aan het Lijnsheike (later Oude Lind). Als hij
iets moest wegen dan was het ook precies het gewicht waar men om
gevraagd had, zeker nooit iets teveel. Vandaar deze bijnaam.
de zalige
pater Petrus Donders CssR (1809-1887)
Pirke Donders of Sint
Peerke van Tilburg of Zaolege Pirke

Glaspositief met portret van Peerke Donders. Bron:
Uit het archief van de fraters van Tilburg, Rien Vissers en Han van
Meegeren, Tilburg 2014.
was een weverszoon die
priester werd, als missionaris naar Suriname ging om er te werken
onder de melaatsen en aldaar gestorven en begraven. Peerke Donders
werd en wordt veel vereerd in zijn geboorte- en sterftestreek. Hem
werden daarom nog meet “titels” toegekend, zoals: Vriend van de
Bosnegers en Apostel der Melaatsen. Hij werd zalig verklaard door
paus Johannes Paulus II op 23 mei 1982 na een lang proces waarin
bepaalde gunsten aan Peerke Donders werden toegeschreven. Ook de
bevrijding van Tilburg van de Duitse bezetting werd aan hem
toegeschreven. Deze viel namelijk precies op zijn geboortedag: 27
oktober (1944)! Vanaf 1982 was het dus ook: Zaolege Pirke. In
1926 werd aan het Wilhelminapark een standbeeld van hem geplaatst.
Beelden, schilderijen en gedenkramen in kerken en kloosters
herinneren aan hem. In 1991 werd een beeld van hem geplaatst en
ingewijd in de kathedraal Sint Jan van Den Bosch.
Pirkes
vader Nol Donders (Arnold
Dionysius, 1755-1834,) was thuiswever van beroep en is driemaal
weduwnaar geworden voordat hij in 1817 trouwde met Marie van de Pas
(Johanna Maria, 1773-?). Deze ontfermde zich over de jonge Pirke
en zijn ziekelijk broertje Tinuske (Martinus, 1811-1856), die uit
het derde huwelijk van Nol met Petronella (Nel) van den Brekel
1768-1816) waren. Het gezin woonde in een wevershuisje in de Heikant
aan een zandpad dat destijds de Moerstraat heette. In 1835, na de
dood van vader Arnoldus, is het huisje afgebroken maar in 1931
herbouwd. In het naastgelegen park (1926) werd vanaf 1937 een
monumentale kruisweg gebouwd. In 1982, het jaar van de
zaligverklaring, kwam in het midden een openluchtkapel te staan.
Deze werd in 2009, ter gelegenheid van de 200e
geboortedag van Peerke, vervangen door een mooi paviljoen waarin een
“museum voor naastenliefde” werd gevestigd. Dit maakte het
“heiligdom” aan de Pater Dondersstraat compleet, dat wordt beheerd
door de Stichting Petrus Donders.
Aanvankelijk trad de jonge Petrus Donders in de voetsporen van zijn
vader, door thuiswever te worden.
Van 1821 tot ’31 werkte hij in het fabriekshuis van Joannes (Jan)
Laurentius Janssens dat dichtbij de Hasselse Kapel stond (zie
Laurentius Lau Tòd Janssens). In die periode viel zijn
vroomheid erg op. Peerke wilde vurig priester worden, maar het feit
dat hij van minvermogende ouders kwam was een probleem. Hij liet
zich niet uit het veld slaan en werd in 1831 als knecht-student
toegelaten tot het kleinseminarie in Sint Michielsgestel.
In 1841 werd Pirke tot priester gewijd, droeg zijn eerste mis op in zijn
parochiekerk (et Gurke) en werkte van 1842 tot 1887
onafgebroken in Suriname. Daar hield hij zich bezig met de
verpleging van melaatsen in Batavia. In 1866 werd de zorg voor de
kerk in Suriname verder toevertrouwd aan de paters Redemptoristen.
Petrus Donders trad daarom tot deze congregatie toe, waarvoor hij in
1867 de gelofte aflegde.


Peerke’s overlijden in 1887 was het begin van herdenkingen en
vereringen tot op de dag van vandaag, door veel mensen in Tilburg en
Suriname voor wie Peerke al lang heilig is, ook al ligt dit nog niet
vast in een officieel diploma van Het Vaticaan. Het monument op deze
foto staat sinds 1926 aan het Wilhelminapark in Tilburg.

Nol
Vromans uit Hilvarenbeek (1943-2016) vervaardigde beeldjes en stak
als fervent Willem II supporter zijn Peerke ook in de clubkleuren.
Zo hielp Peerke de voetbalclub door menige crisis heen! (Foto: Paul
Spapens 2013, uit de glossy uitgave van het blad Peerke, jan. 2017.
Voor herinneringen aan Peerke zie ook
hoofdstuk 4: Heiligdom Heikant)
Constant
Hubert Donders (1904-1965, x Anna Matthia, Maria Pessers, 1903-1992)
Kontje Donders
een woordspeling op zijn
voornaam. Directeur textielfabriek George Dröge
(zie ook hoofdstuk 4: den
Drêûge). Hij was een zoon van Albertus Theodorus
(1866-1936, lakenhandelaar te Arnhem) en Elisabeth Gertrudis
(1871-1951) Donders-Muller. Anna Donders-Pessers was het zevende
kind en de oudste dochter van Bernard den Gouwen Bult
Pessers.
Jo Donders
(1895-1989)
Ome Jo of Toetamoela
%20in%201948.jpg)
Foto uit 1948 bij de festiviteiten vanwege het 50-jarig
regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina. Het ging er vrolijk toe,
met v.l.n.r. Nico Bakx, Martijn Bressers en Jo Donders (coll. RAT)
al vroeg werd Jo Donders in
zijn buurt (et Gurke) Toetamoela genoemd, maar het waarom is
niet bekend. Hij was firmant van de Anilinefabriek van
Franken-Donders (grondstoffen voor textielverven) in de
Twentestraat, aan het kanaal ter hoogte van de in de jaren 1950
gebouwde wijk Jeruzalem, maar verkocht zijn belang daarin al rond
1940. Hij heeft vervolgens decennialang ingewoond bij de familie
Backx, en verhuisde in de jaren 1960 ook met hen mee naar de
Ringbaan-West. Daar in de buurt noemde men hem "Ome Jo." Donders was
vrijgezel die wist te genieten van de goede dingen van het leven, en
was erg gehecht aan bepaalde gewoontes. Zo was hij een zeer trouwe
supporter van Willem II, in goede én in slechte tijden. Hij was
bevriend met de ook vrijgezelle Bernard "de Witte Reus" Pessers jr.
die aan de Goirleseweg woonde. Samen gingen ze nu en dan de
bloemetjes even goed buiten zetten. Zijn laatste jaren bracht
Donders door in huize Mariëngaarde.
''Ome Jo" Donders trok soms
de aandacht met zijn rake uitspraken. Zo heeft hij nooit autogereden
omdat hij dit niet heeft willen leren, want: "Rèjlèsse zènder vur
sjefeurs." Dus liet hij zich heel zijn leven rijden voor zover
hij het niet te voet of op de fiets af kon. Kort na de bevrijding in
1944 speelde hij een rol bij de handhaving van de openbare orde in
de stad. Mijn moeder fietste toen eens over het trottoir, wat in die
dagen helemaal niet kon. Zij werd door een agent betrapt en moest
mee naar het bureau. Daar werd zij voorgeleid bij Jo Donders (die
haar gekend moet hebben omdat de families uit dezelfde buurt
kwamen). Toen hij nota had genomen van de overtreding van de jonge
vrouw tegenover hem die nogal ontdaan was door het gebeurde, wees
hij naar de hoek van de kamer waar een geweer stond, draaide zich
dreigend terug naar haar en zei op barse toon: "Ziede dè gewèèr
daor? Agget nòg en kir doet schiet ik oe daormeej dôod!"
W.P.L.
Donders (1926-1999)
Broer Donders

Bron: De Paap van Gramschap
schreef vanaf 1980 diverse
boeken zoals “Per ongeluk mens” (in 1981 gaf hij dit eerste boek met
ƒ 7.000.- geleend geld in eigen beheer uit) en “Mèn Tilburg.” Is ook
opgetreden als fakir in de show van de bekende hypnotiseur,
paragnost en illusionist Winando (Henk
van Heusen, zie daar). Is in begin 1999 erg ziek maar deelt
mee nog geen euthanasie te willen ondergaan: "Want ik heb zeker nog
een halve liter (jenever) staan". Die was 3 augustus van dat jaar
zeker op. Toen stierf deze volksschrijver. Broer Donders was de
tweede zoon van slager Donders-van Bijnen uit de Lange Nieuwstraat
(nr. 52). Zijn oudere broer Harrie sneuvelde in Duitse krijgsdienst
tijdens de oorlog 1940-’45.
Jos. L.
Donders (x Van Blerk)
en Tientje òf Vèèf
van de woninginrichtingzaak
die tot de jaren 1960 in de Zomerstraat gevestigd is geweest, daarna
aan Schouwburgring en sinds 1999 aan het Wilhelminapark (tot de
sluiting in 2011). Zoon van Donders-Smulders. De oudere broer van
Jos, Bernard, was in 1896 in hun ouderlijk huis en vroegere fabriek
van Donders-Smulders met de zaak begonnen. Toen hij in 1936 kwam te
overlijden werd deze voortgezet door zijn broer Jos. In 1945 kwam
zijn zoon Theo erbij en openden zij boven hun winkel ook een
Kunstzaal Donders die in de periode 1947-’57 met tal van exposities
een goede naam kreeg.

Wilhelmina
Donders-Hendriks (1874-….)
Mina Vis
van de vishandel Donders in
de Gasthuisstraat. Zij was de dochter van Mina Snoek
(zie Wilhelmina Hendriks-Kuijten).
Hendrikus
(Henri) Johannes Maria Donders (1870-1932)
de Kromme Donders van
het Rechte Spoor

Collectie Regionaal Archief Tilburg
R.K. priester, geboren te
Tilburg en overleden in Venlo. Hij werd in 1896 priester gewijd. Was
in
enkele plaatsen
kapelaan en is vervolgens pastoor te Bergharen en Schijndel geweest.
Liep hij gebogen, gezien het eerste deel van zijn bijnaam? Hij werd
bekend als de medeoprichter en adviseur van de R.K. Bond van Spoor-
en Tramwegpersoneel St. Raphaël (zie
hoofdstuk 2: Raphaëlieten) en dankte het tweede deel van zijn
bijnaam in ieder geval aan het feit dat hij lang hoofdredacteur was
van het in 1903 opgerichte bondsblad "Het Rechte Spoor", dat in die
tijd het grootste katholieke vakblad was van Nederland. Hij overleed
in het Mgr. Mutsaerts Oord (herstellingsoord van het katholieke
spoor- en tramwegpersoneel) in Venlo. Johanna (Joke) Donders die
getrouwd was met Norbert de Beer (zie daar) was een tante van Henri.
dhr.
Donders
de Platte Donders
was ooit kastelijn van het
café in de Berkdijksestraat waarin later een glas-in-loodzaak kwam.
Had een platte neus, die naar men beweerde was platgeslagen door het
boksen.
Bernard
Donders (1925-…, x Wilhelmina van Wanrooy)
de Witte Donders, ook: Kumke Koffie
Hij kwam van Broekhoove, was koopman en leefde nog eind 2001. Bernard Donders trouwde in 1946 met Wilhelmina van Wanrooy (geboren in Loon op Zand, 1922). Zij had al een baby van een onbekende bevrijder, die hij als zijn kind aannam en ook de naam (Willem) Donders schonk. Bernard Donders liet zich regelmatig zien in café “De Snor” aan de Korte Nieuwstraat, ( zie hoofdstuk 4, waar hij staat beschreven als een aimabele bewoner van de Koningswei of de Waaj, zie ook hoofdstuk 4, met z’n manchesterbroek, pet op het hoofd en klompen aan z’n voeten). Daar noemden ze hem Kumke Koffie, naar de consumptie die hij vaak in “De Snor” bestelde. Op de onderstaande foto uit 1951 is hij te zien op de bovenste rij, derde van links.

Foto uit de Koningswei (1951) van een goedgeluimd gezelschap, zo te zien poserend voor een draaiorgel van Stelleman. Wim Stelleman was een bekende orgelbouwer uit Eindhoven, die daar in 1931 met zijn bedrijf van start was gegaan. Vanaf de jaren vijftig voerde hij ook opdrachten uit voor de Efteling. We zien hier op de bovenste rij v.l.n.r.: n.n., Seraar van Huygenvoort, Benard “de Witte” Donders, Frans Zomers, Jan “de Janneman” Hartogs (zie daar) en Jan Hartogs sr. Middelste rij: Marcel Maton, Piet Verhagen, n.n., Jo Verhagen, Sjef Verhagen, Willie Donders (klaarblijkelijk de aangenomen zoon van Bernard) n.n., Jos “de Snuf” Vertongeren (zie daar), n.n. en Thomas van Wanrooij. Voorste rij: Jan de Bakker, n.n., Janus “den Boelie” Naaijkens (jr. of sr., zie daar), Nico Bossers, Bart “de Prik” van Laarhoven (zie daar) en Nort van Huygenvoort.
Roy Donders
(geb. 1991)
de Stylist van het Zuiden, Paillettenprins of Huispakkenkoning
hij
dankte dit alias aan het eerste televisieprogramma dat hij over en
voor zichzelf maakte op RTL5 in 2013. Eerder had hij al deelgenomen
aan televisieprogramma’s met het oog op zijn aanvankelijke doel om
volkszanger te worden. Maar bij RTL5 kwamen al zijn talenten naar
voren, ook die van kledingkenner/stylist en kapper. Bovendien was
het een realityprogramma waarin ook zijn familie en omgeving (de
wijk Broekhoven, waar hij in 1991 werd geboren) voor het voetlicht
kwamen. Hij bracht het tot (voorlopig aantal) vijf seizoenen, een
overstap van RTL5 naar SBS6 meegerekend, wat een bijzondere
prestatie is. Daarbij wist hij slim zijn naam uit te baten via
producten als een speciaal worstenbrood, een “huispak” waarin
duizenden Nederlanders zich hebben gehesen en een in opdracht van
Jumbo speciaal voor het wereldkampioenschap voetbal 2014 ontwikkelde
“juichpak” waarop een stormloop ontstond. Kortom, Roy Donders kon al
gauw geen teen meer buiten de deur steken of hij werd gevolgd door
alle media die ook meteen wisten te melden dat zijn vriend Marvin
heette en waar ze zouden gaan wonen (bleek toch Broekhoven te
worden), wat ademloos door het hele land werd gevolgd.
Nadat hij aanvankelijk Broekhoven steeds trouw was gebleven besloot
Roy begin 2017 om een nieuwe kledingwinkel te openen helemaal in het
hartje van Tilburg. Met “Rojami’s
Brandstore” op zijn winkelraam in de Pieter Vreedestraat begaf Roy
zich ook ver buiten het Broekhovense taalgebied. Hij en zijn familie
beleefden weinig geluk op de nieuwe locatie. Niet alleen bleef na
een veelbelovend begin de verkoop achter, maar ook kreeg de winkel
diverse keren bezoek van het dievengilde en moest de zaak eens
worden ontruimd vanwege een gaslek. Eind 2018 ging de zaak failliet.
Binnen de kortste keren kwam Roy met nieuwe plannen in de
publiciteit om weer succesvol te worden, waarbij hij met name dacht
aan een comeback op de televisie en de introductie van een nieuwe
huispakkenlijn.
dhr. van
Dongen
Baard van Dongen
was omstreeks 1900
thuiswever in de Hesperenstraat en had een lange baard.

Foto
uit 1901 door Henri Berssenbrugge (1873-1959), coll. RAT
Riet van
Dongen (1930-….)
Katje Spiers
een niet al te snugger,
zonderling type uit de St. Janstraat (Groeseind) ongehuwd. Zij hield
veel van katjesdrop en als ze kwaad werd gemaakt begon ze te spuwen
(spiersen, vandaar de bijnaam).
Ricky van Dongen – van der Sande
et Spèrmavrouwke, of Sperma Ricky
Werd zo genoemd omdat zij jarenlang varkenssperma vervoerde. Zij werd geboren in de familieboerderij aan de Durendaelseweg (nr. 87) te Berkel, destijds gebouwd door Adriaan van der Loo (zie daar). Ricky had voorheen met haar man Slagerij P. van Dongen aan de Willibrordstraat (is inmiddels afgebroken) (bron: Rien v.d. Loo)
Maria
Virginie Doorakkers (1866-1952)
Kweezelke of Firzenie Doorakkers
Firzenie
was de Tilburgse uitspraak voor Virginie, volgens Jan Swolfs in: “De
kapel op de Hasselt, een bloemlezing uit het werk van 40 auteurs”,
samengesteld door Ronald Peeters & Ed Schilders, Tilburg 2013 p.
84.

collectie E. Pierson
voorbidster/kosteres in de
Hasseltse kapel van 1912-1947. Zij woonde tegenover de kapel aan het
Hasseltplein. Haar manier van voorbidden werd zeer bekend.
Zij begon
het Weesgegroet
gebed heel langgerekt ("Wéééés-gegroet Maria,") om dit vervolgens
steeds sneller af te raffelen en dan weer heel nadrukkelijk te
eindigen met een: "…(Jezus de vrucht) van uw schóót," wat door
sommige aanwezigen ook verstaan schijnt te zijn als een sluikreclame
voor een ijzerzaak in de Heuvelstraat: ".. ga naar Van der Schoot!"
(zie bij Van der Schoot).
Andere voorbidsters en
-bidders in de Hasseltse kapel zijn geweest: Annie van
Roermund-Schoonus (1916-2007, acht jaar kosteres en voorbidster),
Kees van Zelst, Jaanske
Zêever van Helvert (zie daar,) de heer Van Wezel die
leraar was aan de Ambachtsschool en Willeke Leijten. In 1999 heeft
Trees Theeuwes (geboren rond 1938) uit eigen beweging de draad
opgepakt en is begonnen als voorbidster naar aanleiding van de
oorlog in Kosovo en andere erge dingen in de wereld. Annie van
Roermund-Schoonus is een van de personen met wie ik heb gesproken
bij de voorbereiding van dit boek (zie ook achterin bij bronnen).
Nog altijd wordt er in de maand mei (Mariamaand) de Hasseltse kapel
van ‘s morgens 6 tot ‘s avonds 8.30 uur (voor)gebeden bij het
Mariabeeld, voor en door naar schatting in totaal 160 á 170.000
mensen die de kapel bezoeken. In Tilburg zei men wel: "Der is mar
één goej vraaw èn die stao in den Hasseltse kapèl!"
Thomas
Josephus van Dooren (1754-1836, x Antonia Maria Delfontaine,
1757-1827)
Parijs van Dooren of de Zijden van Dooren

Collectie Regionaal Archief Tilburg
maakte fortuin als
handelaar in met name lakens en zijde en moest voor zaken regelmatig
in Parijs zijn. Daar heeft hij zijn bijnaam aan te danken. Thomas
was een zoon van Cornelis van Dooren (1700-'67) en Johanna
Margaretha van Son (geb. ? te Boxtel-1778), en een broer van
Martinus Cornelis van Dooren (1756-1811), de eerste burgemeester
(maire) van de stad Tilburg, zie
hoofdstuk 4 et Kastiltje.
Thomas Josephus "Parijs"
van Dooren trouwde in 1780 in Rotterdam met Antonia Delfontaine, die
oorspronkelijk uit Antwerpen kwam. De Tilburger Thomas verbleef in
die tijd met tussenpozen in Rotterdam, waar ook zijn jongste broer
Jan Baptist (1758-1813) woonde. Toen deze kwam te overlijden werd
zijn enig kind Sophia Maria (Sophie, 1796-1871) wees. Thomas werd
haar voogd en stelde haar zijn woning in Rotterdam ter beschikking.
In 1815 trad zij daar op 19-jarige leeftijd in het huwelijk met haar
volle neef Petrus Cornelis Ludovicus van Dooren (Pieter, 1784-1845,
een zoon van Martinus Cornelis. Zij kregen 13 kinderen. Voor de
kinderloze Thomas waren Pieter en Sophie als zijn eigen zoon en
dochter. Toen Thomas rond de Franse Revolutie (1789) veel in Parijs
verbleef, heeft hij er het aartsbisschoppelijk paleis gekocht.
Volgens familiale overlevering heeft hij dit gedaan opdat het niet
in handen van de revolutionairen zou vallen. Deze lieten
buitenlandse bezittingen in de regel met rust. Toen de revolutie was
uitgeraasd heeft Thomas het paleis voor hetzelfde bedrag
terugverkocht aan de kerk. Als dank voor zijn interventie heeft hij
enkele kostbare schilderijen gekregen. Hij schonk er twee van aan de
parochie het Heike toen in 1829 het geheel vernieuwde schip van de
kerk in gebruik werd genomen, ook al had iemand anders hem een bod
gedaan van f 12.000,-. Deze twee schilderijen, die de
kruisiging van Petrus en de Maria-Tenhemelopneming voorstellen,
hangen nog altijd in de Heikese kerk. Het verhaal gaat dat er nog
een derde schilderij was, dat Judith met 't hoofd van Holofernes
voorstelde, maar dat dit door een pastoor van het Heike verpatst zou
zijn aan de familie Kerstens tegen een anker wijn! Toen Thomas het
wat rustiger aan ging doen, kocht hij in 1815 een kast van een huis
aan de Steenweg (Heuvelstraat). Hier zitten nu drie winkels: Dixons,
Het Lichtpaleis en Kruidvat. Een bekende zaak die hier vanaf 1865
ook heeft gezeten was de wijnhandel Wed. P.J. Knegtel. Het huis liep
vroeger zelfs nog verder door, tot ongeveer de huidige Willem II
straat. De parkachtige tuin grensde aan de Tuinstraat. In het
oostelijke deel van dit huis heeft vanaf 1827 Pieter met zijn gezin
enkele jaren gewoond. De aanleiding was mogelijk het overlijden van
de vrouw van Thomas in 1827. Vanaf 1831 verbleef kroonprins Willem
II met zijn gevolg vaak in dit huis, totdat hij in 1835 over een
eigen huis in Tilburg beschikte (zie bij
prins Willem van Oranje). Willem II gaf in het huis van
Thomas ook diners en tuinfeesten en ontving er buitenlandse gasten.
Thomas heeft tijdig gedacht aan zijn laatste rustplaats. Hij was
betrokken bij de grondaankopen voor de nieuwe katholieke
begraafplaats aan de Bredaseweg (zie ook
hoofdstuk 4: de Schèèf). Daar werd zijn vrouw in 1827
begraven. In 1833 werd op die plek de in Antwerpen vervaardigde
monumentale familiegraftombe geplaatst. Thomas Josephus volgde haar
in 1836
François
Pierre Jules Marie van Dooren (1860-1950, x Sophie Victorine Maria
Koppel, 1867 te Nijmegen-1945)
den Baron van de Leij
had een zeer lange loopbaan
als fabrikant (1881-1922) en daarna als commanditair vennoot
(1923-'48) bij de wolspinnerij van Pieter van Dooren, de eerste en
grootste textielfabriek die zich vestigde in de omgeving van de
(Oude) Leij in het uiterste zuiden van Tilburg
(zie in hoofdstuk 4, bij de Schôone
en de Vèùle Leij). In 1891 verwierf hij zelfs het
gehele eigendom van deze fabriek. Ook was hij bijna 40 (1897-1936)
jaar bestuurslid en in deze periode van 1899-1904 voorzitter van
den Fabriekaantenbond
(zie hoofdstuk 2). Reden genoeg om hem een passende "titel"
te geven! Van 1930-'37 was hij president van sociëteit Philharmonie
waarmee hij in de voetsporen trad van zijn grootvader Pieter, die de
eerste president was (zie ook hoofdstuk
4: de Blènde Fiel). Francois was de grootvader van
"Lange Frans" van Dooren (zie hierna).

Overzichtsfoto van
wolspinnerij Pieter van Dooren aan de Hilvarenbeekseweg, waarvoor de
eerste steen werd gelegd in 1825. Korte tijd later werd hier de
eerste stoommachine van Tilburg geplaatst. Onder de leiding van
den Baron van de Leij groeide de fabriek tot een van de grootste
strijkgarenspinnerijen van Nederland. Het fabriekscomplex werd
beschouwd als
een in Nederland zeldzaam en gaaf voorbeeld van een
vroeg negentiende-eeuwse fabriek. Toch
werd deze in 1972
gesloten fabriek in 1975 gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw
van St. Elisabeth Ziekenhuis (zie ook hierna bij “Lange Frans” van
Dooren). Op de foto stroomt rechts het riviertje de (Oude) Leij. Op
de voorgrond zien we de Hilvarenbeekseweg met het huis van de
familie Van Dooren (foto: uit Tilburgse Herinneringen op Facebook)
Frans
Vincent Marie van Dooren (1916-1985 te Turnhout, x Leonie J.C.A.M.
Albers, geb. te Lier 1924)
Lange Frans (1)
was de laatste directeur
van wolspinnerij Pieter van Dooren. Hij was een kleinzoon van den
Baron van de Leij en kwam aan de leiding van de fabriek in 1949,
toen deze een N.V. werd. In 1972 werd de productie beëindigd en
werden de grond en
opstallen te koop
aangeboden aan de gemeente. Pas in 1975 vond deze transactie plaats
en werden de karakteristieke gebouwen afgebroken na een late en
vergeefse lobby om er het Nederlands Textielmuseum in te vestigen.
Hierdoor ontstond er de nodige extra ruimte voor het nieuwe Sint
Elisabeth Ziekenhuis. Deze sloop maakte veel emotie los vanwege de
historische waarde van het deels authentieke complex. Als reactie
hierop werd in het vervolg met soortgelijke beslissingen
zorgvuldiger omgesprongen en werd in 1975 de Stichting tot Behoud
van Tilburgs Cultuurgoed opgericht. Het textielmuseum kreeg daarna
toch een prachtig onderkomen in de vroegere fabriek van Criesje
Mommers in de Goirkestraat.

Van de wolspinnerij van Pieter van Dooren die moest wijken voor het
nieuw Elisabeth Ziekenhuis, zijn naast dossiers en foto’s alleen
overgebleven de oude fabrieksklok in het Regionaal Archief Tilburg
en dit ijzeren toegangshek dat, voorzien van een opvallend kleurtje,
in 2002 werd geplaatst in het Regenboogpark. Het groen op de foto
staat in de “achtertuin” van het CZ-kantoor aan de Ringbaan West
(foto: “Gate to the Past”, Karel de Beer 2006).
politieagent Doreleijers
Sik Zeuve / Er ontgaat
me niks
had er een handje van om
taxichauffeurs als Gerritje Boom, Toon en Harrie de Rooy, Jos en Leo
"Zoenmans" Louer, Christ van Gorp en Jan
van Heugten (Kòp van Genugte, zie daar) aan te houden
om hun papieren te controleren op het moment dat zij met hun
passagiers wilden wegrijden van het station. Tot de maat vol was en
een van de chauffeurs een drol ertussen stopte en aan Sik Zeuve
overhandigde. Deze greep finaal in de stront. Ze hadden intussen
borden in lantaarnpalen van de Spoorlaan gehangen met de leuze:
"Sik Zeuve, strònt vat strònt!"
Maria
Cornelia van de Dries (1853-1930)
Mie Fiedel

Collectie Regionaal Archief Tilburg
speelde cello en trouwde in
1898 met Frans Jansen (1858-1933), een huiswever die viool kon
spelen. Vormden samen het bekende muzikale duo Mie Fiedel èn dere
meens voor bruiloften en partijen. Populair was bijvoorbeeld hun
versie van de boerencarré, een traditionele dans die in Tilburg de
Mie Ketoen werd genoemd (onder deze naam werd in Tilburg in
1979 ook een volksdansvereniging opgericht) en Jan Toerlezjoer
(van Jean de tous les jours?) Dit populaire liedje waarbij een
dansje hoorde moet zo zijn gegaan:
“Jan Toerlezjoer
de beene, de beene,
Jan Toerlezjoer,
de bintjes van de
vloer!”

