
|
INHOUD DE PAAP
VAN GRAMSCHAP |
REGISTER |
HOME
CUBRA |
Majoie, Johnny
Mandos Tzn, Frans
Mandos, Hein
Mandos, Kees
Marcelis, Theo
Marck, Jacques van der
Marshall, Joseph
Mayer-Roos, Anita
Mbanga, Wilf
Meelis, Edmond
Melis, Jacques
Mèn Tilburg
Meuwese M.S.C., p. Cees
Michel, K.
Michels, prof. dr. L.C.
Mikkers, Jasper
Missionarissen van het H. Hart
Molenaar M.S.C., p. Maurits
Moller, dr. H.W.E.
Mook, Willem van
Moonen, Huub
Moonen, Werner
Mortel, Jan van de
Mularipress
Mutsaers, Adrianus
Mutsaers, Celestinus
Mutsaerts, Dionysius
Muurkrant
©
Ronald Peeters 1992-2015 &
Ed Schilders 2015 & Stichting Cultureel Brabant 2015
|
|
|
Ronald Peeters
& Ed Schilders
Johnny Majoie
-
Muurkrant
Majoie, Johnny

Regionaal Archief Tilburg - Geschilderd portret van Johnny Majoie;
kunstenaar onbekend. Waarschijnlijk is het portret vervaardigd na de
publicatie van Majoie's dichtbundel Honderd Versjes
(pseudoniem Voici, zie hieronder juli 2001) aangezien in het
schilderij een boek verwerkt is met deze titel.
Johannes Josephus Maria Antonius ('Johnny') Majoie werd op 11 juni
1910 te Tilburg geboren als zoon van Samuel Majoie (1873-1963). Hij
studeerde aan het Sint Odulphuslyceum, en werd journalist. In de
jaren vijftig had hij een rubriek in de Nieuwe Tilburgse Courant.
Daarna vertrok hij naar het Spaanse Bilbao. Hij trouwde in 1954 in
Tilburg met Olga
Gonzales de Ubiéta. In 1963 heeft hij aan het Tilburgse
Gemeentearchief zijn autobiografie, een vers over Tilburg, en een
rijmprent 'De Zilveren Band', geschonken. Dit laatste gedicht
schreef hij ter herinnering aan koninginnedag 1962. Zijn pseudoniem
is Jan Triborgh. Hij schreef het boek Paradijs achter de
Pyreneeën en hij vertaalde omstreeks 1970 samen met I.F.G.A.
Woudstra De man op het gele reddingsvlot. En zeven andere
verhalen van Cecil Scott Forester (1899-1966).
GAT, Bevolkingsregister
1921/1939, gezinskaart 32/225; Jaarverslag Gemeentearchief
Tilburg, 1963, p. 7; Encycl. van Noord-Brabant, 3, 1986,
p. 20.
juli 2001
Johnny Majoie schreef onder pseudoniem Voici de
gedichtenbundel Honderd versjes van Voici, 176 blz. (z.j. en
z.pl.; vermoedelijk 1943, Tilburg, uitgeverij Bergmans). De
gedichten spelen in de jaren 30 en 40 veelal in Tilburg en ze werden
eerder gepubliceerd in de Nieuwe Tilburgse Courant.
11 september 2015 - door Ben van de Pol
Johnny Majoie begon onder het pseudoniem Voici zijn lichte verzen in
de Nieuwe Tilburgsche Courant te publiceren op 3 februari
1928, dus als 17-jarige. In totaal publiceerde hij 384 van zulke
bijdragen, soms met grote tussenpozen. In de jaren 1934 t/m 1939 was
slechts 21-maal iets van Voici in de Nieuwe Tilburgsche Courant
te vinden. In 1940, 1941 en 1942 daarentegen was de oogst 163
versjes. Op 4 januari 1943 publiceerde hij nog een nieuwjaarsvers
(nr. 368) en daarna was het heel lang wachten, vermoedelijk vanwege
de oorlog, tot mei 1945. Op 3 mei verscheen het leuke "It's a pitty"
en op 11 mei stond dan het laatste Voici-versje in de krant (nr.
370). In 1948 maakte de dichter een kortstondige comeback onder het
pseudoniem John Palet, met slechts veertien afleveringen.
Voorjaar 1941 werkte Voici mee aan een Bonte Avond voor het
personeel van de Gulden Vlies-sigarenfabriek van de familie Majoie.
Deze werd verzorgd door de toneelafdeling van dit bedrijf. Het was
zo'n groot succes dat de revue een aantal malen herhaald werd. In de
advertenties voor de show werd steeds als publiekstrekker Voici
genoemd. Het Gulden Vlies-revuegezelschap trad ook nog op -
uiteraard met Voici - voor het personeel van enkele textielbedrijven
en de Nieuwe Tilburgsche Courant.
Vanaf 24 oktober 1949 t/m 26 augustus 1960 had Majoie onder het
pseudoniem Jan Triborgh een rubriek, "Dagboek" genaamd, in de
Nieuwe Tilburgse Courant. Begin 1956 schreef hij een serie van 7
columns getiteld "Van onder de (Spaanse) Palmen", ook onder het
pseudoniem Jan Triborgh. Het boek Paradijs achter de Pyreneeën,
over Spanje, verscheen onder zijn eigen naam. Hij had duidelijk iets
met Spanje en het is dus niet verwonderlijk dat hij met de Spaanse
Olga Gonzales de Ubiéta trouwde en naar Bilbao vertrok.
Tot op heden (september 2015) werd van Majoie's poëzie slechts een
honderdtal gedichten in boekvorm gepubliceerd, en wel in de bundel
Honderd versjes van Voici (Tilburg, ongedateerd, vermoedelijk
circa 1943).
Dat Majoie buiten zijn journalistieke bezigheden ook nog op andere
terreinen actief was, blijkt uit een krantenbericht van 14 oktober
1936. Hierin staat te lezen dat de Rijksbestuurder van Hongarije,
admiraal Horthy, aan Johnny Majoie de Oorlogsherinneringsmedaille
Pro Deo et Patria heeft toegekend. Deze onderscheiding wordt
voornamelijk uitgereikt aan militairen maar ook aan buitenlanders
die zich verdienstelijk hebben gemaakt bij de wederopbouw van het
land. [Ben van de Pol]

