De slagers
Met zo’n
groot gezin en ook nog knechts en meiden die elke dag meeaten,
bleven er etensresten genoeg over om één varken per jaar vet te
mesten. Bovendien hielden we elke dag wel oudbakken brood over in
de winkel. Elk jaar in de slachtmaand kwam Albert van den Heuvel,
de slager, met zijn dertienjarige zoon Gerard dat varken slachten.
Ze liepen achterom bij ons binnen. Vader haalde een wasmand die
Albert om de kop van het varken stak en zo duwden de slagers het
naar het plaatsje bij de bijkeuken. Harri en ik stonden ‘op de
eerste rij’ nieuwsgierig te kijken, bovendien wilden we de blaas
hebben. Harri wilde uitdrukkelijk dat ik er de slager dit keer om
zou vragen.
Een schot, het
varken viel bewusteloos, een steek en een diepe snee in de keel;
moeder ving het bloed op in een emmer. "Voor moeders
bloedworst", zei ze tegen ons. Gerard begon het varken te
ontharen, Albert trok de nagels van de tenen. Het was een hele,
weliswaar gruwelijke ceremonie. Albert keek even naar mij en ik
maakte gauw van de gelegenheid gebruik hem om de blaas te vragen.
"Goed", zei hij, "maar voor wat hoort wat. Je zult
dan eerst de kont van het varken moeten kussen, anders is de blaas
niets waard." Ik had daar geen bezwaar tegen, die kont zag er
schoon uit. Ik deed een stap naar voren, knielde, reikte met mijn
hoofd naar de achterkant van het varken, toen moeder vanuit de
bijkeuken riep: "Daar komt niets van in, slager. Ik ben niet
van plan hem daarna helemaal te wassen en verschonen." Ik
veerde terug, stond weer naast Harri. "Waarom mag dat niet
van moeder, weet jij dat?" Hij aarzelde even, tenslotte
antwoordde hij: "Het vorig jaar ben ik er ingestonken. Toen
ik kuste viel de slager met zijn knie op de buik van het varken en
ik zat vanonder tot boven vol; de meiden hebben me met emmers
water uit de regenput schoon gespoeld. Koud dat dat was."
"O, daarom moest ik deze keer, je bent ook een mooie!"
Ik was blij dat moeder geroepen had.
Albert reeg een
touw door elke achterpoot, achter de achillespees. Samen trokken
ze het varken op de ladder, bonden het stevig aan de uiteinden
vast en zetten de ladder met varken en al tegen de muur. Sterk
waren die slagers toch. Albert zette het mes aan op de strekel. In
een kaarsrechte lijn overal even diep sneed hij de buik van het
varken open. Gerard stond met een mand klaar om de darmen en
bepaalde organen op te vangen. "Kijk, "zei Albert tegen
ons, "daar zit nou de blaas." Hij sneed hem er vakkundig
uit, drukte hem leeg en gaf hem aan mij. "Omdat je van goeie
wil was; nou opblazen en laten drogen."
Op vastenavond
hebben we met twee perfecte rommelpotten, met de liedjes gemaakt
door Harri op de bekende wijsjes, en de kleding waarbij moeder ons
geholpen had, driemaal zoveel opgehaald als andere jaren. |