jean baptiste louis gresset vert vert

Inhoud HPM Jean Baptiste Louis Gresset Nederlandse vertaling 2012 Aantekeningen

CuBra

HOME

 

 

Botticelli: De drie gratiën

...de gratiën in ’t convent.

Gresset:

 ...les graces solitaires.

¶ De gratiën [charites] zijn de drie gezellinnen (ook wel dochters) van de godin Aphrodite: Aglaia, Euphrosyne, Thalia. Ze verbeeldden aanvankelijk charme, gratie ofwel lieflijkheid, en schoonheid. Later zijn die kenmerken opnieuw gedefinieerd als de drie schoonheden van de geest: intellectueel, artistiek en moraliteit, en ze zijn ten slotte door Pindarus samengevat tot ‘wijsheid, schoonheid en roem’.

¶ ‘Solitaire’ wordt door Rey gekoppeld aan een leven in afzondering dan wel het kloosterleven: ‘…les personnes qui se retirèrent à l'abbaye de Port-Royal (les solitaires de Port-Royal) puis certains ordres religieux (1701), et par ailleurs une personne qui a l'habitude de vivre seule (1680).’

The Oxford Classical Dictionary, Oxford 1957 (4e).

Alain Rey, Dictionnaire historique de la langue française, Parijs 1998

 

Alecto

Deze visitandin met een dubieus verleden is een bekeerlinge, die nu de hoofdrol moet spelen bij de bekering van Ver-Vert. Haar naam is die van Alecto, een

van de drie Furiën in de Griekse mythologie. De taak van Alecto was het straffen van mensen die schade toegebracht hadden aan anderen.

Wikipedia

Argus

Argus is in de Griekse mythologie de reus die honderd ogen heeft, waarvan er nooit meer dan twee slapen. Argus ziet alles; vandaar ook in het Nederlands het woord argusogen, en de uitdrukking 'Met argusogen'.

Wikipedia

Lethe

De Lethe is een rivier in de onderwereld in de Griekse mythologie. De doden drinken  water uit de Lethe om hun leven op aarde te vergeten.

Wikipedia

neofiet

WNT: Man die net tot priester is gewijd of in een monnikenorde is opgenomen.

 

postulant

WNT: Bij sommige kloosterorden, naam voor een man of vrouw die den wensch heeft te kennen gegeven in de orde te worden opgenomen, gedurende een proeftijd van drie tot twaalf maanden die aan het eigenlijke noviciaat voorafgaat

 

exempel

WNT: leerzaam verhaal, gelijkenis, parabel, stichtende vertelling

 

sermoen

WNT: preek, predicatie, vermanende toespraak

 

orator

WNT: redenaar, predikant

 

exoot

WNT: Uitheemse diersoort

 

noveen

WNT: Eene reeks van gedurende negen dagen herhaalde gebeden, waarmede men eene bijzondere genade zoekt te verkrijgen.

 

oreren

WNT: Een redevoering houden.

 

begijn

WNT (lemma Bagijn): Lid van zekere soort van vrije kloosterlijke vergaderingen, ontstaan in de zuidelijke Nederlanden omstreeks het begin der 13de eeuw, en genoemd, gelijk men beweert, naar zekeren priester ”Lambert dit le Bègue”, die ongeveer 1180 te Luik eene der oudste van die vereenigingen moet hebben gesticht. In Mechelen had men in 1780 nog 1000 Begijnen. De Begijnen zijn gekend om hare zindelijkheid in woning en huisraad. In verschillende spreekwijzen worden de bagijnen voorgesteld als op een lui en weelderig leven gesteld.

 

litanie

WNT: Een gebed met een vastgestelden inhoud, oorspronkelijk, en thans meestal nog, bestaande uit een reeks smeekbeden, verheerlijkingen enz., die door een geestelijke worden uitgesproken of gezongen, en de aanroepingen (b.v. Kyrie eleison, Christe eleison) enz., waarmee het koor of de gemeente telkens invalt.

 

karmeliet

WNT: Naam voor de leden eener kloosterorde (de Orde onzer Lieve-Vrouwe van den Berg Karmel), een bedelorde, in de 13de eeuw ontstaan uit een in de 12de eeuw op den berg Karmel gestichten kluizenaarskring.

 

boekanier

WNT: ...de zeeroovers die de Antillen en de kusten van Zuid-Amerika onveilig maakten; flibustiër. Bij uitbreiding ook wel toegepast op andere zeeroovers en vrijbuiters, b.v. op de Watergeuzen.