Lenny Breidenbach in de rol van Mie Fiedel in de Tilburgse Revue
Gloria Historia (2009)
George
Johan Dröge (1875-1965, x Donders)
den Drôoge
was de oprichter van de
wollenstoffenfabriek George Dröge in de Goirkestraat
(zie in hoofdstuk 4: den Drôoge).
Over hem ging het volgende verhaal. Vraag aan de deur: "Is den
Drôoge thèùs?" Antwoord van het meisje dat opendeed: "Ik
dènket nie, want zen gebit hangt nie òn de kapstòk."
Wimke F.A.
Druyts (1924-1986)
et Zòt Wimke
was lijder aan het syndroom
van Down.
Hij mocht als
supporter van
voetbalclub Willem II weleens de aftrap doen, of in de rust van de
wedstrijd pienanties nemen op de keeper van Willem II. Die
dook dan de verkeerde hoek in. Applaus van de tribunes, en Wimke
draaide dan triomfantelijk enkele ererondjes. Wimke Druijts liep
vaak met harmonie Kapelle Sint Jan mee (bij de bok die altijd
meeliep in deze harmonie van Wilhelmus “Bok” van Spaendonck, zie
hoofdstuk 2: Kapèlle Den Bok).
Wimke woonde in de jaren 1940-'50 bij zijn ouders aan het
Schaepmanplein (thans Horversplein).
abt Dom Simon (Ernest Joseph) Dubuisson (Mouseron-B. 1876 - 1945)
IJzeren Simon
was
prior van het klooster Notre-Dame de Scourmont bij Chimay (België)
toen hij werd benoemd tot abt van de Trappisten van Koningshoeven.
Hij moest de in 1909 afgezette abt Dom Willibrord Verbruggen
opvolgen. Zijn “parachutering” veroorzaakte hier veel beroering in
een tijd waarin het aantal voorstanders van een vrije abtkeuze juist
toenam! Het kostte de communiteit dan ook een aantal uittredingen.
Zijn voorganger echter, de eerst ambitieuze maar later roekeloze
eerste abt Verbruggen, had de abdij naar het randje van de
financiële afgrond gevoerd. Dus moest een nieuwe abt van
buiten schoon schip komen maken. De benoeming van Dubuisson werd pas
in 1913 door Rome bekrachtigd, waarna hij tot (de tweede) abt werd
gewijd (zie voor deze roerige fase: “De Trappistenkwestie” deel 1 en
2, door Anton van de Wiel op het Geheugen van Tilburg. Anton
van de Wiel, 1929-2018, plaatste na zijn pensionering bij Fontys
Hogescholen liefst 194 bijdragen op die site, zie: https://geheugenvantilburg.nl.
Zie ook verderop in dit hoofdstuk bij Marinus van der Loo
die den Abt van Bèrkel werd genoemd).

De Trappistenabdij
van O.L. Vrouw van Koningshoeven op een ansichtkaart uit 1898 van
Everts & Co. Tilburg (coll. RAT)
Toen de
Trappisten zich rond 1880 oriënteerden op vestiging in Nederland
(want het politiek klimaat in Frankrijk was vijandig voor kloosters)
vonden zij in de omgeving Tilburg (op het grondgebied van
Berkel-Enschot) een geschikte locatie die ze in bruikleen kregen van
de eigenaar, Caspar Houben (zie in
hoofdstuk 2: de Brèùne Bèère) en met behulp van de
fraters van Tilburg inrichtten als een voorlopig klooster. Zij
besloten al gauw om hier te blijven. In 1881 gingen ze als priorij
(d.w.z. gesticht vanuit de Abdij op de Katsberg in Frans Vlaanderen)
van start met een mis in een provisorische kapel die werd opgedragen
door pater Superior de Beer (zie daar).
In 1890
werd aan de Koningshoeven een nieuwe prior aangesteld die uit
Westmalle kwam, Willibrord Verbruggen (1859-1935). Al een jaar later
(1891) werd de priorij verheven tot abdij, met Verbruggen als de
eerste abt. De communiteit telde toen zestig leden. Zoals gezegd
sloegen de ambities van Verbruggen om in roekeloosheid. Na zijn
gedwongen vertrek in 1909 liet hij een schuldenlast achter, die door
zijn opvolger pas in 1922 was weggewerkt. Die tweede abt, Dom Simon
Dubuisson, moest wel een krachtige bestuurder zijn, te meer daar in
1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak zodat hij de klus moest zien te
klaren zonder verdere steun van zijn moederhuis in het bezette
Vlaanderen. Een onverwachte meevaller was de inkwartiering van een
groot regiment gemobiliseerde militairen die de abdij financieel
geen windeieren legde. Inkwartiering leverde immers een vergoeding
op van de staat en bovendien verwierf de abdij opbrengst uit aan
deze militairen verstrekte voedings- en genotmiddelen (bier!) De
overlast die zoveel ingekwartierde militairen konden veroorzaken
bleef gelukkig beperkt. De bijnaam “IJzeren Simon” dook op in een
artikel over dit onderwerp: “De toffe jongens van het zevende
regiment op de abdij van Koningshoeven in 1914,” door Frans Goris in
“Tilburg, Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur”
(uitgave Stichting tot Behoud van Tilburgs Cultuurgoed, april 2018)
waar ook dit stukje tekst aan ontleend is.

De bisschop van Den
Bosch mgr. A.F. Diepen (l.) feliciteert abt Dom Simon Dubuisson in
1931 met de 50-jarige aanwezigheid van de Trappisten op de
Koningshoeven (foto Persbureau Het Zuiden, coll. RAT)
Cornelis
van Dun
Snulles van Dun
verbastering van zijn
voornaam. Woonde in de Wittebollestraat met zijn ongehuwde zuster,
en was straatarm. In de oorlogsjaren kwam hij distributiebonnen
ophalen om die in te wisselen voor mensen in de buurt die daar niet
aan toekwamen en hij hoopte dan bij hen mee te mogen eten.
Harrie van
Dun
Harrieke Snuf
was de echtgenoot van
Louise Wieske Snuf Tuerlings
Jan van Dun
Pinneke (van Dun)
Hij
runde in de jaren vijftig-zestig café Lijnsheike aan het Lijnsheike,
nu Von Weberstraat, hier op een foto van de gemeente Tilburg uit
1965 (coll. RAT). De meeste huizen in deze straat zijn inmiddels
gesloopt, ook het café.

Sjef van
Dun (1923-2001)
den Aopeboer van Vèssem
had een fabriek voor
badstoffen kleding in Goirle. Hij was een nogal teruggetrokken man.
Toen zijn vriendin was overleden en het ook niet meer ging met zijn
fabriek heeft hij Goirle de rug toegekeerd en is in Vessem gaan
wonen bij een boer in een caravan. Hij werd er regelmatig op de
fiets gezien met een aap op zijn schouder. Hij had er een stuk of
veertien. In 1972 kwam hij daarmee in het nieuws nadat ze allemaal
waren omgekomen bij een brand.
Wim Dusee
(ca. 1916-2000, x Wil Verspeek)
Bourgondiër
was bij zijn overlijden
levenspartner van Jopie Meurs. Zij woonden in de Drossaard
Bernagiestraat. Hij was ruim 60 jaar lang lid en ook bestuurslid van
het Koninklijk Erkend Harmoniekorps "L'Echo des Montagnes".
1.E
Huub van
der Eerden (ca. 1914-1989, x Nel Eskens)
de Staale Jezus (1) of
den Börgemister
hij woonde in de
Goirkestraat en ook zijn vrouw sprak steeds van hem als den
Börgemister.
kapelaan
Van der Eerden
Van Hutseleduts
van de parochie Hoefstraat,
omdat hij in de kerk eindeloze preken hield waar op zeker moment
niemand meer een touw aan kon vastknopen, naar men dacht hij zelf
ook niet.
Jozef L.M.
van Eijck (1914-1991)
Professor Vlijmscherp
tijdschriftenbezorger, liep
altijd gebogen met zijn plastic tassen.
Juffr. Bertha (‘Bertje’) Lucia Maria Joseph Eijgenraam (1907-2002)
Akeela van de Waaj
werd na oprichting van de
Stichting Wijkwerk in 1947 de eerste maatschappelijk werkster van
Tilburg, in de arme binnenstadswijk ”de
Koningswei” (zie hoofdstuk 4) en bleef dit tot na de afbraak
van deze wijk eind 1964. Tijdens de oorlog zat zij in het verzet.
Door haar activiteit in de verkennerij van de parochie van het
Heilig Sacrament werd ze daar al gauw "Akela Eijgenraam" genoemd.
Deze titel nam ze mee naar de Koningswei, waar ze later "de
Akeela van de Waaj" heette, omdat ze daar iedereen kende en
iedereen haar. Zij werkte veel samen met "Akka" Panis - de Bont, die
er zorgde voor het jeugdwerk. In 1957 werd Bertje voor haar werk in
de Waaj namens de paus door bisschop Bekkers onderscheiden
met “Pro Ecclesia et Pontifice”.
De drijvende kracht achter de Stichting Wijkwerk, waar de Waaj en Broekhooveonder vielen, was kapelaan Gerard Soons van de parochie Heuvel. Deze zorgde ervoor dat er in 1951 in de Waaj een wijkhuis kwam en twee jaar later een eigen gebedshuis, de Sint Maartenkapel. "Akka en Akela" aarzelden niet om bijvoorbeeld 's morgens om half acht ergens aan te bellen om op waarschuwende toon te vragen of Marietje ook naar de kerk wilde komen!
Gerard Steijns wees mij erop, dat ook zijn tante Riet Somers hoorde bij de dames die vrijwilligerswerk deden in de Koningswei. Zij gaf “handwerkles aan de moeders”. Tevens meende Gerard op de foto hieronder mevrouw Janssen-Twaalfhoven te herkennen in de vrouw die koffie ingeschonken krijgt. Zij was in verband met haar functie in het Katholiek Vrouwengilde geïnteresseerd in de Waaj.
Bertje Eijgenraam bleef ongehuwd en woonde met een oudere ongehuwde zus en haar broer Nol (zie hierna) aan het Wilhelminapark.

Bertje Eijgenraam
(links) aan het werk. Bron: Berry van Oudheusden, Koningswei, van
villapark tot volkswijk, Tilburg 2011.

Bertje Eijgenraam
(rechtsvoor) leidt een kinderstoet door de Koningswei in de
vijftiger jaren
Arnoldus (Nol) Henricus Maria Joseph Eijgenraam (1908-’78, x Cornelia ‘Corry’ Adriana Anna Maria Mommers, 1905-’93)
Dôove Nol
Deze broer van Bertha (‘Bertje’) Eijgenraam (zie hierboven) was een bekende verschijning in Tilburg, met zijn besnorde hazelip.
Hij
dankte zijn bijnaam aan het
feit dat hij slecht kon horen. Nol woonde met zijn vrouw, zus Bertha en nog een oudere ongehuwde zus aan het Wilhelminapark. Van daar fietste hij de
stad door, langs al zijn klanten. Hij had dan een stuk of drie
kartonnen koffers op zijn bagagedrager waarin zijn handel zat:
vooral textielwaren zoals washandjes en handdoeken.
De doofheid van Nol
Eijgenraam was aanleiding tot verschillende verhalen. Zo werd gezegd
dat hij eens met zijn handel over de Heuvel fietste toen daar nog
"kinderkopjes" lagen. Het spatbord van zijn fiets (in het Tilburgs:
slèkbord, van slijk) zat op dat moment los. Toen hij een
terrasje passeerde riep iemand: "Heej Nol, wè rammelt oew
slèkbord toch!" Nol: "Wè zidde?" Reactie (harder:) "Ik
zeej dèttoe slèkbord zôo rammelt!" Antwoord Nol: "Ik kan oe
nie verstaon, want men slèkbord rammelt zôo!" Ook werd hij eens
aangesproken door iemand die tegen hem zei: “Wèst vandaog toch
schôon wir Nol.” Nol: “Wè zidde?” (Harder:) “Dèt
schôon wir is!” Nol (harder:) "Wè zidde?" (Nog harder:)
"Ik zeej dèt schôon wir is!" Waarop Nol begrijpend knikte en
antwoordde: "Jèjè, et zèn kèèrels!” Deze woorden werden voor
sommige Tilburgers een vaste uitdrukking. Viel er in een gesprek een
diepe stilte, dan zeiden ze: "Jèjè, et zèn kèèrels!"

Prent van de week door Cees Robben (22 juli 1960) klaarblijkelijk
gebaseerd op een anekdote over Dôove Nol.
Noud van
Eijk
Snötje van Eijk of den
Drieduim
werd zo genoemd omdat hij een hazenlip en een vergroeide duim had.
Hij woonde in de Hasselt, aan den
Ötlègger (zie
hoofdstuk 4) en
hoorde bij Trubbel èn Onrust, een borrelclub van wel veertig
leden ("ze han em gèère") die in de naoorlogse tijd
regelmatig de gezelligheid van café Fouchier opzochten (zie
Fesjèèr in
hoofdstuk 4) totdat
dit vernieuwd werd en "De Postelse Hoeve" ging heten. Toen week
Trubbel èn Onrust uit naar café Kapelzicht van Anneke en Frans
van Gender aan het Hasseltplein, tot dit in 1974 werd gesloten. De
foto is uit 1960 en nog genomen in het oude café Fouchier. Ze werd
geplaatst in de rubriek Weerzien van het Brabants Dagblad van 12
nov. 1998, wat genoeg herkennende reacties opleverde om te kunnen
zeggen wie we hier van hun pensioentje zien genieten: v.l.n.r. Fons
van Gorp (kettinglijmer bij Eras), Rinus de Kort (brugwachter,
woonde in de Ruwerstraat), Piet Vlaminkx (of “De Vlam”, zie daar,
had bij de Hasseltse kapel een schoenmakerij die moest wijken voor
de aanleg van de Hasselt rotonde), Noud van Eijk en Janus
Sparidaens.

Foto
uit 1960 door F. Gijsbers, coll. C. Fouchier/RAT
Janus van
Eksel
de Man van Slap en Stijf
dankte zijn bijnaam aan het
feit dat hij een stomerij had.
Johannes P.
Elen (1846-1911)
de Mòsterdmadam
kwam uit België en verkocht
mosterd aan huis, die volgens eigen recept gemaakt was. Vroeg, als
er werd opengedaan, steevast: “Mosterd, madame?” Deed dit uit
gewoonte ook toen er op een dag onverwachts een imposante mannelijke
gestalte in de deuropening verscheen. Een en ander leverde hem de
bijnaam op.
Op den Haajkaant zou hij om die reden “de Mosmadam” zijn genoemd. Daar woonden zijn armere klanten. Als die niet betaalden kon hij, zo zei men, bij een volgend bezoek direct de keuken in glippen en zijn mosterd terugpakken! (bron: H. Fitters) Er werd ook wel beweerd dat zijn vaatje mosterd waarmee
hij langs de deuren ging nooit op wilde raken. Altijd als hij het
deksel eraf nam zat het weer tot de rand toe vol! Elen woonde met
zijn broer Victor in “de Koningswei” en wel in de Kortestraat
(zijstraat van de Piusstraat, die tot de Oranjestraat liep). Achter
zijn huis had hij een mosterdmolen staan die werd aangedreven door
zijn honden.
Frans P.L.
Elen (1891-1960)
et Mòsterdmènneke

Collectie E. Pierson.
zoon van de Mòsterdmadam
die de praktijk van zijn vader voortzette en daarmee een van de
laatste huis-aan-huisventers was (zie ook van der Wouw). Hij is eens
uitbundig geëerd als "de Witte Raaf" begin van de jaren 1950 in het
toen bekende KRO-radioprogramma "Negen heit de klok". Ook is et
Mòsterdmènneke in beeld gebracht op een door de gemeente
uitgegeven videoband "Terugblik Tilburg". Hierop werd gedemonstreerd
hoe Elen in zijn eigen werkplaats zijn mosterd heel precies bereidde
volgens het aloude, geheime recept en vervolgens met zijn vaatje
langs de deuren ging (voor 25 ct kon men een leeg glas weer laten
vullen) tot het leeg was. De mythe van het zelfvullende vaatje was
daarmee wel de wereld uit!
Frans gaf zijn handel door aan zijn neef Emile van de Wouw en die
aan zijn broer Frans (zie bij Van de Wouw), zodat we de volgende
dynastie van de Mòsterdmènnekes noteren:
1.
Jan Elen: de Mòsterdmadam (1846-1911, x Maria Gonthier). Zij
komen in 1882 van Antwerpen naar Tilburg. Hij staat in 1889 als
“Mosterdmolenaar” geregistreerd en is vanaf 1922 gevestigd in de
Kortestraat (Koningswei).
2. Frans Elen (1891-1960):
et Mòsterdmènneke, een zoon van Jan Elen. Frans Elen werd het
meest bekende Mòsterdmènneke in het straatbeeld.
3. Emile van de Wouw (geb.
1925), neef van Frans Elen: Miel et Mòsterdmènneke, die ging
helpen in de zaak.
4. Frans van de Wouw (x Jo
Brent, overl. 2005): ‘t Mosterdmanneke, die in 1966 zijn
broer Emile opvolgde en de zaak voortzette tot 2011.
Na 2011 nam kaashandelaar
Gert-Jan van der Heijden het geheim mosterdrecept, de productie en
verkoop over van Frans van de Wouw.
dhr. Elings
Kòp Elings
werd zo genoemd vanwege
zijn ruim bemeten hoofd. Had een delicatesse- annex fruitzaak op de
Bosscheweg.
Jacques
(Sjaak) van de Elsen
de Sik, Sik de Gunst of
den (twidde) Börgemister van den Bèsterd
dreef met vrouw en
schoonzuster manufacturenhandel "de Gunst" op den Bèsterd.
Was oorspronkelijk elektriciën die alleen maar even langs kwam om er
elektriciteit aan te leggen, maar niet kon verhinderen dat er wat
vonken oversprongen: hij viel prompt op vrouw en zaak en bleef daar
dus (nu: De Gunst Mode, Besterdplein 37). Sjaak nam veel
initiatieven en bemoeide zich overal mee in den Bèsterd,
vandaar de laatste bijnaam. Leo Geerts (zie daar) ging hem voor in
deze rol. De Gunst was aanvankelijk in bedrijfskleding
gespecialiseerd. Sjaak kwam op het idee om “De Boerenkapel” in deze
kleding te steken als reclame voor de zaak tijdens de Ronde van de
Besterd in 1954 (zie ook hoofdstuk 4:
den Bèsterd).

Boerenkapel in
bedrijfskleding van De Gunst tijdens de reclameoptocht van de Ronde
van den Bèsterd in 1954. Helemaal links staat Jacques van de
Elsen (foto Tilburgse Koerier)
Dat Van
de Elsen in die jaren (1950-‘60) veel te vertellen had in de
Besterd, bleek toen hij in de etalage van snoepwinkeltje Wedo een
hoeveelheid kaneelstokken en suikerstelen zag staan, met daarbij de
leuze: “Stelen om te stelen”. Van de Elsen vond dit niet gepast,
want het zou de kinderen op een verkeerde gedachte kunnen brengen.
Hij ging naar de pastoor om te horen hoe die dit vond en deze was
het met hem eens. Samen hebben ze de eigenaar van het winkeltje te
verstaan gegeven dat de tekst verwijderd moest worden!
Ook is
ooit zijn sik gesneuveld, nadat Van de Elsen met iemand had gewed
dat de snoerloze scheerapparaten met batterijen die toen op de markt
kwamen niets voorstelden en dat je er die sik van hem niet eens mee
af zou kunnen krijgen. Deze weddenschap haalde zelfs de plaatselijke
krant. Van de Elsen verloor de weddenschap en zijn sik!
Marco van Elten jr. (2002-‘22)
Truifel
Is veel te jong overleden als gevolg van een noodlottig verkeersongeval op de Bosscheweg onder Berkel-Enschot, op een gevaarlijk punt waar al diverse ongelukken gebeurden. Rijkswaterstaat kijkt naar een oplossing. Vader Marco sr. heeft een metselbedrijf in Tilburg. Junior werkte daar ook, van jongs af. Zijn vrienden noemden hem daarom Truifel (zie WTT: ander woord voor troffel, in dialect ook: trewêel). Samen hadden vader en zoon juist hard gewerkt aan de bouw van een mooi eigen huis in Berkel. Marco jr. woonde daar ook. Op een vroege morgen verongelukte hij, bijna thuis (bronnen: Rinus v.d. Loo en het BD).
Piet
Embrechts
den Dikke Peer
woonde aan de Dongenseweg.
Nelleke
Engel
et Mollepòtje
was en klèèn vraawke
meej korte bintjes, waar zij de bijnaam aan te danken had. Zij
woonde in de Pretoriastraat.
Theo Engel
Ome
Theo
was
afkomstig uit de wijk Theresia in Tilburg, waar hij in het eerste
kwart van de twintigste eeuw geboren moet zijn en kwam al op jonge
leeftijd in Berkel-Enschot wonen. Theo Engel was van beroep
metselaar en deed daarnaast vrijwilligerswerk bij de voetbalclub en
korfbalvereniging van Jong Brabant, en bij de buurtvereniging.
Vanwege zijn trouwe inzet stond hij bekend als Ome Theo. Hij
verrichtte dit werk omdat het volgens hem zo belangrijk was om de
jongeren van de straat te houden. Het leverde hem diverse blijken
van waardering op. Zo werd zijn naam verbonden aan een toernooi van
Jong Brabant (uit: rubriek Weerzien, Brabants Dagblad 18 februari
2018, door Jeroen Ketelaars)
Wim Engel
(1917-1979)
de Zòtten Engel
voetballer, die 256
wedstrijden speelde in het eerste van Willem II (periode 1935-1950)
en daarin 141 doelpunten scoorde. Werd vooral door aanhangers van
Longa en Noad zo genoemd, omdat hij enorm fanatiek was voor zijn
club Willem II. Als rechtsbuiten vocht hij met name heroïsche duels
uit met de befaamde linksback van Longa, Jo van den Hoven (zie
daar). Hij kwam van de Paterstraat en trouwde in 1942 met Sjaantje
van Hoof, die de weduwe was van zijn broer San.
.%20Afscheid%20als%20speler%201950.jpg)
Afscheid in 1950 van Wim Engel (midden) als speler van Willem II.
Hij wordt hier toegesproken door vicevoorzitter Theo Bonants, met
rechts naast hem bestuurslid H. Kuijsters en uiterst rechts
geestelijk adviseur pastoor Van der Waarden van parochie Korvel
(coll. RAT)
Hein J.M. Enneking (1895-1981, x Annie Kerstens) IJzeren Hein, of den Ouwen Hein
.%20Uitleg%20aan%20prins%20Bernhard%201950.jpg)
Hein
Enneking geeft uitleg aan Prins Bernhard tijdens diens bezoek aan
zijn bedrijf in 1950 (foto: coll. RAT)
Was een zoon van Heinrich (Henri) Adolph Enneking (Breda 1858 - 1937, x Antoinette G. Hofman) van Textielfabrieken H.F.C. Enneking (den Ènneking). Als opvolger van zijn vader leidde hij dit bedrijf met straffe hand, vandaar de bijnaam. Maar misschien werd zijn vader al zo genoemd (zie hierna, laatste alinea)?
Zijn zoon Hein A.M.Q. (1928-1979) volgde hun voetsporen,
totdat in 1974 ook hier het doek viel. Deze bedrijfsluiting heeft
destijds veel stof doen opwaaien, gezien de degelijke reputatie van
Enneking. Dit heeft misschien iets te maken gehad met hun afkomst,
want oorspronkelijk was de familie Enneking afkomstig uit Duitsland.
De naam Hein kwam in vroegere generaties dan ook wel voor als
Heinrich. Vader Henri A. was ook bekend vanwege zijn inzet voor het
textielvakonderwijs in Tilburg. Hij was bestuurslid van de
Ambachts- en Industrieschool, van 1905 (toen deze school een
afdeling Textiel kreeg) tot 1933, en ook voorzitter van de
Vereniging Textielschool Tilburg van 1911-1937.
Een verhaal luidde dat
den IJzeren Hein Enneking als hij in de fabriek kwam altijd een
hoedje droeg en dat, als hij dit aachter op zene kòp had
staan, dit een teken was van een slecht humeur. Dan zwaaide er al
gauw wat voor de arbeider die iets deed wat hem niet zinde. Dan gaf
hij die bijvoorbeeld een boete van vijf centen! Het schijnt dat er
in de fabriek van Enneking een bepaalde tijd een "gouwen wèèk"
heeft bestaan. Dit was een afdeling waar de wevers beter werden
betaald dan hun collega's. De reden hiervoor was dat zij eens een
extra prestatie hadden geleverd in het belang van de firma.
Omdat zulke verhalen de ronde deden op et Gurke, werden de
Ennekings daar wel Spèlderaopers genoemd, verwijzend naar hun
zuinige en vlijtige instelling (bron: Herman Fitters
uit herinneringen die de Gurkese huisschilder Frans de Kok in
1988 optekende, zie:
KLIK HIER
. Zie
ook hoofdstuk 2 bij Speldenrapers).
Enneking woonde aan de Bredaseweg nr. 389 in een landhuis, ontworpen
door architect Jan Rebel. Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als
kastelen!
De anekdotes hierboven werden beaamd door een vroegere medewerker van den Ènneking. Maar moet Heinrich Adolph dan niet de eerste IJzeren Hein zijn geweest? Want een boete van 5 cent past wellicht beter bij het begin van de twintigste eeuw. Het kan dan natuurlijk goed zijn, dat zoon en naamgenoot Hein later dezelfde bijnaam “erfde”. Dat hebben we wel meer gezien. Overigens werd deze Hein J.M. door het personeel ook wel den Ouwen Hein genoemd en diens broer Frans den Ouwe Frans, want beiden hadden zij op hun beurt een zoon die zij naar zichzelf noemden en die zij als hun opvolgers in de fabriek haalden. Die kwamen daar bekend te staan als “de Jonge Hein” en “de Jonge Frans”.
Maria
Jacoba Eras-Brouwers (1802-1891)
Wèfke Irras
Zij was gehuwd (1825) met Hermanus Eras (1797-1869). Deze Herman Eras was de grondlegger van wollenstoffenfabriek H. Eras & Zonen (1854) in de Goirkestraat, die hij samen met zijn zoon Cornelis begon. Deze Cornelis had al een en ander van het vak geleerd bij zijn oom (Brouwers). Zij woonden in de Van Hogendorpstraat (nr. 13). Vanaf het begin was Wèfke Irras ook bij het bedrijf betrokken. Zij hield de centen bij elkaar en bleef tot op hoge leeftijd actief betrokken. Na de dood van haar man stond ze zelfs als Fabrikante in het adresboek. De firma H. Eras en Zoon werd met het toetreden van de overige zonen in 1856 omgezet in H. Eras & Zonen. De firma groeide voorspoedig mede door het vergroten van de fabriek aan het Goirke en de groei van de vestiging in Broekhoven, waar spinnerij voorbereiding plaatsvond. Verder werden activiteiten van derden overgenomen, met name huisnijverheid (bron: Wikimiddenbrabant.nl)
De fabriek tussen Goirkestraat, Wittebollenstraat en Kapelstraat werd in korte tijd vele malen uitgebreid en heeft tot de grootste wollenstoffen fabrieken van Tilburg behoord. In 1958 staakte ze haar activiteiten nadat een deel van de gebouwen een jaar eerder al was overgenomen door de aangrenzende fabriek van W. Schoenmakers & Zn. (zie daar) die door een brand in de Van Hogendorpstraat ruimtegebrek had gekregen.

