INHOUD DE PAAP VAN GRAMSCHAP
REGISTER
HOME CUBRA

Majoie, Johnny

Mandos Tzn, Frans
Mandos, Hein

Mandos, Kees
Marcelis, Theo
Marck, Jacques van der
Marshall, Joseph

Mayer-Roos, Anita

Mbanga, Wilf
Meelis, Edmond

Melis, Jacques
Mèn Tilburg
Meuwese M.S.C., p. Cees
Michel, K.
Michels, prof. dr. L.C.
Mikkers, Jasper
Missionarissen van het H. Hart
Molenaar M.S.C., p. Maurits
Moller, dr. H.W.E.
Mook, Willem van
Moonen, Huub

Moonen, Werner

Mortel, Jan van de

Mularipress
Mutsaers, Adrianus

Mutsaers, Celestinus
Mutsaerts, Dionysius

Muurkrant


© Ronald Peeters 1992-2015 & Ed Schilders 2015 & Stichting Cultureel Brabant 2015


 

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K
L
M
N

O

P
R
S
T

U

V

W

 

Ronald Peeters & Ed Schilders

Johnny Majoie - Muurkrant


Majoie, Johnny


Regionaal Archief Tilburg - Geschilderd portret van Johnny Majoie; kunstenaar onbekend. Waarschijnlijk is het portret vervaardigd na de publicatie van Majoie's dichtbundel Honderd Versjes (pseudoniem Voici, zie hieronder juli 2001) aangezien in het schilderij een boek verwerkt is met deze titel.


Johannes Josephus Maria Antonius ('Johnny') Majoie werd op 11 juni 1910 te Tilburg geboren als zoon van Samuel Majoie (1873-1963). Hij studeerde aan het Sint Odulphuslyceum, en werd journalist. In de jaren vijftig had hij een rubriek in de Nieuwe Tilburgse Courant. Daarna vertrok hij naar het Spaanse Bilbao. Hij trouwde in 1954 in Tilburg met Olga Gonzales de Ubiéta. In 1963 heeft hij aan het Tilburgse Gemeentearchief zijn autobiografie, een vers over Tilburg, en een rijmprent 'De Zilveren Band', geschonken. Dit laatste gedicht schreef hij ter herinnering aan koninginnedag 1962. Zijn pseudoniem is Jan Triborgh. Hij schreef het boek Paradijs achter de Pyreneeën en hij vertaalde omstreeks 1970 samen met I.F.G.A. Woudstra De man op het gele reddingsvlot. En zeven andere verhalen van Cecil Scott Forester (1899-1966).
GAT, Bevolkingsregister 1921/1939, gezinskaart 32/225; Jaarverslag Gemeentearchief Tilburg, 1963, p. 7; Encycl. van Noord-Brabant, 3, 1986, p. 20.

juli 2001

Johnny Majoie schreef onder pseudoniem Voici de gedichtenbundel Honderd versjes van Voici, 176 blz. (z.j. en z.pl.; vermoedelijk 1943, Tilburg, uitgeverij Bergmans). De gedichten spelen in de jaren 30 en 40 veelal in Tilburg en ze werden eerder gepubliceerd in de Nieuwe Tilburgse Courant.

11 september 2015 - door Ben van de Pol

Johnny Majoie begon onder het pseudoniem Voici zijn lichte verzen in de Nieuwe Tilburgsche Courant te publiceren op 3 februari 1928, dus als 17-jarige. In totaal publiceerde hij 384 van zulke bijdragen, soms met grote tussenpozen. In de jaren 1934 t/m 1939 was slechts 21-maal iets van Voici in de Nieuwe Tilburgsche Courant te vinden. In 1940, 1941 en 1942 daarentegen was de oogst 163 versjes. Op 4 januari 1943 publiceerde hij nog een nieuwjaarsvers (nr. 368) en daarna was het heel lang wachten, vermoedelijk vanwege de oorlog, tot mei 1945. Op 3 mei verscheen het leuke "It's a pitty" en op 11 mei stond dan het laatste Voici-versje in de krant (nr. 370). In 1948 maakte de dichter een kortstondige comeback onder het pseudoniem John Palet, met slechts veertien afleveringen.
Voorjaar 1941 werkte Voici mee aan een Bonte Avond voor het personeel van de Gulden Vlies-sigarenfabriek van de familie Majoie. Deze werd verzorgd door de toneelafdeling van dit bedrijf. Het was zo'n groot succes dat de revue een aantal malen herhaald werd. In de advertenties voor de show werd steeds als publiekstrekker Voici genoemd. Het Gulden Vlies-revuegezelschap trad ook nog op - uiteraard met Voici - voor het personeel van enkele textielbedrijven en de Nieuwe Tilburgsche Courant.
Vanaf 24 oktober 1949 t/m 26 augustus 1960 had Majoie onder het pseudoniem Jan Triborgh een rubriek, "Dagboek" genaamd, in de Nieuwe Tilburgse Courant. Begin 1956 schreef hij een serie van 7 columns getiteld "Van onder de (Spaanse) Palmen", ook onder het pseudoniem Jan Triborgh. Het boek Paradijs achter de Pyreneeën, over Spanje, verscheen onder zijn eigen naam. Hij had duidelijk iets met Spanje en het is dus niet verwonderlijk dat hij met de Spaanse Olga Gonzales de Ubiéta trouwde en naar Bilbao vertrok.
Tot op heden (september 2015) werd van Majoie's poëzie slechts een honderdtal gedichten in boekvorm gepubliceerd, en wel in de bundel Honderd versjes van Voici (Tilburg, ongedateerd, vermoedelijk circa 1943).
Dat Majoie buiten zijn journalistieke bezigheden ook nog op andere terreinen actief was, blijkt uit een krantenbericht van 14 oktober 1936. Hierin staat te lezen dat de Rijksbestuurder van Hongarije, admiraal Horthy, aan Johnny Majoie de Oorlogsherinneringsmedaille Pro Deo et Patria heeft toegekend. Deze onderscheiding wordt voornamelijk uitgereikt aan militairen maar ook aan buitenlanders die zich verdienstelijk hebben gemaakt bij de wederopbouw van het land. [Ben van de Pol]

 

In september 2017 verscheen de biografie van John Majoie annex bloemlezing uit de verzen van Voici. InTilburg-reeks #16, Gianotten Printed Media.


Het complete oeuvre van Johnny Majoie op CuBra

Ronald Peeters

Vertaling: Johnny Majoie

 

Over Paradijs achter de Pyreneeën

 

Mandos Tzn, Frans (9 juni 2015)

 

Links, foto: Rees Diepen. Bron: Frans Mandos 1910-1977, overzichtstentoonstelling in het gemeentehuis van Hilvarenbeek; gemeente Hilvarenbeek, 1980. Rechts: Geknipt silhouet (1948), collectie Ronald Peeters.

 

Franciscus (Frans) Hubertus Wilhelmus Mandos Tzn [Toonzoon] werd in  1910 geboren in Tilburg. Hij ontwikkelde zich na zijn opleiding aan de voorloper van de Academie voor Beeldende Vorming tot een productief en veelzijdig kunstenaar. Hij vervaardigde glas-in-loodramen, vaandels, wandkleden, monstransen, sculpturen, wandschilderingen, glasmozaïeken, sierbeton en grafisch werk. Met dat laatste werd hij bekend met exlibrissen, kaarten en illustraties van boeken, in tijdschriften als Brabantia Nostra en Roomsch Leven, en onderwijsboeken als De Meiboom.

Mandos woonde van 1963 tot aan zijn dood in Hilvarenbeek. Tijdens zijn laatste levensjaren maakte hij vooral olieverfschilderijen en aquarellen. Hij overleed in Nijmegen in 1977.

Frans Mandos Tzn is bij dit alles een van de meest productieve Tilburgse boekillustratoren geweest. Vooral in de jaren ’30 van de vorige eeuw  werkte hij samen met Tilburgse auteurs in de succesvolle ‘Kwartjesreeks’  van uitgeverij Helmond, onder wie Nor Heerkens en Hans van Uden. Daarnaast illustreerde hij tientallen jeugdboeken bij andere uitgeverijen. Na de Tweede Wereldoorlog werd Frans Mandos een veelgevraagd illustrator van zangbundels. Frans Mandos is de broer van beeldend kunstenaar Kees Mandos. Zijn zus Thea huwde Anton Eijkens, dichter, schrijver en vader van journalist Joep Eijkens.

  Bibliografie uit WorldCat

  Jeugdboeken uit de 'Kwartjesboek'-reeks geïllustreerd door Frans Mandos Tzn. Bron: Internet 2015.

          

 

Speciaal-serie - uitgeverij Helmond

 

 

Ed Schilders. Zangbundels, geïllustreerd door Frans Mandos Tzn

 

 

 

 

75 jaar bouwen. Van ambacht tot industrie. N.V. Internationale Bouwcompagnie v/h fa. H. van Heeswijk te Best, 1889-1964 - tekst van Anton Eijkens en foto's van Cas Oorthuys (1964)

 

Bijdrage aan De Engelbewaarder, 1949.

 

Geïllustreerde kinderboeken in de Kinderbibliotheek, z.u. [uitgeverij Helmond], z.j.

Naast deze twee titels in deze serie nog:

De speeldoos van Langelot en Het raadsel van de knotwilg, waarin ook de tekst van Mandos is.

Pepramoet en zijn helper, met tekst van Rie Beyer.

 

Exlibrissen

Exlibris Anton Eijkens

Bron voor exlibrissen: diverse publicaties (zie de PDFs).

 

Illustraties uit Tilburg, hoe het groeide (Gemeente Tilburg 1941, Drukkerij Henri Bergmans)

 

 

 

 

 

 

 

 

Illustraties van Frans Mandos Tzn uit een speciale editie van Tilburg, hoe het groeide (Gemeente Tilburg 1941, Drukkerij Henri Bergmans) voor Wollenstoffenfabriek Triborgh. Deze editie wijkt af van de 'volkseditie' en heeft met kalligrafie bedrukte flappen aan het omslag en aparte tekeningen voor Triborgh.

 

 

 

 

 

 

Anton Eijkens over Frans Mandos

Jan Naaijkens over Frans Mandos

H. Gall MSC over Frans en Kees Mandos

 

 

Mandos, Hein


 

Collectie Nettie van de Pol. Rechts: Miep Mandos-Van de Pol.

 

Henricus Maria Casper Alphonsus ('Hein') Mandos werd op 4 november 1907 te Tilburg geboren. Hij studeerde na de Ruwenberg op Beekvliet en aan het Sint Odulphuslyceum te Tilburg, vervolgens Nederlands en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Van 1937-1972 was hij leraar Nederlands te Eindhoven. Drs. Hein Mandos was mede-oprichter van de Heemkundige Studiekring Kempenland en mede-redacteur, later hoofdredacteur, van Brabants Heem, redacteur van de Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland, mede-oprichter van de Bijdragen tot de Studie van Brabants Heem en Cultuurhistorische Verkenningen in de Kempen, redacteur van de Katholieke Encyclopedie, Onze Taaltuin en het Historisch Tijdschrift. Hij werkte mee aan de boeken Het Nieuwe Brabant ('s-Hertogenbosch, 1952-1955), Land van Dommel en Aa (Eindhoven, 1947) en De Acht Zaligheden. De oude kern van de Kempen (Oisterwijk, 1971). In 1955 schreef hij het artikel 'Folkloristische verkenningen in Tilburg's verleden' voor de bundel Van heidorp tot industriestad (Tilburg, Henri Bergmans). Hij heeft vele publikaties op zijn naam staan, onder andere over Oostbrabantse spreekwoorden. 