 

armageddon

Van Dale: De plaats waar demonen in de strijd tegen God zich verzamelen (Openbaringen 16:16).

 

antichrist

WNT: 1. Naam voor de personen, resp. personificaties van de stelsels of machten, die in den loop der geschiedenis de Christelijke Kerk bestrijden en haar ondergang pogen te bewerken; zie ook de aanh. De bet. 1 en 2) zijn niet altijd scherp te onderscheiden, het zijn eer twee aspecten van hetzelfde begrip, die in de volksvoorstelling dan ook dooreenloopen.
2. Naam voor het apocalyptische wezen (eigenlijk den duivel zelf) dat vóór het einde der tijden op aarde zal verschijnen, wonderen zal verrichten en Christus zal bestrijden, maar tenslotte door Hem overwonnen zal worden. Meermalen heeft men de komst van den Antichrist en het einde der tijden nabij geacht.
3. In vrij gebruik ter aanduiding van personen van een antichristelijke of ongodsdienstige gezindheid.

 

priorij

WNT (lemma Prior): Priorij, klooster aan welks hoofd een prior of priores staat.

 

inquisiteurs

WNT: Titel van de officieren der Inquisitie (...); de naam beteekent op zich zelf zooveel als onderzoeker (...) Wanneer geene bepaling volgt, op te vatten als: Geloofsonderzoeker, geloofsrechter, kettermeester.

 

conclaaf

WNT (lemma Conclave): 1. De plaats waar de kardinalen zich na den dood van een paus opsluiten om diens opvolger te verkiezen.
2. De door de kardinalen bij die gelegenheid gevormde vergadering.
In schertsend gebruik in toepassing op eene andere kerkelijke vergadering.

 

wonne

WNT: Gevoel van opgetogenheid of geluk; intense vreugde, blijdschap; verrukking, gelukzaligheid.

scènes vol wonne

Vol wonne gesponnen

 

apotheose

WNT: 3. Slottooneel van een voorstelling waarin iemand of iets verheerlijkt wordt of waarin het stuk zijn hoogtepunt bereikt; luisterrijk slot van een feest, een reeks gebeurtenissen enz.

 

metempsychose

Van Dale: Zielsverhuizing.

 

...regels van het geheim parloor

Gresset:

l'art des parloirs...

¶ Uit ‘parloir’ -- van ‘parler’, spreken, praten – de ruimte in een klooster die gereserveerd is om met elkaar of met bezoekers te spreken. In het Nederlands gewoonlijk ‘spreekkamer’. Het woord komt echter ook in het Vroegmiddelnederlands en in het Middelnederlands voor: ‘paerloor, paloor’. De oudste bewijsplaats is Willem van Affligems Sente Lutgart (handschrift K), gedateerd 1265-1270. Lutgart (1182-1246) was een benedictines in Sint-Truiden. In Vlaanderen (parloor) en in Frankrijk is het woord nog steeds in gebruik, ook voor spreekkamers op scholen, in ziekenhuizen of in gevangenissen.

Middelnederlands Woordenboek: http://gtb.inl.nl/

Vroegmiddelnederlands woordenboek: http://gtb.inl.nl/

L. Brouwers s.j., Het juiste woord, Turnhout 1995 (5e)

 

 

Ver-Vert (want zo heette de papegaai)
Gresset:

Ver-Vert (c'étoit le nom du personnage)
¶ “Tussen haakjes, de variaties in de spelling van de naam van Gressets papegaai zijn amusant. Mijn exemplaar heeft als titel: Les Oeuvres de Gresset, Enrichies de la Critique de Vairvert \ Comédie en I acte (Amsterdam, 1748). In de inhoudsopgave luidt de titel Vert-Vert, op de Franse pagina (p. 9) en bij het gedicht staat er Ver-Vert, en in de 'Critique' -- een aanhangsel in de vorm van een toneelstukje: Vairvert."
- Vladimir Nabokov

¶ De oorspronkelijke naam van de papegaai was Vairvert. Waarschijnlijk komt deze naam alleen voor in de vroegste roofdrukken. Vervolgens verschijnt 'Vert-Vert' in de gedrukte uitgaven, en daarna de naamgeving 'Ver-Vert', die algemeen geworden is.
¶ De naamgeving is uiteraard altijd een vraagstuk voor vertalers geweest. Een overzicht van oplossingen:

1752 Latijn M*** Vir-Viridis
1759 Engels John Gilbert Cooper Ver-Vert
1760 Duits  Johann Nikolaus Götz Papperle
1762 Engels Anoniem Green-Green
1763 Italiaans Anoniem Il ververde
1776 Italiaans Francesco Martinetti Il Ververe
1779 Pools Tadeusz Morski Ver-Vert
1793 Engels Alexander Geddes Ver-Vert
1799 Italiaans Père Bettinelli Ver-Vert
1803 Italiaans L. Vincenzi Ver-Vert
1809 Latijn Carolus Alexandre Vir viridis
1816 Catalaans Fr. Vicente Martino Colomar Ververt
1816 Portugees Filinto Elysio de Nascimento Vert-Vert
1817 Boheems F.D. Kinsky Papaussek
184? Nederlands H. Henken Groentje
1843 Nederlands P. van Duyse Groentje
1881 Nederlands A. Perk Lorre
1914 Esperanto C. Rousseau Ver-Vert

Meer over Nabokov, Poesjkin en Ver-Vert: KLIK HIER

 

Uitgebreid overzicht van vertalingen van Ver-Vert: KLIK HIER

Psittacula krameri (Scopoli 1769) - links het vrouwtje

Voor een grotere weergave KLIK HIER

Indische baai

Ver-Vert (want zo heette de papegaai),

Hierheen vervoerd uit een Indische baai

Gresset:

transplanté là de l'indien rivage

Letterlijk: daaheen [namelijk het klooster in Nevers] overgebracht van de kusten van India; indien kan hier, volgens het idoom van Gressets tijd, mogelijk ook staan voor ver weg, uit een ver land... Met name zou Zuid-Amerika bedoeld kunnen zijn.

Er zijn echter twee aanwijzingen die ervoor pleiten dat Gresset inderdaad India bedoelt.

Ver-Vert wordt in de vroegst bekende versies van de tekst Vair-vert genoemd. Over deze vroege versie schrijft Gresset in Les Ombres (december 1734) dat deze hem ontstolen is, en buiten zijn weten om in druk verschenen is. (Abbé Bellamy was de dief, vermoedt Ch. de Beaurepaire in 1872, destijds archivaris van Rouen). Deze vroege versie, met de titel Vair-vert dus, is bewaard gebleven in de uitgave van De Hondt, Den Haag, uit 1736.

Zie de Editie-pagina in HPM. Een manuscript, uit de nalatenschap van Gresset, draagt eveneens deze titel. ‘Vair-vert’ betekent ‘rijk geschakeerd groen’.

In zang 4 lezen we echter dat Ver-Vert voor straf moet worden teruggestuurd:

Naar z’n wieg in verre, wereldse streken,

Luguber, waar brahmanen duister preken.

Gresset:

on le renvoye au rivage profane

qui le vit naître avec le noir Bracmane:

Letterlijk:

Stuur hem terug, naar de zwarte Brahmaan,

Naar de ongekerstende kusten, waar hij geboren werd

Omdat Gresset hier spreekt over een Brahmaan, kan het niet anders zijn dan dat Ver-Vert uit India komt, zoals elke papegaai die ooit beschreven of afgebeeld is in de Europese cultuur van 500 voor Christus tot aan Columbus. Gresset kiest voor een papegaai uit India voor zijn werk. Hij kiest voor de papegaai van de Ouden, en zijn literatuur, en niet voor een exemplaar van de nieuwere soorten die, grofweg gesproken, vanaf 1500 in Europa arriveren. Geen Amazone, geen Ara, geen Roodstaart...

Omdat Ver-Vert van een rijk geschakeerd groen is, en in de tekst niet gesproken wordt over andere kleuren, moet Ver-Vert een Psittacula krameri (Scopoli, 1769) zijn, en bovendien een vrouwtje, omdat het mannetje een rode halsband heeft. Vandaar de naam Halsbandparkiet, die gemiddeld 40 centimeter meet, en een spanwijdte heeft van 42 tot 48 centimeter. Hij weegt 120 tot 140 gram. Het natuurlijk geluid van de Halsbandparkiet, in het Engels gesteld, klinkt als … kee-ak... kee-ak... kee-ak..., volgens Forshaw & Cooper in hun Parrots of the world (Willoughby, 1989), of kio... kio... kio... volgens Serle & Morel, in hun Fieldguide to the birds of West Africa (London, 1977).