Het graf van Eras-Brouwers uit 1869 in het Eras-laantje
(zie hoofdstuk 4: Irraslòntje) op
het kerkhof van ‘t Goirke (foto: Karel de Beer)

De fabriek van H.
Eras & Zonen domineert (links) het noordelijk deel van de
Goirkestraat. Daar zien we de Goirkestraat naar rechts afbuigen naar
et Gèètepark
(zie hoofdstuk 4). Boven de fabriek van Eras is van links
naar rechts het (pas) gegraven Wilhelminakanaal te zien met aan de
overkant “Teurlings Molentje” (zie bij
Adrianus A. Teurlings). Rechts daarvan het Lijnsheike. De
Ringbaan-Noord is nog niet aangelegd (foto: coll. RAT)
Maria
Johanna Philomena Josephina Eras-Janssen (1878-1951, x 1904 Henricus
Hermanus Gabriël Cornelis Eras 1875-1959)
Marie Sonnèt, de Dèùf of de Tilburgse Florence Nightingale

Maria
J.P.J. Eras-Janssen, foto van bidprentje uit 1951 (coll. RAT)
kreeg de eerste bijnaam
toen ze op kostschool was in België, vanwege haar luide stem. Deze
bijnaam kwam van het Franse sonnette wat bel, schel betekent. De
tweede, latere bijnaam dankte zij aan haar dichte grijs-witte
haardos. Haar man Henricus Hermanus (Harrie) was een kleinzoon van
de hiervoor genoemde Herman Eras. Het gezin Eras-Janssen woonde in
de Goirkestraat schuin tegenover de kerk en had drie kinderen:
de oudste was Joseph (“Ep”) Henri August Maria (1905-1957), in 1940
gehuwd met Bertha (Bep) Antoinetta Maria Elisabeth Kreuger,
1911-1982. Zij waren de ouders van George Eras uit Rotterdam die
informatie leverde voor dit boek. Dan kwam Constance (Conny) A.Ph.J.
(1907-’90) die trouwde met Jan "Piep" de Beer (zie daar) en de
jongste was Jan den
Bòlle (zie hierna). Marie
Sonnèt was
maatschappelijk actief ondermeer als voorzitter van het Wit-Gele
Kruis en in het bestuur van het Maria Goretti-huis (zie
hoofdstuk 4 bij de
Verlaote Kènder)
en werd om dit soort activiteiten ook de Tilburgse Florence
Nightingale genoemd, naar de bekende Engelse (1820-1910) die een
pionierster was op het gebied van verpleging en verzorging.
Het kwam in onze
familiegeschiedenis vaker voor dat een mannelijke De Beer een
vrouwelijke Eras ten huwelijk vroeg (maar niet andersom!) Zo is ook
mijn oma een Eras. Rond het Goirke kenden de kinderrijke
fabrikantenfamilies elkaar goed en dit bood de gelegenheid. Mijn
broer Joop heeft eens vijf van die “gevallen De Beer-Eras”
getraceerd onder de 19e en 20e eeuwse
nakomelingen van Jacobus Eras (1736-1803) en Catharina van der
Sanden (1736-1776). De vrouwelijke Irrasse (Tilburgse
uitspraak) waren van rijke familie maar ook vroom en
maatschappelijk actief. "Hun geld werd intussen opgemaakt door de
mannen,” werd eens spottend opgemerkt toen het slechter ging in de
textielindustrie. Wat er ook van waar mag zijn, zaken doen in de
familie kwam overal in Tilburg voor en kan in slechte tijden al gauw
riskant blijken. Al rond 1900 moet het zijn geweest, toen een meisje
Eras dat een sérieuze omgang had met een De Beer op een avond aan
zijn familie werd voorgesteld. Op het moment dat zij werd
binnengelaten in de kamer waar haar toekomstige schoonouders waren,
werd daar juist het rozenhoedje gebeden. Dit was aangekomen bij de
"bijzondere intenties". Zij hoorde tot haar ontzetting voorbidden:
"…en nu een weesgegroetje voor Harrie Eras, dattie mar
flink maag braande in de hèl..!" Het huwelijk is toch
doorgegaan!
In 1933 stapte Harrie Eras
uit het familiebedrijf en richtte de wollenstoffenfabriek H.
Eras-Janssen op. Hij liet aan de Ringbaan Noord een fraaie nieuwe
fabriek bouwen naar een ontwerp van architect A.G. Beltman uit
Enschede, die in 1935 in gebruik werd genomen. De eerste steen voor
dit gebouw werd gelegd door zijn kleinzoon Henk (zoon van Jan den
Bòlle). Van Koos Eras, een neef van Harrie die ook de overstap
maakte naar Eras-Janssen, is bekend dat hij veel heeft gedaan voor
de sportbeoefening in bedrijfsverband bij Eras
(zie in hoofdstuk 2: SET). In
1957 werd de fabriek Eras-Janssen overgenomen door E. Elias
Lakenfabrieken. Nadat ook die (E. Elias-Eras) was gestopt, werd op
deze plaats (naast de bekende bakkerij van Smarius) een nieuw gebouw
neergezet door energiebedrijf PNEM.

Het gezin van Henri (Harrie) en Maria Eras-Janssen
met hun kinderen, v.l.n.r. Jan, Ep en Conny (foto: coll. RAT)
Gabriël L.J. Eras (1876-1931)
Ôome Gabbus, of Gabbeske Irras

Gabriël Eras in 1923
(coll. Karel de Beer)
Hij was van de textielfabriek H. Eras & Zn. Bleef ongehuwd en woonde
met zijn vader Henri (1836-1913) en zijn eveneens ongetrouwde zus
Joke (die aangesproken wilde worden met juffrouw) in de Goirkestraat
(nr. 69) schuin tegenover de kerk. Qua
postuur waren zij kleine mensen, maar met een groot hart, werd
verteld (bron: Herman Fitters uit herinneringen van Frans de Kok:
KLIK HIER). Na het overlijden van de langstlevende werd in 1936
het huis betrokken door de familie van hun zus, Constance de
Beer–Eras. Toen kwam er ook centrale verwarming in.
Gabriël
was
een broer van Harrie Eras en maakte als bestuurslid van de R.K.
Leesbibliotheek St. Dionysius in 1912 door een lening van ƒ 2.000.-
een snelle oprichting en opening (in 1913) mogelijk van de R.K.
Leeszaal. Tien jaar later nam hij met Hein (Henri) Mannaerts het
initiatief om deze instelling een eigen huisvesting te geven op het
adres Willem II-straat 23, door dit pand voorlopig op eigen naam aan
te kopen (zie
ook bij Gerard Verbiest).

Gabriël Eras maakte de verhuizing van de R.K. Openbare Bibliotheek
en Leeszaal naar Willem II straat 23 mogelijk (foto 1957)
Jan Eras
(1908-1987, x Rietje Swagemakers)
den Bòlle
zoon van Henri en Marie
Sonnèt Eras-Janssen (zie boven). Rietje Swagemakers hoorde tot
een meidengroep die door het leven ging als “de Drie Musketiers”
(zie hoofdstuk 2).
Jan Eras was eigenlijk
alleen geïnteresseerd in auto’s maar moest gaan werken in een
textielfabriek, te weten het familiebedrijf van zijn ouders, H.
Eras-Janssen. Hij ging op een gegeven moment toch naar Zuid Afrika,
maar dat avontuur werd niet zo’n succes.
Eenmaal terug begon hij een wijnhandel die tot 1968 heeft bestaan.
mgr. dr.
Bernardus (Bernard) Josephus Eras (1876 – Arnhem 1952)
Paus Eras

Bernardus “Paus” Eras op het voorblad van de Katholieke Illustratie
van 21 dec. 1912 (foto: Kath. Ill.; coll. RAT)
studeerde en woonde in Rome en was daar vanaf 1931 rector van het
Nederlands Priestercollege dat in dat jaar werd gesticht door de
Nederlandse bisschoppen. In deze functie was Bernard Eras ook
permanent vertegenwoordiger van het Nederlands episcopaat bij de
paus en had daarmee een invloedrijke positie. Overleden te Arnhem.
“Paus” was een kleinzoon van Herman Eras (1797-1869, zie bij
Wèfke Irras) en zoon van Jan Baptist Eras (1831-1906, x 1865
Anna Maria Catharina Mercx, 1839-1897). Toen Bernard Eras na zijn
priesterwijding in Rome verder ging studeren, was zijn oom Henri
Eras (1836-1913, zoon van Herman en vader van Harrie, gehuwd in 1873
met Anna Philomena van Dijk 1844-1884) kennelijk ongerust dat hij
daar naast alle onstoffelijke niet genoeg stoffelijke kost zou
krijgen. Daarom stuurde Henri hem enige kilo's bijvoeding, maar dat
dit niet zonder meer de Eeuwige Stad binnen mocht blijkt uit een
schriftelijk verzoek op briefpapier van H. Eras & Zonen van 26
februari 1903 aan de burgemeester van Tilburg: "Door ons werd op 16
Februari verzonden naar Rome een stuk gerookt rundsvleesch, dat
echter niet in Italië mag worden ingevoerd alvoorens te hebben
overgelegd een gezondheidsbewijs, dat volgens onze bescheiden
meening bij UEdelAchtbare zou te verkrijgen zijn. Beleefd verzoeken
wij UEdelAchtbare, indien het mogelijk is, het door ons aangevraagde
bewijs aan toonder te willen meegeven." Kennelijk had Henri Eras
iemand van de fabriek met dit briefje naar het stadhuis gestuurd
(uit: "Familie De Beer - Eras", Joop de Beer 1982).

Erassen in Rome, 1910. Staand tweede van rechts
Bernard Eras, zittend zijn oom Henri.
Bernard Eras is 76 jaar
geworden en moet aanzien hebben gehad in de kerkelijke hiërarchie:
als prelaat in Rome kwam hij minstens eenmaal per jaar naar Tilburg
per luxe auto, gereden door chauffeur Pietro. De naam Eras is
overigens ook een Latijns woord en betekent "jij was". Dit ontlokte
de toenmalige (echte) paus de opmerking aan het adres van mgr.
Bernard Eras: "Jouw naam zegt me dat je er was, maar je bent er
nog."
Kort na de oorlog 1940-‘45 kwam de kleinzoon van zijn schoonbroer
Lambert de Beer (x Theresia C.H.M. Eras, 1870-1957), die ook Lambert
(Berry) heette (1921 – Wassenaar 2018, zie bij Marie-Louise “Muis”
de Beer) als militair eens in Rome op doorreis naar Indonesië. Zijn
vader heette Norbertus. Het is in die tak van de familie De Beer een
tijdlang de gewoonte geweest om de eerste zoon van een nieuwe
generatie om en om te laten dopen als Lambertus resp. Norbertus,
maar hem altijd de roepnaam Berry te geven. Aangekomen in Rome had
bedoelde Berry tijd genoeg om zijn opwachting te maken bij zijn
oud-heeroom Bernard Eras in het Nederlands College, wat niet
ongebruikelijk was voor katholieke Tilburgers die Rome aandeden. Hij
besloot zich eerst via de telefoon aan te melden. Enkele tellen
later pakte Eras de hoorn over en schalde het door hartje Rome: "Zèddegèt
Bèrrie?" ("Ben jij het, Berry?") Waarop de verblufte Berry jr.,
die als inlichtingenofficier bij de marine toch wel wat gewend was,
uitlegde dat hij de zoon was van degene die monseigneur
veronderstelde aan de lijn te krijgen.
Diezelfde avond werd Berry jr. in
het Nederlands Priestercollege onthaald op een vorstelijk diner.
mgr.
Hubertus (Hubert) Johannes Augustinus Eras (1900-1971)
den Heilige Stoelganger
was bouwpastoor te Vught en
ere-kapelaan van de paus, waardoor hij zich mgr. mocht noemen. Hij
moest nogal eens in Rome zijn, vandaar de bijnaam, en was een broer
van Jos de Mister Eras.
mr. dr. Josephus (Jos) Franciscus Maria Eras (1903-1958, x 1937 Arnoldine Bonhomme, Maastricht 1908 – aldaar 1995)
de Mister
hij
woonde in de Burg. Damsstraat (nr. 52) en was rechter in Den Bosch
en tevens magistraat in de militaire rechtspraak. Bij zijn
overlijden was hij vice-president van het gerechtshof in Den Bosch.
De Mister placht met de trein naar zijn werk te gaan, maar
verongelukte in 1958 tijdens een van de weinige autoritten die hij
maakte, in dit geval naar de begrafenis van zijn zwager. Hij is in
de oorlog 1940-’45 geïnterneerd geweest in St. Michielsgestel. Zijn
weduwe is op hogere leeftijd teruggegaan naar Maastricht waar zij
oorspronkelijk vandaan kwam en is daar in 1995 overleden. Jos Eras
was een broer van mgr. Hubert den Heilige Stoelganger Eras.
Hans Eras (1927-1965, x 1953 Ria Happel, geb. 1931)
Bultje Irras
zoon van Gerrit, de oudste
zoon van Daniël. Woonde in de Goirkestraat en had een kleermaker die
als enige in staat was om voor hem kleren op maat te maken. Die
stierf in 1999.

Goirkestraat (met een van de karakteristieke
wagentjes van bakkerij Smarius.
(foto: coll. RAT)
gebrs. Jan (“Ruuk”, zie hierna) en Mathieu (1921-’85, x 1950 Margot “Kiek” Verschuuren, geb. 1925) Eras
de Koffiemènnekes of
Koffiebontjes
Deze twee zonen van de familie Eras-Teubner zouden zo genoemd zijn vanwege hun enigszins getinte huidskleur. Terwijl Jan in de textiel ging werken (zie ook volgend lemma), verdiende Mathieu (Thieu) de kost in het autovak, waar hij al vroeg een passie voor had. Hun vader (Daniël Jacobus “Daan” Eras, 1873-1946) is enkele malen weduwnaar geworden en hertrouwd, en had uit ieder huwelijk wel een of meerdere kinderen. In 1914 trouwde hij in Arnhem met Josepha Theodora Maria Teubner (1878-1939). Uit dit tweede huwelijk van Daniël werden Jan en Mathieu geboren. De oudste dochter van Daniël, uit zijn eerste huwelijk met Caroline Rath (Veghel 1880 - 1912), was Mary (x Jan "de notaris" Swagemakers, zie daar). Daniël was lang directielid bij de Textielfabriek H. Eras & Zonen in de Goirkestraat. Hij ontving in 1927 de Koninklijke onderscheiding Ridder in de Orde van Oranje Nassau. In dat jaar was het een eeuw geleden dat Jacobus Eras (1805-’55) met zijn droogscheerderij van start ging, welke werd beschouwd als een voorloper van het familiebedrijf H. Eras & Zn.
Een tijdgenoot van mij, een nazaat en volle naamgenoot van Daniël Eras, wees mij op het mogelijk ontstaan van de bijnamen van zijn oudooms Jan en Mathieu: de tweede vrouw van Daniël, de genoemde Josepha Teubner, was een achterkleindochter van de Italiaanse koopman (in koffie) Paulus Anthonij Victor Cavadino (Como 1765 - Amsterdam 1851) die uit Italië naar Nederland kwam en in 1794 in Doesburg trouwde met Theodora Trip. Zijn handel zou de associatie met koffie kunnen verklaren (bron: Daan Eras).

V.l.n.r. Daniël Eras en de twee zonen uit zijn tweede huwelijk, Jan en Mathieu (coll. fam. Eras)
Johannes (Jan) Daniël Maria Eras (1916-2001, x 1946 Petronella “Nel” Alfonsina Maria Jacoba Scheepers, 1921-2001)
Jan Ruuk
één van de
Koffiemènnekes of -bontjes (zie hiervoor). Zag er met zijn wat
donkere huidskleur altijd goed verzorgd, sjiek uit. Zijn haarlotion
was op afstand te ruiken. Het verhaal ging dat, als Jan Ruuk
zijn dagelijkse rondgang door de fabriek maakte (de
Wollenstoffenfabriek H. Eras & Zn in de Goirkestraat) de reuk van
zijn lotion het signaal was voor de mensen om goed door te werken.
Ook als hij al voorbij was bleef deze geur een tijdje de gewone
fabrieksluchtjes overheersen, zei men. Vandaar zijn bijnaam (ruuk
van ruuke = ruiken). Over deze fabriek van H. Eras & Zn. ging
ook de volgende anekdote. Op zekere dag, terwijl een directielid in
zijn kantoor zat te werken, kwam er een man binnen om een lamp te
repareren. Hij (het directielid) dacht: "Die man komt zeker van een
elektricien uit de buurt," en vroeg hem, opkijkend uit zijn
papieren, belangstellend: "Waor wèrktegij?" Waarop de man
antwoordde: "Al mir dan vèèventwinteg jaor bij u, meneer!"
Jos
(Josepha) van Erp
de Lat
een lange magere, ongehuwde
vrouw die in de jaren 1950-'60 assistente was bij apotheek Van Nunen
(nu Zorgvlied) aan de Ringbaan-West. Iedere dag op stipt dezelfde
momenten fietste ze langs deze ringbaan van en naar haar werk. Zij
had een hoge oude damesfiets waar zij kaarsrecht op zat, alsof zij
een lat had ingeslikt. Dit accentueerde haar lange en magere
gestalte nog. Vandaar haar bijnaam.
Toon van
Erp
Toon Pap
was melkboer bij CTM
(Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek,
zie ook bij Kees Pap Jan C.
Denissen). Dit bedrijf is in 1914 van start gegaan aan het
Wilhelminapark in een gebouw van architect Jos. Donders met
monumentale voorbouw in art-décostijl. Lange tijd kwam de melkboer
iedere dag langs de deur met verse producten en nam dan de lege
flessen van de vorige dag mee terug.
Jantje van
Es
Jantje Liechtaus
NSB'er, die erop toezag dat
de verduisteringsvoorschriften van de bezetter goed werden
nageleefd. Hij woonde aan de Oisterwijksebaan.
Corry
Eskens
Kabinètje op Hôoge Pôote
omdat zij heel klein van
stuk was en op zeer hoge hakken liep om groter te lijken.
dhr. Esser
de Staale Jezus (2)
omdat hij heel statig
rechtop liep. Stond bekend op et Gurke om zijn overdreven
katholieke geloofsopvattingen. Als hij het niet eens was met een
preek liet hij het weten ook. Wanneer hij een meisje zag lopen dat
niet decent genoeg was gekleed, bijvoorbeeld iets van haar benen
liet zien, dan sprak hij haar daar op aan.
Karel Evers
Kareltje Dap
Hoogvensestraat: schilder
en drogist, die ook zelf alcohol destilleerde. Voor zichzelf kocht
hij drank bij een ander, omdat hij zijn eigen brouwsels niet goed
genoeg vond. Bij hem kon je ook terecht als je verkouden was. Daar
had hij altijd wel een middeltje tegen.
De gezusters Anna en Leen Evers
de Gezêevers
Deze bijnaam was een woordspeling op hun werkelijke familienaam. Zij dreven een snoepwinkel annex bakkerijtje op de Heuvel (nu Korte Heuvel genoemd) tegenover café Voskens (Vòskes, zie hoofdstuk 4) , en stonden erom bekend dat zij erg beleefd waren tegenover hun klanten. Zo zeiden ze: “Dag jongeheer,” tegen een nog jong mènneke. De gezusters waren ook vroom. De samentrekking gezêevers werd vervolgens vaker gebruikt voor samenwonende, ongehuwde zussen. Anna en Leen Evers waren ook familie van Karel Evers, die een drogisterij annex schildersbedrijf had (bron: Caroline Evers).

Portretfoto’s van de nog jonge gezusters Evers: Leen (links) en Anna (rechts,
coll. fam. Evers)

Leen met haar vader in hun winkel (coll. fam. Evers)

In dit pand aan de Korte Heuvel zat vroeger de winkel met bakkerij van de familie Evers. Deze latere opname is uit 1980 door Jan Brieffies coll. RAT)
Fien van
Eyck
de Fien
trouwde met en scheidde
weer van Van Beurden, waar zij en twilling aan overhield ("de
Fientjes"). Zij woonden aan de Bredaseweg, op nr. 414 (“’t
Buitentje”). De Fien heeft een antiekwinkel gehad, eerst in de
Heuvelstraat en daarna korte tijd in het pand Monumentstraat nr.
6-8, waar tot 1978 de firma Bressers gevestigd was geweest. In 1980
kwam daar het restaurant de Gouden Zwaan, daarna stadscafé Meesters.
1.F
Frantisek Vojtech Fadrhonc
(Nymburk, Tsjechië 1914 – Nicosia, Cyprus 1981, waarna begraven in
Goirle, x 1946 Vera Rudolfa Kaliba, Praag 1918 – Den Haag 2010,
waarna begraven in Goirle)
Vaderons
Hij was
van 1949 tot ‘56 trainer van Willem II. In deze periode leidde
Frantisek Fadrhonc de Tilburgse club tweemaal (1952 en ’55) naar het
landskampioenschap (zie hoofdstuk 2: de
Tricolores en in dit hoofdstuk: Jan van Roessel en dr. Bert
Schuerman). Hij was een warm pleitbezorger voor sportbeoefening door
de jeugd en stond erom bekend dat hij een goed oog had voor jonge
talenten. In zijn optreden was hij vaderlijk en aimabel te noemen.
Ook bij de spelers van het eerste elftal van Willem II, voor wie hij
trainer en masseur was, kwam hij zo over. Daarom noemden zij hem
Vaderons, met een knipoog naar (de klank van) zijn moeilijk uit te
spreken echte naam. Fadrhonc hield zich bij Willem II als
hoofdtrainer niet alleen met het eerste bezig, maar met alle andere
teams.

Foto: archief Willem
II.
De
Tsjech Frantisek Fadrhonc studeerde in Praag sportwetenschappen en
promoveerde daar ook in. Hij werkte vervolgens als sportinstructeur
en masseur. In 1948, na de communistische machtsovername, vluchtte
hij met zijn zwangere vrouw Vera naar het westen. Via een contact
bij de voetbalbond vond hij werk in Tilburg bij Willem II. Toen
Frantisek en Vera Fadrhonc in 1966 genaturaliseerd werden, werkte
hij niet meer bij Willem II maar was voetbaltrainer bij een andere
Nederlandse club, waar hij ook successen boekte. In 1970 volgde zijn
aanstelling als bondscoach van het Nederlands Elftal (tot 1974).
Daar legde hij met succes de basis voor het zogenaamde
“totaalvoetbal” dat het Nederlandse voetbal groot maakte. Hij
gebruikte hierbij zijn kennis van de ijshockeysport. Zijn door de
bond opgedrongen opvolger Rinus Michels trok deze lijn door. De
bescheiden vakman Fadrhonc had er geen moeite mee dat die (Michels)
exploiteerde wat híj bedacht had, en bleef zo vooral bekend als de
man van de twee landstitels voor Willem II. In het Tilburgse Koning
Willem II stadion is een zaal genoemd naar hem, Dr. Frantisek
Fadrhonc.
In 1981
stierf Fadrhonc geheel onverwachts op Cyprus als gevolg van een
hartstilstand. Hij werd, evenals later Vera, begraven in Goirle
naast zijn goede vriend Ad van Beurden, een zoon van de weduwe Van
Beurden die de familie Fadrhonc in 1949 onderdak had geboden in haar
huis aan de Leijparkweg (zie het artikel: “Frantisek Fadrhonc,
vluchteling, vaderons, voorbeeld,” door Thijs Kemmeren in het
Tijdschrift Tilburg, jaargang 33, nr. 3)

Het graf van
Frantisek en Vera Fadrhonc – Kaliba op de begraafplaats in Goirle.
John
Feskens (geb. Nijmegen, 1965)
de Rôoje Fès, den Blaawe
of den Beitel

men
noemde hem een “hoekige” voetballer, deze alom aanwezige spelmaker
met veel overzicht en een uitstekende traptechniek. Geboren in
Nijmegen en al jong verhuisd naar Tilburg (Broekhoove). De
vader van het gezin met drie kinderen kwam al vroeg te overlijden.
Als voetballer kwam John van 1982 tot 1997 uit voor Willem II, in
liefst 432 officiële competitiewedstrijden (een clubrecord) waarin
hij 48 keer scoorde, voordat hij overstapte naar uitgerekend
concurrent NAC Breda (50 wedstrijden, een goal) en vervolgens
Excelsior Rotterdam (1999-2002, 81 wedstrijden met vijf goals). Den
Beitel is altijd wijk Broekhoove trouw gebleven (Arendlaan).
Zijn eerste twee bijnamen hebben met zijn rossige haar te maken en
de derde is bedacht door verzorger Henri van Amelsfort van Willem II
vanwege de vorm van zijn kin (die hem een hoekig gezicht gaf).
dokter F.J.
Franken
Boerke Franke
had vanaf de jaren 1950
zijn praktijk aan het St. Annaplein. Heeft lang gewoond aan de
Bredaseweg ter hoogte van de Vierwindenlaan.
Gabriël J.M. Franken (1870 – 1934)
Bultje Franke, of Chamberlain
klèèn mènneke met een wat hoge rug, woonde tot zijn overlijden met zijn eveneens vrijgezelle broer Jan V.A. (1872-1951) en zuster Maria (1880-1973) in het huis van hun ouders, Adrianus (1839-1918, naast fabrikant ook gemeenteraadslid) en Maria Anna (1841-1910) Franken–van Dijk in de Goirkestraat (nr. 78). Gabriël Franken werd ook Chamberlain genoemd omdat hij, evenals de bekende toenmalige Engelse staatsman, vaak met een paraplu lopend te zien was (bron: H. Fitters uit de herinneringen van Frans de Kok)

Het huis van Franken-van Dijk, oorspronkelijk (rond 1780) gebouwd voor Norbert Schoffers (1752-1808), was een van de eerste huizen in de Goirkestraat. In 1987 vestigde zich in dit pand galerie “Pjotr”. Links et Zusterstròtje (zie daar). Foto uit 1983 door Jan Brieffries (coll. RAT)
Anna Maria Jacoba Melania Franken (1876-1959)
Kiep Franke
Werd zo genoemd omdat men vond dat zij aan één stuk door kakelde. Zij werd ook wel “Kip Franken met haar òpzètjes” genoemd vanwege de inmaakpotten met vruchten op brandewijn die zij zelf maakte. Zij was ongehuwd en woonde samen met haar eveneens vrijgezelle broer Nop (Norbertus Adrianus Josephus Franken, 1891-1947) in een groot huis aan de Goirkestraat, vlakbij de fabriek van de Gebroeders Franken,die naast die van George Dröge stond (zie Criesje Mommers, hoofdstuk 4).

De voormalige fabrikantenwoning van Franken (r.) waar later, in de negentiger
jaren, de redactie van het huis-aan-huisblad Stadsnieuws zetelde, dat toen nog een zelfstandig was (nu hoort het onder uitgeversconcern Wegener). Het aangebouwde pand (l.) heeft gediend als kantoor van de wollenstoffen fabriek Gebrs. Franken (foto 1976 gem. Tilburg, coll. RAT)
Franciscus Josephus Johannes Maria
(Frans) Franken (1888-1968, x 1921 Elisa Johanna Hendrika Maria
“Betsy” Mannaerts, 1897-1983)
den Ameriekaon of den Dòllarkôoning

Frans Franken (coll.
www.iisg.nl
)
Hij kwam uit een familie van lakenververs, deze kleinzoon van
Franciscus Josephus Franken (x Josephina Christina van Bunschot) en
oudste zoon van Josephus Franciscus Nicolaas Franken (1862-1923, x
1887 Johanna Maria Huberta “Jeanne” Donders, 1865-1955). Na zijn
gymnasium in Tilburg werkte hij een jaar of drie in zijn vaders
bedrijf Franken-Donders.
In 1913 vertrok hij naar Amerika om daar het zakenleven te
verkennen. In 1916 stichtte hij in Holland (Michigan) de Holland
Aniline Company voor de productie van anilinekleurstoffen. De
gezondheidstoestand van zijn vader riep hem echter meerdere malen
terug naar Tilburg, waardoor hier het onterechte beeld ontstond dat
de zaken in Amerika niet goed gingen en hij van èèremoej
terugkwam om ook even “bij te tanken”. Vandaar de schertsende
bijnaam! Maar de zaken gingen goed en hij had daar mensen die de
dagelijkse leiding over konden nemen. Zelf ging hij in 1921 meer
permanent terug naar Tilburg om de zaak van zijn vader voort te
zetten, nu inclusief een agentuur in anilinekleurstoffen. Vanaf 1924
werd de naam “N.V. Franken-Donders United Aniline Works,” welke zich
vooral richtte op de export van textielkleurstoffen, vanuit
vestigingen aan de Spoorlaan en op de Heuvel.