Na zijn dood bewerkte zijn weduwe M. Mandos-Van de Pol zijn nagelaten manuscript met ruim 6000 spreekwoorden tot het, ook voor Tilburg belangrijke, boek De Brabantse spreekwoorden (Waalre, Hein Mandosstichting, 1988). Zijn spreekwoordenarchief is sinds 1985 ondergebracht in de Hein Mandosstichting. Hein Mandos overleed op 6 december 1978 te Geldrop.
Encycl. van Noord-Brabant, 3, 1986, p. 23-24; GAT, Collectie bidprentjes.
juli 2001: De vierde druk van De Brabantse spreekwoorden (1992) is sterk verbeterd en uitgebreid. Miep Mandos ontving op 4-11-1992 de legpenning van Brabants Heem. Zie: HN van 20-10-1992 en 5-11-1992.

Ronald Peeters

 

PDF van De Brabantse Spreekwoorden (met dank aan de Hein Mandos Stichting)

In memoriam Uri Nooteboom door Hein Mandos

http://www.cubra.nl/mandos/index.htm

 

Mandos, Kees (26 juli 2015)

 

 

Cornelius (Kees) Antonius Maria Mandos (Tilburg 1913 – Tilburg 2001) was de broer van Frans Mandos Tzn [Toonzoon]. Na zijn opleiding aan de voorloper van de Academie voor Beeldende Vorming (1927-1932) ontwikkelde hij zich tot een productief en veelzijdig kunstenaar. Hij maakte vooral versieringen voor interieurs, zoals wandschilderingen voor kerken, gevelmozaïeken, glas-in-loodramen, en wandschilderingen. Mandos was ook illustrator van kinderboeken en katholieke bla­den als Brabantia Nostra, De Engelbewaarder en De Meiboom. In 1946 illustreerde en kalligrafeerde hij het gedenkboek Rijmkroniek van Tilburg, het Hart von Brabant, geschreven door zijn zwager Anton Eijkens, van wie hij ook Rondom de Toren illustreerde. Net als zijn broer Frans illustreerde hij ook voor de zogenaamde 'kwartjesboeken', zij het incidenteel. Een bijzondere opdracht betrof het kalligraferen van een boek met daarin de namen van Tilburgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog waren omgekomen. Dit boek lag in de Kapel O.L. Vrouw ter Nood, maar werd gestolen. Kees Koster maakte een nieuwe versie van het boek, waarvan elke dag een pagina wordt omgeslagen om de doden te herdenken.

Ed Schilders

'Kwartjesboek' van Tonny Frank (pseudoniem van de Tilburgs-Goirlese schrijver Hans van Uden).

 

Rijmkroniek van Tilburg, de geschiedenis en de volledige inhoud.

 

Illustratie uit Rondom de Toren.

 

Bijdragen aan De Engelbewaarder, 1950.

 

De Engelbewaarder, jaargang 1958.

 

C.B.M.C. Zegveld

Frans en Kees Mandos

 

Exlibris Gerard Eijkens, de broer van Anton Eijkens.

 

Regionaal Archief Tilburg - Kleingrafiek (houtsnedes)

 

 

 

Bibliografie boekillustraties

Jeroen Ketelaars over Kees Mandos

H. Gall MSC over Frans en Kees Mandos


Marcelis, Theo

Theo Marcelis werd op 15 december 1958 te Tilburg geboren. Hij studeerde op het gymnasium van het Mill-Hill College te Goirle en aan de Rijksarchiefschool te Utrecht. Hij woont thans in Zwolle waar hij als archiefambtenaar verbonden is aan de provinciale archiefinspectie aldaar. Theo Marcelis publiceert sinds 1979 gedichten en geeft deze in eigen beheer traditioneel als kerst- en nieuwjaarswens uit voor eigen kennissenkring. Tot nu toe verschenen de bundels Gedachten van een dromer (Tilburg, 1979), Schrik niet (Tilburg, 1980), Drijfhout (Tilburg, 1981), 'K zè oe nie vergete (Tilburg, 1982), Met een knipoog naar 't verleden (Zwolle, 1984), De engelbewaarder (Zwolle, 1985) en Het Kind in ons (Zwolle, 1990) en In liefde geborgen (Zwolle, 1991).

Marck, Jacques van der


Jacobus Joannes Nicolaas Maria ('Jacques') van der Marck werd geboren te Tilburg op 23 december 1880 als zoon van de uit Grave afkomstige Franciscus Paulus Maria van der Marck (1854-1911) en Maria van Avezaath. Zijn vader was aanvankelijk commies ter secretarie en later gemeentesecretaris van Tilburg. Deze was in 1879 redacteur van het Adresboek voor Tilburg. De familie Van der Marck woonde in de Tuinstraat 92 en na 1915 aan de Bredaseweg 219i. Jacques van der Marck werd journalist. Hij trouwde in 1919 met Wilhelmina Voskens en ging in de Schaepmanstraat 7 wonen. 

In 1918 publiceerde hij in Het Nieuwsblad van het Zuiden een onvolledige bewerking van de Cronique van hetgeen in en om Tilburg is voorgevallen van 1774-1851 aangetekend door L. de Lelie en J.B. de Beer onder de titel Uit het dagboek van een Tilburger. Er werd ook een overdruk van deze artikelenreeks uitgegeven. Eveneens in hetzelfde jaar publiceerde hij het fraaie Gedenkboek der 'Nieuwe Koninklijke Harmonie' van Tilburg bij gelegenheid van haar vijf-en-zeventig-jarig bestaan (Tilburg, 1918). Op 19 april 1921 vertrok hij met zijn gezin naar Venlo. Van der Marck is op 19 januari 1940 in Breda overleden.

GAT, Bevolkingsregisters 1880/1890, deel 20 fol. 39 en 291; 1890/1900, deel 27 fol. 183; 1910/1920, deel 45 fol. 152 en deel 86 fol. 142; 1921/1939, gezinskaart 66/142; GAT, Collectie bidprentjes.
Ronald Peeters (boven) & Regionaal Archief Tilburg

 

 

Marshall, Joseph (12 november 2015)

 

Over de Engelsman Joseph Marshall is nauwelijks meer bekend dan dat hij in de tweede helft van de achttiende eeuw lange reizen ondernam door een groot deel van Europa, en dat hij daarvan verslag deed in twee reisboeken: Travels through Holland, Flanders, Germany, Denmark, Sweden, Lapland, Russia, the Ukraine & Poland in the years 1768, 1769, & 1770, London, J. Almon, 1772, 3 delen; Travels through France and Spain, in the years 1770 and 1771 In which is particularly minuted, the present state of those countries, respecting the agriculture, population… Londen (?) George Corrall, 1776.

Marshall had vooral belangstelling voor de omstandigheden en de bijzonderheden van de landbouw zoals hij die op zijn reizen aantrof. Op zijn reis door Nederland maakt hij daarom apart een omweg langs Tilburg. Hij heeft vernomen dat zich daar een bijzonder goed geslaagde ontginning van woeste heidegronden heeft voltrokken, en daar wil Marshall het zijne en het fijne van weten. Het betreft de ontginningen die in de huidige Reeshof werden ondernomen door Charles Rey de Carle, een oud-kolonel uit het leger van de Republiek. Rey de Carle was, na veel politiek en juridisch getouwtrek eigenaar geworden van een groot areaal heidegrond dat tot dan toe tot de ‘gemene gronden’ ofwel ‘de gemeint’ van Tilburg behoorde. Daar vestigde hij zijn boerderij, die snel uitgroeide tot een aanzienlijke hoeve. Deze vestiging en exploitatie worden beschouwd als het begin van de Reeshof, ‘Rey’s hoeve’.

De juridische perikelen omtrent dit alles  waren reeds bekend en ook is het duidelijk dat Rey’s onderneming aanvankelijk zeer succesvol was in de transformatie van vrijwel nutteloze heidegrond tot een rendabel gemengd bedrijf. In het eerste deel van Marshalls Travels through Holland laat de auteur ons echter persoonlijk kennismaken met Kapitein Rey, bijna op een journalistieke wijze, tien pagina’s lang. Marshall beschrijft in grote lijnen de boerenhofstede, de opstallen en de landerijen. Rey komt tot leven doordat Marshall hem woordelijk citeert over zijn successen, mislukkingen, en uitdagingen. Marshall ziet in de onderneming een lichtend voorbeeld. Terloops lezen we hoe Rey’s hoeve was ingedeeld, dat hij daar een sobere huishouding voerde, en dat hij hoge waarde hechtte aan het aandeel dat de nieuwe bewoners van ‘Rey’s hoeve’, zijn ‘werknemers’, leverden aan het succes van deze tot dan toe ongebruikelijke manier van ondernemen en investeren.

Marshalls tekst is een uniek oor- en ooggetuigenverslag met betrekking tot een bijzonder stukje geschiedenis uit de ontwikkeling van Tilburg. 

J.N. Jacobsen Jensen, Reizigers te Amsterdam, Genootschap Amstelodanum, Amsterdam 1919.

Weijters, C, 'De Reijshof onder Tilburg, een vergane grootheid', HB 1(5) (1970) 1-26. Ook verschenen als separate overdruk.

Cock Gorisse et al., Tilburg Stad met een levend verleden, Regionaal Historisch Centrum Tilburg, 2001.

Ronald Peeters, Een Tilburgse kaart nader bekeken, Stadsmuseum Tilburg, 2011.

Gerard van Leyborgh [Lambert de Wijs] , ‘Historische Sprokkelingen 1’, Nieuwe Tilburgsche Courant - 5 maart 1927.

Pierre van Beek, ‘De Reijshof onder Tilburg een vergane grootheid’, Het Nieuwsblad van het Zuiden, 20 november 1970.

 

De vertaling van Marshalls ontmoeting met Kapitein Rey door Ed Schilders.

 

Kapitein Rey de Carle aan het woord

 

Toen ik hier kwam,  trof ik niets anders aan dan bosschages, varens, en ruigte…

 

Eerst bouwde ik dit huis voor de helft en daar woonde ik terwijl al het andere werk werd ondernomen.

 

Ik begon met een span paarden en een juk ossen waarmee ik een perceel van vier hectare omploegde.

 

Als ik beter geoefend zou zijn geweest in de landbouw zou ik de problemen die ik tegenkwam beter het hoofd hebben kunnen bieden.

 

Bij gebrek aan ervaring maakte ik in het begin van mijn onderneming fouten, omdat ik veel te graag winst wilde maken.

 

Omdat de grond ook zanderig was, had ik veel moeite om de afrasteringen te maken.

 

Dit jaar heb ik drie koeien gekocht en ik begon mezelf te beschouwen als een aanzienlijke boer.

 

Gewone weidegrond vereist een rijke bodem, en daarom koos ik voor vervangers. Ik probeerde het met luzerne, esparcette, rode en witte klaver, spurrie, etc.

 

In het wintervoer voor mijn vee voorzag ik voornamelijk met rapen en wortelen.

 

Ik geef u goed brood, goed bier, goede wijn, en goede kaas. Voor al het overige doe ik geen moeite.

 

 

PDF van de originele tekst.