Dat Gresset Ver-Vert juist tot deze soort bepaalt, en niet voor één van de vele andere soorten die destijds bekend waren, en óók al volop als huisdier gehouden werden, is opmerkelijk. De facto behoren zij tot de slechtste sprekers van het papegaaienvolk, en gegeven het feit dat Ver-Vert heel wat te berde brengt, en indirect nog veel meer, kan de realiteit niet de bron zijn van Gressets inspiratie.

Dat moet de literatuur over de papegaai uit India zijn, die in tegenstelling tot de werkelijke soort in de literatuur een geweldige spreker is. Ver-Vert van Gresset is dan ook meer een papegaai van de soort die afgeleid en samengesteld is uit wat overgeleverd is uit de geschriften voorafgaand aan zijn bestaan. Ver-Vert is een boekenpapegaai, met inkt-genen van Aristoteles, Ovidius, Statius, Apuleius, Aelianus, Plinius en velen na hen, en deze Indische boekenpapegaai is zelfs zo’n goede spreker dat wanneer men hem niet ziet men zou denken een mens aan het woord te horen...

Voor een overzicht van bronnen en citaten over de papegaai van de Ouden, zie het HPM-dossier ‘Ver-Vert: soortbepaling’ met talrijke afbeeldingen.

Het is opmerkelijk dat geen enkele van de illustratoren van Ver-Vert zich neerlegt bij wat gegeven is in de tekst. Dat hij uit India komt, en uit de boeken... Hij is geen Amazonepapegaai met een korte staart uit Zuid-Amerika, en ook geen Ara met een lange staart uit Zuid-Amerika... Hij is Ver-Vert, uit India, en de boeken...

Zie voor een analyse het HPM-Dossier Ver-Vert in de prentkunst.

 

Agnus dei uit de collectie van de Fraters van Tilburg

Dan sliep hij op haar Agnus Dei-trommel

Gresset:

Il reposoit sur la boîte aux agnus

Vanaf de achtste eeuw tot ver in de twintigste ontvingen bezoekers van de paus een zogenaamd Agnus Dei als aandenken. Ook kardinalen en bisschoppen kregen ze wel om ze aan derden te verstrekken. W.H.Th.Knippenberg omschrijft het kleinood als volgt: ‘Een Agnus Dei is een medaillon van witte was, meestal ovaal soms rond. Op de voorzijde staat in reliëf het Lam Gods met de vaak afgekorte woorden ‘Ecce Agnus Dei, qui tollit peccata mundi’ (Ziet, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt); daaronder staat de naam van de paus en het jaar van zijn pontificaat. Op de achterzijde staat een afbeelding van een heilige die dat jaar bijzonder in de belangstelling staat. De wassen ovaaltjes komen in diverse maten voor, van drie tot twintig centimeter.’

Volgens Léon. Plée heeft Gresset het begrip 'boîte aux agnus' geïntroduceerd: 'Gresset, dans son élégant badinage de Ver-Vert, a fait agréablement entrer le terme de boîte aux agnus.'

De cultus van de agnus dei komt echter ook voor in de roman Gil Blas van Le Sage, die voor het eerst in 1715 verscheen, en die door de auteur in latere edities is uitgebreid, voor het laatst in 1735. Mogelijk heeft de jonge Gresset deze populaire roman gelezen. Le Sage vertelt in hoofdstuk 8 de inhoud van een beurs van een pelgrim: '... petites médailles de cuivre, entremêlées d''agnus dei et quelques scapulaires...'  De bezorger van een editie van Gil Blas uit 1863 heeft bij agnus dei een voetnoot geplaatst met daarin het citaat uit Ver-Vert.

'Boîte aux agnus' is in de Franse literatuur vooral bekend gebleven door een gedicht van de 'poète maudit' avant la lettre: Charles Millevoye [op het internet ook Milvoye, Millevoie]. Millevoye (1782-1816) werd geboren in de landstreek van Gresset, in de stad Abbeville. De titel van een van zijn bekendste gedichten luidt: Les quatre âges de la femme; de inhoud is een kalender die van frivoliteit op jonge leeftijd oploopt naar de beschouwing van de hogere leeftijd.

Quatre bijoux sont Ie présent fidèle

Dont Providence a doté chaque belle

Pour signaler sa bienvenue au jour:

Boîte aux bonbons se montre la première//

Un peu plus tard, boîte aux billets d'amour;

Puis, boîte au rouge, adroite auxiliaire.