Ook ontwikkelde hij het product Osalon, geozoniseerd aardappelmeel
(een speciaal soort stijfsel: “strijkt zoo gemakkelijk en zoo mooi”,
zie foto) dat over de hele wereld werd afgezet. In vele landen
werden filialen geopend, tot in Brazilië en Argentinië toe. Frans
maakte vele zakenreizen en stond bekend om zijn grote talenkennis.
In Tilburg werd tussen 1946 en 1950 een nieuwe fabriek gebouwd aan
de Twentestraat (“Jeruzalem”), waar later ook de eerder bestaande
afdelingen in werden ondergebracht. In 1969, na het overlijden van
Frans, werd de onderneming voortgezet door de
Exploitatiemaatschappij Frado, totdat in 1980 het doek viel. In 1986
werd het fabriekscomplex gesloopt (bronnen: International Institute
of Social History en wikimiddenbrabant.nl)

De fabriek van
chemicaliën Franken-Donders United Aniline Works aan de Twentestraat
in 1952 (foto Leo van Beurden)
Anna Maria Theresia (Annemie)
Franken
(1926 – 2019, x Ben Schröder, overl. 2019)
Groeten uit de Missie
Zij was de dochter van de familie Franken-Keijzer (Arnoldus J.J.M. Franken, 1880-1960, x 1919 Agnes Th. Keijzer, 1897-1974) aan het Wilhelminapark. In 1938 ging Annemie naar het internaat Jerusalem van de zusters Ursulinen in Venraij. In de oorlog heeft zij ook in de verpleging gewerkt. Na de oorlog volgde zij een opleiding voor maatschappelijk werk in Eindhoven. Wilde zij in een missiegebied gaan werken?
Met haar broer Jan (Joannes Isidorus Franciscus, 1923-2014, x
Rosemarie Brands, 1929-2006) heeft zij in de oorlog gestrande
geallieerde piloten laten onderduiken in hun ouderlijk huis aan het
Wilhelminapark 36, terwijl het naastgelegen pand op nr. 37 was
gevorderd door de Duitsers! Ook in het huis op nr. 34 verbleven
onderduikers, nadat de daar wonende Oranjegezinde familie Schijns in
het begin van de oorlog was gedwongen om inkwartiering te
verschaffen aan enkele Duitse officieren.
Toen dit eenmaal voorbij was namen zij – de twee
gezusters Miet en Net Schijns die daar woonden met hun oude vader -
onderduikers in huis. Er ontstond een samenwerking tussen de
families Schijns en Franken, waarvan de moeder van Annemie en Jan,
Agnes, meehielp met het zorgen voor de onderduikers. Jan bleef
weleens slapen bij de familie Schijns als de situatie daar
aanleiding toe gaf. Men kon zich door de achtertuinen ongezien van
het ene naar het andere huis begeven. Naar verluidt zouden zij vanaf
voorjaar 1943 een verzetsgroep vormen, waar naast deze twee families
aan het Wilhelminapark in ieder geval ook de
pater
kapucijn Rembertus de Haan (zie daar) en
frater Frederico van Dongen (zie
hoofdstuk 3) bij betrokken waren.
In 1946 brachten broer en zus Franken op uitnodiging een bezoek aan
een Amerikaanse piloot die zij hadden geholpen, John Coleman uit
Milwaukee (Wisconsin). Deze was eind september 1944 in de omgeving
van Tilburg neergeschoten en kon met hulp van een boerenfamilie uit
handen van de Duitsers blijven. Op 6 oktober werd hij naar een
onderduikadres aan het Wilhelminapark gebracht. Hij kreeg logies bij
Schijns; kost en verblijf bij Franken. Daar bleef hij, behalve een
korte onderbreking waarin Coleman vanwege de veiligheid naar
Broekhoven was overgebracht, tot het einde van de oorlog. Vanaf 21
oktober had hij gezelschap van een Franse piloot die in Engelse
dienst ook was gecrasht. De bevrijding werd op 26 oktober
aangekondigd door frater “Ome Frits” Frederico van Dongen, die
langskwam nadat hij op verkenning was geweest in Moergestel. Hij
vertelde, daar al geallieerde troepen te hebben gezien en trakteerde
op sigaretten die hij van Engelse militairen had gekregen. Op 28
oktober, daags na de uitbundig gevierde bevrijding, namen de piloten
afscheid van hun helpers om terug te gaan naar hun onderdeel (zie:
“Miet Schijns: een ándere vrouw in het Tilburgse verzet,” door
Natasja Zeegers in Tijdschrift Tilburg over Oorlog, verzet en
bevrijding in Tilburg, okt. 2019, pag. 57-73.)
Over de reis van Annemie en Jan Franken naar Milwaukee in 1946 dook
zomer 2019 tijdens de jaarlijkse boekenmarkt in Tilburg “Boeken rond
het Paleis” een dagboek op met foto’s en knipsels uit Amerikaanse
kranten. De koper, Ed Schilders, plaatste dit unieke reisverslag op
deze site, zie:
KLIK HIER voor de volledige weergave op CuBra
Annemie trouwde met de Amerikaan
Ben
Schröder. Zij kregen aldaar een dochter,
Mary Lou, die later in Nederland ging wonen. Annemie en Ben
overleden beiden in 2019 op hoge leeftijd, slechts enkele dagen na
elkaar.

Annemie Franken met
haar broer Jan (rechts) op bezoek bij John Coleman (links),
Milwaukee 1946 (coll. fam. Franken)
Anna Maria Franken – Hendrikx (Poppel-B 1869 – 1935)
Wed. C.P. Franken of Weuw Franke
Zij vestigde zich voor de oorlog in Tilburg en werd uitbaatster van
café Wed. C.P. Franken, op het punt waar de Ringbaan West toen nog
doodliep op den Bèrndèèk (nr. 118). Na haar dood (te Tilburg,
1935) nam zoon Cornelis Adrianus Franken (geb. 1903, op de tweede
foto in het midden), die eerst bloemist was, de zaak over. Op de
eerste foto staat rechts al het pand van apotheek Van Nunen (nu
“Zorgvlied”) aan de nieuwe rooilijn. Men sprak van café Weuw
Franke, ook al had het officieel de wat saaiere naam “Ringbaan
West”, vermeld boven in het raam rechts. In de vijftiger
jaren werd de Ringbaan West doorgetrokken tot de Ringbaan Zuid. Toen
die ook nog dubbelbaans moest worden stond het café echt hinderlijk
in de weg. In 1959 werd het uiteindelijk gesloopt.

Boven: de situatie
in 1954 met een smalle Ringbaan West en café Franken in het midden
nog fier overeind. Onder: close-up van de voorzijde met de nodige
naamsvermeldingen (foto’s coll. Regionaal Archief Tilburg)
Naar
verluidt kon het daar aan den Bèrndèèk in vroeger tijden
behoorlijk ruig aan toe gaan. Dat speelde al voordat het café in
handen kwam van Kees Franken, toen Jaon de Kanter er nog de scepter
zwaaide. Zo hadden boeren die vanaf de zuidkant (Goirle, Riel en
Alphen) naar Tilburg kwamen in die dagen (begin twintigste eeuw)
nogal last van een driemanschap dat een ware terreur uitoefende (als
het trio tenminste niet in de gevangenis vertoefde). Echte namen
zijn er niet bekend, maar er circuleerden daar in de buurt wel
enkele bijnamen: et Knèntje (’t Konijntje), den Drik, de
Slaof en de Paus (omdat hij weleens dronken op straat stond te
brullen dat hij de paus was).
In het
Nieuwsblad van het Zuiden van 8 december 1971 heeft hierover het
volgende verhaal van Pierre van Beek gestaan:
Op
zekere dag keerde een flinke boerenzoon uit Riel van de Tilburgse
Meimarkt huiswaarts en legde nog even aan in het café op den
Bèrndèèk. "Drik", één lid van het driemanschap, stond aan de
toog en vroeg aan de jonge Rielenaar: "Trakteerdegij nie?"
Aangezien "Riel" geen aanstalten maakte op die uitnodiging in te
gaan, voegde de vrager eraan toe: "Ik ben Drik, dieje kaoje."
De Rielenaar greep een stoel en sloeg die, onder de woorden: "O
dè wies ik nie", vierkant om de oren van zijn slachtoffer, zodat
Drik stond te kijken als een dief achter de tralies. Drik
drong niet verder aan op een traktatie. Het driemanschap, dat steeds
probeerde zonder werken aan de kost te komen, zou in de gevangenis
gestorven zijn.
René
Freiters
den Bèls
(1)
werkte in de jaren 1950 als
koster in de kerk van pastoor De Klijn (zie daar) aan de
Ringbaan-West. Hij was jong alleen komen te staan en werd opgevangen
door de pastoor bij wie hij ook een tijd in de pastorie woonde. Zo
rolde hij in zijn functie als koster.
In de Thomas van
Kempenstraat, achter de kerk, stond een patronaatsgebouw met cinema
(tot ca. 1955 bekend als het Westend-theater, daarna van 1956 tot
1968 als bioscoop Rex). Wellicht heeft dit René Freiters op het idee
gebracht om verder te gaan in het theaterleven. Daarin heeft hij een
goed bestaan opgebouwd als impresario en manager in het populaire
muziekgenre. Zo bracht hij zangeres Corry Konings naar de nationale
podia. Het ging Freiters zo voor de wind dat hij op zeker moment de
vrijgekomen villa van de fabrikant Charles van Spaendonck (x Pia
Dreesmann) kon kopen. Deze modern ogende villa tegenover
Mariëngaarde aan het pleintje in de Burgemeester Damsstraat (nr.
50), nu bekend onder de naam "Doucement", was in 1933 gebouwd
(architect W.A. Maas) in opdracht van prof. dr. J. (Jan) E. de Quay,
die nog minister-president zou worden. Freiters liet later nog een
huis bouwen aan de Gilzerbaan tegenover de Frankenlaan. Na hem ging
Corry Konings daar wonen. De reden waarom hij den Bèls werd
genoemd is niet duidelijk. Waarschijnlijk kwam hij als weeskind
oorspronkelijk daar vandaan.
mevr. E.
von der Fuhr
Miet meej de Mòppe
omdat ze vaak een hoed vol
met nopjes droeg.
1.G
Piet Galema (geb. 1926 x Thea van Arendonk)
Monsieur Six Millions
hij ging in de Belgische Congo werken tot de omwenteling het daar te
gevaarlijk maakte. Vervolgens, in dienst van het Franse bedrijf
Proclaim (machines voor grondbewerking), wist Piet Galema in het
Midden-Oosten een order van 6 mln. Franse francs af te sluiten, wat
voor die tijd (jaren 1960-‘70) een zeer hoog bedrag was. Dit leverde
hem de eretitel Monsieur Six Millions op.

Jan
Galema was van 1914 tot ’46 directeur van de CTM aan het
Wilhelminapark (foto: coll. fam. Galema)
De Galema’s kwamen oorspronkelijk uit een Fries katholiek geslacht
van melkproducenten. Enkele zonen van de in 1891 vroeg overleden
Ysbrand Galema hadden geen toekomst meer in de Friese
familieboerderij die toen werd verkocht en besloten om met hun
Friese kennis en ervaring emplooi te zoeken in de opkomende
zuivelindustrie van Noord-Brabant. Een van hen was de vader van Piet
Galema, Jan (Bolsward 1876 – 1953, x 1911 Jeanette Hesselmans,
Kaatsheuvel 1886 – 1968). Jan Galema werd in 1899 de eerste
directeur van een nieuwe coöperatieve melkfabriek in Dongen. In 1914
solliciteerde hij naar de functie van directeur bij de Tilburgse
CTM, die aan het Wilhelminapark een nieuwe fabriek liet bouwen, maar
de keuze viel op zijn verre neef Titus Terwisscha van Scheltinga.
Deze overleed echter plotseling, nog voordat de fabriek in bedrijf
was. Jan was nog beschikbaar en werd in 1914 alsnog directeur van de
melkfabriek CTM, wat hij tot 1946 bleef. Hij woonde met zijn gezin
aan de Bredaseweg. De nieuwe CTM-fabriek kreeg een bijzondere facade
aan het Wilhelminapark in art-decostijl, een ontwerp van Jos Donders
dat nu de status heeft van rijksmonument. In 1976 werd CTM verkocht
aan Campina, die de faciliteit aan het Wilhelminapark al gauw minder
ging gebruiken. In 1981 stopte de melkproductie geheel en werd het
gebouw verkocht aan de gemeente. Na een kommervolle tijd met
bewoning door studenten en junks is daar, na grondige renovatie
(vanaf 1994) en een kortstondig bestaan als horecazaak, nu al een
aantal jaren galerie Via Venezia gevestigd (glaskunst).

Tilburgse Herinneringen op Facebook

Jean-Paul
van Gastel
JP of Jeep
voetballer die bij Willem
II doorbrak naar de nationale top, in 1997 naar Feijenoord Rotterdam
ging en vervolgens ook het Nederlands Elftal bereikte.
Leo Geerts
den (irste) Börgemister
van Den Bèsterd
van 1919-1922 was hij de
eerste voorzitter van wijkvereniging Besterd's Belang, die zich
vanaf rond 1935 steeds meer profileerde als winkeliersvereniging.
Ton van Gerwen
den
Dòp
Hij
dreef met zijn vrouw Nelleke van 1985 tot 1989 café Den Hoefakker,
Koestraat 39 op de hoek met de Hoefakkerstraat. Eerder heette dit
café “Travon” en daarvoor D’n Oldtimer (zie bij Janus “Vètte
Jaon” van Beers). Waar de bijnaam den Dòp vandaan kwam is
niet bekend. Misschien heeft hij iets leuks gedaan in zijn zaak met
al die bierdopjes. Ook het café van Van Gerwen stond bekend als
”den Dòp”, en er is een carnavalsvereniging “De Döpkes” geweest
die daar resideerde.
Een vaak
geziene cafégast in de periode van de Van Gerwens was W.P.L. “Broer”
Donders (zie daar. Voor enkele anekdotes zie het Groot Tilburgs
Horecaboek door Patrick Verbunt en Inga de Bruijn, Tilburg 2009, p.
105-106)
José van Gestel
de Mama van het Wilhelminapark
In het Brabants Dagblad van 11 juli 2018 werd deze markante, dan
62-jarige vrouw op een voetstuk gehesen, omdat zij zich met hart en
ziel belangeloos inzette voor anderen. Die anderen zijn mensen die
aan de rand van de maatschappij leven: zwervers die ergens aan
verslaafd, of alleen maar arm en dakloos waren. Zij zag die in het
Wilhelminapark (zie hoofdstuk 4, Het
Park), waar zij dan sinds een jaar of tien met haar man Theo
een appartement bewoont. Zij sprak die arme sloebers aan en stopte
ze voedsel, drinken, of een warme jas toe. Toen het sociaal eethuis
De Pollepel na een korte onderbreking weer aan “Het Park” neerstreek
(zie bij Gerrit “Pater” Poels) werd zij daar vrijwilligster en kwam
in een team te werken met Hulya, de pleegdochter van Poels (bron:
Stephan Jongerius, Brabants Dagblad 11 juli 2018).

Coll. Brabants
Dagblad
Walter van
Gestel
Walter de Klopper
van de vishandel Van
Gestel-Takkenberg aan et Hèrringsènd
(zie ook hoofdstuk 4),
Korvelseweg 108. De bijnaam verwijst naar de bereidingswijze (het
kloppen) van stokvis.
Willem van Gestel
Willem Weemoed
Hij was van 1984 tot ’97 de kroegbaas van Café Weemoed aan de Korte Heuvel (nr. 12), het bruinste café van de binnenstad, eerder bekend en berucht als nachtbar Julia. Je moest er wel aan wennen dat Willem jouw pilsje niet kwam brengen. Dat moest je bij hem komen halen, of je nou binnen aan een tafeltje zat of buiten op het terras. Carnaval liet hij niet toe in zijn tent, dat hoorde niet. Weemoed had toch niet te klagen over belangstelling. Onder het zeer gevarieerde publiek hoorden notarissen, dokters, schrijvers, muzikanten en andere kunstenaars. Door de dichter Jasper Mikkers kreeg Weemoed bekendheid als literair café. Naast Mikkers schreven Ronald Giphart en Ilja Leonard Pfeijffer (zie daar) over Café Weemoed, dat ook voorkomt in de roman “De mensen die achterbleven” van Martijn Neggers (bron: “Het groot Tilburgs Horecaboek” door Patrick Verbunt en Inga de Bruijn, Tilburg 2009; Brabants Dagblad, 6 juni 2018).

Sfeerbeeld van Weemoed by night (coll. www.cafeweemoed.nl)
Jo Gijsbers
de
Zingende Kastelein
Samen
met zijn echtgenote bestierde Jo(ke) Gijsbers van 1966 tot 1974 café
bar ’t Centrum in de St. Josephstraat (138). Zij waren de opvolgers
van “Mooie Toon” en Mietje van der Loo (zie daar) die hun oude pand
aan de Heuvel bij de overweg in 1962 moesten verlaten vanwege de
aanleg van het hoogspoor, maar toen de naam ’t Centrum meenamen naar
hun nieuwe locatie. Jo(ke) Gijsbers placht ’s avonds in zijn bar mee
te zingen op bestaande, vaak Duitstalige muziek, waar de gasten
graag op dansten. Dit gaf wel problemen met de gemeente, die voor
het dansen het hebben van een dansvloer voorschreef. Daar was deze
zaak echter wat smal voor. Uiteindelijk werd als tussenoplossing een
deel van de vloer gemarkeerd met aluminium strips. Het echtpaar
Gijsbers werd in 1974 opgevolgd door Toon en Zus (“Tontje en Suske”)
de Groot (uit: Groot Tilburgs Horecaboek door Patrick Verbunt en
Inga de Bruijn, Tilburg 2009)

Doorkijk (1976)
vanaf de Heuvel (nu Korte Heuvel) naar de St. Josephstraat. Geheel
rechts café ’t Centrum met links daarnaast autobedrijf (Auto
Koster). De schoorsteen, die er als monument nog altijd staat, is
van de toenmalige BeKa fabriek (zie et
Krimmetoriejum in hoofdstuk 4). Op de achtergrond is het
deel van de Lancierskazerne uit 1842 te zien, die in opdracht van
Koning Willem II werd gebouwd, waarin nu enkele kantoren zitten
(foto Dré v.d. Bogaard, coll. RAT).
Dominicus
Wilhelmus Maria van Gijsel (1927-2003)
Don van Gijsel
speelde meer dan honderd
rollen bij verschillende Midden-Brabantse (amateur-)
toneelverenigingen.
Trad ook
prominent op in
verscheidene afleveringen van de Tilburgse Revue, te beginnen als de
Toneelmeester in de eerste aflevering "Kannen en Kruiken" (1986). In
"Hemel & aarde" (1989) speelde hij zelfs de "Zaolege Pirke Donders".
Verder regisseerde Van Gijsel ook, en was hij van 1962-'66 de echte
Stadssinterklaas (als een van de opvolgers van de legendarische Frie
van Moorsel, zie daar). Don was gehuwd met Corry Brocken, die ook
vaak als tegenspeelster met hem op de planken stond. In oktober 1998
vierde Don van Gijsel zijn gouden theaterjubileum, waarbij hij een
onderscheiding kreeg van de stad Tilburg.

Don van Gijsel als Peerke Donders in de Tilburgse
Revue 'Hemel en aarde' (1989). BronL Ed Schilders, 25 Jaar Tilburgse
Revue, 2011.
De
Tilburgse Revue is een grootschalige amateurproductie die sinds 1986
eens in de twee of drie jaar op de planken staat in de grote zaal
van Theaters Tilburg. Er worden per productie tien tot vijftien
voorstellingen gegeven en die zijn meestal uitverkocht. Begin 2018
staat de dertiende Tilburgse Revue op het podium van Theaters
Tilburg onder het motto: Tóp013. Sinds 2015 is er ook een jaarlijkse
Kinderrevue in samenwerking met de basisscholen en buitenschoolse
opvang in Tilburg. De
Tilburgse Revue is er door en voor Tilburgers en wil het publiek
telkens een wat andere spiegel voorhouden van de stad (bron: “25
Jaar Tilburgse Revue 1986-2011”, jubileumboek door Ed Schilders voor
de Stichting Tilburgse Revue).
Antonius
van Gils (1758-1834)
Primus van Gils
was theoloog en auteur, hij
werd primus van de Universiteit van Leuven op 10 augustus 1779 en
vanwege dit feit op de 31e van die maand ingehaald in
Tilburg met zes erebogen en drie schuttersgilden. Natuurlijk was
“Primus”geen echte bijnaam, maar sindsdien was hij bij iedereen in
Tilburg niet anders bekend.

Mgr. Diepen met zijn gevolg op weg door de Nieuwlandstraat naar de
plek aan de overkant van de straat (nu nr. 49, niet op deze foto)
waar Primus van Gils in 1758 geboren zou zijn, om er een gedenksteen
te onthullen. Het huis werd op dat moment (1934) bewoond door
handelsagent Theo Schots. Voorop v.l.n.r. mgr. Diepen, mgr. Van Gils
en burgemeester Vonk de Both (foto coll. RAT)

Dit
is de gedenksteen uit 1890 die in 1929 werd herontdekt en vijf jaar
later officieel heronthuld (foto coll. RAT)
Jan van
Gils (1928-2001, x Nelly Santegoets, ca. 1930-2013)
Jan Fust
was van
Golse origine. Hij zal wel van een pilsje gehouden hebben?
Gertruda
Goijarts
Trui de Beer
was heel lang hulp in de
winkel van Jan Baptist de Beer en zijn vrouw Antonia van de Put
tegenover de Heikese kerk, zodat iedereen na verloop van tijd haar
"Trui de Beer" noemde. Deze familie De Beer had vijf zoons, waarvan
de één na jongste de eerste superior-generaal van de fraters was
(zie Johannes Antonius "Superior" de
Beer). Misschien heeft "Trui de Beer" nog samengewerkt met
Jan de Cocq (1840-1909, ook wel bekend als Dirk de Cocq) die van
1855 tot 1905 bij De Beer heeft gewerkt als arbeider,
magazijnmedewerker en reiziger. Dus in totaal 50 jaar, zij het met
onderbreking van 1866 tot '68 toen hij als zoeaaf diende voor de
paus.
Josephine
Goijarts-Janssens (1873-1949)
Jolige Fien
uit de familietak Janssens
de Horion (zie ook bij Franciscus
Segaar Janssens). Zij was gehuwd met Wijnand Goijaerts,
die een textielfabriek in de Heuvelstraat had. Het was een muzikale
familie die veel samen musiceerde. Een van hun kinderen was Max
Goijaerts (1907-1974, x Eveline Lam) die het liefst jazz speelde
nadat hij deze muziek had leren kennen via een heeroom in New
Orleans. Max wordt gezien als een van de belangrijkste jazzpioniers
in den lande. Reeds vóór 1930 speelde hij met Emile Verbunt (de
vader van Guus, zie daar), Eppo Doeve, Dries Eschauzier en anderen
(zie bij De Russische Madam A. Bersin).

Kinderen van Eduard F.A. Janssens (zie onder Frans “Segaar” Janssens) op een foto uit 1930 (voor een foto uit 1891 van dit gezin, zie hoofdstuk 4 onder Pollethoek). Helemaal rechts staat Josephine M.R. Goijarts-Janssens. Linksvoor zit mgr. Alphonsus (Alphons) Maria Josephus Janssens (1865-1951) die in 1891 in de voetsporen van zijn heeroom Francois Janssens als priester naar de V.S. ging. Hij werd enkele jaren later pastoor in New Orleans, waar zijn oom sinds 1888 aartsbisschop was. Hij bleef daar 42 jaar lang pastoor, tot hij in 1939 vanwege zijn gezondheid terugkeerde naar Tilburg. Als hij voor familiebezoek overkwam nam hij wasrollen en later grammofoonplaten mee met vroege opnames van jazzmuziek die ook terechtkwamen in de zeer muzikale familie van zijn zuster, Josephine Goijarts-Janssens. Verder op de foto, staand v.l.n.r.: Maria A.C.F. Swagemakers-Janssens (1883-1961, zie daar), Adeline M.C.A. Janssens (1880-1974, zie ook hoofdstuk 4 onder Pollethoek), Anna H.W.M. Houben-Janssens (1871-1950, zie daar) en Louise J.M. Verbunt-Janssens (1881-1971, x Bernard J.M. Verbunt, zie onder Eduard Verbunt). Foto Grijpink, Nijmegen, coll. RAT.
Zoon Max Goijarts
(1907-’75, jazzpionier) spelend op zijn bassaxofoon (zie ook de
tekst bij A. Bersin, de Russische Madam. Foto uit: “Jazz in Tilburg,
Honderd jaar avontuurlijke muziek,” door Rinus van der Heijden e.a.
Tilburg 2010)
Bas L.M.H.
Goijarts (geb. 1937, x Margriet Peijnenborg)
den Beul van Gôol
omdat men vond dat deze
inwoner van Goirle hard reed. Zoon van Max en Eveline Goijarts-Lam
(zie bij Josephine Goijaerts-Janssens).
Ernest
"Bobby" A.J.I. Goijarts (1912-1998, x Van Dithuijzen)
Bogo
samentrekking van Bobby
Goijaerts. Woonde in de Prof. Dondersstraat. Hij was een neef van
Max (zie bij Josephine Goijaerts-Janssens).
dhr. Van
Gorp
Bòlle van Gorp
had een stevig postuur en
was bekend van een taxibedrijf aan de Bosscheweg tegenover garage Ed
Lepelaers (de Leepel).
Johannes
Cornelis Graafmans (geb. 1878)
Jan Tabak
dreef een winkel in
Gelderse vleeswaren aan de Berkdijksezijstraat. Deze niet meer
bestaande straat kwam destijds uit op
den Bèrndèèk
(zie hoofdstuk 4), ter
hoogte van de huidige uitbouw van apotheek Zorgvlied. “Jan Tabak”
ging ook naar zijn klanten toe met zijn negotie in een hondenkar.
Hij was een grote, gezette man die over zijn vrouw sprak als mèn
sakremènt.
Arius (of Ario) Granucci
den
Ario van La Toscana

Over de
voornaam van deze ijsverkoper die op deze foto uit 1935 panne
schijnt te hebben midden op de Heuvel zijn de bronnen het niet eens:
Arius of Ario. In ieder geval is hij een familielid van Luigi
Granucci die in 1928 in Tilburg verzeild raakte en aanvankelijk als
bijverdienste in de zomermaanden Italiaans ijs ging verkopen. Dat
sloeg zo goed aan dat hij in 1932 aan de Veldhovenstraat de ijssalon
La Toscana begon en familie uit Italië liet overkomen om hem te
helpen. Deze zaak bestaat nog steeds als cafetaria aan de
Veldhovenring. Edi, de zoon van Luigi, opende in 1980 een ijssalon
in Wageningen. Ook hij boekte succes, maar verkocht in 2004 zijn
zaak om zich geheel toe te leggen op de fabrieksmatige productie van
Granucci-ijs (foto: Tilburgse Herinneringen op Facebook)
Frits van Greunsven
Bolle, of Skippy
Hij was
van 1987 tot 1994 uitbater van Café de Troubadour aan de
Capucijnenstraat, in 1915 gesticht door Piet van Ham en daarna lang
bekendstaand als Café van Ham. Pas begin tachtiger jaren veranderde
de naam in Troubadour. Van Greunsven werd ook Skippy genoemd vanwege
zijn onregelmatige tred die hij had overgehouden aan een aangeboren
handicap aan zijn benen. Dat dit oude buurtcafé nog altijd leeft en
bruist is zeker te danken aan de bezieling van Rob Verbunt die sinds
2002 de eigenaar is (zie Groot Tilburgs Horecaboek, door Patrick
Verbunt en Inga de Bruijn, Tilburg 2009, met herinneringen van Jace
van de Ven op pag. 41-42). Rob Verbunt had rond de tachtiger jaren
al enkele cafés in het centrum: vanaf 1978 het populaire Bobbie Bunt
aan het Pieter Vreedeplein en Het Onverstand op de Oude Markt. Rob,
telg uit een geslacht van wijnkopers, had dus meer gekozen voor het
uítschenken van flessen en fusten. Eind jaren tachtig deed hij zijn
cafés van de hand en verbleef hij een poos in Australië, waar enkele
broers en zussen van hem al woonden. Na zijn terugkeer naar Tilburg
pakte hij zijn métier in de Capucijnenstraat weer op.