 

Bron: Archive.org

 

 

Coll. Dr. Francisco Tudela van Breugel Douglas, Lima, Peru.

Olieverfschilderij ‘De Rey’s Hof’ van J. Vrijmoet, 1787.
Links, bij het paard, staat kapitein Rey de Carle.

 

Dit schilderij ook in: Ronald Peeters, Een Tilburgse kaart nader bekeken, Stadsmuseum Tilburg, 2011.

 

Brabants Historisch Informatiecentrum

Detail uit een manuscriptkaart van Hendrik Verhees, 1791.

 

Regionaal Archief Tilburg

Kaart van het gebied dat wij nu Reeshof noemen uit 1831. De hoogtijdagen van 'Rey's Hof' zijn dan al voorbij, maar dat de begroeiing van dat gebied afwijkt van de omgeving is hier nog zeer goed te zien.

 

 

Foto: Ronald Peeters


Mayer-Roos, Anita


Scholengemeenschap Koning Willem II


Anita Roos werd op 3 juli 1925 in het Duitse Barmen geboren. In september 1933 kwam zij met haar ouders vanuit Wuppertal-Barmen in Tilburg aan de Nieuwe Bosscheweg 94 wonen. Van 1938 tot 1941 zat zij op de Rijks-HBS Koning Willem II. 

Zij is later naar Canada geëmigreerd en trouwde met Mayer. In 1981 publiceerde zij bij de Oberon Press in Ontario het indringende autobiografische boek One who came back, dat in hetzelfde jaar door Renate Wongtschowski in het Nederlands werd vertaald onder de titel Als ik Hitler maar kan overleven (Nieuwkoop, Heuff, 1981). Het verhaal begint met de avond waarop zij met nog elf anderen, waaronder haar broer en haar ouders, door de Duitsers wordt opgepakt op hun onderduikadres bij de familie Van Bebber in de Korenbloemstraat 137 te Tilburg. Het is 2 augustus 1944:
 

In Tilburg gold al enige tijd een avondklok na tien uur, dus was iedere auto die na die tijd door de Korenbloemstraat reed, verdacht. We hadden een zesde zintuig ontwikkeld voor alles wat ongewoon leek en toen we die avond in augustus een auto hoorden, gluurde mijn broer Bernd door de verduisteringsgordijnen van de voorkamer op de tweede verdieping die wij samen deelden, en zei kalm maar hard, zodat iedereen in huis het kon horen: 'Ze komen ons halen'.


Anita Roos beschrijft in een hartverscheurend relaas de verdere lotgevallen van haar familie, haar verblijf in enkele concentratiekampen en uiteindelijk haar terugkeer naar Tilburg in juni 1945:
 

De trein naderde Tilburg en ik zag bekende punten. Een van de eerste was de Sacramentskerk, die vrij ernstig beschadigd leek. Ik werd me er daardoor van bewust dat alles en iedereen littekens had opgelopen in deze afschuwelijke oorlog.[...]
[Zij ging naar het huis van haar vriendin Doortje Evertse.]
Mevrouw Evertse deed de deur open en zei: 'Hallo Anita', alsof ze me de vorige dag nog gezien had. 'Kijk Doortje, wie hier is.' Doortje kwam snel naar de deur gerend. 'O, gelukkig, je bent weer terug. O, wat ben je mager', riep ze. 'Ben jij de enige die is teruggekomen ?' Ik keek over Doortjes schouder de lege woonkamer in en zei een beetje moeilijk: 'Ik denk het wel.'

H. Franssen e.a., Jaren van voorzichtig beleid 1866-1991. De huidige Rijksscholengemeenschap Koning Willem II 125 jaar in Tilburg, Tilburg, 1990, p. 78-82; GAT, Bevolkingsregister 1921/1939, gezinskaart 66/385.

Ronald Peeters (links) - internet - dr. M.C. van der Plas, Oegstgeest (onder).

 

Rechts Anita Roos en naast haar Helga Deen, padvindsters in Tilburg 1935.
 

Mbanga, Wilf (28 juli 2015 & 1 november 2015)

 

Ed Schilders

 

Wilf Mbanga (1947) was de eerste schrijver die in Tilburg gastvrijheid genoot van de Stichting Vrijplaats Tilburg. Dat was in 2003. Zijn eenjarig verblijf in Tilburg vond plaats in het kader van 'Vrijplaats Tilburg', een concept dat bedacht werd door Afshin Ellian. Mbanga was voor die tijd in Zimbabwe de gerespecteerde hoofdredacteur van het dagblad The Daily News. Deze krant viel in ongenade nadat zijn vriend Mugabe zich ontpopte tot dictator.  Mbanga werd tot persona non grata uitgeroepen en ontvluchtte het land.

In Tilburg maakte Mbanga zich snel zeer geliefd met zijn columns in het Brabants Dagblad/Tilburg Plus, waarin hij vanuit zijn woning in de Piusstraat berichtte over zijn 'cultuurschok'. Deze columns werden gebundeld in Standplaats Tilburg (kit Publishers, Amsterdam). Met zijn echtgenote Trish werkte hij in Tilburg aan de roman Seretse and Ruth, die verscheen in 2005 . Na afloop van hun Tilburgse jaar vertrok het echtpaar naar Engeland, waar het op 11 februari 2005 het eerste nummer van het onafhankelijke nieuwsblad The Zimbabwean  het licht deed zien. Het weekblad verscheen ononderbroken tot en met oktober 2015. Op dit moment wordt beraadslaagd over een mogelijke voortzetting.

Na afloop van Mbanga's verblijf  in Tilburg slaagde de Stichting Vrijplaats Tilburg er niet in een opvolger te vinden in een wereld die vol is met bedreigde journalisten, schrijvers, dichters en cartoonisten.  

 

Wilf Mbanga hapt haring in een Tilburgs volkscafé op de afscheidsavond van zijn vertrek uit Tilburg. Foto: Ed Schilders.

 

 

Ed Schilders

 

Paul Bogaert

 

Alle hoofdredactionele commentaren van Wilf Mbanga uit The Zimbawean op CuBra.


Meelis, Edmond (ook Melis)


Regionaal Archief Tilburg


Edmundus Hubertus ('Edmond') Meelis werd op 22 mei 1856 te Tilburg geboren als zoon van Gerardus Meelis en Adriana Cornelia Blaisse. Hij trouwde met Clara Maria de Ruyter (geb. 24 april 1860 te Breda). In 1907 vierde hij zijn zilveren ambtsjubileum als hoofdcommies ter gemeentesecretarie van Tilburg. Van 1891 tot aan zijn dood in 1910 was hij amanuensis van het College van Regenten over de Armen. In augustus 1882 volgde hij Joannes Vrancken op als redacteur van de Tilburgsche Courant. Onder het pseudoniem E. van Lindeburg schreef hij in de Tilburgsche Courant in 1887 en 1888 Verspreide stukken uit de geschiedenis van Tilburg. Edmond Meelis schijnt in 1892 door A.J. Bos, die meesterknecht was bij uitgever Luijten, uit de redactie te zijn gewerkt. 

Zijn belangrijkste publikatie is het boek Uit Tilburg's verleden. Losse schetsen uit de geschiedenis van Tilburg, dat circa 1900 uitgegeven werd door drukkerij W. Bergmans te Tilburg. Meelis was ook lid van het kerkbestuur van de parochie St. Anna en hij werd begiftigd met de erekruizen Pro Ecclesia et Pontifice en Bene Merenti. Hij overleed op 17 november 1910 te Tilburg. In 1987 werd in de wijk Hasselt het Edmond Meeliserf naar hem genoemd.
GAT, Bevolkingsregisters 1870/1880, deel 16 fol. 5 en 1910/1920, deel 2 fol. 37; De Prins van 28-7-1907; drs. W.J. Pouwelse en dr. F.J.M. van Puijenbroek, 'Kranten in Tilburg', in: De Lindeboom, III/IV, 1979-1980, p. 153; G. Kobes, Inventaris van het archief van het Burgerlijk Armbestuur te Tilburg 1804-1947 (1950), Tilburg, 1986, p. 19; Ronald Peeters, De straten van Tilburg, Tilburg, 1987, p. 106.

 

4 december 2015

In de publicatie 'De intocht van erfstadhouder prins Willem V in Tilburg in 1766 - “De leugen van Meelis”' toont John van Erve aan dat Meelis in ieder geval de gebeurtenissen in het vierde hoofdstuk van Losse schetsen, dat over die intocht handelt, volledig verzonnen heeft. Een dergelijk geval van geschiedvervalsing geeft uiteraard ook te denken wat betreft de historische betrouwbaarheid van de overige hoofdstukken.

Voor het artikel van Van Erve op CuBra: klik hier.

 

Ronald Peeters

Edmond Meelis - Uit Tilburg's verleden



 

Melis, Jacques (28 mei 2015)

 

Bron: Lectuur Repertorium

 

Jacques Adriën Louis Edmond Melis werd in Tilburg geboren op 20 april 1889. Hij was een zoon van Edmond Me(e)lis (zie hierboven), staat bekend als ‘journalist’, en verbleef waarschijnlijk enige jaren in Nederlands-Indië, gezien de titels van zijn romans uit de jaren ’40:

- Melis, J. (1937). Olga Lorelei: Roman uit de filmwereld. Maastricht: Leiter-Nypels.

Melis, J. (1948). De zaal der zuchten: Tragi-comische herinneringen uit veelbewogen jaren. Den Haag: "Boek en periodiek".

Melis, J. (1949). De taipans van Shanghai. Den Haag: N.V. "Boek en Periodiek".

Melis, J. (1949). "Pension Bandoeng": Een tropische symphonie. 's-Gravenhage: W.P. van Stockum.

Bron: Internet.

 

Ed Schilders: De Taipans van Shanghai

 

Olga Lorelei

… in prettigen toon en jachtig tempo, een luchtig, oppervlakkig

verhaal, dat ondanks de opgestapelde onwaarschijnlijkheden den lezer toch vasthoudt ; goede ontspanningslectuur.

Lectuur Repertorium

 

Wie veronderstellen zou dat deze „roman uit de filmwereld" binnenvoert in het heiligdom waar de films gemaakt worden, waar de schijnwerpers flitsen en de commando's van den regisseur de aarde doen beven, vergist zich een weinig. Dit geestig met een overstelpende woordenvloed geschreven
verhaal vertelt van twee verarmde aristocratische jonge meisjes, zusters, die in een provinciestadje een modehuis drijven en daar allerlei complimenten en hatelijkheden van haar clientele moeten slikken. Zij krijgen een legaat en de jongste (zij schelen tien jaar in leeftijd) neemt het
besluit om de zaak te sluiten en naar Parijs en de Riviera te gaan. In een van de duurste hotels stappen zij of en Jane wordt voor een flimsier aangezien, die daar dien dag verwacht wordt, hetgeen zij zich Iaat aanleunen. Terugkeer op den ingeslagen weg, is dan niet meer mogelijk, de zusters moeten het spel volhouden. Er volgt een reeks van uitbundige situaties, die even uitbundig beschreven worden. Verslaggevers, filmmagnaten worden door den schrijver in 't ooitje genomen en zijn heldinnen komen in alle opzichten als sprookjesprinsessen met rijkdom en prinsen van haar escapade op den beganen grond terug. Zoo is deze „roman uit de filmwereld" een prettig en aangenaam boek voor groote menschen.

