De grote school
Naar de lagere
school mogen gaan, daar had ik oprecht naar verlangd. Lezen kunnen
als mijn oudere broers en zusjes leek me iets geweldigs. Je hoefde
als je dat kon, niet meer te zeuren om een verhaaltje voorgelezen
te krijgen. En rekenen leek me ook leuk: huisnummers optellen, net
zo vlug als vader de rekeningen, dat leek me ideaal. Nu ik dit
schrijf in 2000, herinner ik me nog goed, dat ik in de eerste klas
al zat uit te rekenen hoe oud ik zou zijn in dat jaar, 71 jaar.
Nee, dacht ik toen, dat haal ik niet, dan ben ik nog ouder als
vader en moeder. De berekening had wel lang geduurd, want ik kon
nog maar de sommetjes onder de 20.
Ondanks dat ik zo
graag naar school ging, wilde het toch niet zo best vlotten in de
eerste klas. Wat de meester op bord schreef, begreep ik niet. Ook
zijn tekeningen waren onscherp, vaag. Ik kon wel heel aardig in
het boekje lezen en van de letterplank. Als we een leesbeurt
kregen, moesten we op onze plaats blijven zitten. De meester wees
op het bord de woordjes aan: aap, de aap, noot, een noot, een noot
voor de aap. De meester begon deze keer van achteren naar voren.
Ik kreeg het eerst de beurt. Ik maakte er helemaal niets van.
Annie Plenter keerde zich om en fluisterde de woordjes, maar ik
verstond haar hoge stemmetje maar half. Ik voelde me een heel erg
dom kind. De meester noteerde wat in zijn aantekenboekje.
"Cor, jij", zei hij. Nadat zo drie leerlingen gelezen
hadden zonder een fout, zei hij: "Doruske, kom naar het
bord." Ik schoof mijn bank uit en liep zenuwachtig naar
voren. Hij duwde het bord zo laag als het maar kon. Er stonden
dezelfde woordjes op als in het boekje, zag ik nou. Ik las het
hele bord af , in een behoorlijk tempo, zonder haperen: aap eet
één noot, Gijs eet één noot, Aap en Gijs...Was ik dan toch
niet zo dom? "Zeg tegen je moeder, dat ze met jou naar de
oogarts gaat." |