Boven: café de
Troubadour, het ultieme Tilburgse buurtcafé van begin
eenentwintigste eeuw. Onder: hoog bezoek in de Troubadour ter
gelegenheid van het eeuwfeest in 2015. Links burgemeester Noordanus,
rechts Rob Verbunt.
Dr. Michel P.A.M. (“Shell” of in Tilburg: ”Sjèl”) de Grood (Nijmegen 1915 – 1995) neurochirurg
De Octopus
Werd de Octopus genoemd omdat hij als neurochirurg “overal in zat te peuteren” en ook de onmogelijkste plekjes in het hoofd kon bereiken.
Als aankomend arts werd Sjèl de Grood in 1937 de eerste co-assistent in het Tilburgse Sint Elisabeth Ziekenhuis. Daar hielp hij gedurende de oorlog naast gewone patiënten ‘s nacht ook nog veel oorlogsgewonden. Na zijn specialisatie in Amsterdam tot neurochirurg keerde hij in 1951 terug naar St. Elisabeth Ziekenhuis, waar hij werd benoemd tot hoofd van de eerste neurochirurgische afdeling in Zuid-Nederland. Door zijn grote kunde, werkkracht en (vanaf 1959) succesvolle associatie met dr. Karel T.A. Lie (Padang, Sumatra 1922 – 1988), die hem uitstekend aanvulde, groeide de afdeling uit tot een vooraanstaand neurochirurgisch centrum van ook internationale bekendheid. Zij werden regelmatig gevraagd om hun kennis in binnen- en buitenland te delen, ook door het uitvoeren van gastoperaties. Na zijn terugtreden in 1975 als chirurg heeft De Grood zich nog lang ingezet voor onderwijs aan co-assistenten (bron: Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde)

Dr. Michel ”Sjèl” de Grood, neurochirurg (coll.: neurochirurgiebrabant.nl)
Hein de
Groot (1891-1963)
Hein de Leugenèèr
was
een garagehouder en dealer van het merk General Motors die lange
tijd was gevestigd aan de Spoorlaan (hoek met de Langestraat)
tegenover het station van de NS, waar voorheen hotel Suisse zat.
Naast hem was banketbakker en cuisinier Leo Verschuren gevestigd en
(op de hoek met de Stationsstraat) café Royal. Nu staat daar
prominent het kantoor van de ING bank. Op de andere hoek zat
hotel-restaurant Noord Brabant (ook welbekend als Piet Mulders),
vervolgens tot 2016 Central en daarna een kantoor van Randstad.
Oorspronkelijk in de Prinses Sophiastraat begonnen met de verkoop
van rijwielen en motorfietsen, vestigde Hein’s vader Michel de Groot
(1865-1940) zich rond 1900 in de Willem II straat en voegde auto’s
toe aan zijn assortiment. Dit was het begin van de Eerste
Tilburgsche Auto Garage (ETAG) MJ de Groot & Zoon. De Groot verwierf
grote stukken grond in de vierhoek Spoorlaan, Stationsstraat,
Poststraat en Langestraat. Al gauw richtte hij een werkplaats in aan
de Poststraat (nr. 26, tegenover de Karrestraat) en een showroom aan
de Stationsstraat (nr. 10-12). In 1921 nam Hein de zaak van vader
Michel over. In 1947 werd aan de Spoorlaan (nr. 118-120) een nieuw
gebouw betrokken met genoeg ruimte voor showroom, kantoor en
werkplaats, ontworpen door architect Jos. Bedaux die een fervent
Chevrolet rijder was. Dit beeldbepalende pand is op de foto te zien,
met ernaast Leo Verschuren en café Royal. In 1967 verliet garage De
Groot voor het eerst de binnenstad en verhuisde naar een nieuwe
hoofdvestiging aan de Lage Witsiebaan in de nieuwbouwwijk ’t Zand.
In 1980 – na de energiecrisis was het bergafwaarts gegaan met de
Amerikaanse automerken – ging garage De Groot failliet.

Van 1947 tot 1967
was garage De Groot gevestigd in dit door Jos. Bedaux ontworpen
pand.
De bijnaam van Hein de Groot heeft wellicht te maken met een reputatie die wel meer automobielverkopers in die tijd hadden. Dat hij ook goed zijn woord kon houden bewees hij in 1950, toen hij de architect Jos. Bedaux verzocht een Mariakapel te ontwerpen aan de Delmerweg. Bedaux had voor de oorlog al een aantal Mariakapellen gebouwd en kort erna ook het nieuwe bedrijfspand voor De Groot aan de Spoorlaan. De keuze om hem ook de kapel te gunnen was dus niet moeilijk. De Groot loste met deze opdracht een belofte in, die hij had gedaan toen hij in de meidagen van 1940 op die plek bij de Delmerweg met zijn gezin beschutting moest zoeken tegen rondvliegende granaatscherven. Hein de Groot heeft toen beloofd om daar een Mariakapel te laten bouwen, als zijn gezin de oorlog zou overleven. De nodige grond werd geschonken door de familie Diepen, die even verderop een buitenhuisje had (zie het lemma Céline Diepen). De kapel werd in 1951 ingewijd en opgedragen aan “Maria oorzaak onzer blijdschap”. In 1955 kwam deze onder de zorg te vallen van de nieuwe parochie Petrus en Paulus aan de Vierwindenlaan. Dat Hein de Groot de opdrachtgever was voor de kapel bleef lang onbevestigd. Pas in 1974 kwam zulks vast te staan, toen dit voor het eerst gezien werd in een dagboek, dat De Groot ruim 10 jaar eerder had nagelaten (bron: Jos Naaijkens in de wijkkrant “Thuis in Zorgvlied”, april/mei 2023. Zie ook lemma Jos. Bedaux).
 De Mariakapel aan de Delmerweg, in 1950 ontworpen door Jos. Bedaux in opdracht van Hein de Groot (foto uit 2017, Creative Commons).
Hans Gruijters (Boekel 1925 – Rumpt 1980)
de
Zwarte Ruiter
hij koos
al jong voor het slechte pad en zat in de veertiger jaren vanwege
fietsendiefstal in jeugddetentie. Ging daarna over tot het zwaardere
werk (smokkel, inbraken, overvallen) maar liet zich niet pakken. De
jacht op hem werd nauw gevolgd door de media. Dit maakte hem tot een
legende, en gauw rijp als motief voor boek en film. Begin januari
1955 overviel hij een bank in Oss. De Zwarte Ruiter vluchtte en
verschool zich daarna in de bossen bij Berkel-Enschot. Vervolgens
wilde hij een auto stelen in Tilburg bij het café Casino (in de St.
Josephstraat, zie bij Dré Meulenbroek) maar werd door de eigenaar
betrapt. Bij de achtervolging werd deze beschoten en de dader
ontkwam op een fiets die hij pakte in de Oisterwijksebaan. De
volgende dag werd De Zwarte Ruiter uiteindelijk toch gearresteerd in
hotel Schuermans aan de Spoorlaan (het huidige Wapen van Tilburg op
de hoek met de Willem II straat).
1.H
pater Jan (Johannes
A.M.)
Rembertus de Haan
(Amsterdam 1916-’84)
Rôoje
Rèm
Waarom
deze pater kapucijn van het klooster aan de Korvelseweg (intrede
1934, wijding 1941) deze bijnaam kreeg is niet bekend.
In de
oorlog was hij actief in het verzet. De bekende pilotenhelpster
“tante Coba” Pulskens (zie daar) was een trouwe bezoekster van de
kerk van de kapucijnen aan de Korvelseweg
(zie hoofdstuk 4, de Paoterskèrk 2).
Zij was in de oorlog geregeld op zoek naar onderduikplekken voor
piloten en verzetsmensen die zij zelf niet meer kon plaatsen. Het
kapucijnenklooster had hier altijd wel mogelijkheden voor. Coba kon
indien nodig een beroep doen op pater Gervatius van de Leemputten
(1884-1958) en Rembertus de Haan, die beiden waren betrokken bij de
illegaliteit. Van de laatste is bekend dat hij hoorde bij de
verzetsgroep waar de families Franken en Schijns in zaten, die aan
het Wilhelminapark onderduikers hadden (zie bij Annemie Franken).
Ook de frater “Ome Frits” Frederico van
Dongen (zie hoofdstuk 3) hoorde tot dit netwerk.
Zoals
bij Frederico van Dongen staat vermeld, is in 1944 bij de kapucijnen
aan de Korvelseweg het Tilburgs Byzantijns Koor ontstaan. Dit had
alles te maken met het naderende einde van de oorlog. Pater
Rembertus de Haan was de eerste dirigent van dit TBK en bleef dat
tot hij in 1951 een andere standplaats kreeg. Frater Frederico van
Dongen nam het dirigeerstokje van hem over.
Wegens
zijn verdiensten in het verzet werd aan pater Rembertus de Haan na
de oorlog het Verzetsherdenkingskruis toegekend. Hij overleed in
1984 in Tilburg.
(bron:
“Dienstbaar onder vuur: Religieuzen en de Tweede Wereldoorlog,” red.
Chris Dols, Joep van Gennip en Lennert Savenije, 2016, pag. 124)
Pater kapucijn
Rembertus de Haan met het Tilburgs Byzantijns Koor in 1950 (coll.
TBK)
Adrianus (Janus) Bernardus Antonius Haans (1901-’71)
Wit Jaoneke
vanwege zijn ruime bos spierwit haar. Woonde in de Kapelstraat
(later Oude Kapelstraat) op nr. 20 (et
Zaandpad, zie
in hoofdstuk 4). Bij
hem kon je o.a. bronollie (petroleum, ook wel bromollie,
zie Johan Christinus Mutsaers) en witkalk kopen, en hij wist ook
altijd wel iets aan te prijzen tegen verkoudheid en zo. En bij zijn
zussen Lucia (Sieke) Adriana Maria (1905-’85) en Martina (Martha)
Waltera Bernarda (1903-’91) Haans, die daar ook een winkel hadden,
kon je snuupkes e.d. kopen vanaf 1 cent. Jaoneke en zijn
zusters Sieke en Martha zijn nooit getrouwd geweest en woonden op
hetzelfde adres. Zij waren de oudoom en –tantes van Frank Haans die
verder nog schreef: “Het huis aan de Kapelstraat (later Oude
Kapelstraat) was een monument in die tijd. De laatste keer dat ik
daar ben geweest eind jaren zeventig klingelde er bij binnenkomst
(je ging door de winkel naar binnen) een belletje en stond er op de
toonbank een grote koffiemolen (zo eentje met twee wielen). In de
kamer was een oude stoof, tevens fornuis. Ook de bedsteeën (een
soort van kast waarin men sliep) waren er nog. En wie naar het
toilet wilde moest achter naar buiten .…” Tot begin jaren tachtig
hebben de taantes er gewoond: “Toen zijn de huizen in de Oude
Kapelstraat onbewoonbaar verklaard.”
%20Oude%20Kapelstraat%2020-28%20in%201971,%20RAT.jpg)
Oude
Kapelstraat 20 (links) tot 30 op een foto van Publieke Werken
Tilburg uit 1971 (coll. RAT)
Johannes
(Jan) Cornelius Joseph Haans (geb. 1951)
Jantje Mandje
handelaar die groot werd in
producten als manden en mandjes, meubelstukken en decoratieve
artikelen van met name riet en bamboe die hij in grote hoeveelheden
vooral in het Verre Oosten haalde en hier weer uitvoerde naar meer
dan 50 landen. Van een omzet van NLG 68.000 in 1968 door toen nog
het bedrijf van zijn vader, tot meer dan € 50 mln door het inmiddels
Haans Lifestyle Products geheten bedrijf, toen dit begin 2006 de
Stimuleringsprijs van het Bedrijven Overleg Regio Tilburg (BORT)
ontving. Sinds 1993 gevestigd in een fraai gebouw van architect Jo
Coenen op het industrieterrein Katsbogten. In 2009 ging het bedrijf
failliet, maar kon een doorstart maken in afgeslankte vorm. In mei
2013 ontving Jan Haans uit handen van burgemeester Noordanus de
zilveren legpenning van de gemeente Tilburg vanwege zijn verdiensten
voor Tilburg en omgeving op maatschappelijk en cultureel gebied.

Jan Haans ontvangt
in 2013 van burgemeester Noordanus de legpenning
Harrie van
Hagen
den Jammes
de zoon van een boswachter.
Jantje van
Halteren
et Bèlske
was smokkelaar in de jaren
1930 en woonde in de Oude Kerkstraat (Koningswei), waar veel
smokkelaars woonden van Belgisch gedestilleerd (zoals Elixer
d'Anvers).
Een bekend gezegde in
Tilburg luidde: "Hij komt van Gôol èn wit van niks, èn hij wont
in et Kèrkstròtje." Dit heeft betrekking op (oud-)smokkelaars
die zich vanuit Goirle in de (Oude) Kerkstraat in de Koningswei
vestigden. Zij hielden zich van de domme (ze waren zogenaamd 's
nachts natuurlijk nooit van huis geweest,) maar "men" wist
verduiveld goed waar ze de kost mee verdienden! De Oude Kerkstraat
is een zijstraat van de Bisschop Zwijsenstraat tussen de Van
Doorenstraat en de Ververstraat in. De straatnaam verwijst naar een
schuurkerk die hier vroeger heeft gestaan.

Nico van
Ham
Budje van Ham
voetballer, snelle midvoor
van Willem II van 1932 tot en met 1944. In dat laatste seizoen won
hij met Willem II de finale om de KNVB-beker (met maar liefst 9-2
tegen Groene Ster). Hij speelde 175 wedstrijden voor Willem II en
maakte in totaal 24 doelpunten (zie ook
hoofdstuk 2: enen Bud).
dhr. Hamers
Kwèèk Hamers
zong in de kerk boven
iedereen uit, vooral het Ave Maria.
dhr. Hamers
Pôot Hamers
omdat hij een handicap aan
de voet had.
Jan
Hartogs
de Janneman
Hij staat samen met zijn vader Jan Hartogs sr. op een foto uit de Koningswei (1951), welke staat afgebeeld onder Bernard “de Witte” Donders (zie daar). Verder geen gegevens bekend.
...
Hazendonk
et Hòske
voetballer bij NOAD (Nooit
Ophouden Altijd Doorgaan). Hòske is Tilburgs voor haasje. Hij
zal dus wel heel snel over het veld zijn gegaan.
dr. Jan
Heeffer (geb. 1948)
Don Jan
ging in 1966 voor priester
studeren in Bergamo (Italië). In 1973 is hij daar priester gewijd en
ging er vervolgens als godsdienstleraar aan de slag op het Patronato
San Vincenzo, een soort ambachtsschool. In 1987 werd hij aldaar
naast rector van het jongensinternaat ook directeur van de school.
Promoveerde in 1993 in Rome tot doctor in de theologie. Als hij op
verlof terugging naar zijn geboortestad Tilburg was de pastorie van
de Heuvelse kerk een goede thuisbasis en kon pastoor Van Noorwegen
ook even op vakantie. Op 1 maart 2003 werd Heeffer rector van het
Nederlands Priestercollege in Rome (zie ook mgr. dr. Bernardus
Josephus Eras), wat tevens inhoudt het adviseren van de Nederlandse
ambassade bij de Heilige Stoel en het houden van toezicht op de Kerk
van de Friezen nabij de Sint Pieter.
Sinds 2005 mag hij zich mgr. noemen. Hij bleef tot medio 2007 rector
van het Nederlands College in Rome, dat steeds meer een
internationaal instituut werd bij gebrek aan passanten uit
Nederland. Don Jan keerde toen terug naar Bergamo.
Ad Heerkens (x Annie)
de
Kiep
In 2018,
toen hij 77 jaar was, besteedde het Brabants Dagblad aandacht aan
hem, omdat hij van die 77 liefst 65 jaar lid was van voetbalclub
ZIGO (zie in hoofdstuk 2: Zèèkers In
Gèèl Onderbroeke) en van die 65 liefst 40 jaar
jeugdtrainer was. Zelf heeft hij er ook lang gevoetbald maar nooit
in de top. Hij was een echte gezelligheidsspeler en clubmens. Ook
toen hij “ver weg” ging wonen (in De Blaak) bleef hij ZIGO trouw.
Zijn bijnaam heeft niets met het keepersvak te maken, maar kreeg hij
nadat hij eens de kleedkamer binnenkwam voor de jeugdtraining, waar
een voor hem nieuwe jonge spelersgroep zat te wachten. Toen er
prompt een stilte viel zei hij maar: “Aangenaam. Mijn naam is kip,
maar ik leg geen eieren….” Vanaf dat moment heette hij bij ZIGO “de
Kiep”!
Bakker
Heerkens
Vruut Heerkens
omdat hij een wat ver
vooruitgestoken onderlip had. Zijn bakkerszaak was op Den
Bèsterd, hoek Schaepmanstraat met Besterdstraat. Later werkte
hij bij "de Bakker op de Hoek" van der Sande.
dhr.
Heerkens
Frut Hirkes
omdat hij er niet bepaald
knap uitzag. Had een textielzaak in de Piusstraat. Niet uitgesloten
is dat deze bijnaam weer een verbastering was van de vorige, en dat
het om dezelfde persoon ging. Immers, wellicht is de ex-bakker eerst
zijn geluk gaan beproeven in een andere branche, nadat hij zijn
eigen zaak moest opgeven. Een bevestiging hiervan kon niet worden
gekregen.
Louieke
Heerkens
Klababske
was getrouwd met een
Belgische. Zij woonden in de St. Josephstraat, ter hoogte van de
Prinsenhoeven is. Hij zou dus verwant kunnen zijn aan Huub Heerkens
(zie bij Charles Bastings).
Willem
Heerkens
den Börrie
omdat hij "börrie,
börrie" riep (?) Met börrie zouden de “armen” van en
kreugel (kruiwagen) bedoeld kunnen zijn (van: burrie of berrie,
vaker geassocieerd met een brancard of houten draagconstructie van
een kar).
Henricus J. Heerkens
Drik Heeren
Hij dreef tot 1930 een monumentale boerderij annex herberg ten
westen van de Hasseltse kapel, die sinds 1827 in het bezit van zijn
familie was. Heerkens was een oom van Cees Fouchier die hem opvolgde
in 1930 en in 1934 een grote zaal met horecabestemming vóór de
boerderij bouwde. Het geheel werd in 1964 gesloopt vanwege bouw van
het Mariaziekenhuis en de aanleg van de Dr. Deelenlaan (zie
verder in hoofdstuk 4: Fesjèèr).

De oorspronkelijke
boerderij uit 1608 werd fraai vereeuwigd door fotograaf Louis
Schmidlin (foto tussen 1917 en ’34 gemaakt)
Jan
Heerkens
Jan Pils
woonde aan de Rugdijk, en
werd zo genoemd omdat hij gèère en pilske lustte.
Marinus
Heessels (1867-1962)
Marinuske de Kat
was
kastelein van café Boslust en een van de eersten die de geschiedenis
van Udenhout beschreef. Hij schreef bijvoorbeeld hoe primitief het
in zijn tijd was in dit dorp. Het was één grote modderpoel voordat
er verharde wegen lagen, en hele buurtschappen waren daardoor soms
maandenlang niet of nauwelijks te bereiken. Waar zijn bijnaam
vandaan kwam vermeldt de geschiedenis niet.
Karel (Carl) Heijmans
Kareltje Kus
Hij was assistent dansleraar bij het Dansinstituut A. van
Kruisselberge (zie daar) en was er met name een steunpilaar voor
Guusje van Kruisselberge – Blommaert na het overlijden van haar man.
De vader van Karel Heijmans was vioolleraar geweest aan het Brabants
Conservatorium
Jan van
Heijst
de Stoere (2)
inwoner van Goirle, maakte
(al voor de oorlog) deel uit van cabaretgroepje de Zingende
Zwervers, met o.a. zijn plaatsgenoot ("Lange'') Kees van Boxtel (zie
daar). Zijn bijnaam dankte hij aan een typetje dat hij op de planken
bracht. Hij kon namelijk heel goed wethouder Adr. de Brouwer van
Goirle naspelen, die de Stoere werd genoemd.
dhr. Van
Helfteren
et Schaop
men vond hem wat
schaapachtig en de familie waarvan hij een zoon was woonde in de
jaren 1940-’50 ook aan het Schaepmanplein (nu Horversplein).
Mevr. J.
van Helvert
Jaanske Zêever
is voorbidster geweest in
de Hasseltse kapel (zie ook bij Maria
Virginie Kweezelke Doorakkers). Haar man runde een van
de snoepkraampjes die in de meimaand bij de kapel stonden.
Gerárd Hendriks
Gròtje den Mèlkboer
Hij woonde op de Koningshoeven en deed zijn ronde met paard en wagen. Aan het einde hiervan legde hij altijd aan bij café Langerijt (Lourdesstraat 5, hoek Hoevenseweg). Zijn kleinzoon, Ron van Belkom, deed begin 2021 een oproep op Facebook voor een foto van zijn opa Gròtje den Mèlkboer.
Wilhelmina
Hendriks-Kuijten (1845-1910)
Miena Snoek
van vishandel De
Bont-Hendriks (zie ook Bartje van Iersel) in de
Telefoonstraat,
later Eijgenraam.
Adrianus
Petrus Hersmis
Kuus Hèrsemis
hij was volgens hardnekkige
beweringen een afstammeling (kleinzoon) van koning Willem II. Men
wees daarbij veelbetekenend op het feit dat hij nooit geld tekort
kwam en dat hij zijn kinderen kon laten studeren, hoe eenvoudig hij
zelf ook was. Kuus was een klèèn dik mènneke, woonde op de
Koningshoeve en noemde zichzelf ook prins. Was kruier op het
station, zoals zijn vader was geweest.
Op de verjaardag van "mijn
nicht", zoals Kuus Hèrsemis koningin Wilhelmina noemde, liep hij
altijd sjiek gekleed in zwart pak met hoge zij op het hoofd te
paraderen door de Heuvelstraat. Als nicht Wilhelmina in Tilburg op
bezoek kwam werd Hersmis preventief ingesloten, want men wist dat
hij zou proberen haar te begroeten. Adrianus Hersmis' vader heette
Willem en deze was in 1832 geboren als een zoon van Wilhelmina
Hendriks, die in 1834 trouwde met Arnoldus Hersmis. Bij hun huwelijk
erkenden zij Willem direct als hun zoon. Deze Willem werd kruier op
het station en trouwde met Maria Baptist. Kuus was hun oudste
zoon en ging zoals gezegd eveneens als kruier de kost verdienen. Op
het station liep hij eens te kruien voor een stel waarvan zíj een
wind liet. De man zei: “Dat was ‘n poepertje uit ‘t roepertje van
m’n snoepertje”, waarop Kuus een klaroenstoot van een wind
liet en zei: “Dè waar en scheet öt den sjaawer zen reet!”

Willem, de vader van Adrianus “Kuus” Hersmis (vroeger ook geschreven
als Hers(e)mus) was kruier op het station en beweerde hardnekkig dat
hij een (onwettig) kind van koning Willem II was. Zoon Adrianus nam
deze pretentie en de baan bij het Spoor van zijn vader over (foto:
coll. RAT)
Miet
Hersmis (x Van Mechelen)
Miet de Kuus
dochter van Adrianus
Kuus Hersmis (zie boven). Woonde aan de Varkens(!)markt. Ging
steevast op zondagochtend bij de kruidenier aan de Broekhovenseweg
op de hoek met de Voltstraat (later kwam daar André van Hilst) om
een pond suiker of zo vragen, die ze de dag daarvoor was vergeten.
Zij kreeg eens per week bezoek van een kennis uit België die zelf
een motor had gebouwd die op petroleum liep, wat veel lawaai en
stank veroorzaakte in de buurt.
drs. W.
(Wilbert) L.F. van Herwijnen (geb. 1959)
Soepele Joep
dankte deze bijnaam aan
zijn passie voor dansen, die vooral tot zijn recht kwam wanneer hij
tijdens het jaarlijkse carnaval als Òpper van "De
Vèrrekesstaawers" in beweging was, voortdurend draaiend met zijn
carnavalsdas. Deze jonge van Lôove
(zie ook hoofdstuk 2) was een zoon van Frans en Toos van
Herwijnen–de Jong en werd in januari 1997, toen de gemeentelijke
herindeling van kracht werd, voor het CDA wethouder van Financiën en
Cultuur. Vooral in de culturele sector profileerde hij zich als een
geëngageerd bestuurder. Na de gemeenteraadsverkiezingen van maart
2002 moest hij zijn wethouderschap beëindigen. Hij had toen cultuur,
zorg, onderwijs, mondiale bewustwording, emancipatie en de dienst
Stadszaken in zijn portefeuille. Een jaar later werd hij griffier
bij het provinciebestuur van Utrecht. In dat jaar (2003) ook werd
hij winnaar van de eerste Grote Tilburg Quiz, en mocht hij zich dus
de beste Tilburgkenner van dat moment noemen. Schrijver dezes nam
die titel een jaar later van hem over.