Boekenschouw 1937

 

Je moet geen acht slaan op een onmogelijkheid meer of minder. 't Tempo is er ; de vààrt gaat onverzwakt heel dat werk door ; de luchtige, prettige — natuurlijk ook zeer oppervlakkige — toon van 't geheel houdt je geboeid. Ontspanningslectuur van- goede categorie. 't Verhaal ? Jane en Mara hebben 'n modezaakje in 'n kleine Hollandsche stad. Jane is de « ondernemende » ; Mara, de « zaakgetrouwe ». Er komt 'n erfdeel binnenvallen. Tante Gerry heeft 't goed idee gehad, ten gepasten tijde dood te gaan. Mét dat erfdeel kent Jane's ondernemingsdurf geen grenzen. De twee zusters hebben te lange jaren van haar jeugd in dat nest gekwijnd ; nu gaan zij naar Parijs. Koopen met tante's duiten een two-seater ; tooien zich met de zijde en 't bont der kliënteel (freule Zus en barones Zoo) en rollen 't avontuur tegemoet. Te Parijs komt dit avontuur ook dadelijk op de proppen. In 't hotel waar zij logeren wordt juist 'n geweldig-befaamde filmster verwacht : Olga Lorelei. Die is aangekondigd als zullende arriveeren in 'n two-seater, zij en haar secretaresse. All right. Jane heeft 'n plotse inspiratie. Zij zal die Olga zijn, en Mara wordt de
geïmproviseerde gezelschapsdame. Verwikkelingen naar 't bekend recept. Laat ik bondig zijn : Zij vinden beiden fortuin + 'n man + 'n kasteel + de Rivièra, en wat al meer. 't Verhaal is gek genoeg om ons de realiteit van 't leven voor 'n uur te doen vergeten. En dat is ook wel eens noodig. Jacques Melis lijkt me geknipt voor dat soort « romans >. Zijn Olga Lorelei zal succes hebben.


Boekengids 1938

De zaal der zuchten

Behalve een prettig doch oppervlakkig ontspanningsverhaal en een paar tropische romans met sociaal-koloniale inslag, schreef hij een goed getypeerd verhaal over het bewogen leven in een Ned. ziekenhuis tijdens de laatste maanden der bezetting.

Lectuur Repertorium

 

Tragi-comische herinneringen uit veelbewogen jaren. Geïll. met penteken. dr Menno van Meeteren. De auteur verhaalt hier het zwaar-beroerde leven in het ziekenhuis, zoals het vaak in hoogspanning waaide en draaide tijdens de bezettingsjaren tot onmiddellijk vóór de bevrijding. Zelf heeft hij het acht maanden meegemaakt. Het is dan ook naar de werkelijkheid en de waarheid getekend. Dáár werd geleden en gelachen, geopereerd en geïntrigeerd, verraden, geflirt en gevochten. Daar zaten verborgen Joden en onderduikers. Humor zat naast smart, honger naast offer. Aangrijpend beschrijft hij den naren nacht van een bombardementsaanval. Mooi zet hij in reliëf het edel werk van dokters, verplegers en verpleegsters, prachtmensen van kunde, offer en verzet. Dan trilt in zijn verhaal een warme toon door van mooie menselijkheid. Enkele figuren zijn flink getekend. De voorstelling is christelijk geïnspireerd. Mooie verluchting.

A. VAN DEN DRIES, PR.

Boekengids 1949

De Taipans van Shanghai

Een boeiende, historisch-gesitueerde avonturenroman, waarin op indrukwekkende wijze de strijd geschetst wordt tussen de Oosterse geldmagnaten (taipans) en de Westerse belangen der internationale concessiebonzen te Shanghai. Op scherpe wijze wordt het conflict belicht tussen de Oosterse en de Westerse ziel. Hoofdpersoon is een avonturier met idealistische bezieling. De sombere, geheimzinnige sfeer van het Oosten verleent romantische spanning van dit goed-geschreven verhaal.

Boekengids 1949

Pension Bandoeng

Dit boek is een pleidooi voor een krachtig handhaven van een streng gezag in Indië, dat voor land en volk zo zegenrijk is geweest en een felle aanklacht tegen de Hollandse ethici, die in de jaren rond 1933 een « Indië los van Holland>> propageerden. Jammer, dat de schrijver in zijn roman zoveel excentrieke personen laat optreden, waardoor de lezer wel een zeer verwrongen beeld te zien krijgt van het leven der Nederlanders in het vooroorlogse Indië.

Boekengids 1950

 
Mèn Tilburg


Ronald Peeters

 

Ter gelegenheid van het derde lustrum van het Komitee Boekenweek Tilburg in 1979, waarin de Tilburgse boekverkopers, de Openbare Biblioteek en het Kultureel Sentrum samenwerkten, werd het boekje Mèn Tilburg uitgegeven. In deze bundel zijn een veertigtal gedichten en korte verhalen opgenomen van Tilburgers en oud-Tilburgers. Alle inzendingen hadden iets met Tilburg te maken. 
NvhZ 7-4-1979.


Naar het begin van de pagina

Inhoud De paap van gramschap

CuBra Home


 

Meuwese M.S.C., p. Cees

 

Pater Cornelius Josephus Johannes Maria Meuwese M.S.C., geboren op 23 november 1906 te Tilburg, werd op 10 augustus 1933 tot priester gewijd en vertrok in 1934 als missionaris van het H. Hart naar de missie van Zuid-Irian Jaya (Nieuw-Guinea). Hij was eerst tweeën-eenhalf jaar in Babo werkzaam en hij werd in 1937 benoemd in het Mappi-gebied, van waaruit hij verschillende verkenningstochten maakte. Op 4 september 1948 ontdekte hij samen met pater Jan Verschueren M.S.C. een nieuwe rivier, die op 6 september 1948, de dag van de kroning van koningin Juliana, door de Nederlandse regering werd erkend en voortaan Koningin Julianarivier werd genoemd. Pater Cees Meuwese werkte 24 jaar onder de papoea's als missionaris en als ontdekkingsreiziger en etnograaf. Hierover gaf hij vele lezingen en hij publiceerde er een aantal artikelen over in de Annalen van het Missiehuis Tilburg, in de Katholieke Illustratie, in Elseviers-weekblad en in Edele Brabant. Samen met pater Verschueren schreef hij het boek Nieuw Guinea uw naam is wildernis (Bussum, Brand, 1950), zo meldt het titelblad. Volgens Van Baal is Verschueren echter de eigenlijke schrijver geweest.
Hij overleed op 26 november 1978 te Tilburg.

GAT, Bevolkingsregister 1910/1920, deel 83 fol. 100; GAT, Collectie bidprentjes; Onze eigen cultuur, Tilburg, uitg. van de Culturele Dienst, 1949, p. 49-50; prof. dr. J. van Baal, 'In memoriam Pater Jan Verschueren', in: De Brug (extern contactblad M.S.C.), december 1970, p. 22-29.
Ronald Peeters


Michel, K.



K. Michel is het pseudoniem voor de op 13 augustus 1958 te Tilburg geboren Michael Maria ('Michel') Kuijpers. Hij studeerde aan het Sint Odulphuslyceum en daarna vanaf 1978 filosofie in Groningen en Amsterdam. Na zijn studie gaf hij samen met Arjen Duinker de literaire circulaire AapNootMies uit. K. Michel publiceerde de gedichtenbundel Ja! Naakt als de stenen (Amsterdam, Meulenhoff, 1989) en de bundel Tingeling (Amsterdam, Stichting Perdu, 1989), een verzameling prozastukjes en gedichten. Hij werkte mee aan de bundel Openbaringen. Zeventien jonge dichters over het cruciale gedicht (Amsterdam, Stichting Perdu, 1989). In 1990 verscheen zijn uit het Spaans vertaalde keuze van gedichten van de Mexicaanse letterkundige Octavio Paz onder de titel Het vuur van iedere dag (Amsterdam, Meulenhoff).
K. Michel was een van de vijf genomineerde debuterende dichters voor de C. Buddingh'-prijs, die in juni 1990 op de slotavond van Poetry International zou worden uitgereikt (overigens gewonnen door Nachoem M. Wijnberg). Thans woont hij in Amsterdam en geeft daar het tijdschrift Ouistiti uit. 
De Volkskrant van 29-10-1989; Vrij Nederland van 1-7-1989; Het Parool van 21-9-1989 en 11-8-1990; NRC Handelsblad van 22-6-1990.


 

Michels, prof. dr. L.C.

 

Katholiek Documentatiecentrum Nijmegen


Foto: Joost op 't Hoog


Leonardus Cornelius Michels werd op 23 oktober 1887 te Schijndel geboren. Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde te Utrecht (doctoraal in 1913), was twee jaar leraar te Rolduc en van 1915-1946 docent Nederlands aan de R.K. Leergangen te Tilburg. Daar werd hij redacteur van het door dr. H. Moller gestichte Tijdschrift voor taal en letteren (1913-1941). Vanaf 1932 was hij bestuurslid en van 1933-1942 voorzitter van de R.K. Openbare Leeszaal in Tilburg. Michels was van 1918-1946 ook leraar Nederlands en geschiedenis aan het Tilburgse Sint Odulphuslyceum. Hij publiceerde proza en gedichten in enkele tijdschriften, onder meer in Brabantia Nostra, onder het pseudoniem Keye. Hij is vooral bekend geworden door zijn korte, epigrammatische gedicht. Enkele daarvan zijn op openbare plaatsen in Noord-Brabant te lezen, bijvoorbeeld op het verzetsmonument te 's-Hertogenbosch en op de gebrandschilderde ramen van het paleis-raadhuis te Tilburg (van Joep Nicolas, 1936). 

Zijn Tilburgse vriend prof. dr. Frans van der Ven gaf op zijn bibliofiele Brandon Pers in 1973 een keuze uit zijn gedichten uit onder de titel Vertere seria ludo. Deze bundel werd in 1976 herdrukt door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te 's-Hertogenbosch. Vanaf 1913 publiceerde hij vele artikelen van taalkundige en filologische aard. Bij Boekhandel Henri Bergmans verschenen zijn redevoeringen Joannes Stalpart van der Wiele (Tilburg, 1931) en Recht van spreken (Tilburg, 1936) en bij Boekhandel Triborgh In de ban van het woord (Tilburg, 1938). In 1954 publiceerde hij de vondst van een Oud lied van minne in het Tilburgse gemeentearchief (Volkskunde, jrg. 55, p. 107-109).
Michels promoveerde in 1941 te Nijmegen op het proefschrift Bijdrage tot het onderzoek van Vondel's werken (Nijmegen, Dekker & Van de Vegt, 1941). In de Zwolse reeks van taal- en letterkundige studies verschenen de boeken Stoffen uit de Middeleeuwen (1957), Stoffen uit de 16e en 17e eeuw (1958), Stoffen uit Vondels werk (1961) en Stoffen van verscheiden aard (1964). Deze boeken bevatten artikelen die door toedoen van zijn oud-leerling, later vriend en collega Willem Asselbergs (Anton van Duinkerken), in vier delen gebundeld werden onder de titel Filologische opstellen (Zwolle, 1957-1964). Van Duinkerken schreef over Michels en de R.K. Leergangen in zijn Brabantse herinneringen (1964). Van 1946-1958 was Michels hoogleraar in de Nederlandse en Indogermaanse - en aanvankelijk ook algemene - taalkunde. Hij zat onder meer in de commissie van bijstand voor het Woordenboek der Nederlandsche taal en in de commissie van de Woordenlijst van de Nederlande taal ('s-Gravenhage, 1954), het bekende 'groene boekje'. Bij zijn afscheid als hoogleraar op 30 mei 1958, werd de bundel opstellen Uit de school van Michels aan hem aangeboden. Prof. dr. L.C. Michels overleed op 20 juni 1984 te Ubbergen.
Dr. J.A. Bornewasser, Vijftig jaar Katholieke Leergangen 1912-1962, Tilburg, 1962; Gedenkboek Sint-Odulphuslyceum 1899-1974, Tilburg, 1974; M.C.A. van der Heijden in Biografisch woordenboek van Nederland, deel III, 's-Gravenhage, 1989, p. 414-415.