Mais l'âge vient: quand beauté douairière

A renvoyé son miroir à Vénus,

Non sans regrets, sa tendresse dernière

S'ensevelit dans Ia boîte aux agnus.

W.H.Th.Knippenberg, Devotionalia, 1980

Léon. Plée, Glossaire français polyglotte, dictionnaire historique, étymologique raisonné et usuel de la langue française et de ses noms propres, Parijs 1846.

Lees meer over de agni dei-cultus op CuBra; tekst van Rien Vissers met vele afbeeldingen uit het agnus-dei-trommeltje van de fraters van Tilburg

novice

Een 'novice' is een koosterzuster die nog niet 'gekleed' is als non. In de diverse kloosterordes en congregaties verschilt de duur van het 'noviciaat'. Voor de visitandinnen gold in de 20ste eeuw de volgende indeling. De eerste zes maanden is een ingetreden vrouw ‘postulant’. Na die zes maanden ‘verlooft’ zij zich en ze draagt bij die gelegenheid bruidskleding. Daarna wordt zij gekleed in het zwarte habijt met een witte sluier (kap) en plastron. Ze is dan novice. Na een jaar doet zij de kleine, tijdelijke geloften. De witte kap wordt dan een zwarte, de plastron blijft. Later (de periode varieert) doet zij de eeuwige geloften; haar kleding verandert dan niet.

Gresset maakt in zijn verhaal voortdurend gebruik van het verschil tussen de jonge novicen en de oudere 'ware' nonnen als het gaat om de liefde voor en de waardering van Ver-Vert, ofwel de rol van de minnaar binnen de kloostermuren. Verderop in het gedicht, als Ver-Vert door Nantes wordt uitgenodigd, luidt het: "Zo spraken zij, de jongsten, de novicen,/ Wier speelse hart nog hunkert naar vertier/ En open staat voor kinderlijk plezier." Ook bij de terugkeer van Ver-Vert in Nevers, en in het grafschrift komt de tegenstelling jong-oud, gevoel-verstand, tot uiting.

Theo Schouw, Van Slotklooster tot kunstcluster, Tilburg 2007

Caesar

¶ De fysieke en intellectuele prestaties van de Romeinse politicus, veldheer en schrijver Julius Caesar (100-44 v.Chr.) maakten grote indruk, en werden legendarisch. In Plutarchus’ (ca. 46-120) levensbeschrijving van Caesar (17.4) staat dat hij te paard brieven dicteerde, en wel aan twee secretarissen tegelijk. (Hoe zij te paard aantekeningen wisten te maken, wordt niet vermeld.) Plinius (23-79) schrijft in zijn Natuurlijke historie (7.91): ‘Men zegt dat hij tegelijk placht te lezen of te schrijven en te dicteren of te luisteren, en dat hij zijn secretarissen tegelijkertijd vier brieven over belangrijke zaken dicteerde.’

Voor het motief van papegaaien die van nature 'Ave Caesar' kunnen zeggen, zie het HPM-dossier Ave Maria

 

Sultane

Enige van de vroegste edities van Ver-Vert (Soissons en Den Haag 1735) kennen slechts één voetnoot, en wel bij 'Sultane'. In het algemeen is 'sultane' in het Frans, zoals in het Nederlands, de aanduiding voor de bevoorrechte vrouw van een sultan. Gresset gebruikt het woord echter als eigennaam. De voetnoten vermelden dat het een 'épagneule' betreft, een patrijshond, tegenwoordig 'épagneul', ook wel spaniel. De patrijshond staat nog steeds bekend als jachthond. Opmerkelijk is dat een van de soorten nu nog bekend staat als 'épagneul de Picardie', aangezien Picardië de geboortestreek van Gresset is. De naam voor deze hond is op het internet (2012) algemeen te vinden met de aanduiding 'Sultan'. We mogen dus veronderstellen dat 'Sultane' de jachthond was van de abdis D***, tot wie deze woorden van Gresset gericht zijn.

'Sultane' is in het Frans geen gemeenplaats noch eponiem om een geliefd huisdier, dan wel een schoothond, aan te duiden. In de woordenboeken komt het als zodanig niet voor. Dat, en de specifieke benoeming van het ras met 'épagneule', doen vermoeden dat het overlijden van Sultane verwijst naar een gebeurtenis in het leven van de abdis, waarvan Gresset op de hoogte was.