Wilbert van Herwijnen wint de Tilburg Quiz in 2003. Links Ronald
Peeters, rechts Gerard Otten.
Alexander
J.M. van Hest
de Sander
of de Saert
woonde in de Weverstraat.
Jos van
Hest
de Paus öt Gôol
een fervente Jehovagetuige
die vanuit Goirle door Korvel kwam om daar deur voor deur zijn
geloof aan de man te brengen.
Kees van
Hest
de Spitsmèùs
kastelein van café Den Eik
aan de Bredaseweg, dat ook wel de Paotergaopers werd genoemd
omdat het stond tegenover de Rôoj
Harte (zie hoofdstuk 4).
Als Van Hest een smal gezicht heeft gehad zou deze bijnaam voor de
hand liggen, maar of dit ook in werkelijkheid het geval is geweest
is niet bekend.
Piet van
Hest
de Witte (2)
omdat hij licht haar had.
Voormalig eigenaar van een friteszaak op de hoek van de Nieuwstraat
en de Trouwlaan.
Jan van
Heugten (1897-1977)
Kòp van Genugte of den
Dôodrijer
taxichauffeur die een
gezond dik hoofd had. Hij deed in z’n vrije tijd mee aan de
gevaarlijke weddenschap om, rijdend over de parallelweg, de trein
over et Bèls Lèntje
(zie hoofdstuk 4) vóór te blijven. Omdat deze weg een aantal
malen de spoorweg kruiste was dit een erg gevaarlijk spel, dat naar
werd beweerd diverse levens heeft gekost. In ieder geval is er twee
keer een aanrijding geweest met de trein, te weten bij Alphen en
Riel (1923) en Antwerpen (1927). Zeker één keer was Kòp, die
als zeer bedreven in deze tak van "sport" bekendstond, daarbij
betrokken. Terwijl men al vreesde voor zijn leven werd hij vrolijk
zittend aangetroffen op de bumper (koeienvanger) van de locomotief!
Ze zullen toen zeker wel een biertje zijn gaan drinken in Antwerpen.
Dat deden zij aaltij op de goejen aflôop! Ook privé was Van
Heugten erg beweeglijk: hij woonde met vrouw en drie kinderen nooit
lang op één adres, maar achtereenvolgens in de Veemarktstraat (1924)
op de Heuvel (1926), in de Tuinstraat (1930), weer Veemarktstraat
(1936), Oisterwijksebaan (1937), Nazarethstraat (1937) en
Kloosterstraat (1938). In 1943 zat hij negen maanden gevangen in
kamp Vught, waarna hij door de Duitsers tewerkgesteld werd in
Stuttgart en Pforzheim. Na de oorlog woonde hij in de Henri
Verbuntstraat (1952) en de Abdij van Bernestraat (1964).
Henk B. van
Heusen (1902-1971)
Winando of de Professor
artiestennaam
respectievelijk bijnaam van deze in Breda geboren, alom bekende
telepaat, illusionist en hypnotiseur. Huwde Mary Schiffers, die
onder artiestennaam Mary Lepino ook zijn medewerkster werd. Zij
woonden en werkten vanaf de jaren 1930 in/vanuit de Lange
Nieuwstraat (villa Casa Cara) en later, toen de zaken niet zo goed
meer gingen, de Heile Schoorstraat (nr. 14). Wim "Broer" Donders
(zie daar) is een van zijn assistenten geweest tijdens zijn shows.
Kort na de bevrijding van het zuiden, begin 1945, ontdekte Winando
de Tilburgse groep "de Palmyra Hawaiians" (waar ook Jo "Bill" Coolen
een poosje in had gespeeld, zie daar) en maakte hij als paragnost en
illusionist een succesvolle tournee door Brabant met deze groep.
Louis van
der Heyden jr. (geb. rond 1926)
de Kleine Winst
was een zoon van de
oprichter van gelijknamige speelgoedzaak op den Bèsterd. Daar
mochten veel kinderen tijdens de kermis iets kopen. Louis junior is
men naar zijn winkel blijven noemen. Louis senior had ook De
Boerenkapel opgericht. Deze werd in 1954 door Sjaak de Sik
van de Elsen in bedrijfskleding gestoken, naar het voorbeeld van
Bossche boerenkapellen. Louis senior speelde er trombone en junior
trompet in. De Boerenkapel van den Bèsterd speelde een
prominente rol in het begin van het openbaar carnaval in
Tilburg.
Elisabeth (Betje) Petronella van Hezik (1884-1955)
et Hasselts Wèfke,
Fèètwèfke, of Fèètvraawke

Collectie E. Pierson
zij woonde sinds 1910 in de Hasseltstraat op nr. 30 en later nr. 23,
waar zij haar praktijk had als genezeres van patiënten met allerlei
vormen van fijt, zweren, eczeem e.d. die zij met succes behandelde.
Van een oom had zij geleerd om zelf zalfjes te maken, die bestonden
uit diverse soorten teer met kruiden. Zij breidde haar kennis uit
door zelfstudie en werd op dit gebied een bekende genezer die bij
vriend en vijand bewondering afdwong met haar wonderbaarlijke
geneeskunst. Zij werd een keer door de reguliere medische stand
aangeklaagd op verdenking van kwakzalverij, maar kreeg slechts een
boete van twee kwartjes opgelegd. Zij is driemaal gehuwd geweest met
(eerste) Willem de Beer en (derde) Willem Jacobs. Lees ook wat
Evert Pierson schreef over Betje in het boek: “De kapel op de
Hasselt, een bloemlezing uit het werk van 40 auteurs”, samengesteld
door Ronald Peeters & Ed Schilders, Tilburg 2013, p. 90-91.
Jan Hoed
de Schèèlen Hoed
woonde aan het St.
Jorispad, tussen de Piusstraat en de Bisschop Zwijsenstraat, en werd
zo genoemd omdat hij een oogafwijking had. Kinderen van hem werden
op school ook wel de Kènder van de Schèèlen Hoed genoemd.
Lucianus
(Luc) Albertus Matthias Maria van Hoek (1910-Goirle 1991)
de Stoetebouwer

Collectie Regionaal Archief Tilburg
was
een veelzijdige kunstenaar die de Sint Jansprocessie in Goirle
ontwierp (zie ook hoofdstuk 2: Jan Kòpaaf), en de nieuwe Heilig
Hartstoet die van 1955 tot en met 1961 onder veel belangstelling
door Tilburg trok. Eerder werd er slechts een traditionele Heilig
Hartprocessie gehouden, maar nu werd er een waar kijkspel van
gemaakt met elk jaar een andere intentie. In het laatste jaar dat de
stoet trok (1961) bestond het Heilig Hart Comité veertig jaar. Veel
van de kostuums en allerlei attributen zijn daarna op een of andere
manier terechtgekomen in Heeze, waar ze zijn gebruikt in de optocht
van de jaarlijkse Brabantse Dag in die plaats. Luc van Hoek maakte
naast kostuumontwerpen ook glas-in-loodramen, schilder- en grafisch
werk. Studeerde in de jaren dertig aanvankelijk Nederlands aan de
Katholieke Leergangen. Als lid van het studentencorps Sint Leonardus
raakte hij aangestoken door het “Brabantia-Nostravirus.” In die tijd
dichtte hij ook, en dan ging het vaak over Brabant. Weemoedig werd
het grootse verleden van Brabant met z’n hertog Jan I bezongen,
zoals (1936):
“De
torens van Brabant die zingen niet meer
die
hebben hun stemme verloren.
Wij
hunkeren naar ’t hoge lied zo zeer!
En
Brabant den Hertog, were di weer!
Sa,
were di, land uitverkoren.”
.jpg)
Aan
de kop van de Heilig Hartstoet neemt deze tamboergroep, bestaande
uit leden van de harmonie Tilburgsche Capelle Sint Jan, tegenover
Old Dutch de bocht richting Piusplein (foto uit de jaren 1955-’61,
coll. Jan Schellekens)
Philibertus
Hoendervangers
Flip Hoed
zoon van "Kees Hoed", die
oprichter was van uiteindelijk een keten van hoeden- en
pettenwinkels, nadat hij en zijn zus als weeskinderen uit
Steenbergen hun geluk in Tilburg kwamen beproeven. De ongehuwde zoon
van Flip, "Kees Hoed jr." en zijn zus hebben in 1999 de zaak aan het
Piusplein moeten sluiten (zie ook
hoofdstuk 4: Hoedevangers).
Joseph
Hollander (1915-1993)
et Zòt Jooke

Tekening van Zòt Jooke door Harrie Corvers (collectoie Evert
Pierson).
verbastering van zijn
oorspronkelijke bijnaam: Zòt Joodje, en van zijn voornaam
(Joseph, Jo, Jo-ke). Hij kwam uit een joods gezin dat in de Waaj
woonde. Zijn vader was Abraham Hollander, een textielhandelaar die
gehuwd was met Anna Verbruecken. In de oorlog heeft de familie veel
te lijden gehad. Joseph Hollander heeft in de jaren 1940-’45 altijd
met een Jodenster op rondgelopen. In zijn jonge jaren liep hij vaak
tussen Kerstmis en Nieuwjaar door de straten, terwijl hij riep om
hazen- en konijnenvellen. Die stopte hij dan in een juten zak die
hij op zijn rug droeg. Hij was oorspronkelijk ook vèllekesblôoter
(leerbewerker) van beroep. De meeste mensen kennen Jooke als
de man in de lange leren jas die heel vaak te zien en te horen was
in de straten van het centrum van Tilburg, weer of geen weer, het
liefst in de buurt van het draaiorgel (törgel). Een tijdlang
is hij tijdens zijn zwerftochten door de stad vaste "klant" geweest
bij slagerij Beerens (hoek Philips Vingboonsstraat en Jan
Heijnsstraat). Daar kreeg hij dan een stukje worst, of iets te
drinken. Een ander vast punt was voor hem de kelder van V en D in de
Heuvelstraat. Daar ging hij in een tuinstoel even zitten uitrusten
van zijn lange zwerftochten door de stad. Niemand kwam om het idee
om Jooke weg te sturen, want hij hoorde er gewoon bij.
dhr. van Hoof
Kuntje van Hoof
Was smid
aan het Smidspad. Een bekendere smid die ook aan het Smidspad was
gevestigd was Van Blerk (zie daar). Smid van Hoof was dik, maar
omdat zijn achterwerk kennelijk het meest dik was werd hij Kuntje
genoemd (bron: Herman Fitters;
KLIK HIER)
Harrie
Hoogendoorn
den Burt
broer van Leonard
Hoogendoorn (de Fòp,
zie hoofdstuk 3). Heel
Goirle kende hem onder de naam den Burt.
Petrus (Piet) Bernardus Paulus Norbertus Hooosemans (1909 – ’15)
het Soldaatje (Tilburgs: et Soldòtje)
Zomaar een bescheiden grafmonument op de Begraafplaats Heuvel aan de St. Josephstraat. Of nee, niet zomaar een? De aandacht wordt niet zozeer getrokken door het staande grafsteen met het kruis erop, maar meer door de afbeelding op het medaillon. Een aandoenlijk portret van een jongetje, gekleed als een echte soldaat uit het begin van de twintigste eeuw. Zijn ene hand rustend op zijn speelgoedsabel en met zijn andere een keurig saluut makend. Nadere informatie leert dat hier Piet Hoosemans begraven ligt, die slechts vijf jaar werd. Verder niets. Was hier een kinderdroom om ooit soldaat te worden abrupt in duigen gevallen door ziekte of ongeval? We zullen het nooit weten. In het Brabants Dagblad van 20 augustus 2022 vertelt Helma Horvers-Vinks, dat het overleden ventje onder mensen die op het kerkhof komen bekend staat als “Het Soldaatje”. Logisch, maar verder kan niemand iets over hem zeggen. Soms komt er een mevrouw, die zich over het graf ontfermt maar geen familie is, hier bloemen leggen. Dat wist Helma nog te melden. Die kan het weten, want zij werkte begin 2022 al veertig jaar als vrijwilligster voor de parochie. Eerst was dat Broekhoven en daarna fusieparochie De Goede Herder, waar zij nu de zorg heeft voor vier begraafplaatsen. Zij werd voor al dit werk koninklijk onderscheiden. Daarvoor zou Het Soldaatje zo weer in de saluerende houding willen springen, evenals natuurlijk voor de lieve mevrouw die af en toe bloemen komt leggen (bron: Brabants Dagblad).

Links het graf van Piet “Het Soldaatje” Hoosemans op de Begraafplaats Heuvel, rechts een uitsnede van het medaillon (foto Joris Buijs, coll. online-begraafplaatsen.nl))
dhr. Hooyen
Boerke Hooje
had in de jaren 1930-'40
een weilandje met paarden aan de Lancierstraat. Op "et waajke van
Boerke Hooje" werden ook weleens een soort hazewindhondenrennen
gehouden, met behulp van een amateuristisch in elkaar geknutselde
constructie met fietswielen e.d. waarlangs de honden achter een
velletje aan renden.
Marie (?)
Hopmans
den Bosse Trut
zij leefde in 1930 en
verkocht o.a. gesmokkelde margarine in een winkel aan de
Broekhovenseweg. Den Bosse Trut kwam uit een grote,
oorspronkelijk Bossche familie. Zij was ook veel op de markt te zien
met haar koopwaar, en droeg nog lang een Bossche muts met een
omslagdoek (die toen ook wel nèùsdoek werd genoemd).
Willie Höppener (overl. in de jaren
’90, x Susanne “Zus” Hulkus, overl. rond 2008)
den
Trèl
Willie den Trèl en Susanne “Zus” Höppener – Hulkus runden van
1968 tot 1985 café Rue de la Vache in de gelijknamige straat (in het
Tilburgs: de Koejstraot, op nr. 131).
De herkomst van de bijnaam den
Trèl is niet bekend. Zij werden in 1985 (tot ’88) opgevolgd door
Henk den Zuure Massuger en Anna Oerlemans. De naam Massuger
komen we nog een keer tegen in horecaverband onder Jan Bezuur
Massuger (zie daar); een familieband is echter niet bekend. Hun
bijnamen zijn zeker afgeleid van de familienaam. Over Rue de la
Vache is bekend dat daar regelmatig
Pakkêetemanne
(zie hoofdstuk 2)
over de vloer kwamen, die extra geld in het laatje brachten.

Waar nu deze
Carpaccio Bar is, op de hoek van de Koestraat met het Pascalerf, was
van 1968-’88 café Rue de la Vache (uit Groot Tilburgs Horecaboek,
Patrick Verbunt en Inga de Bruijn, p. 108)
… Horsten
Klumpke Horsten
woonde aan het St.
Pietersplein, werd kort voor de oorlog 1940-'45 gemobiliseerd om als
militair naar Nederlands Indië te gaan maar vond het niet de moeite
waard om daarvoor zijn klompen uit te doen. Of hij zo ook de Oost
heeft gehaald is niet bekend, maar het leverde hem wel een bijnaam
op!
Toine
Horsten
de Kontekrabber
omdat hij als grensrechter
langs het voetbalveld zijn vlaggenstok soms ook ergens anders voor
gebruikte.
Harrie
Horvers
de Klòssebak
werd geboren eerste helft
jaren 1930. Het gezin woonde rond de oorlog in de Hoogvensestraat.
De bijnaam duidt op iemand die ruw en lawaaierig is
(zie ook hoofdstuk 2 bij klòssebak).
De moeder van Harrie zei altijd: "Ge lòpt nèt zonne klòssebak."
… Horvers
den Hòrlepiep
woonde omgeving
Fatimastraat (Ouwèèvepaojke, zie daar).
Caspar
(Cas) A.P.J.M. Houben (1892-1957)
den Zòtte Cas
was een schoonbroer van
burgemeester Jan van de Mortel, dus een broer van Fien Kèùf
(zie Jan Taand van de Mortel en Josephine van de
Mortel-Houben). Men zegt dat Cas door de familie betaald naar Parijs
werd gestuurd toen hij hen hier steeds meer voor de voeten liep.
Anna
Houben-Janssens
Kaoj Anna

Collectie Regionaal Archief Tilburg
zij kwam uit de familietak
Janssens de Horion (zie bij Franciscus
Segaar Janssens). Zij was getrouwd met Joh. M.C.
Houben (1868-1936), de weduwnaar van haar zus Constance (1867-1894).
Francisca
van den Hout (1821-1913)
de Leerkweezel

Francisca van den Hout werd beschouwd als de laatste “leerkwezel”.
Zij werkte in de wijk “Klein Oerle” op Korvel (foto: H. v.d. Schoot;
coll. RAT)
was een kwezel die ook
catechismusles gaf aan schoolkinderen en daaraan haar bijnaam
dankte. Francisca van den Hout was meer specifiek een
Norbertuskwezel, dit wil zeggen dat zij plechtig was opgenomen in de
derde regel van St. Norbertus. Kwezels waren vrome vrouwkes die
buiten een kloosterverband verzorgend werk deden voor zieken en
armen, en verder de tijd doorbrachten met veel bidden. De
Leerkweezel was vooral werkzaam in
de buurt Klèèn Oel (zie hoofdstuk 4) en heeft in de
Trouwlaan gewoond. Toen er ter gelegenheid van het honderdjarig
bestaan van de parochie Körvel (1850-1950) een revue werd opgevoerd,
heeft men haar als voorbeeld genomen voor de hoofdfiguur uit de
derde scéne: “Kòttegiesmuslès bij Jaans de Kweezel.” Niet zo
gek, want de wijk Korvel wordt als bakermat gezien van de revue in
Tilburg. Behoefte aan vermaak in eigen kring en een gemoedelijke
sfeer waren belangrijke motieven. De aanwezigheid van “L’Echo des
Montagnes” en “De Liedertafel” (muziek en zang) deed de rest. Wat in
de wijk ontstond vond later op het niveau van de stad navolging in
de vorm van de Tilburgse Revue (zie bij
Don van Gijsel).

Korvel was een wijk waar van oudsher veel muziek in zat. Deze kiosk
stond niet toevallig op het Korvelplein, al was ze er zonder het
geld van de familie Van Dooren waarschijnlijk nooit gekomen.
Dorus van
Houtum
den Blanke Neeger of
Doorus Roetmòp
ijscoboer in de wijk
Hasselt, bewoonde een wevershuisje in de Hasseltstraat op de hoek
met de Van Hogendorpstraat. Heeft naast ijscoboer nog veel andere
baantjes gehad.
Jo van den
Hoven (1911-2001, x Riet Coolen)
Joop Peeters
voetbalinternational van
Longa, uit de tijd van de meer bekende Henk Pellikaan (zie daar en
in hoofdstuk 4: Pellikaandorp).
Jo was een kleine, snelle achterspeler, die vanwege veel
concurrentie voor die plaats en het uitbreken van de oorlog slechts
één interland speelde: in 1937 tegen Zwitserland (2-1). Ondanks
mooie aanbiedingen van andere clubs bleef Van den Hoven altijd trouw
aan Longa. Met hulp van die club vestigde hij een kleine
schoenmakerij aan het NS-plein die later uitgroeide tot een
sportzaak. In de oorlog moest Jo van den Hoven onderduiken, en kon
toen alleen nog onder een gefingeerde naam spelen. Dat deed hij als
Joop Peeters bij Unity Amsterdam.
boer Van
Hoven
de Stinkerd
aan
et Haaj-ènd
(zie hoofdstuk 4) ten noorden van het Wilhelminakanaal (dat
er in zijn tijd echter nog niet was). Hij werd zo genoemd door
kinderen uit de omgeving die daar kwamen spelen.
Tiny Hruska (Wenen 1912 – 1987, x Johannes
Martinus van de Wiel, 1910 – 2008)
Oostenrijks Kind
Als kind kwam Tiny in Udenhout terecht omdat het oorlog (1914-’18)
was in haar land. Een ander voorbeeld van zo’n jonge vluchteling uit
die tijd, die in Udenhout onderdak vond en er ook bleef hangen, was
Alice “tante Liesje” Wender (zie daar). Tiny werd opgevangen bij de
boerenfamilie Snoeren, groeide er op en trouwde later met Jan van de
Wiel (“Jantje Wiel”) uit Heukelom. Zij gingen in een boerderijtje
aan de Zandstraat in Enschot wonen. Men bleef Tiny vanwege haar
afkomst “Oostenrijks Kind” noemen. “Jantje Wiel” werd 98 jaar oud
(bron: Rinus v.d. Loo)

Een Oostenrijkse die
kwam en bleef (RK Begraafplaats, Enschot)
Gerard van
Huijgevoort
den Pèèrdebeul
hij handelde in pèèrde
en ging naar men zei bepaald niet zachtzinnig om met zijn
“handelswaar”. Woonde in de Anna Paulownastraat.
Wout
Hüsstege (Udenhout 1875 – Berkel-Enschot 1969)
Wout de Pruis, later ook: Wout Slof
Zijn
vader Bernard Hüsstege was afkomstig uit het Duitse stadje Wesel en
vestigde zich als huisschilder in Tilburg. Toen hij in 1869 trouwde
met de Udenhoutse Maria van den Hout betrokken zij in die plaats een
woning op de hoek Slimstraat – Kuilpad. Zij kregen vijf dochters en
twee zonen. De twee zonen namen na het overlijden van vader Bernard
in 1917 zijn schildersbedrijf over. De oudste van die twee was Wout,
die vanwege de afkomst van zijn vader in Udenhout “de Pruis” werd
genoemd. Toen zijn jongere broer Bernardus “Janus” Hüsstege in
Haaren ging wonen, verliet ook Wout de Pruis het ouderlijk huis en
ging in de kost bij Tina Bouwens, die een kruidenierswinkeltje had
aan de Slimstraat. Op hogere leeftijd ging de jeugd hem “Wout Slof”
noemen. Toen vond hij de tijd gekomen om zijn intrek te nemen in het
Sint Gerarduspension in Berkel-Enschot. Daar overleed hij 93 jaar
oud (bron: wikimiddenbrabant.nl, ook voor de onderstaande foto’s).

Woning annex kruidenierswinkeltje van Tina Bouwens (1906-’89) aan de
Slimstraat in Udenhout, waar Wout de Pruis kostganger is geweest.

Wout de Pruis op hogere leeftijd toen hij ook Wout Slof werd
genoemd. Een jonge versie van Wout is te zien op een groepsfoto uit
1907 bij “Peerke de Koster” Liebregts.
Hendrika
Huts
Bètje Kaatje of Ka Ka
Kaatje of de Hittepetit
straatzangeres rond 1900,
die aanbelde en dan voor 1 cent een liedje zong. De tweede bijnaam
dankte zij aan een gelijknamig liedje. Zij leefde nog in 1927.
1.I
Bert van
Ierland (1918-2003)
de Rôoje
van Ierland of Rôoje Bèrt
voetballer
(linkshalf) die van 1936 tot 1952 in totaal 278 wedstrijden voor
Willem II speelde waarin hij 17 keer scoorde. Had een rode haardos.
Haalde met zijn degelijk en fysiek sterke spel de nationale
selectie, maar werd toch nooit in het Nederlands Elftal opgesteld.
Hij werkte veertig jaar bij de AaBe, eerst als wever en daarna als
getouwsteller.
Petrus
(Piet) Antonius Franciscus van Ierlant (1897-1973, x 1925 Maria
Theresia “Marie-Thérèse” Joosen, geb. Baarle-Nassau 1901 – Bergen op
Zoom 1995)
de
Hoedjesboy
Hij
runde met zijn vrouw een dameshoedenzaak in de Heuvelstraat. Piet
bracht vaak bestellingen rond terwijl zij op de winkel paste. Dit
leverde hem de bijnaam op. Zijn moeder begon als modiste reeds een
modezaak op den Bèsterd. Zoon Piet kwam in dezelfde
branche terecht en werd bedrijfsleider in een hoedenfabriek. In 1923
begon hij een eigen zaak. In 1937 liet hij
een winkel- en woonpand bouwen in de Heuvelstraat (nr. 48) naar
ontwerp van Jos. Bedaux. Tegelijkertijd werd daarnaast op nr. 50 een
winkel- en woonpand gerealiseerd, in opdracht van de firma Hamers-
van Hooff ontworpen door Jos Donders. Dit hele beeldbepalende blok
werd gemeentelijk monument. Lang nadat daar het laatste hoedje en de
laatste lederen tas werden verkocht woedde er begin augustus 2017
een grote uitslaande brand die deze monumentale panden veel schade
toebracht. Piet van Ierlant
vervulde ook functies in het georganiseerde bedrijfsleven
(o.a. bij de R.K. Middenstandsbond en de Kamer van Koophandel en
Fabrieken). In 1938 werd hij lid van de KVP, waarvoor hij van 1954
tot ’61 wethouder van Tilburg was met in zijn portefeuille
lichamelijke opvoeding, sport en huisvesting. Ook werd hij in 1958
lid van Provinciale Staten en bekleedde hij verschillende
nevenfuncties zoals bestuurslid van een waterschap. Piet van Ierlant
genoot veel bekendheid in de wielrennerij. In de jaren 1930 was hij
in die wereld een belangrijke manager, die bijvoorbeeld contracten
regelde voor Jan Pijnenburg en Cor Wals (zie daar). Later was hij
ook betrokken bij het management van de eerste naoorlogse
Nederlandse wielerploegen in de Tour de France. In 1950 en ’51 was
hij chef d’équipe van de Nederlandse ploeg.
%20poseert%20met%20leden%20van%20de%20Wielerclub%20Pijnenburg%20in%201965%20.jpg)
Piet
van Ierlant (rechts) poseert in 1965 met leden van de Tilburgse
Wielerclub Pijnenburg.
Bartje van
Iersel
Bartje
Gaanzenèk
knecht van
Miena Snoek (zie bij Wilhelmina Hendriks-Kuijten), die vis
ventte voor De Bont-Hendriks.
Drik van
Iersel
den Buurt
woonde bij de
Hasseltse kapel.
gezusters
D.J.M.M. en H.J.J.M. van Iersel
Adje en
Badje van Jamin
twee
gezusters, die de winkel van Jamin dreven op de hoek van de Oude
Markt (nr. 2) en de Heuvelstraat. In de periode van circa 1937 tot
1969 woonden zij er ook boven de zaak. Later, tot rond 2012, zat
hier Hans van Hout Mannenmode.
Nicolaas Martinus (Tinus) van Iersel (geb. te Berkel 1877, x 1904
Martina Henrica “Stiena” Verhoeven, geb. 1879)
Boerke van Iersel
Voordat
hij in 1904 trouwde met Stiena Verhoeven, was Tinus van Iersel uit
Berkel arbeider (gezien zijn bijnaam waarschijnlijk landarbeider)
van beroep. Vanaf dat jaar (1904) staat hij vermeld als caféhouder.
Van Iersel was eigenaar van café “In ’t Bruine Vrachtpaard” aan de
Bosscheweg (nr. 232, later Tivolistraat). Het echtpaar Van Iersel –
Verhoeven verhuisde in 1934 naar de Lancierstraat. Waar het café was
geweest kwam later het bekende Motorhuis van Toon Hoes. Het pand
werd in 1960 gesloopt.


Rechts op deze foto uit 1918 staat Stiena van Iersel – Verhoeven voor het café, met links haar dienstbode Huijbregts (bron: RAT)
dhr.
IJpelaar
de Kat
werkte in de
textielfabriek van H. Enneking (zie “IJzeren Hein” Enneking).
Mari
Madelaine van IJsseldijk (1923-2003)
Tante Pop
bijnaam vermeld in haar
overlijdensadvertentie
Louis J.M.
Israël (1945-2011)
Ròkking Loewie
begon in 1973 met het
spelen van "rock 'n roll"-muziek in de stijl van Elvis Presley. Hij
werd al gauw gevraagd voor gastoptredens, en zong dan met de band
die er op zo'n avond al was (een van die bands had de bijzondere
naam Msturbietm). Trad op in vele cafe's en heeft op alle bekende
poppodia van de stad gestaan. Hij was in die (zeventiger) jaren een
opvallende verschijning met zijn rood haar, grote snor en aparte,
zware stem. Hij reed steevast op een in die jaren populaire
bromfiets van het merk Zündapp, die hij na 2000 nog steeds heeft.
Louis trad in 2002 zelfs nog op in popcentrum 013 in het kader van
een herdenkingsconcert voor Elvis Presley. Hij is zeer bekend
geworden in het Tilburgse uitgaansleven, in het bijzonder op de
Korte Heuvel. In juni 1997 werd Rockin' Louis, ter gelegenheid van
de opvolging van de (echte) burgemeester van Tilburg Gerrit Brokx
door Johan Stekelenburg, in café De Uitstad uitgeroepen tot de
eerste (officieuze) Naachtbörgemister. Hij trad op in café
Lambiek (Wilhelminapark), De Spoel (Fabriekstraat, zie de Rôoje
Sjèf Brouwers en Wim Kruize), Marijnen en Polly Maggoo (de Korte
Heuvel), La Cabane aan de Academielaan, in de studentensociëteit van
Sint Olof en de Sportacademie (op de Korte Heuvel achter sociëteit
Askloa) en Theseus. In de laatstgenoemde gelegenheid aan de
Bredaseweg (het latere Denksportcentrum) bleek op een zekere avond
weer eens hoezeer Louis opging in zijn geliefde muziek. Het podium
waar hij optrad bestond uit een aantal tegen elkaar geschoven houten
kubussen. Onder het eerste het beste nummer maakte Louis met zijn
forse postuur een woeste sprong… en zakte prompt door de kubus heen
waarop hij nog een tijdje had willen blijven staan zingen. Tot grote
verbazing en geestdrift van het publiek bleef hij een niveau lager
gewoon doorzingen, alsof er niets was gebeurd!

Rocking Louis in 1985.
1.J
Hendrik
Jacobs
et Kakkie
uit de
Veemarktstraat.
Jan Jacobs
(1871-ca. 1930)
de
Stinkerd
woonde aan de
Varkensmarkt op nr. 3 en was paraplumaker.
Jo Jacobs
Joo Tuut
zat in de
jaren 1950 op school in Broekhoven I.
Wesley
Jacobs (geb. 1987)
Brabants
Jantje
was als knul
van 13 jaar onder deze bijnaam al bekend als zanger en ook als
fanatieke Willem II-supporter, die in het stadion met een groot
eigen spandoek opvallend aanwezig was. Gaat na de ontdekking van
zijn pril zangtalent zich rond 2000 toeleggen op het levenslied en
zet daarvoor zijn opleiding tot kok opzij.
Willem
Jacobs (1882-1959)
Willeke
Broek
de derde man
van et Hasselts Wèfke (zie Elisabeth van Hezik).
W.H.M.
Jacobs-van Wees
Jacobswèèfböllekesjuffraaw
dreef met
haar man een stoffen-, garen- en wolwinkel aan het Rosmolenplein nr.
2. Later werd er ook een vestiging geopend aan de Westermarkt, nr.
16 waar de zaak meer dan veertig jaar heeft bestaan.
mevr.
Jansen
et
Ballewèèf
zij woonde
aan de Abraham Kuijperstraat en was in de buurt berucht omdat ze de
ballen (speelballen) die bij haar over de schutting kwamen niet
teruggaf.
Jan Jansen
Jantje
Sakker, ook wel Jantje Verdomme of de Kinkenduut
naar verluidt
een driftkikkertje dat rond 1970 in de omgeving Nieuwe Bosscheweg
gewoond moet hebben.
Jos Jansen
de Heer
van de Hoef
was gemeentesecretaris van
Tilburg. Kreeg via zijn vrouw "De Leeuwenhoeve" aan de Abcovenseweg
onder Goirle in bezit. Deze grote boerderij was gebouwd door de
Tilburgse aannemer Antonie Goyaerts op de plaats waar voordien
koning Willem II een van zijn schaapskooien had. De weduwe van Jos
Jansen heeft in 1939 de hoeve verkocht aan de familie Piet Brock.
dhr. Jansen
Schaopke
Jaanse
omdat hij een
kop met blonde "schapenkrullen" had.
Willem
Jansen
de Lapperd
werkte in de
jaren 1950 bij het Nieuwsblad van het Zuiden en werd zo genoemd
vanwege zijn grote oren. Stond er bekend als gangmaker onder het
personeel die altijd wel te vinden was voor een geintje. Dan lapte
hij graag iemand een streek.
Christina
Janssen-Quinten (1921-2002)
Rôoje Stien

Rôoje Stien stal de harten van wielerliefhebbers door deze omhelzing
van Maarten Ducrot bij de start van de Ronde van Tilburg. Dit
wielercriterium werd gehouden op 1 november 1987 (foto: Persburo
van Eijndhoven).
had rood haar
en liet bij openbare gelegenheden altijd goed merken dat zij er was,
soms met een boodschappentas zwaaiend waar naar men zei best een
steen in kon zitten. Zij nam (ongevraagd) een ereplaats in bij de
inhuldiging van Prins Carnaval, ging recepties af die in de krant
waren aangekondigd en liet merken dat zij er was. Voor haar
aanwezigheid op de afscheidsreceptie van burgemeester Becht in 1975:
klik hier. Was zij er niet
dan werd ze gemist, want zij hoorde erbij. Zij woonde als kind in de
Trompstraat en later, getrouwd met Janssen, eerst in de
Veemarktstraat en daarna in de Reinier Claeszenstraat. In 2000
verblijft zij in het verpleeghuis “De Volckaert” in Dongen waar ze
enkele jaren later is overleden.