Ronald Peeters

 

De wapenarend; Tekening Luc van Hoek; 1937

 

 

 


L.C. Michels - Een scholierlijk tweegesprek - scherts over Frans Siemer

- Anton van Duinkerken over de Katholieke Leergangen, L. C. Michels, en de Siemer

- Anton van Duinkerken over Keye = L. C. Michels (Roeping, 1957, jrg.34)

 

Mikkers, Jasper

 


Jasper Mikkers

 

Jasper Jacobus Johannes Maria Mikkers werd op 3 juni 1948 in Oerle, gemeente Veldhoven, geboren. Hij zat in Oosterhout op het St. Oelbergtgymnasium en studeerde daarna rechten (kandidaats) in Tilburg en Nederlands MO-A. Sinds 1968 is hij in Tilburg woonachtig.
Jasper Mikkers debuteerde in 1974 onder het pseudoniem Tymen Trolsky met de roman Hyacintha en Pasceline (Amsterdam, De Bezige Bij). Bij dezelfde uitgever verschenen nog onder zijn pseudoniem de gedichtenbundels Liederen van Weemoed, Wanhoop en Waanzin (1974) en Indiase Liederen (1974), de verhalenbundel Aliesje (1975) en de gedichtenbundel Zwarte Liederen (1976). Het korte verhaal De eeuwige dood en de gedichtenreeks Kwatrijnen voor Aliesje werden gepubliceerd in de literaire bundel Het Hoogsteschoolwoord, ter gelegenheid van het tiende lustrum in 1977 van de Katholieke Hogeschool te Tilburg. In 1978 verscheen als nr. 1 van de Van-poëziereeks te Amsterdam de bundel Indonesische Gedichten

Als romanschrijver/dichter kreeg hij landelijke bekendheid, zeker ook nadat hij in Maatstaf met twee artikelen Ober, Afrekenen!!! zijn letterkundige standpunten bekendmaakte en omdat vrijwel niemand in Nederland toen de ware identiteit van Tymen Trolsky kende. Was het W.F. Hermans, R. Kousbroek, G. Komrij of M. Ros? Trolsky's vriend de Tilburger Jace van de Ven maakte de verwarring nog groter door als Trolsky op te treden. In 1976 maakte Jasper Mikkers zich als de echte 'Trolsky' bekend.

In 1979 werd door de Brandon Pers in Tilburg zijn gedichtenbundel Kwatrijnen in een oplage van 130 exemplaren uitgegeven. Deze bundel werd in 1980 in offset herdrukt door Boekhandel Gianotten in Tilburg. Onder het pseudoniem Artur Raven publiceerde hij gedichten in o.a. De Revisor (1988, 1990) en in Raster (1988). De Tilburgse Stichting J.H. Leopold gaf in 1981 zijn poëzie-vertaalproject Zeg luister eens uit.
De eerste publikatie onder eigen naam vond, in 1982, plaats in het Nieuw Vlaams Tijdschrift (de novelle Turo del Home). Een reeks andere publikaties, onder eigen naam, volgde, onder meer Mijn vader is Braziliaan in het tijdschrift SIC (1988). In 1990 publiceerde hij de dichtbundel Wie is uiteindelijk (Amsterdam, Querido) en het reisboek over Peru met de allure van een roman, De weg van de regen (Amsterdam, De Bezige Bij). In 1992 zal hij samen met Jace van de Ven en Korrie Besems de aflevering Tilburg verzorgen van de serie Noord-Brabant in Proza, Poëzie en Prent.
Willem van Toorn (red.), Querido's letterkundige reisgids van Nederland, Amsterdam, 1982, p. 556-557 (door Carel Swinkels); H.J.M.F. Lodewick, W.A.M. de Moor en K. Nieuwenhuijzen, Ik probeer mijn pen. Atlas van de Nederlandse letterkunde, Amsterdam, 1979, p. 221; De Tijd van 9-3-1990; HN van 8-5-1987, 3-3-1990 en 17-3-1990; Vrij Nederland van 10-11-1990.
juli 2001 Cees van Raak, 'Tymen Trolsky, het leven van een pseudoniem', in: Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur, XII (1994), nr. 1, p. 15-18.
In 1994 verscheen onder eigen naam de bundel De verdwijning (Amsterdam, Querido, 1994), in 1994 de roman De kleine jongen en de rivier (Amsterdam, De Bezige Bij) en de bibliofiele gedichtenbundel Café Weemoed (Tilburg, Saudade press; oplage 100ex.), in 1996 (onder pseudoniem Tymen Trolsky) in 1996 de gedichtenbundel Nagelaten Gedichten & Indonesische Gedichten (Uden, uitg. Hoenderbossche Verzen) en in 2000, wederom onder pseudoniem Tymen Trolsky, de autobiografische roman Het einde van de eeuwigheid (uitg. Aspekt) over de seminarietijd in de jaren zestig.
Zie: BD 22-12-1994, DTK van 20-2-1997 en de website van CUBRA (Cultureel Brabant).
2014 Jasper Mikkers, De landmeters van de keizer. Een gedicht van Jasper Mikkers (Tilburg, Brandon Pers; oplage 150 exemplaren).

Foto: Jan Stads

 

Ed Schilders

 

Ronald Peeters

 

1 november 2015

Presentatie van de dichtbundel met de gedichten die Jasper Mikkers als stadsdichter schreef: Gespiegelde stad.

 

 

Bron: internet 2015

 

Missionarissen van het H. Hart


  Regionaal Archief Tilburg - Het Missiehuis circa 1920


De kloostercongregatie van de Missionarissen van het H. Hart aan de Bredaseweg 204, in Tilburg beter bekend als de Rooi Harten, is in 1854 gesticht door de Franse kapelaan Jules Chevalier te Issoudun. In 1882 vestigden zij zich in Tilburg in de voormalige lakenfabriek van de firma Schreppers aan de Veldhoven (Wilhelminapark), en in 1890 werd het nieuwe klooster aan de Bredaseweg in gebruik genomen. De Rooi Harten hielden zich bezig met het missiewerk in de Stille Zuidzee op Melanesië en Micronesië, in Brazilië, in Nederlands-Indië, en op de Filippijnen.
Een aantal paters van dit Missiehuis heeft zich ook als auteur verdienstelijk gemaakt: o.a. de paters Jan Boelaars (1915), Henri Geurtjens (1875-1957), Cees Meuwese (1906-1978) en Jan Verschueren (1905-1970) schreven over taal, volk en cultuur van Nieuw-Guinea, pater Maurits Molenaar (1886-1969) schreef over heiligenlevens, pater dr. P. Schreurs (1924) over de Filippijnen en pater Simon Peeters (1860-1941) schreef een geschiedschrijving over het Missiehuis en een biografie over pater Henri Rutten.

De oprichting van een eigen drukkerij hing nauw samen met de uitgaven van de Annalen van O.L. Vrouw van het H. Hart en de Almanak. Het eerste nummer van de Annalen werd in 1883 gedrukt bij de Stoomdrukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, het tweede nummer werd in München-Gladbach gedrukt, vanaf de vijfde jaargang was Lutkie & Cranenburg te 's-Hertogenbosch de drukker, en vanaf de achttiende jaargang (1898) H.P.M. Verlinden te Bergen op Zoom. Pas het tweede nummer van de twintigste jaargang (1902) en de Almanak 1903 blijken in de eigen drukkerij van het Missiehuis gedrukt te zijn. Hieruit is af te leiden dat in 1902 de missionarissen een eigen drukkerij zijn begonnen. De eerste persen werden bediend door de broeders Jan Vriens en Jan Foppele, en later door Jan Bogaers en Toon Piëtte. Het huidige gebouw van de drukkerij kwam in 1927 tot stand. Gedurende de Tweede Wereldoorlog lag de drukkerij stil. Na de oorlog hebben de broeders Jan Vriens en M. Joosten de drukkerij weer leven in geblazen. Vanaf 1957 trok Frans Kolsters als commercieel-directeur steeds meer lekenpersoneel aan; hij maakte van de drukkerij een N.V., waarin de Provinciale M.S.C. als enige aandeelhouder optrad: de Drukkerij en Uitgeverij Hart van Brabant was geboren. Later werd de drukkerij door de Tilburgse zetterij Vorspel N.V. overgenomen. Die zetterij ging echter failliet. Daarna werd de drukkerij langzaam maar zeker weer opgebouwd.
Het Missiehuis bezit een kloosterbibliotheek met meer dan 20.000 titels. Ze bestaat uit twee afdelingen: op de begane grond zit de meer wetenschappelijke; op de eerste etage treffen we de gymnasiale bibliotheek aan, voortgekomen uit de opgeheven Apostolische School ofwel klein-seminarie van de M.S.C.-congregatie, en aangelegd tussen 1889 en 1960. De bibliotheek stond grotendeels ten dienste van de leraren en verdere huisbewoners, terwijl de studenten hun eigen schoolbibliotheek hadden. Toen de filosofische en theologische opleidingshuizen van de congregatie (groot-seminarie) eveneens in Tilburg werden geconcentreerd, zijn ook de bibliotheken hiervan, met een groter bestand dan de oorspronkelijke huisbibliotheek, in het Missiehuis ondergebracht. Een belangrijk deel van de M.S.C.-bibliotheek is jaren geleden opgenomen in die van de Theologische Faculteit Tilburg. De belangrijkste bibliothecaris van de M.S.C.-bibliotheek is wel pater dr. Piet Cools (1904-1973) geweest. Hij was onder meer voorzitter van de Vereniging voor Nederlandse Kloosterbibliotheken. De bibliotheek heeft een aanzienlijke collectie Franse literatuur; dit heeft te maken met de Franse oorsprong van de congregatie.
HN van 22-6-1985; Ronald Peeters en Ed Schilders, Katholiek Tilburg in beeld, Tilburg, 1990, p. 78-79; mededeling dr. P. Schreurs M.S.C. 19-12-1991; M. Joosten M.S.C., 'De geschiedenis van onze drukkerij', in: K.B.O. Kroniek, M.S.C. Tilburg, afl. 20, 1983, p. 2-5.

juli 2001: Op 4 november 1997 werd in Tilburg de Stichting dr. P.J. Cools MSC opgericht, een stichting ter bevordering van de belangstelling voor het oude boek. Initiatiefnemers waren de boekenliefhebbers Peter IJsenbrant, Jos de Vet, Jef van Kempen, Marijn van Kempen, Corrie Kolen en Ed Schilders. Op 16 augustus 1998 organiseerde de stichting de sedertdien jaarlijks terugkerende Zuid-Nederlandse Boekenmarkt in het centrum van Tilburg. Zie: BD van 21-10-1997.
Over pater dr. Piet Cools schreef Ton van der Meer 'Bibliotheek Theologische Faculteit Tilburg en kapucijnenboeken', in: Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur , XVII (1999), nr. 3, p. 80-91.