¶ Met de verwijzing naar de dood van Sultane, sluit Gresset aan bij een traditie van treur- en troostdichten voor geliefde huisdieren. Te denken valt aan:

- Catullus, Carmen II & III. http://rudy.negenborn.net/catullus/text2/d3.htm

- Ovidius: Amores II, 6
- Mellin de St.-Gelais (1579): Douzain d’un passereau (over een mus die doodgebeten is door een papegaai)
- Statius: Silvae II.4
- Jean Lemaire de Belge: Epistres de l’Amant Vert (over de papegaai van Margaretha van Oostenrijk die doodgebeten is door een hond) (1505 & 1511)

'Sultane' is de enige voetnoot is in de allervroegste edities. De verklaring dat 'Sultane' de geliefde en betreurde hond van abdis D*** is geweest, lijkt erop te wijzen dat Gresset deze voetnoot zelf heeft opgenomen in zijn tekst. En dat hij dus wel degelijk betrokken is geweest bij de vroege uitgaven waarvan hij later zou verklaren dat ze zonder zijn instemming verschenen zijn.

 

Een vrouw begeert gelijk een vuur dat vreet,
Een non in brand is honderd keer zo heet.

Gresset:

Desir de fille est un feu qui dévore,
desir de none est cent fois pis encore.

Dit zijn waarschijnlijk de meest geciteerde regels uit Ver-Vert. Er zijn ook talrijke varianten op bedacht. Voor een overzicht in Het Papegaaienmuseum KLIK HIER

 

Bekwamer vloekte hij, niet veel later,
Dan een duvel in gezegend water.

Gresset:
Bien vîte il sut jurer et maugréer
mieux qu'un vieux diable au fond d'un bénitier

¶ Gresset bedient zich van een bekende confrontatie: de duivel en het wijwater. De combinatie ‘Vloeken als een duivel in een wijwatervat’ hebben we niet aangetroffen in het Nederlands, wel allerlei varianten.
P.J. Harrebomée - Hij zit gelijk de duivel in een wijwatervat.
J. Cauberghe - We zijn een beetje uit onze weg, zei de duivel, en hij stond voor 't wijwatervat. - Spartelen gelijk de duivel in een wijwatervat. Hevig tegenstribbelen.
Achille van Acker - Benauwd als de duivel van 't wijwatervat. - Zij komen overeen als de duivel en het wijwater (wijwatervat). - Razen als een duivel in een wijwatervat.
Spartelen als de duivel in het wijwatervat.
A. Huizinga - Zich weren als een duivel in een wijwatervat.

Harrebomée, Spreekwoordenboek Nederlandsche taal, Amsterdam 1861, deel 2.

J. Cauberghe, Nederlandse taalschat, Brussel 1957 (2e).

Achille van Acker, De duivel in spreekwoord en gezegde, Kortrijk 1977 (2e).

Huizinga’s Spreekwoorden en gezegden; Baarn 1994

En die repliceerde het allermooist

al dichtend in rijm, maar wel valsgevooisd.

Gresset:

Le très cher frere, indocile et mutin,

Vous la rima très richement en tain.

Gresset speelt hier met het begrip ‘rime riche’, ofwel ‘rimer richement’. Dit betekent dat ten minste de laatste twee lettergrepen van de versregel op elkaar rijmen.  ‘Tain’ rijmt dus ‘richement’ op ‘mutin’, zegt Gresset. En om geen misverstand te laten bestaan over zijn bedoeling, benadrukt hij het: ‘très richement’. Welnu als we de ‘u’ van ‘mutin’ aan ‘tain’ plakken, dan kunnen we wel raden waarvoor Ver-Vert  de kloosterzuster al rijmend uitmaakt: ‘putain’, ‘hoer’.

‘Rimer (richement) en tain’ wordt sindsdien aangehaald in geschriften en woordenboeken om  aan te duiden dat er sprake is van een hoer of van hoerig gedrag.  Zoals:

- Il la rima très-richement en tain. (O.D.; 1838)

- Littré (1873) haalt deze twee regels van Gresset aan in de  lemma’s  ‘putain’ en ‘richement’.

- Dumont  geeft een 17de-eeuws rechtbankverslag over een zekere Vacquet, die tijdens een echtelijke ruzie zijn vrouw, Marie, beledigd heeft, en die zelfs, in het vuur van de woordenwisseling,  ‘rima très richement en tain, zoals de onsterfelijke papegaai van Gresset, Ver-Vert, het een eeuw later zou zeggen.’ 