Rôoje
Stien in een act met Simon Vinkenoog.

Van steen in de tas tot bier in het glas: Stien kwam in 2019 terug op aarde in de vorm van een bierflesje met amberkleurige inhoud, omschreven als “eigenzinnig, onverschrokken, met een explosie van citrusachtige tonen en nasmaak van karaktervolle bitterheid. Goed gezelschap ook bij het eten.” De bedenker van deze metamorfose was Stadsbrouwerij 013, die in 2017 neerstreek aan de Piushaven,
in het gebouw “Amsterdamse Boot” (zie hoofdstuk 4), (foto: coll. Ed Schilders)
Josephus
(Jos, Jozef) Franciscus Maria Janssen (1872-1945, x Maria A.J.
Verhulst 1878-1927, xx 1929 Wil Twaalfhoven, zie daar)
de
Gebraojen Haon
dankte zijn bijnaam aan een
parmantige manier van lopen die iets weg had van die van een haan.
Hij was directeur van de Stoomververij en Chemische Wasserij “De
Regenboog” van Janssen & Bierens aan de Bredaseweg. Deze fabriek
werd in 1891 opgericht door Henricus Dionysius Janssen (geb. 1833),
Augustinus Hubertus Vincentius Janssen (1842-1910) en Daniël
Franciscus Bierens (geb. 1840) en stond in de volksmond ook wel
bekend als “Jaanse èn en Bietje” omdat er nogal zuinig werd
uitbetaald. De Regenboog heeft tot in de jaren 1980 bestaan, sinds
1961 echter als een onderdeel van Palthe. In de jaren 1990 zijn de
gebouwen, die toen nog maar gedeeltelijk door De Regenboog zelf
werden gebruikt, afgebroken om plaats te maken voor het
woningcomplex Regenboogpark. Jos Janssen is eerst gehuwd geweest met
Verhulst (een van hun kinderen was Han "Puntje", zie daar) en was
o.a. betrokken bij de bouw van de kerk van pastoor De Klijn (zie
daar) aan de Ringbaan West, waar hij van 1921 tot zijn overlijden
ook kerkmeester was.

Bedrijvigheid bij Stoomververij en Chemisch Wasscherij De Regenboog
in 1930. De naam stond heel hoog in knotsgrote letters in de
richting van het spoor, zodat deze goed te zien was vanuit de trein.

In
1940 werd gevierd dat De Regenboog 50 jaar bestond. Hier de
medeoprichter Jos Janssen aan het woord. Hij kreeg een portret
aangeboden van het personeel, geschilderd door Theo Swagemakers.
Links met de bloemen zijn echtgenote Wil Janssen-Twaalfhoven (foto:
coll. RAT)

Een karavaan auto's
van de Regenboog voor de Heuvelse kerk bij de jaarlijkse Christoffel
zegening bij de Christoffel-zegening in 1950. Rond 1960 werd dit ritueel verplaatst naar de kerk van de
Koningshoeven.
Wilhelmina
(Wil) Theodora Maria Janssen-Twaalfhoven (Utrecht 1894 -1982)
de Koningin van Tilburg
Wil Twaalfhoven trouwde in 1929 met de weduwnaar Jos F.M. Janssen (zie
hiervoor). Na de oorlog 1940-’45 werd zij actief op politiek en
sociaal-cultureel gebied. In 1945 werd zij het eerste vrouwelijke
gemeenteraadslid (voor de KVP, tot 1966) en werd lid van de
provinciale staten (ook tot 1966). Verder zat zij in zowat alle
zorg- en liefdadigheidsinstellingen die er waren, vandaar de
bijnaam. Zo was zij voorzitter van het Wit-Gele Kruis afdeling
Tilburg, voorzitter Katholieke Gezinszorg en van het Katholiek
Vrouwengilde en organiseerde het ziekentriduüm. Ook was zij
president-commissaris bij De Regenboog. In 1964 ontving zij de
zilveren legpenning van de gemeente Tilburg.
Charles en
Joop Janssen
de Goede Moordenaars
bijnaam met een knipoog
naar een bekende boektitel van Antoon Coolen uit 1931 die werd
gegeven aan twee ongehuwd gebleven zonen van Jos Janssen. Reden: ze
zouden nog geen vlieg kwaaddoen, zo goedaardig waren ze! Zij volgden
hun vader op in de Regenboog.
De familie Janssen woonde
in villa Mariënhof aan de Bredaseweg (nr. 387) die Jos de
Gebraojen Haon in 1916 had laten bouwen, met een landschapstuin
eromheen naar ontwerp van de bekende tuinarchitect Leonard Springer.
Na de dood van Jos bleven zijn weduwe en zonen Charles en Joop daar
wonen. Toen de langstlevende (Charles) in 1986 kinderloos stierf,
liet hij huis en tuin na aan Staatsbosbeheer omdat deze dienst de
familie al jaren had bijgestaan met het onderhoud van de monumentale
tuin. Voorwaarde was wel dat de tuin nog minstens 25 jaar zou
blijven gehandhaafd. Staatsbosbeheer heeft er zelf na 1989 echter
nog geen tien jaar gezeten, want in de tweede helft van de jaren
1990 werd het regiokantoor te Tilburg in het kader van een
reorganisatie opgeheven. Het huis, met als nieuwe huurder een
Europese natuurorganisatie, en de tuin staan er rond de
eeuwwisseling in volle glorie bij. In 2002 trok er een nieuwe
huurder in nadat de natuurorganisatie naar Brussel was verhuisd.
Han Janssen
(x Mariëtte van Kemenade)
Puntje
oudste zoon
uit het eerste huwelijk van Jozef Janssen (zie hiervoor). Woonde in
de Sint Josephstraat naast Knegtel in een huis met zwembad, wat toen
opzien baarde. Was o.a. voorzitter van de Stichting "Hart van
Brabant" in 1959
(zie ook hoofdstuk 4: de Bille van
Mariëtte).
de
gezusters Janssen
de Gèète
van Pigge
een van deze
vier zussen was getrouwd met Dikke Jan de Beer (zie daar). De
gèèt
van Pigge
was een begrip in Tilburg (zie bij Leonard Pigmans) maar waarom deze
zussen zo werden genoemd is niet bekend.
Laurentius Joannes Janssens
(1817-1899, x 1846 Elisabeth van Buren, Voorburg 1821 - 1902)
Lau Tòd

hij was de oprichter van de
firma N.V. Janssens van Buren wollenstoffen. De fabriek was deels
opgebouwd met stenen van het in 1856 gesloopte nabijgelegen Kasteel
van Tilburg. De voorloper van deze fabriek is een fabriekshuis
geweest dat stond aan de noordkant van het Hasseltplein met uitzicht
op de Hasseltse kapel. Daar was Joannes Laurentius Janssens
(1779-1860) de baas. Van 1821-’31 heeft Peerke Donders bij hem
gewerkt. Over Peerke schijnt Joannes te hebben gezegd: “Het is een
sukkelaar, maar men moet hem vergeven, hij heeft het te druk met
Onze Lieve Heer”. Later heeft er als herinnering nog heel lang een
beeld van Peerke in de fabriek van Janssens van Buren gestaan!

Briefhoofd van Janssens van Buren uit 1918. Rechtsonder loopt de
Gasthuisstraat langs de voorzijde van de fabriek en
directiewoningen. In de laagbouw linksachter met het platte dak kwam
later de grote Albert Heijn (foto: coll. RAT)
Elisabeth
Joanna Maria Janssens (1860-1936)
de Koningin van de Locht

Elisabeth (Lisa, Lies) Janssens woonde met haar ook
ongehuwde broer Vincent naast de fabriek Janssens van Buren aan de
Gasthuisstraat, in het huis waar vanaf 1958 het Textielmuseum heeft
gezeten totdat dit in 1985 naar de voormalige fabriek van Mommers in
de Goirkestraat ging (foto: coll. Fam. Janssens)
deed, zoals veel
fabrikantenvrouwen, liefdadigheidswerk zowel in bestuursfuncties als
“in het veld” (het bezoeken van zieken en ouderen e.d.) Zij woonde
in een huis naast de fabriek van Janssens van Buren op de hoek met
de Pironstraat tegenover A&N Mutsaerts. Zij liep regelmatig naar het
ziekenhuis aan de Locht en deed dat in een opvallend statige
houding, vandaar haar bijnaam.
Laurentius
Joannes Antonius Hermanus Janssens (1894-1964, x Maria F.H. Laane)
de
Loudspeaker
was
wollenstoffenfabrikant bij Janssens van Buren. Woonde in de
Gasthuisstraat, later in de Stationsstraat. Zoon van Johannes (Jan)
Laurentius Janssens x Maria Johanna van Spaendonck en een kleinzoon
van Laurentius Lau Tòd Janssens, de oprichter van het
familiebedrijf aan de Gasthuisstraat. Hij was een broer van Jan
Ballon en neef van Lau Segaar en Lau Parapluu.
Zijn bijnaam had hij te danken aan zijn luide stem.
Maria
Francisca Henrica Janssens-Laane (geb. te Roosendaal 1896)
Mater
Dolorosa
was de vrouw
van Laurentius J.A.H. Janssens (zie hiervoor) omdat ze iets droevigs
in haar blik scheen te hebben.
Cornelis
(Cees) Bernardus Janssens (1867-1947)
Kaoie Kees
hij was de vader van de
hierna genoemde Bernard Janssens en werd zo genoemd omdat hij
dagelijks door de fabriek van Janssens van Buren liep te kijken of
alles goed ging. Hij trok daarbij steevast een streng en ernstig
gezicht, vandaar.
Bernard
Janssens (overleden 1983, x Nettie de Jongh)
den Beul
(2)
omdat hij nooit ook maar
een vlieg kwaad deed. Familietak Janssens van Buren, broer van
Lau Parapluu.
%20x%20De%20Jongh%2080%20jr.%20in%201982.JPG)
Bernard Janssens (1902-'83) en familie op zijn tachtigste verjaardag
in 1982. Links van hem zijn zoon Duc (Liaan). Foto: coll. Fam.
Janssens
Nettie
Janssens-de Jongh (Duiven 1913 – Vosselaar, België, 2000)
de Lama
was gehuwd met Bernard
Janssens. De verklaring voor haar bijnaam
luidt, dat zij “met consumptie” sprak en/of op een bepaalde manier
kon kijken die hooghartig leek.
Ronald C.J.L. Janssens (geb. 1944, x 1972 Christa Paula van Oosterzee)
Duc of Duc
Liaan
zijn bijnaam
werd al vroeg uitgevonden, toen hij een jaar of zeven was, door zijn
vriendjes die de Donald Duck lazen. Ronald werd Donald Duck en dat
werd weer ingekort tot Duc. Door deze ervaring wijs geworden hebben
ze in 1974 hun zoon maar meteen als Duc laten dopen. De toevoeging
Liaan ontstond op het Odulphus lyceum omdat hij groot en mager was
en wat slungelachtig liep. Duc is een zoon van de hiervoor genoemde
Bernard en Nettie Janssens-de Jongh. Bernard was dus
textielfabrikant bij Janssens van Buren. Het gezin woonde ten tijde
van de oorlog 1940-’45 in de Drossaard van Wesepstraat (Zorgvlied).
Duc werd geboren in een schuilkelder vlakbij, want het overvliegen
van Duitse V-1’s richting Engeland was gevaarlijk. Er kwam er
weleens een voortijdig naar beneden, wat een keer werkelijk gebeurde
op nog geen 100 meter afstand. Deze viel op de kapel van
Mariëngaarde (zie bij Benoit Mutsaerts). Na zijn studie sociale
wetenschappen in Tilburg vond Duc werk bij de rijksoverheid en leek
hij afgeschreven voor deze stad. Hij bleef echter belangstelling
houden voor het verleden en heeft een aantal jeugdherinneringen uit
Tilburg gepubliceerd in een serie Vertèlverhaoltjes op
www.geheugenvantilburg.nl
Laurentius
J.I. Janssens (1891-1944, x Henriëtta J.C. Bressers)
Lau Segaar
of de Spònse Braobander
was wollenstoffenfabrikant
bij Janssens van Buren. Neef van Tòd, Parapluu en Ballon.
Zoon van Karel Janssens (x Eras) in de Gasthuisstraat.
Vroeger was het in
fabrikantenkringen gewoonte dat men elkaar op de eerste dag van het
nieuwe jaar zalig Nieuwjaar ging wensen. Dat gaf een hele drukte met
af en aan rijdende koetsen. Deze geste moest door het drukke
nieuwjaarsdagprogramma overigens soms beperkt blijven tot het
afgeven van een visitekaartje met gevouwen hoekje ten bewijze van
een persoonlijke visite. Karel Janssens, de vader van Lau Segaar
die in een groot huis aan de Gasthuisstraat woonde, nam op
zekere dag Marinus Leemans als huisknecht en chauffeur in dienst,
die eerder had gediend bij baron van Pallandt. Leemans vroeg kort na
zijn aanstelling aan zijn nieuwe patroon of hij op nieuwjaarsdag het
(butler)uniform met gouden tressen e.d. mocht dragen dat hij nog had
uit zijn vorige dienstbetrekking. Op de eerste dag van het jaar werd
er immers veel aanloop verwacht. Janssens zal zo ongeveer geantwoord
hebben: “Ge doet mar.” Waarop Leemans inderdaad besloot om
zich in zijn gala-uniform te hijsen. De eerste die vervolgens
aanbelde in de Gasthuisstraat was Karel Janssens’ zwager Lambert de
Beer en zijn vrouw. Toen een “echte butler” in vol ornaat er de deur
opendeed sprak de verbouwereerde Lambert de Beer, die bekend stond
als een ad rem persoon, de onsterfelijke woorden: ”Siere, is
Jaanse thèùs?”
Opvallend
genoeg dook de naam Marinus Leemans ook op in een verhaaltje dat ik
laatst hoorde van mijn achterneef Berry de Beer (zie
bij Marie-Louise “Muis” de Beer en Bernardus “Paus” Eras). Deze Marinus was de zoon van voornoemde
huisknecht en chauffeur. We hadden het over het standsverschil in
Tilburg voor de oorlog en wat je daarvan kon merken op school. Hij
gaf mij het volgende opmerkelijke voorbeeld:
“Voor de
oorlog speelde het standsverschil ook op de lagere school. Zo werd
ik bij het spel vlag veroveren in de Drunense Duinen steevast als de
generaal gekozen. Als een leerling mij beledigde of bedreigde, dan
kreeg hij te maken met Marinus Leemans. Deze sloeg hem dan op zijn
(.…) Marinus was de zoon van de chauffeur van Karel Janssens. Hij
had geleerd dat het zijn plicht was altijd op te komen voor de
hogere klasse…...”
Laurentius
C.A.M. Janssens (1899-1975)
Lau
Parapluu

Laurentius Janssens, of Lau Parapluu
(foto: coll. RAT)
familietak
Janssens van Buren. Zijdelings betrokken bij het familiebedrijf,
koos hij voor maatschappelijke en politieke functies. Was wethouder
van 1939-1961, gemeenteraadslid van 1927-1966 en loco-burgemeester
van Tilburg o.a. in de moeilijke oorlogsjaren. Zoon van Kees en neef
van Segaar, Tòd en Ballon. Hij is ongehuwd gebleven.
Mathilde
(Tilly) Janssens
Willem de
Zwèèger
familietak
Janssens van Buren, zuster van de wethouder (Lau Parapluu)
bij wie zij inwoonde. Er wordt wel gezegd dat zij daaraan haar
bijnaam te danken heeft: zij wilde niet uit de school klappen over
vertrouwelijke gemeentezaken, ook niet als ze onder druk werd gezet.
Dit laatste is naar men zei meer dan eens voorgekomen!
Jan
Janssens (geb. tussen 1895-1900)
Jan Ballon
was
wollenstoffenfabrikant bij Janssens van Buren, zoon van Jan. Bleef
vrijgezel en woonde eerst bij de fabriek in de Gasthuisstraat,
daarna Ringbaan Oost. Broer van Tòd en neef van Segaar
en Parapluu. Over Ballon gaat het verhaal dat hij de
was de deur uit deed naar de zusters van De Goede Herder aan de
Bredaseweg (ook de
Zusters van
de Verlaote Kènder
genoemd, zie hoofdstuk 2)
en dat hij, toen hij niet zo tevreden was over de kwaliteit van dit
gezegende werk, eens een mand zou hebben teruggestuurd met een
briefje erin: "S.v.p. meer zeep gebruiken!" Naar verluidt kreeg hij
een week later precies dezelfde mand retour, zij het met een ander
briefje: "S.v.p. meer papier gebruiken!"
Over de fabriek van
Janssens van Buren ging ook het volgende verhaaltje: een van de
directieleden was op een dag druk bezig op zijn kantoor toen er een
bezoeker binnenstoof die kennelijk langs zijn secretaresse was
geglipt. Het was een verkoper van kantoorboekhandel Aarts & Co. Dit
kwam helemaal niet gelegen maar voordat hij iets kon zeggen vroeg de
bezoeker hem: “Heeft u misschien nog potloden nodig meneer?” Waarop
Janssens de vraagsteller toesnauwde: “Potlooje, potlooje!? Die
hèk zat. Stikt ze mar in oew gat!” De geschrokken verkoper trok
zich snel terug. Even later werd er opgebeld door de directeur van
Aarts & Co. die zijn beklag wilde doen over deze bejegening van zijn
medewerker. Het aangesproken directielid reageerde quasi verstrooid
en vroeg wanneer dat dan wel geweest was. “Een half uur tot drie
kwartier geleden meneer.” De reactie liet niet op zich wachten: “Dan
zeg mar dattie ze d’er öt kan haole!”
pastoor
Karel D.J. Janssens (1897-1980)
Karel Kwèèk
familietak Janssens van
Buren, zoon van Karel. Is pastoor geweest van de parochie
Gasthuisstraat van 1939 tot 1963. Daarvoor was hij prefect van
kleinseminarie Beekvliet in St. Michielsgestel, waar hij "de Buffel"
werd genoemd. Na zijn periode als pastoor is hij rector geweest op
't Hooge Veer (zie de Zusters van de
verlaote Kènder, hoofdstuk 2.)
Karel Kwèèk Janssens
stond bekend als een ouderwetse bullebak en ongedurige driftkikker.
Uit zijn tijd als pastoor van de Gasthuisstraat stamt het verhaal
dat hij zijn misdienaars eens voor wilde doen hoe ze de klok moesten
luiden omdat hij niet tevreden was over hoe zij dat deden. Hij
verzamelde zijn misdienaars onder in de klokkentoren voor zijn
demonstratie. Vervolgens gooide hij vol ongeduld en energie zijn
zware lichaam omhoog tegen het klokkentouw. Door het gewicht knapte
er iets helemaal bovenin en dwarrelde dit touw van hoog in de toren
naar beneden. Enkele tellen later lag pastoor Janssens op de grond,
bedolven onder de grote touwkluwen!

Pastoor Karel Janssens reikt de eerste communie uit in de nieuwe
kerk van de Gasthuisstraat, 1957 (foto coll. RAT)
Franciscus
(Frans) J.M.H. Janssens (1890-1954, x Anna M.C.A. de Beer)
Fraans
Segaar
uit de
familietak van Eduard Janssens de Horion. Frans was een kleinzoon
van Eduard en zoon van Emile Janssens (1860-1927, x Feldbrugge).
Deze familie woonde eerst op de Heuvel en had er het pand laten
bouwen, in het oostelijk deel waarvan later dokter Taminiau kwam te
wonen
(zie ook in hoofdstuk 4: et Stròtje van Taminiau)
en nu de horecazaak Philip is gevestigd.
Het westelijk deel werd afgebroken om ruimte te maken voor de
doorsteek naar het Piusplein. De familie Janssens was zeer
kinderrijk. Zo had Fraans Segaar liefst acht tantes, waarvan
er drie elders in dit hoofdstuk onder hun huwelijkse naam zijn
genoemd (Josephine Goijarts-, Anna Houben- en Miet
Swagemakers-Janssens). Frans is overleden in Lugano.

Eduard F.A. Janssens (1834-1911, x 1859 Maria F.A.A. de Horion-de
Corby, 1841-1907) stichtte de wollenstoffenfabriek Janssens de
Horion, zat tot 1881 in de gemeenteraad en was van 1854-’96
president van de Kon. Liedertafel Souvenir des Montagnards (foto:
Thiebault 1870, coll. RAT)

De fabriek van Janssens de Horion aan de Koestraat werd in de
volksmond ook wel “Janssens (tot) de Horizon” genoemd. Dit
beeld past daar zeker bij (foto: coll. RAT)
Walter
Janssens (x Antoinette Enneking)
den Bill
was wollenstoffenfabrikant bij Janssens de Horion. Had een groot,
rond gezicht en was helemaal kaal (kon met een pilsje op z'n hoofd
lopen!) Vandaar de bijnaam. Hij was een broer van Frans Segaar
Janssens (zie hiervoor).
Jos de Jong
de Kwaks
kantoorbeambte bij PTT Post met een bijnaam zonder afzender…..
Sjef de
Jong (ca. 1900)
Beëlzebub
spookte rond
op het kerkhof om mensen bang te maken.
Ludovicus (Louis) de Jong (1869 – Breda 1959)
de Swies
hij werd vooral bekend van zijn functie als suisse van de Goirkese
kerk. Deze moest de orde bewaken tijdens de erediensten. De naam
Suisse verwijst naar de Zwitserse Garde die een dergelijke rol
vervult in het Vaticaan. Louis de Jong deed dit op et Gurke
van 1935-’58, dus als een 65+ dienst. Hij had een statige, rijzige
gestalte die daar goed bij paste. Iedereen daar kende hem dan ook
als De Swies. Een suisse zag er in galatenue zeer
indrukwekkend uit met staf, steek en een sjerp met de tekst "Eerbied
in Gods Huis''. De jeugd was vol ontzag voor zijn gestalte en
uniform. In de parochie den Bèsterd hadden ze vóór de sloop
van de kerk in 1975 (deze in 1901 ingewijde kerk was opgedragen aan
de H.H. Leonardus van Veghel en gezellen, en ontworpen door
architect C.F. van Hoof) ook een suisse die aan dit signalement
beantwoordde. Hij heette Van Gils en woonde in de Hoefakkerstraat.
De suisse van de Heikese kerk had een soort tamboermaître-staf met
een koperen bol aan een van de uiteinden.
Eerder (1895) was Louis de Jong medeoprichter van de Weversbond Sint
Severus die in 1910 onder impulsen van
kapelaan Poell (zie hoofdstuk 1)
opging in St. Lambertus. In 1903 richtte hij de Tilburgse afdeling
op van het “Kruisverbond” tegen drankmisbruik, wat aansloot bij een
diocesaan initiatief uit 1897 om matigheid te promoten. Het is dus
niet gewaagd om te veronderstellen dat De Jong in een van de vele
textielfabrieken op het Goirke werkte en zich toen al betrokken
voelde bij de kerk.

Louis de Jong in vol
ornaat als suisse van de Goirkese kerk (coll. Parochieel Kerkkoor
Goirke)
dhr. De
Jong
Dokter de Jong of Pietje
Rutsel
woonde in de jaren 1940-'50
aan het Theresiaplein. Hij was een prominent lid van de
EHBO-vereniging Petrus Donders (zie
hoofdstuk 2: de Zwachtelbond). Mensen in de wijk die iets
opliepen aan hoofd of ledematen gingen vaak eerst naar "Dokter" de
Jong. Zijn werkelijke beroep was personeelschef bij een
wollenstoffenfabriek. Er werd gezegd dat hij nogal eens arbeiders in
de gaten hield terwijl hij zich in de fabriek verborgen hield. Als
personeelschef liep je toen echter veel risico dat er zulke verhalen
over je werden verteld.
Harrie de Jong
den
Zwèrver
Hij werd
in 1983 exploitant van café Carte Blanche aan de Korte Heuvel 16.
Voor die tijd had hij zwervend de hele wereld ontdekt. Vandaar zijn
bijnaam, die voor hem in 1985 de reden was om zijn zaak in het
vervolg ook maar Le Clochard (Frans voor zwerver) te noemen. Tot
2009 bleef hij deze zaak met bar en discotheek bestieren.
In juni 2020 kwam hij op 73-jarige leeftijd te overlijden. Uit
eerbetoon trok de begrafenisstoet met zijn stoffelijk overschot,
onder grote belangstelling, over de Korte Heuvel.

Sfeerbeeld van bar
Le Clochard aan de Korte Heuvel anno de eenentwintigste eeuw. Een
oudere foto van deze locatie is te zien onder Jan Kenonbòl
Pijnenburg.
Dionysius
Jongbloets
Nies
Spiers
spierste
altijd. Woonde in de Prinses Sophiastraat.
dhr. Jongen
(overl. ca. 1900)
de Sloome
was bakker in
de Prinses Sophiastraat, hoek Oranjestraat. Hij was de grootvader
van mevr. Tessy van Dooren-Jongen (1931-2002), lid van de
gemeenteraad voor de ABT (Algemene Bejaardenpartij Tilburg, later
TOP: de Tilburgse Ouderen Partij) van 1980 tot 1993.
Josephus
Jongen (1871-1933, x 1896 Adriana van der Weegen)
Toet of
Jôozep Jongen
Jôozep Toet Jongen
was gehuwd met Adriana (Jana) van der Weegen (zie daar), die een
winkel dreef op de spie van de Korvelseweg en Nieuwstraat. In 1932
verhuisden ze naar de Hesperenstraat vlakbij, waar “Toet” een jaar
later kwam te overlijden. Hij was het hoofd van een ploeg
kabelleggers, die na het graven van een sleuf door op een toeter te
blazen het moment aangaf waarop zijn mannen allemaal tegelijk aan de
kabel moesten sjorren om deze in de gleuf te leggen. Vandaar deze
bijnaam. Meer officieel luidde zijn beroep metselaar-aannemer.
Pieter Jooss (1966-2018)
de Hindernisfotograaf

Foto op
www.tilburgers.nl (2013)
Fotograaf Pieter Jooss leed aan een erfelijke stofwisselingsziekte
(ziekte van Kufs) die zijn gezichtsvermogen steeds verder aantastte.
Niettemin bleef hij foto’s maken, zelfs toen hij nog maar 5%
gezichtsvermogen had. “Hindernisfotografie” noemde hij dit. Toen hij
in 2018 op 52-jarige leeftijd aan zijn ziekte kwam te overlijden,
liet hij een groot online oeuvre na met vooral veel zwart-wit foto’s
van Tilburgse mensen, liefst natuurlijk in hun alledaagse omgeving,
en van de stad in al haar mooie én rauwe facetten.