 

Ronald Peeters

 

 

Ex Libris Huisbibliotheek MSC

 

Uitgave van Missiehuis Tilburg, 1925 over de Missie in Papoea Nieuw Guinea.

 

Bibliografie Missiehuis Tilburg (MSC) uit WorldCat

 

Jan Naaijkens – Over het Missiemuseum van de MSC – Uit: Geschreven Stad, Ed Schilders (redactie), Tilburg, Syntax Publishers, 1999.

 

In de zomer van 1929 keerde mijn heeroom Alfons Brekelmans van de missionarissen van het Heilig Hart terug uit de Philippijnen. Hij nam zijn intrek in het moederhuis van zijn congregatie aan de Bredaseweg, dat nu zowat het laatste bolwerk van de 'Rooi Harten' is. Ik was tien jaar en de braafste thuis, en dat verschafte me het onvergelijkelijke voorrecht om met mijn ouders de repatriant vanuit mijn geboortedorp Hilvarenbeek op te mogen gaan zoeken met de sjees van een bevriende bakker. Ik was nog nooit in 'de stad' geweest. Ik verheugde me erop. En daar reden we over een brede, met bomen omzoomde boulevard.

"Dit is de Bredaseweg", zei mijn moeder. "En dat is een kerkhof." Ik boog me voorover en zag een reusachtig hekwerk. Op de gemetselde pilaren stonden beelden van triomferende engelen en heiligen - het benam me de adem.

En toen, een paar honderd meter verder, doemde het missiehuis op. In mijn ogen was het een enorm bastion, met een imposant hekwerk ervoor en gigantische torens, als onneembare versperringen tegen de infame vijanden van de strijdende kerk.

Ik mocht aan de bel trekken. Een vriendelijke broeder heette ons welkom in het heiligdom. Hoe breed en hoe lang en hoe hoog was die gang met zijn spiegelgladde tegels. er hing een geur van tabak, boenwas en wierook. Zwijgende, zwarte gedaanten schoven voorbij.

We werden rondgeleid door gangen en dwarsgangen, vleugels en zijvleugels, keukens en kapel, trappen op, trappen af, volgens een plattegrond die alleen voor eeuwenoude bewoners doorzichtig was.

"Nu komt het", zei heeroom, van wie ik me verder weinig herinneren kan. Hij opende een brede deur. "Dit is ons museum."

Ik stond als aan de grond genageld. Dit overtrof mijn meest bizarre jongensdromen. Ik had ogen tekort. Stenen en houten afgodsbeelden, sommige met spijkers overdekt, staarden me met holle ogen aan. Ik zag wonderlijke schelpen, betoverend gekleurde vlinders, zwaarden, assegaaien, sieraden, moorddadige handbogen, opgezette vogels. Er hingen vergeelde foto's aan de wand van paters met ruige baarden, met tropenhelmen op hun gelooide kop en gekleed in korte kaki-broeken, als onvervaarde woudlopers Gods. Ik zou in hun voetspoor treden, later, als ik groot zou zijn.

En dan liep er een ijzige rilling over mijn hele lijf. In manshoge glazen vitrines stonden schrikwekkende krijgers, zwart, met woeste haardossen als leeuwenmanen. Ze waren omhangen met beentjes en botjes. Varkenstanden doorboorden als oer-piercings neus en oren. Aan hun voeten grijnsden verbruinde en bestofte schedels.

"Dat zijn koppensnellers uit Nieuw-Guinea", zei mijn heeroom.

"Maar we hebben ze gelukkig bekeerd."

Terug beneden in de gang voltrok zich een meer vredige gebeurtenis. Er kwam een statige verschijning aangeschreden, gekleed in een toog met honderd paarse knoopjes,een paarse singel en een breed afhangende, paarse schoudermantel. "Sinterklaas in zomertooi", dacht ik.

"Kniel", fluisterde moeder. "Het is een bisschop."

Ik zeeg op mijn knieën. De bisschop legde zijn hand op mijn hoofd en op dat verheven ogenblik wist ik zeker dat de Heilige Geest zelf in mij was neergedaald.

Toen hij uit het zicht was (de bisschop, bedoel ik) zei moeder: "Het is een missiebisschop. Uit Borneo."

"Het is monseigneur Panis. Uit Berkel-Enschot", zei vader.

"Zot!" zei moeder.

Broeder Jan liet ons uit. Hij is al lang bij de Heer. Maar god zij dank: zijn bastion is tot de dag van vandaag gebleven.

 

Ed Schilders

De uitgave 'Jeugdjuweel', 1954-1957. Dit is waarschijnlijk nummer 4, 1957, met op de achterzijde van het omslag de letters MSC als parels. Illustrator: Charles Burki.

 


Molenaar M.S.C., p. Maurits


Bron: Theo Schouw - Muzikaal, kleurrijk en vol taal, 1997
 

Maurits George Molenaar werd op 12 december 1886 te Sneek geboren. Hij studeerde sedert 1899 aan het gymnasium te Tilburg en aan de seminaria te Arnhem en Leuven. In 1911 werd hij tot priester van de Missionarissen van het H. Hart gewijd, waarna hij in 1912 in Tilburg leraar werd. Hij was moderator van de studentenvereniging St. Leonardus van de R.K. Leergangen. In 1921 vertrok hij naar Sittard. Pater Maurits Molenaar was medeoprichter en sinds 1922 redacteur van Roeping. Zijn artikelen over onder andere heiligenlevens verschenen in Roeping en in Van Onzen Tijd. Hij publiceerde enkele boeken: In koele schaduw (proza-schetsen, 1921), De H. Gertrudis en Geertruid van Helfta (1925), een levensbeschrijving van de H. Gertrudis. Voorts Een zeldzaam mensch (1929) over Ch. de Foucauld, en Mechtild de Begijn (1932), dat hij in delen reeds eerder in Roeping had gepubliceerd. Hij vertaalde het boek Don Bosco van de bekende Franse schrijver Joris-Karl Huysmans (Tilburg, 1935). Pater Molenaar overleed op 23 juli 1969 te Sittard.
GAT, Bevolkingsregisters, 1890/1900 deel 35, fol. 20; 1900/1910 deel 52, fol. 4; 1910/1920 deel 64, fol. 111; gezinskaart 1921/1939 70/35; Dr. H.W.E. Moller, Geschiedenis van de Nederlandse letterkunde, Tilburg, De Kempen, 1932 (4e druk), p. 373-374; R.K. 'Wie is dat ?', Leiden, z.j. (ca. 1925), p. 91; Dr. A.H.M. van Schaik, Dr. Hendrik Moller 1869-1940. Een ongemakkelijk initiator van onderwijs en cultuur in Noord-Brabant, Tilburg, 1988.

Bron: Internet 2015

Illustratie uit Mechtild de Begijn, door p. Renald Rats ofm.

 

Bibliografie WorldCat

Molenaar, M. 1920. "Over Aberdingk Thijm". Tijdschrift Voor Taal En Letteren. 8: 155-169.

Molenaar, M. 1921. In koele schaduw. Tilburg: Het Nederlandsche Boekhuis.

Molenaar, Maurits. 1923. Sint Geertruid

Molenaar, M. 1929. Een zeldzaam mens (Charles de Foucauld). Oisterwijk: Oisterwijk.

Molenaar, M. 1932. Mechtild de begijn.

Molenaar, Maurits. 1937. Gemma van Lucca. Nijmegen [etc.]: Dekker & Van de Vegt.

Molenaar, Maurits. 1937. God en ik. Heemstede: De Toorts.

Molenaar, M. 1940. Peter Jozef Savelberg, een priester van Heerlen.

Molenaar, M. 1940. Gemma Galgani: levensschets met gebeden voor noveen en triduum, te harer eer. Kortrijk: Prokuur PP. Passionisten.

Molenaar, M. 1941. Een vrouw met gezag. Hilversum: Brand.

Molenaar, M. 1946. Die Frau vom anderen Ufer: Ein Lebensbild Mechthilds v. Magdeburg. Aus d. Holländischen übertr. u. eingel. v. Gabriele Dolezich. Heidelberg: Kerle.

Molenaar, M. 1950. Sint Geertruid van Helfta als schrijfster. Tilburg: Missionarissen van het H. Hart.

Molenaar, M. 1955. Geertruid van Helfta. Amsterdam: Van Munster.

Knipselmap

Moller, dr. H.W.E.


Fontys - Schilderij door Jan van Delft.


Hendrik Willem Evert Moller werd op 8 november 1869 in Amsterdam geboren. Hij studeerde op het klein-seminarie van de Jezuïeten te Culemborg, en hij deed in 1889 zijn intrede in het noviciaat der Sociëteit van Jezus te Grave. Onder het pseudoniem A.B. de B. publiceerde hij Jezuïten-Gruwelen. Nederl. vrije bewerking naar de Duitse uitgave van Bern. Duhr s.j. (Amsterdam, 1900). In 1900 verlaat hij de Sociëteit en gaat hij in Amsterdam Nederlands studeren, waar hij in 1907 promoveerde op het proefschrift Vondels Heerlyckheit der Kercke. Van 1907-1910 was hij leraar geschiedenis en aardrijkskunde, en van 1910-1913 leraar Nederlandse taal, letterkunde en geschiedenis, aan de gemeentelijke HBS te Amsterdam. In die periode publiceerde hij enkele boeken: onder het pseudoniem dr. Paul van Noordhorn Het Kerklatijn. Spraakleer met oefeningen (Amsterdam, 1910; in 1924 verscheen een tweede uitgave onder Moller's eigen naam), onder hert pseudoniem A. van Wijk Beknopte spraakleer van het Kerklatijn (Amsterdam, 1910), onder het pseudoniem H. van Damme Gotiese Spraakkunst (Amsterdam, 1913) en onder eigen naam Die sevenste bliscap van onser Vrouwen (Amsterdam, 1913; inl. van H. Moller) en Alle de werken van Jan van Ruusbroec, de wonderbare, in nieuwere taal overgezet door Dr. H.W.E. Moller (Bussum, Paul Brand, 1912 = 1914). 

In 1912 stichtte hij de Katholieke Leergangen te Amsterdam, die in 1913 naar 's-Hertogenbosch werden overgeplaatst. In 1918 werden de Leergangen van 's-Hertogenbosch naar Tilburg verplaatst, en Moller kwam in Tilburg aan de Bredaseweg 371 wonen. In 1920 heeft hij ontslag genomen als rector van de Leergangen. Op 1 oktober 1922 verscheen het eerste nummer van het door hem opgerichte literaire tijdschrift Roeping (Tilburg, Drukkerij H. Gianotten), waarvan hij tot 1929 hoofdredacteur bleef. In het voorjaar van 1924 wordt er in zijn huis een vergadering gehouden, bekend als de 'Tilburgse dag', die uiteindelijk door verschil van inzicht binnen de kringen van Roeping, zou leiden tot de oprichting in 1925 van een nieuw katholiek literair tijdschrift De Gemeenschap
Daarvoor stichtte hij nog enkele tijdschriften zoals: Lectuur (1904), opgevolgd door Boekenschouw (1906-1940), het eerste katholieke historische tijdschrift Geschiedkundige Bladen (1905-1906), verenigd met De Katholiek en 'opgevolgd' door het Historisch Tijdschrift (1921-1941) van de R.K. Leergangen te Tilburg en ten slotte het blad Opvoeding en Onderwijs (1908; na vier jaar nam Mollers aandeel in dit tijdschrift af).