Niet elke vertaler, zelfs niet elke Franse exegeet, heeft deze versregels begrepen.  L.-M.-E. Grandjean citeert ze in zijn Dictionnaire, en verklaart ze wel erg ‘richement’ met: ‘Couchant avec prostituées jusqu’au soleil levé.’ Ofwel: ‘de liefde met hoeren bedrijven tot de zon opkomt’.

Gressets regels hebben ingang gevonden in de zogenaamde ‘contrepèteries’, een woordspel waarbij een of meer letters en ook wel lettergrepen qua klank worden verwisseld. Louis Perceau heeft er een  mooie verzameling van gemaakt. Daarin vinden we:

-- Votre père a l'air mutin. Lees: Votre mère a l’air putain

En de als titel van een film bedoelde grap:

-- Les Mutins de Pompéi. Lees: Les putains de mon pays.

Le Petit Robert, Parijs 1972

O.D.: L’espion russe;  Madame la contesse O.D.; Parijs 1838

Littré (1873)

Dumont: Bulletin de la Société des antiquaires de Picardie

Auteur : Société des antiquaires de Picardie; 1841

E. Grandjean, Dictionnaire de locutions proverbiales. Tome 2, Toulon 1899

Louis Perceau, La redoute des contrepéteries; Parijs 1949

 

Een Iliasramp werd aldus zijn deel.

Gresset:

De ses malheurs telle fut l'Iliade.

Gresset verwijst uiteraard naar de Ilias, het epos van Homeros over de strijd van de Grieken tegen Troje (Ilium). In het Frans wordt dit heldendicht meestal aangeduid als (de) Iliade. Het verhaal van de Ilias vertoont echter geen overeenkomst met het verhaal van ver-Vert wat betreft de dramatische handeling. Gresset heeft de lotgevallen van Ver-Vert ongetwijfeld een ‘Iliade’ genoemd uit zelfspot. In de aanvang van zijn gedicht heeft Gresset te kennen gegeven geen saai, ellenlang heldendicht met twintig zangen te willen schrijven zoals Homeros dat deed met de Odyssee. Maar nu is het er toch van gekomen: een Iliade.

De Ilias telt 24 zangen (4 meer dan de Odyssee) en werd daardoor in het Frans en het Nederlands in de 17de eeuw al een uitputtend dichtwerk bevonden. ‘Une longue Iliade’ werd een uitdrukking voor een (te) lang uitgevallen heldendicht, zoals ook de Enéide (de Aeneas) en de Henriade van Voltaire. Voor het Nederlands heeft Joost van den Vondel deze vergelijking geïntroduceerd. Het WNT (lemma Ilias) duidt die passages als: ‘...gebruikt in den zin van een lang treurverhaal (...) en in dien van eene eindelooze reeks, eigenlijk: zooveel dat men er eene Ilias over zou kunnen dichten. Verg. ook een soortgelijk gebruik van fr. Iliade.’ Bewijsplaatsen daarvan vond het WNT (1908) ook bij Antonides van der Goes, Bilderdijk, Potgieter, en Bakhuizen van den Brink.

In het Nederlands is in dergelijke gevallen geen sprake van een ‘Iliade’, maar van een ‘Ilias van...’ , altijd gevolgd door iets rampzaligs. De Nederlandse bronnen geven zowel de lengte van het dichtwerk als de rampzaligheid van de inhoud weer:

- De schrickelijcke overgangk van hun geluck in eene Ilias van ontelbare rampzaligheden,   VONDEL 10, 365 [1664]

- Een Ilias van doorgestrede plaegen,   ANTONIDES 1, 37 [1671].

- Gy, deelgenooten in mijne Ilias van plagen!   BILD. 6, 373 [1806].

- Voor haar ilias van rampen Schitterde ze (t.w. Amsterdam) in Rembrandt's licht,   POTGIETER 9, 148 [1863].

- Bij ANTONIDES ook eenvoudig een zeer lang verhaal, eene zeer uitgebreide stof.

- Alzoo ving het verslag aan der commissie tot onderzoek van het verval en den slechten toestand der Vleeschhouwerij. Het verslag gaf verder een iliade van jammeren en ongerechtigheden gepleegd door bestuurderen en onderhoorigen van het eerste oogenblik der oprichting af. Het Nieuws van den Dag, van 9 Juli 1877