Pieter Jooss maakte
op 29 januari 2014 in het Cultureel Café bij Theater de Nieuwe Vorst
deze foto van de journalist, poëzie-, proza- en dramaschrijver Jace
van de Ven (geb. in Leende 1949), die van 2003-’05 de eerste
Tilburgse stadsdichter was en in zijn columns in het Brabants
Dagblad graag burgemeester Gerrit Brokx (zie daar) op de korrel nam
(foto van
www.tilburgers.nl)
1.K
Harrie van
Kasteren jr.
Bultje
omdat hij wat hoog in de
kraag zat (een bochel had) na een val uit een boom. Zijn vader
(Harrie senior) en moeder San van Kasteren-Vriens dreven een uit
eind 19e eeuw daterende winkel in kaas en vis in de
"Bomenbuurt" (tussen de Bredaseweg en de Hart van Brabantlaan).
Harrie junior stond altijd in de winkel wanneer zijn ouders met kaas
en vis naar de markt waren. Na de dood van Harrie senior ging San
nog even met haar tweede man Toon van Soest in de zaak verder, maar
ze verhuisden al gauw naar België. In het hoekpand kwam een
kruidenierswinkel. In 2002 kwam bij een restauratie van dit
hoekwinkelpand de gevelplaat met de tekst "Handel in Kaas en Visch"
in vergulde letters weer tevoorschijn.
Jan van Kasteren (Berkel-Enschot 1937 – 2010)
Jan Klabats
Hij werd geboren in het boerengezin Van Kasteren-Smulders, dat woonde in het buurtschap “Den Berkelschen Heikant” in Berkel. Hij is gehuwd geweest, daarna jaren gescheiden en wonend in de Kerkstraat in Enschot. Was een graag geziene gast in het café van Mie Pieters te Heukelom (zie hoofdstuk 4).
Hij overleed in Tilburg en zijn as werd uitgestrooid op het kerkhof van Berkel. Waarom hij Jan Klabats werd genoemd is niet bekend (bron: Rinus van der Loo)
Jos van Kasteren
den
Baron van den Haajkaant (Berkel-Enschot)
Hij nam
het gemengd boerenbedrijf van zijn ouders Jan en Mien van Kasteren –
van Laak over en maakte er een varkensfokkerij van op de
Heikantsebaan 4 (Berkel). Na enkele tientallen jaren besluit hij
eind 2017 met zijn neef Leo en in overleg met de gemeente Tilburg om
hun beider bedrijven aldaar te saneren om plaats te maken voor een
klein villapark Kolenvense Akkers. Jos reed (en rijdt nog) altijd in
grote auto’s rond en heeft daar zijn bijnaam aan te danken (bron:
Rinus van der Loo).
Jan(-tje)
Keller
Kuntje Kèlder (1)
dreef met zijn vrouw een
kruideniers- annex snoepwinkeltje tegenover de Leo XIII-school in de
Leo XIII-straat. Voor kinderen was het de grote lol om de winkeldeur
hard open te gooien en te zien of Kuntje hen achternakwam.
Adrianus (Jaones) Petrus van
Kempen (1881-1954, x 1910 Wilhelmina Cornelia Schonis (1880-1929)
de
Lange van Kempen
Hij had
een groot postuur en was begin twintigste eeuw zadelmaker en
stoffeerder. Vooral veel boeren kwamen bij hem met zadelreparaties.
Toen zijn vrouw nog leefde hadden ze ook een bedden- en
matrassenzaak (zie foto). Er was een poort tussen deze twee zaken,
op het toenmalige adres Wilhelminapark K 293. Een of twee van hun
zonen, die ook flink van postuur waren, ging(en) werken bij V en D
als stoffeerder. Jaones had twee vrijgezelle zusters, Anna en
Carolien. Anna was kostuumnaaister en Carolien deed het huishouden,
ook voor Jaones, toen die weduwnaar was geworden en met zijn dochter
Sefa (Josepha) bij zijn zusters ging wonen. Dit moet op
Wilhelminapark 104 zijn geweest, aan de kant van de huidige
Veldhovenring, waar Anna M. van Kempen in 1920 woonde en bekend
stond als “modiste en costuumnaaister” (zie “Het Wilhelminapark van
Tilburg,” door Cees van Raak, Tilburg 2010, pag. 113, en
herinneringen van Herman_Fitters)

Briefhoofd boven een nota uit 1911 van zadelmaker en stoffeerder
Adr. van Kempen-Schonis aan de gemeente Tilburg vanwege werk voor
het politiebureau Wilhelminapark (coll.
RAT)
Johannes
Maria Josephus Kerstens (1848-1913, x 1876 Aldegonda Maria Johanna
van Leeuwen, 1849-1910)
Jantje “K”
hij was naast
textielondernemer van de firma J.A.A. Kerstens' Lakenfabriek ook
politicus: gemeenteraadslid van 1888 tot 1891, wethouder van 1891
tot 1913 en ook lid van provinciale van staten. Had in die
combinatie van functies veel invloed in de stad. Woonde op de
Heuvel, dichtbij "de Razzeldazzel" (zie
hoofdstuk 4). Zijn vrouw kwam uit Den Haag, waar zij in 1876
in het huwelijk traden.
De samenwerking tussen
Mutsaers en Kerstens die begon in 1848 werd in 1857 voortgezet als
J.A.A. Kerstens' Lakenfabrieken aan de Langestraat. Leden van de
families Kerstens en Mutsaer(t)s deelden er beurtelings de lakens
uit. De laatste directeur was Frederik (Freek) Frans Karel Maria
Mutsaerts (geb. 1919, x Marguerite Marie Jeanne van Dooren geb.
1920), die door samenwerking en overnames het slechte tij van de
textielcrisis probeerde te keren, totdat ook hij moest aftreden
(1965) om zich verder geheel te wijden aan zijn voorzitterschap van
de Vereniging van Tilburgse Wolfabrikanten. Deze Freek was een zoon
van Frederic (Frits) Richard Marie Mutsaerts (1895-1967, x Carola
Renildis Marie Kerstens, zie ook bij Johannes Franciscus Soosje
Mutsaerts. Hun dochter Carla en zus van Freek trouwde met de latere
KVP-coryfee, fractievoorzitter en minister van Buitenlandse Zaken,
Norbert Schmeltzer die in Tilburg economie had gestudeerd). Over
Frits Mutsaerts ging het verhaal dat, hoewel hij niet meer rookte,
toch steeds door de fabriek liep met een onaangestoken sigaret in de
mond. Mensen die al langer bij hem werkten spoorden nieuw personeel
aan om hem een vuurtje aan te bieden. Dit kwam die bereidwillige
lieden echter op een fikse uitbrander te staan, want mijnheer Frits
rookte toch niet meer! Een van de latere overnames was die van J.
Brouwers' Lakenfabrieken (zie bij Fraans Hals Brouwers) in
1958. Mies Beels-Brouwers had bij deze transactie bedongen dat haar
zoon Len de verkoop in het buitenland mocht blijven doen. Kennelijk
had niet iedereen bij Kerstens veel fiducie in deze parachutist en
misschien was hij ook niet meer zo gemotiveerd. Hoe het ook zij, bij
een jong medewerker op de stalenkamer (Jan Pessers "Twee" zie daar,)
die altijd de stalenkoffer voor Beels prepareerde voordat deze op
zakenreis ging, rees al gauw het vermoeden dat er in het buitenland
niet veel werd gewerkt, want de koffer ontving hij altijd keurig
terug met alles precies zoals hij het er in had gelegd. Dit punt
bleek onbespreekbaar bij de directie. Beels' positie was ijzersterk.
Pessers nam daarop zelf eens de proef op de som en stopte enkele
keien tussen de stalen. Toen Beels weer terugkeerde van zijn
zakenreis zat alles, inclusief de keien, nog keurig op z'n plaats!
Beels is later nog voor zichzelf begonnen met textielagenturen.

De begrafenis van de ondernemer en politicus Johannes Kerstens in
1913 trok veel belangstelling. Deze foto is genomen in de St.
Josephstraat (coll. RAT)
Aloysia
(Wiesje) Kerstens
den Uut
was een dochter van
Kerstens-van Leeuwen. Waarom zij den Uut werd genoemd is niet
duidelijk. Misschien had zij veel liefdes die snel weer “uut”
gingen?
Léon M.J.A.
Kerstens (1900-1980, x Olga F.M. Schröder, 1901-2002)
de Beminneleke Gifmenger
of den Bottelèèr
van Wijnhandel André
Kerstens. In 1980 werd herdacht dat de familie Kerstens liefst 300
jaar in de wijnhandel actief was. Pas in 1840 kwam de eerste
Kerstens overigens naar Tilburg. Dat was Bernard, die zich hier
vestigde als apotheker en wijnhandelaar! In 1970 werd het sinds 1882
bestaande wijnhuis Louis Bogaers overgenomen. De geplande
feestelijkheden in 1980 werden echter overschaduwd door de dood van
“Mijnheer León” (een zoon van André Kerstens (1865-1925, x 1897
Seraphina Maria Camilla Bogaers, 1874-1944, dochter van Vincent, zie
daar).
Na het overlijden van Léon
Kerstens in 1980 werd de familiezaak voortgezet door zijn zonen Rob
en Leopold samen met hun neef André, totdat die in 1990 werd
overgenomen door Pernod Ricard. Het vanaf 1987 al tot dit Franse
concern horende bedrijf Cooymans uit Den Bosch werd in 1993 met
André Kerstens samengevoegd op de Tilburgse locatie die daartoe werd
uitgebreid. Rob is ook bekend geworden als schrijver van artikelen
en boeken over wijn, waarbij hij overigens ook veel aandacht schonk
aan Spaanse wijnen en sherry. Hij kreeg daarvoor eens een hoge
Spaanse onderscheiding. Neef André is geruime tijd verbonden geweest
aan de Nederlandse Wijn Academie. De familie Kerstens zou
rechtstreeks afstammen van de markies van Léoville, die in 1712 het
prestigieuze Château Léoville Las Cases in het Sain-Julien district
verwierf.
Petrus van
Keulen (1855-1938)
Peer
Luijten

Petrus van Keulen, Peer Luijten genoemd, hier op een foto uit 1923
(coll. RAT)
was eerst
brandstofhandelaar en sloper, later straatmuzikant. Bespeelde een
draaiorgeltje dat op zijn buik hing. Woonde op et Körvel en
dronk naar men zei veel. Hij stierf in Breda. Hij was een zoon van
Jan Baptist van Keulen en Petronella Somers. Zijn tweede achternaam
(Luijten) wijst mogelijk naar een familielid waar Peer bij
heeft ingewoond toen hij nog jong was. Twee nichten van hem heetten
namelijk zo.
dr. Klercks
Kòp
Klercks
huisarts
pastoor
Waltherus J.J. de Klijn (1884-1958)
den
Absoluusie of pestoor Akkermans
rector van ‘t Moederhuis
Oude Dijk van 1914-1922, waarna bouwpastoor van de nieuwe parochie
H. Margarita Maria Alacoque, of “de Bredaseweg”, als afsplitsing van
Korvel. Deze kerk aan de Ringbaan-West (architect Bonsel, zie ook
bij Beels-Brouwers) werd in 1922 ingewijd door de wnd. deken en
pastoor van de Hasselt F.J.A. de Beer. Pastoor De Klijn was bekend
om zijn ambities voor de kerk aan “het west-end” van de stad en
zette daarvoor met succes zijn (vele) zakelijke talenten in.

Architect Bonsel ontwierp in 1920 deze Roomse Nederzetting, een parochiecomplex met de kerk als middelpunt, voor pastoor De Klijn. De kerk met pastorie, jongensschool St. Thomas en het broederklooster (St. Petrus Canisiushuis) zijn gelegen aan de Ringbaan West (voorgrond). De toren naast de kerk is nooit gerealiseerd. Aan de achterzijde van het blok, aan de Poirtersstraat, werden een kleuterschool, meisjesschool en het zusterklooster gebouwd (hier nog incompleet). Op de hoek van die straat met de Thomas van Kempenstraat (op de afbeelding onbebouwd) verrees ook een fors gebouw voor parochieactiviteiten zoals de scouting en een theaterzaal (“Westend”, later geprivatiseerd tot bioscoop Rex). Helemaal links heeft Bonsel al het huis ingetekend dat hij voor zichzelf ontwierp in gelijkende architectuur. Op een trapveldje naast de diepe tuin van het broederklooster rechts, lag de oorsprong (vóór 1930) van de voetbalclub Sarto.
Het bolwerk van kloosters
en scholen rondom de kerk en pastorie van pastoor De Klijn besloeg
al een heel blok tussen de Ringbaan-West en de Poirtersstraat
voordat men er goed en wel was begonnen met de stadsuitbreiding.
Vooral de sprong over de ringbaan met nieuwe woningen kwam slechts
moeizaam op gang. De Klijn nam niettemin met enkele parochianen het
gedurfde initiatief tot de bouw van pension Mariëngaarde, een huis
voor (welgestelde) ouderen (architect Kropholler, 1935). Toch moest
De Klijn, die al voor de oorlog op veul schòpkes had
gerekend, tot zijn verdriet nog lang vanuit zijn pastorie over lege,
uitgestrekte akkers kijken. Hij werd daarom ook wel pestoor
Akkermans genoemd. Na de oorlog, toen de akkers snel met
woningen werden bebouwd, heeft hij met grote vasthoudendheid gewerkt
aan de stichting vanuit zijn parochie van de nieuwe parochie Sint
Petrus en Paulus waar zijn kapelaan en neef C. Manders in 1955 de
bouwpastoor werd. Manders werd in 1965 echter al benoemd tot
opvolger van pastoor Karel C.L. de Beer (zie daar) in Hilvarenbeek
nog voordat de bouw van zijn kerk aan de Vierwindenlaan van start
kon gaan. De Klijn is begraven in zijn geboorteplaats Raamsdonkveer
(zie hoofdstuk 4: de
Börgemistersbuurt en et Teerevèldje).
Het verhaal ging dat pastoor De Klijn eens de hoge kerkelijke
onderscheiding “Pro Ecclesia et Pontifice” moest gaan opspelden bij
een vrouwelijke parochiaan met jarenlange verdiensten als
vrijwilligster in organisaties van zorg en liefdadigheid.
Toen de
pastoor bij die gelegenheid haar omvangrijke "rondborstig voorkomen"
waarnam werd hij onzeker over de plek voor zijn prik en vroeg, met
het onderscheidingsteken in zijn hand kijkend naar het doelgebied:
"Waar heeft u graag dat ik het neerleg, mevrouw?"

Prent van de week van Cees Robben (15 februari 1958), ter
gelegenheid van het afscheid van pastoor De Klijn.
Theo A.M.
Knegtel (1893-1974)
den
Beminneleken Afzètter
Forddealer,
een van de eerste garagebedrijven in Tilburg, aanvankelijk jarenlang
aan het Piusplein gevestigd, op de plaats waar eerst de bakkerszaak
van zijn vader was. Hij breidde zijn zaak uit tot de Heuvel met een
showroom (met groot voorover hellend raam) naast hotel Riche (nu
Mercuur). Rond 1980 verhuisde garage Knegtel naar een terrein aan de
Spoorlaan dat grensde aan de Gasthuisring en was daar een tijdje de
buur van de drukkerij van het Nieuwsblad van het Zuiden. Later werd
garage Knegtel overgenomen door Obam en verhuisde in 1999 naar
industrieterrein Noord. Het terrein met opstallen aan de Spoorlaan
is vervolgens verkocht aan een projectontwikkelaar die daar een
groot woon- en kantoorcomplex neerzette, met een parkeergarage aan
de spoorzijde die nog steeds Knegtelgarage heet.

Autoshow van Fordgarage Knegtel
in 1924 op het Piusplein. Van enkele klanten die deelnemen zijn
de namen herkenbaar, zoals A. Heerkens steenkolenhandel
Zuidoosterstraat, J.J. de Leeuw handel in vis e.d. Tuinstraat,
bakker M.C. Santegoets Trouwlaan en M&H de Bont grossier in
kruidenierswaren Heuvelstraat. Linksboven de Koopmansbeurs die
van 1919 tot 1927 op het Piusplein heeft gestaan. De inrit van
garage Knegtel lag ook aan dit plein.

Fordgarage Th.
Knegtel exposeert en jubileert op de Heuvel vanwege het 25-jarig
bestaan in 1946.

Foto uit 1930
van een Lincoln uit de Tilburgse garage Knegtel die de eerste
prijs won op een autoshow in Waalrijk. De prijs, twee zilveren
kandelaars, ging naar eigenaar Sjef de Rooij. Achter het stuur:
Theo Knegtel (coll. RAT)
Cornelia de
Kock-Marsé (1842-1916)
Moejke de
Kòck
woonde in een
wevershuisje in de Rèèt. Zij was een van de vele volksfiguren
die rond de eeuwwisseling werden vastgelegd door de befaamde,
destijds in Tilburg gevestigde fotograaf Henri Berssenbrugge.

Foto Henri Berssenbrugge.
Broeder Desideratus (Wilhelmus Adrianus
Josephus) Kocken (Ravenstein 1927 – 2007)
Broeder Desi, de Laatste Bedelpater
hij was een pater Kapucijn die bekend was in het straatbeeld van
Tilburg omdat hij er steeds op uit ging, te voet of op de fiets, om
mensen devotionalia aan te bieden zoals rozenkransen en kleine
beeldjes van Maria en Antonius, sleutelhangers van Christophorus
enz. De opbrengst was altijd voor de missie, waar zijn medebroeders
als missionarissen werkten. Hij ging daar tot zijn tachtigste jaar
mee door, vanuit het klooster aan de Korvelseweg waar hij sinds 1979
woonde. Daarvoor had hij al gewoond en gewerkt in verschillende
andere kapucijnenkloosters als kok, koster en tuinman, nadat hij
eind jaren 1940 was ingetreden in de Orde der
Minderbroeders-Kapucijnen.

Broeder Desi Kocken op de Tilburgse
kermis in 2006 (foto Karel de Beer)
Nies Koetje (1936-2006)
Koei
uit zijn overlijdensadvertentie
Antony Kok
(Rotterdam 1882- Haarlem 1969)
Kokkie of
Toon

Anthony Kok in de Lovensestraat met op de achtergrond de kerk van de
parochie Loven, 1931
werd zo genoemd door zijn
vrienden, allen aanhangers van de kunstbeweging De Stijl. Theo van
Doesburg was in ons land een van de bekendsten. In 1914 leerde Kok
in Tilburg Van Doesburg kennen en nog hetzelfde jaar besloten ze een
tijdschrift over beeldende kunst uit te geven en soirees te
organiseren. Kok bekwaamde zich in klankgedichten. Later voegden
zich bijvoorbeeld ook Piet Mondriaan en Bart van der Lek bij hen. De
Stijl zocht in plaats van breedvoerigheid naar diepte en
intensiteit. Kok was een zoon van de Rotterdamse commies der
Staatsspoorwegen Pieter Kok (x Sophia Hagen), die in het voetspoor
van zijn vader trad en in 1908 naar Tilburg kwam in verband met zijn
werk voor de spoorwegen, waar hij het bracht tot hoofdcommies. In
1952, tien jaar na zijn pensionering in Tilburg, verhuisde Kok naar
Haarlem waar hij in 1969 is overleden.
Antony Kok, die een kamer
betrok boven slagerij De Brouwer op de hoek van de Tuinstraat en de
Telefoonstraat, ontpopte zich als amateur-dichter. In 1914 leerde
hij de hier gemobiliseerde militair Theo van Doesburg (1883-1931)
kennen. Deze beeldend kunstenaar, schrijver en dichter kwam hem
regelmatig opzoeken in de Tuinstraat. Van Doesburg kon later nog
lyrisch terugkijken op deze tijd en die omgeving: "Ik ben
voortdurend met mijn gedachten te Tilburg. Ik zie voortdurend de
Zomerstraat, de Heuvelstraat, de Stationsstraat en niet in het minst
de Tuinstraat." Al in 1915 organiseerden ze samen met hun vriend de
zanger Maurits Manheim het eerste "soiree intime" in café-restaurant
Albert Jansen tegenover het station van Tilburg (later hotel P.
Mulders, daarna Central) met een programma van klassieke muziek
(door Kok op piano en Manheim zang) en een literair gedeelte (door
Van Doesburg). In 1917 volgde oprichting van het blad De Stijl dat
een van de belangrijkste tijdschriften zou worden uit de Nederlandse
kunstgeschiedenis. In 1920 vond ondertekening van een manifest
plaats door een groep rond De Stijl, onder wie Piet Mondriaan. Kok
was de eerste die op klank gebaseerde gedichten maakte, zoals De
Wisselwachter, Nachtkroeg en Klanken. Later raakte hij in de ban van
een spiritualistische beweging. Misschien verklaart dat het feit dat
er na 1923 geen bijdragen van hem meer zijn verschenen in De Stijl,
en dat hij als belangrijke dichter van de Stijl toch behoorlijk in
de vergetelheid raakte. Door zijn connecties met beeldende
kunstenaars zou Kok in het bezit zijn gekomen van een verzameling
schilderijen die ten tijde van zijn overlijden miljoenen guldens
waard moet zijn geweest. Zijn erfgenamen hebben daar maar enkele
duizenden guldens voor gehad. Men zegt dat de rest is verdwenen in
de zakken van kunsthandelaren.

Op een deeltentoonstelling in Museum De Pont met
betrekking tot 'De Stijl' en Antony Kok, was in 2007 een beredeneerde
reconstructie te zien van de kunstwerken die bij Kok thuis ooit aan
de muur hebben gehangen. Foto Ed Schilders.

Anthony Kok met Hannie (1912-’90) en Jan van Beurden, kinderen van
een goede collega en vriend van hem, rond 1922. Een van de vroegste
gedichten van Kok ging over baby Hannie.
Theo de Kok
de Matjas
fervent supporter van de
TIJSC (Tilburgse IJshockeyclub) Trappers toen deze nog op een open
baan speelde in wijk Theresia (zie bij Theo van der Aa). Ging daar
altijd kijken met zijn vriend Van Melsbroek die de Fieliedoor
werd genoemd (zie daar). De Matjas en de Fieliedoor kwamen
beiden uit de Schaepmanstraat. Matjas de Kok stond erom
bekend dat hij na afloop van de wedstrijd meer rondjes aannam dan
weggaf.
Kees de
Kokken
Kees de Jaoger
zoon van de jachtopziener
van het kasteel van Tilburg op de Hasselt.
Gerard Koks
(1939-2004, x Angelique van den Oetelaar
Kokkie Petat
kwam op 25-jarige leeftijd
vanuit de regio Den Haag naar Tilburg en werkte eerst bij warenhuis
Priba (Heuvelstraat). Toen dit werd gesloten zag hij kans om aan het
Paletplein, in het nieuw westelijk stadsdeel, een cafetaria te
beginnen. Hij noemde dat Kokkie Petat, gelijk aan de bijnaam
die hij had overgehouden aan zijn militaire diensttijd. Later kortte
hij dit in tot “Kopasnacks” en bedacht zijn befaamd broodje frika
(worstenbroodje maar dan met frikadel in plaats van worst). De zaken
liepen gesmeerd, zodat hij al gauw kon uitbreiden tot uiteindelijk
zeven cafetaria’s (o.a. aan de Korveleseweg) en twee zaken in
comestibles (één aan het Paletlein). Hij verkocht alles begin jaren
1990. Als hartstochtelijk carnavalsvierder was hij in 1967 een van
de oprichters van de carnavalsvereniging de Fèènpruuvers
(thuis in café De Fijnproever aan de Bredaseweg). Koks zat verder
o.a. in de organisatie van den
Opstoet (zie hoofdstuk 4)
en nam daar ook zelf aan deel. Was medeoprichter van carnavalsorkest
“De Vipkus” en bespeelde daarin de grote trom. Hij kocht voor het
vervoer van dit orkest een oude brandweerauto, die werd gereden door
zijn broer Harry (zie hierna).
Harry Koks
Cola Harry
was de broer van Gerard
Kokkie Petat Koks. Kwam ieder jaar met carnaval uit Den Haag
naar Tilburg om de brandweerauto van de Fèèpruuvers met het
orkest “De Vipkus” te rijden, want er ging bij hem toch alleen maar
Coca Cola in.
Adriaan
Kolen
de Procureur
bekende stroper die alles
van de jachtwet wist en daardoor nooit werd bekeurd, woonde in de
Kapelstraat (ter hoogte van later bakker Smarius aan de
Ringbaan-Noord).
Adrianus Kolen (1870-1950, x 1899 Cornelia Adriana van de Pas,
1872-1911, xx 1914 Anna Cornelia Brosens, 1880-1944)
Zwarte Jaanus of den Zwarte Koole
Boer die op de Tongerlose Hoeve aan de Reitse Hoevenstraat woonde,
vanwege zijn donker uiterlijk. In 1232 schonk hertog Jan I van
Brabant het patronaatsrecht (het recht een pastoor te benoemen) voor
West-Tilburg aan de abdij van Tongerlo (B). Rond die tijd moet de
Tongerlose Hoeve zijn ontstaan. In 1835 kwam de hoeve in handen van
de familie Kolen, tot 1955. Toen kocht de gemeente Tilburg deze, met
het oogmerk om de historische hoeve te slopen t.b.v.
stadsuitbreiding (wijk ’t Zand). Prof. H. van den Eerenbeemt wist
dit op het nippertje te voorkomen en zette fondswervingscampagnes op
voor een restauratie welke in 1969 plaatsvond (bron:
wikimiddenbrabant.nl)

Deze foto werd begin 1900 genomen
door Henri Berssenbrugge (zie daar) in de herd van de Tongerlose
Hoeve aan de Reitse Hoevenstraat.
Links Anna Cornelia
Brosens, toen de meid van de familie Kolen en rechts (koffie malend)
Cornelia Adriana Kolen - van de Pas. Zij waren resp. de tweede en
eerste vrouw van boer “Zwarte Jaanus” Kolen (coll. RAT)

Foto van de Tongerlose Hoeve aan de Reitse
Hoevenstraat, in 1950 gemaakt door A.C. Teuns. De hoeve was toen nog
eigendom van de familie Kolen.
Jan Kolen
de Rèèke Jan Koole
hij was een begrip in de
Rèèt en Reitse Hoevenstraat in de 19e eeuw.
Daar waren meerdere boerderijen zoals de Bisschopshoeve en de
Tongerlose Hoeve waar een familie Kolen in woonde. Deze bijnaam werd
ook meer algemeen gebruikt voor iemand die goed geboerd had: "Hij
is ene rèèke Jan Koole." Volgens een andere lezing woonde er op
een hoek van de Telegraafstraat ook een Jan Kolen waar een gezegde
van is afgeleid. Deze dééd alsof hij erg rijk was: “Hij beslècht
(lijkt op) de rèèke Jan Koole,” kon dan ook slaan op iemand die
dééd alsof hij geld genoeg had.
weduwe
Kolen
Mina Kuus
woonde in de Reitse
Hoevenstraat.
dhr. Kolen
den Dôove Koole
was de oprichter van het
transportbedrijf Gebroeders Kolen. Ook bekend van de Zandbar in de
Goirkestraat.
Martinus Leo Koolen (geb. 1878)
Paus Koolen
Zijn geboorte viel samen met de verkiezing van Paus Leo XIII in 1878. Daarom werd Martinus Leo “Paus Koolen” genoemd. Ongeveer 25 jaar later, rond de eeuwwisseling, woonde hij samen in Udenhout met zijn zus Tonia Koolen (Oisterwijk 1871 - 1944) in een woning langs de N65. Dit pand noemde men vanwege zijn bijnaam het Vaticaan (zie hoofdstuk 4). Daar beviel Tonia in 1904 van haar dochter Adriana (“Jenneke”). Tonia werd toen de eerste “BOM” (bewust ongehuwde moeder) van Udenhout. De buitenechtelijke vader had zij bereid gevonden in Oisterwijk, waar zij eerst woonde. Tonia had een baan als spoorboomwachter en werkte bij de Tilburgse Katoenspinnerij en Twernerij (bron: Brabants Dagblad 31 mrt. 2022).
|