Dr. H. Moller was medewerker aan de grote Vondel-editie: De Werken van Vondel (Amsterdam, 1927-1937, 10 delen), en schreef ook nog enkele schooluitgaven, zoals Karel ende Elegast (1904; vele herdrukken, o.a. Tilburg, Het Nederlandsche Boekhuis, 1944) en Vondel's Lucifer (1908; vele herdrukken, onder andere Tilburg, Het Nederlandsche Boekhuis, 1944). In 1927 verscheen zijn Beknopte Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde (Tilburg, Het Nederlandsche Boekhuis).
Moller richtte in 1916 de vereniging Ons Middelbar Onderwijs op, waarvan hij voorzitter werd. In 1925 werd hij gekozen als lid van de Tweede Kamer voor de RKSP. Hij bleef beide functies houden tot aan zijn dood. Van september 1927 tot september 1935 was hij wethouder van de gemeente Tilburg. Dr. H. Moller stierf op 6 december 1940 en werd begraven op het kerkhof aan de Bredaseweg. Over zijn leven en werken zijn twee monografieën verschenen, in 1952 door dr. H.H. Knippenberg, en in 1988 het proefschrift van dr. A.H.M. van Schaik. Hij kreeg ook een hoofdstuk in het boek Brabantse herinneringen (1964) van Anton van Duinkerken. Zijn bibliotheek is naar de universiteit van Leuven gegaan, en zijn archief is in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen terechtgekomen. Naar hem werd in 1970 het Mollerinstituut (nu Hogeschool Katholieke Leergangen), en in 1941 de Dr. Mollerstraat genoemd.
Gedenkboek bij gelegenheid van het vijf-en-twintig jarig bestaan van de R.K. Leergangen Tilburg 1912-1937, Tilburg, 1937; dr. H.H. Knippenberg, Dr. Hendrik W.E. Moller. Levensschets, Tilburg, Drukkerij R.K. Jongensweeshuis, 1952; dr. J.A. Bornewasser, Vijftig jaar Katholieke Leergangen 1912-1962, Tilburg, 1962; Anton van Duinkerken, Brabantse herinneringen, Utrecht/Antwerpen, 1979, 3e druk, p. 185-218 en 265-286; Ronald Peeters, De straten van Tilburg, Tilburg, 1987, p. 111-112; 75 jaar MO Katholieke Leergangen 1912-1987, Tilburg, 1987; dr. A.H.M. van Schaik, Dr. Hendrik Moller 1869-1940. Een ongemakkelijk initiator van onderwijs en cultuur in Noord-Brabant, Tilburg, St. Zuidelijk Historisch Contact, 1988.
juli 2001: W.J.M. Dings, Hendrik Moller (1869-1940) initiator van katholiek onderwijs, in: J. van Oudheusden e.a. redactie, Brabantse biografieën 2, Amsterdam/Meppel/'s-Hertogenbosch, 1994, p. 95-98. 
Theo Schouw, Muzikaal, kleurrijk & vol taal. Fragmenten uit het leven van de Katholieke Leergangen (Tilburg, Fontys, uitgegeven ter gelegenheid van het 85-jarig bestaan van de Katholieke Leergangen, 1997).

 

Ronald Peeters

Ed Schilders

Bron: Jaarlijksche Boekenschouw, 1922

 

 

Bron: internetveiling

 

Graf van Moller en zijn echtgenote op de begraaplaats Binnenstad aan de Bredaseweg, Tilburg. Foto: Ed Schilders


In memoriam Hendrik Moller door P.C. de Brouwer

Anton van Duinkerken over Hendrik_Moller

 

Mook, Willem van


Regionaal Archief Tilburg


Willem van Mook werd op 30 oktober 1893 in Oosterhout geboren. Hij werkte als journalist bij Le XXe Siècle in Brussel en kwam in 1928 vanuit St. Josse te Node in Tilburg wonen. Vanaf 1940 tot aan zijn dood op 19 februari 1982 woonde hij in de Gildebroedersstraat 35.
Hij werd in 1925 door de VVV Tilburg Vooruit bekroond voor een Brabants volkslied, dat de radio in 1926 uitzond. In 1930 publiceerde hij de brochure Beknopte folkloristisch-historische beschrijving van het Tilburgsch genade-oord der 'Hasseltsche Kapel' of 'Kapelle van onze Lieve Vrouwe ter Hasselt'. In die tijd verscheen de brochure Werkersleed ! en andere verhalen bij de Tilburgsche Handelsdrukkerij Jean Smits & Zonen. Hij schreef onder het pseudoniem Frank Klaroen, onder andere Kempenklanken, Nieuwe liederen, en onder eigen naam onder andere Brabantse Novellen, Een vergeten Kempenhoek, Confectie-koelies, Het geheim van de Santander, De gijzeling, Psychiatrische gevallen, Guldenboek 1948, Ziekenhuis-ballade (ca. 1981), Opkomst en ondergang van de Tilburgse textiel, Laatste voorstelling, Nieuwe Brabantse novellen 'De overval' en Amusementsboek van Tilburg 'De grootste kermis van 't land' en 'Het wereldrepertoire van carnaval' (1980), waarvan sommige in zijn privé-uitgeverij Brabant, ongedateerd en gestencild werden uitgegeven. Het meest bekend is zijn Folklore-boek van de Brabantse Kermissen in de geschiedenis van Circus Pigge (Tilburg, uitg. Hub. A. Lepelaars, ca. 1978). In de bundel Mèn Tilburg (1979) schreef Van Mook het gedicht 'De drie wevers'. 

Encycl. van Noord-Brabant, 3, 1986, p. 121; NvhZ 26-7-1980.

juli 2001: Van Mook was hoofdredacteur van de Tilburgsche Post In 1934 verscheen het boekje J'accuse. een onweerlegbaar réquisitoire tegen de Tilburgsche Waterleiding Maatschappij (Tilburg, Drukkerij Jean Smits en Zn.). Over deze publicatie en de politieke gevolgen daarvan, zie: Cor G.W.P. van der Heijden, Kleurloos, reukloos en smaakloos drinkwater. De watervoorziening in Tilburg vanaf het einde van de negentiende eeuw (Tilburg, 1995), p. 154-169. 
2014: Ton Wagemakers, ’Will en Marie. Vlucht, verloving & De Dood’, in: Grenzeloos Tilburg 1914-1918. Een stad vol vluchtelingen (Tilburg, Gianotten Printed Media, 2014), p. 115-122; Ton Wagemakers, ‘Redder Tilburgse textiel’, in: Grenzeloos Tilburg 1914-1918. Een stad vol vluchtelingen (Tilburg, Gianotten Printed Media, 2014), p. 123-127.

Regionaal Archief Tilburg

 

Ronald Peeters


 

 

Moonen, Huub (30 oktober 2015)

 

Huub Moonen is geboren, getogen, en woonachtig in Tilburg. Nadat hij in zijn tienerjaren als wever actief was geweest bij de AaBe-fabriek werd hij postbode, en hij bleef dat 32 jaar lang. Hij schreef en publiceerde zijn herinneringen op www.CuBra.

 

Moonen, Werner (28 december 2015)

 

Ed Schilders

 

Werner Eric Moonen werd op 26 mei 1940 in Gent geboren. In 1949 vestigde hij zich als student aan de ‘tekenacademie’ in Tilburg. Hij studeerde aansluitend in Parijs en Oslo, maar zou in Tilburg blijven wonen tot zijn dood op 23 oktober 2011. Moonen genoot internationale bekendheid door zijn grafisch werk, maar hij was ook kunstschilder, beeldhouwer, en fotograaf met een voorkeur voor slechts zelden nog toegepaste technieken. Hij was docent aan de Academie Sint-Joost in Breda (1982-2000), en bij het  Duvelhok (Tilburg, 1979-2000). In 2000 ontving hij van de Tilburgse Kunststichting een erepenning voor zijn inzet voor het Tilburgse cultuurgoed.

Als boek, map, of tijdschrift publiceerde Moonen:

- 1979 map met 9 etsen
- 1988 Azalay: boek met 6 litho’s en 6 tekeningen
- 1990 De Witte Tuinen: 5 houtsnede in doosje
- 1991 Poste Restante: uitgave Gouden Gids, in samenwerking met H. van Boxtel, G.Koek en P.Vloemans
- 1992 Poste Restante: uitgave Lichtdruk, in samenwerking met H. van Boxtel, G.Koek en P.Vloemans.
- 1995 Tijdschrift no. 5: samenwerking met Piet Vloemans en Marc Nagtzaam
- 1996 Kopvoeter: boek met litho’s en teksten
- 2000 Tijdschrift no. 27 Terugreis

Een van Moonens minder bekende werken betreft de ‘herziening’ van een veertigtal boeken en drukwerken door zijn papegaaien Toto en Krikri. Daarbij werden de drukwerken enige tijd voorgelegd aan de papegaaien, die naar believen hun bek in het papier zetten. De snippers en de bolletjes die zij vervolgens van dat papier maakten en achterlieten, werden door Moonen zorgvuldig bewaard. Zodra het gehavende boek de vorm had gekregen die Moonen beviel, werd het aan de herziening onttrokken. Een catalogus met foto’s van de herziene boeken verscheen in 2002 in eigen beheer in beperkte oplage.

Encyclopedie van Tilburg; overlijdensadvertentie Werner Moonen; Herzien (2000); www.cubra.

 

Foto's: Werner Moonen; uit: Herzien (2002)

 

 

 

 

Foto's Ed Schilders

 

 

 

Grotere weergave

 

Links: catalogus van de door Toto en Krikri herziene boeken (2002). Rechts: co-auteurs Toto en Krikri. Foto uit Kopvoeter, Werner Moonen.

Fotowerk van Werner Moonen in de rubriek Brabants Licht op CuBra

 

Mortel, Jan van de


Regionaal Archief Tilburg
 

Jan Marie Joseph van de Mortel, op 16 juli 1914 te Tilburg geboren als zoon van burgemeester mr. J.C.A.M. van de Mortel, werd postuum auteur van het boek Kamp Vught januari 1943 - september 1944, dat in 1990 door de 'Stichting Archieven 1940-1945' te Vught is uitgegeven. Van de Mortel zat van februari 1943 tot september 1944 in Kamp Vught, waar zijn broer Joost op 10 augustus 1944 werd gefusilleerd. Daarna werd hij afgevoerd naar Sachsenhausen en vervolgens nog in diverse andere kampen geïnterneerd, totdat hij in mei 1945 door de Engelsen werd bevrijd. 

Op 11 oktober 1956 is Jan van de Mortel aan de gevolgen van de kwalen die hij in gevangenschap had opgelopen in een sanatorium te Dekkerswald bij Nijmegen overleden en in Tilburg begraven.
Zijn herinneringen aan Kamp Vught legde hij in 1949 vast, niet vermoedend dat het manuscript 35 jaar na zijn dood zou worden uitgegeven, hoewel hij wel had bepaald dat het pas 25 jaar na zijn dood eventueel gepubliceerd zou mogen worden. Het is een zakelijk maar aangrijpend verslag van de vele gruwelijkheden die de Duitse bezetter pleegde. De laatste bladzijde bevat het verhaal over executies van illegale werkers:
 

De executies van gevangen verzetsstrijders door het vuurpeleton namen hand over hand toe. Tijdens de laatste weken dat Kamp Vught door de Duitsers werd gebruikt, reden bijna elke avond de vrachtauto's bij de bunker voor. Onmiddellijk na de executies werden de lijken - die evenzovele getuigenissen waren van het slechte en beestachtige schieten van het peleton - met de nog wachtende auto's naar het crematorium gebracht en daar nog dezelfde nacht verbrand. Gelukkig was hier de beruchte Kapo Joep vervangen door Kapo Martin - een communist uit Leipzig - die heel wat netter was, zodat de verbranding stemmiger geschiedde.

Inleiding Urias Nooteboom in: Jan van de Mortel, Kamp Vught januari 1943 - september 1944, Vught, 1990; HN van 7-5-1990; GAT, Collectie bidprentjes.
25 juli 2015
Het paramilitaire- en geestelijk verzet in Tilburg konden samenkomen in de persoon van Jan van de Mortel. Hij kwam in het voorjaar van 1941 terecht in het verzetswerk door zijn contacten met oud-militairen. De groep waartoe Van de Mortel behoorde hielp o.a. mee aan het verschijnen en verspreiden van illegale bladen ('Vrij Nederland', 'De Geus', 'De Waarheid', 'De Vrije Katheder', Het Parool') in Tilburg en omstreken.

Ronald Peeters

internet 2015 - illegale bladen uit de Tweede Wereldoorlog.

 

mularipress (14 augustus 2015)

 

Bibliofiele uitgeverij/margedrukker uit Tilburg van grafisch kunstenaar Walter Kerkhofs. Mogelijk is dit de enige uitgave (2015): De weg ernaartoe, gedichten van Jace van de Ven, zeefdrukwerk Walter Kerkhofs; 2009.

 

Ed Schilders



Mutsaers, Adrianus


Regionaal Archief Tilburg

 

Adrianus Norbertus Mutsaers werd op 8 juli 1856 te Tilburg geboren. Hij studeerde aan de seminaria van het bisdom 's-Hertogenbosch en werd op 3 juni 1882 tot priester gewijd. Een jaar later werd hij benoemd tot professor aan het klein seminarie te St. Michielsgestel. Vanaf 1903 was hij pastoor te Cuijk, en vanaf 17 januari 1908 pastoor van de parochie St. Jozef (Heuvel) te Tilburg.
Mutsaers publiceerde letterkundige artikelen in het tijdschrift De Katholiek, en vertaalde teksten in het Latijn, onder meer voor het Officie der Zoete Lieve Vrouwe voor het Proprium van het Brevier van het bisdom 's-Hertogenbosch. In De Katholiek zijn ook diverse vertalingen van hem opgenomen van de Latijnse gedichten van de paus-dichter Leo XIII. Hij bundelde deze verzen in een boek, dat van een inleiding van dr. Schaepman werd voorzien. Adrianus Mutsaers overleed op 4 november 1916 te Tilburg.
NTC van 4-11-1916; GAT, Collectie bidprentjes.

 

Mutsaers, fr. Celestinus (18 september 2015)

 

Celestinus Mutsaers is de kloosternaam van Goedfridus Mutsaers, die op 9 augustus 1864 in Tilburg werd geboren. In 1885 legde hij de eeuwige geloften af in de congregatie van de fraters van Tilburg (CMM brothers).

Na enige jaren in het onderwijs te hebben gewerkt in Tilburg en Grave, wordt hij in 1894 overgeplaatst naar Den Bosch, waar hij tot 1934 onderwijzer is en zich inzet voor sociaal werk. Celestinus Mutsaers leidde daar ook een toneelclub, en hij publiceerde toneelteksten voor de jeugd van eigen hand. Hij overleed op 18 januari 1936 in Huize Steenwijk in Vught.

Jef van Kempen, ‘De vliegmachine van frater Celestinus’, in: Enigen uit velen, Fraters van Zwijsen in 22 portretten, Joep Eijkens (red.), Tilburg, De Schaduw, 1994.

WorldCat

Celestinus, Fr.M. n.d. De grenswacht op de bruiloft: blijspel in twee bedrijven. 's-Hertogenbosch: Mosmans.

Celestinus, Fr.M. n.d. Sardino: kind-martelaar van het coliseum : drama in vijf bedrijven met apotheose. 's-Hertogenbosch: Mosmans.

Celestinus, Fr.M. n.d. Israël in Egypte: bijbelsch drama in vier bedrijven, gevolgd door : Twee tableaux vivants. 's-Hertogenbosch: Mosmans.

Celestinus, Fr.M. n.d. Kruis en kroon: historisch drama in vijf bedrijven met apotheose. 's-Hertogenbosch: Mosmans.

Celestinus, Fr.M. 1921. Newa's elftal, kampioen! Blijspel in 2 bedrijven. 's-Hertogenbosch: Mosmans.

Celestinus, Fr.M. 1927. Toovenaar en catechist: missiespel in 3 bedrijven. 's-Hertogenbosch: Mosmans.

 

Lectuur Repertorium: De loco-burgemeester van Calmpthout


Mutsaerts, Dionysius


Regionaal Archief Tilburg

 

Dionysius Mutsaerts werd in 1578 in Tilburg geboren als zoon van Denys Jan Denis Adriaen Mutsaerts en Jenneken Willem Reyner Gerit Reynen. Hij deed omstreeks 1600 zijn intrede in de orde van de norbertijnen te Tongerlo, waar zijn oom Nicolaas Mutsaerts toen abt was, en hij werd op 23 maart 1603 aldaar geprofest. Na zijn priesterwijding in 1606 studeerde hij drie jaar aan de universiteiten van Douai en Leuven. Hij was vervolgens kapelaan te Diest (1609-1613), circator der abdij van Diest (1614) en pastoor te Kalmthout (1616-1625). In 1625 vertrok hij naar Rome waar hij een groot aandeel had in de stichting van het Norbertijns College aldaar. Van 1626-1635 was hij proost van het klooster Sinte Catharinedal te Breda. In 1635 vertrok hij naar Antwerpen voor een behandeling van een spierbreuk. Hij verbleef daar in het huis van zijn vriend, de bekende uitgever en drukker Hieronymus Verdussen. In diens woning is hij op 19 november 1635 aan zijn kwaal overleden. Hij werd begraven voor het hoogaltaar van de kloosterkerk van Sinte Catharinedal.

Dionysius Mutsaerts was een groot geschiedschrijver. Bij Hieronymus Verdussen te Antwerpen gaf hij in 1622 in twee dikke delen (ca. 2000 bladzijden) De Kerckelycke Historie uit; twee jaar later gevolgd door een vernieuwde uitgave Generale kerckelijcke historie van het begin der wereld tot het jaar onses Heeren Jesu Christi MDCXXIV. De titelbladen van de eerste uitgave zijn in kopergravure uitgevoerd naar ontwerp van Peter Paul Rubens. Verdussen had bij privilege van de koning van Spanje voor de periode van zes jaar het alleenrecht voor het drukken en verkopen van het boek verkregen. Op overtreding stond een boete van dertig gulden voor elk exemplaar. In 1630 schreef hij, wederom in het Nederlands, over het leven van de H. Norbertus. Hij liet een litanie van de H. Augustinus drukken, die werd goedgekeurd door de H. Stoel en in Tongerlo werd gebeden. Zijn nagelaten handschrift over de levens van de heiligen uit de orde van de norbertijnen, werd door Ludolphus van Craeywinckel, kanunnik van Tongerlo, in druk uitgegeven. Een ander werk over heiligen uit de orde van de norbertijnen, Natales Sanctorum Ordinis Praemonstratensis, dat in 1625 door Joannes Chrysostomus van der Sterre in Antwerpen werd uitgegeven, is vermoedelijk grotendeels aan een handschrift van Mutsaerts ontleend. Een archiefoverzicht van de abdij van Tongerlo uit 1718 vermeldt nog twee werken van Mutsaerts: een verzameling van verhandelingen over het kerkelijk recht en van sermoenen. 

J.A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's-Hertogenbosch, deel III, 2e afd., 's-Hertogenbosch, 1843, p. 180-181; L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, deel V, St. Michielsgestel, 1876, p. 731-732; F.M. Geudens, Maria's Tongerloo, Turnhout, 1912, p. 54-55; L. Langeweg, Het geslacht Mutsaerts te Tilburg 1450-1960, z.pl. en z.j.; H. Bots e.a., Noordbrabantse studenten 1550-1750, Tilburg, 1979, p. 531; Ronald Peeters, De straten van Tilburg, Tilburg, 1987, p. 139; GAT, Bibliotheek, z. nr., een deel van De Kerckelycke Historie.
juli 2001 Zie NvhZ van 22-11-1985 en een uitvoerige biografie en bronnenlijst door N.J. Weyns, 'Mudzaerts, Dionysius, kerkelijke geschiedschrijver', in: Nationaal Biografisch Woordenboek 5 (Brussel, Koninklijke Academiën van België, 1972), kol. 621-627.

Regionaal Archief Tilburg

 

Bron: Internet

 

Muurkranten, Tilburgse (22 juni 2015)

 

“Stadhuis bekent corruptie”, “Van der Lee steelt”, “Kantelberg koele killer”, “Vrouwen uitgekleed”, “Wethouder wil hogerop”, “Foute Wouten”, “Eén Brokx ellende”: In de jaren 1978-1995 verschenen met grote regelmaat zeefdrukaffiches met pakkende koppen op de Tilburgse muren, geplakt op in het oog springende plaatsen zoals fabriekspoorten, bushaltes, brievenbussen, bij ingangen van openbare gebouwen of in drukke winkelstraten. In het depot van Regionaal Archief Tilburg ligt een aanzienlijk deel van deze muurkranten opgeslagen; grote formaten, gedrukt op slechte kwaliteit papier en summier beschreven. Astrid de Beer en Mirjam Heijs, beiden werkzaam bij Regionaal Archief Tilburg, publiceerden er in Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur in 2014 (jrg. 32 nr. 1, p. 11-18) een uitvoerig artikel over onder de titel ‘Geen censuur op de muur! De muurkrant in Tilburg 1978-1995’.

Astrid de Beer, Mirjam Heijs, ‘Geen censuur op de muur!'

Regionaal Archief Tilburg


 

 

 

 

 

 

 


Naar het begin van de pagina

Inhoud De paap van gramschap

CuBra Home


Majoie, Johnny
Mandos Tzn, Frans

Mandos, Hein
Mandos, Kees

Marcelis, Theo
Marck, Jacques van der
Marshall, Joseph

Mayer-Roos, Anita
Mbanga, Wilf

Meelis, Edmond
Melis, Jacques

Mèn Tilburg
Meuwese M.S.C., p. Cees
Michel, K.
Michels, prof. dr. L.C.
Mikkers, Jasper
Missionarissen van het H. Hart
Molenaar M.S.C., p. Maurits
Moller, dr. H.W.E.
Mook, Willem van
Moonen, Huub

Moonen, Werner

Mortel, Jan van de
Mularipress

Mutsaers, Adrianus
Mutsaers, Celestinus

Mutsaerts, Dionysius

Muurkrant