In september 2017 verscheen de biografie van John Majoie annex
bloemlezing uit de verzen van Voici. InTilburg-reeks #16, Gianotten
Printed Media.

Het
complete oeuvre van Johnny Majoie op CuBra
Ronald Peeters
Vertaling: Johnny Majoie
Over Paradijs achter de Pyreneeën
Mandos Tzn, Frans (9 juni 2015)

Links, foto: Rees Diepen. Bron: Frans Mandos 1910-1977,
overzichtstentoonstelling in het gemeentehuis van Hilvarenbeek;
gemeente Hilvarenbeek, 1980. Rechts: Geknipt silhouet (1948),
collectie Ronald Peeters.
Franciscus (Frans) Hubertus Wilhelmus Mandos Tzn [Toonzoon] werd in 1910 geboren
in Tilburg. Hij ontwikkelde zich na zijn opleiding aan de voorloper
van de Academie voor Beeldende Vorming tot een productief en
veelzijdig kunstenaar. Hij vervaardigde glas-in-loodramen, vaandels,
wandkleden, monstransen, sculpturen, wandschilderingen,
glasmozaïeken, sierbeton en grafisch werk. Met dat laatste werd hij
bekend met exlibrissen, kaarten en illustraties van boeken, in
tijdschriften als
Brabantia Nostra en Roomsch Leven, en onderwijsboeken als De Meiboom.
Mandos woonde van 1963 tot aan zijn dood in Hilvarenbeek. Tijdens
zijn laatste levensjaren maakte hij vooral olieverfschilderijen en
aquarellen. Hij overleed in Nijmegen in 1977.
Frans Mandos Tzn is bij dit alles een van de meest productieve
Tilburgse boekillustratoren geweest. Vooral in de jaren ’30 van de
vorige eeuw werkte hij samen met Tilburgse auteurs in de
succesvolle ‘Kwartjesreeks’ van uitgeverij Helmond, onder wie
Nor Heerkens en
Hans van Uden. Daarnaast illustreerde hij
tientallen jeugdboeken bij andere uitgeverijen. Na de Tweede
Wereldoorlog werd Frans Mandos een veelgevraagd illustrator van
zangbundels. Frans Mandos is de broer van beeldend kunstenaar
Kees
Mandos. Zijn zus Thea huwde Anton
Eijkens, dichter, schrijver en vader van journalist
Joep Eijkens.

Bibliografie uit WorldCat
Jeugdboeken uit de 'Kwartjesboek'-reeks geïllustreerd door Frans
Mandos Tzn. Bron: Internet 2015.



Speciaal-serie - uitgeverij Helmond


Ed Schilders. Zangbundels, geïllustreerd door Frans
Mandos Tzn





75 jaar bouwen. Van ambacht tot industrie. N.V. Internationale
Bouwcompagnie v/h fa. H. van Heeswijk te Best, 1889-1964 - tekst
van Anton Eijkens en foto's van
Cas Oorthuys (1964)
Bijdrage aan De Engelbewaarder, 1949.

Geïllustreerde kinderboeken in de Kinderbibliotheek, z.u.
[uitgeverij Helmond], z.j.
    

  

Naast deze twee titels in deze serie nog:
De speeldoos van Langelot en Het raadsel van de knotwilg,
waarin ook de tekst van Mandos is.
Pepramoet en zijn helper, met tekst van Rie Beyer.
Exlibrissen
  

Exlibris Anton Eijkens
 

Bron voor
exlibrissen: diverse publicaties (zie de PDFs).

Illustraties uit Tilburg, hoe het groeide (Gemeente Tilburg
1941, Drukkerij Henri
Bergmans)








Illustraties van Frans Mandos Tzn uit een speciale editie van Tilburg, hoe het groeide (Gemeente Tilburg
1941, Drukkerij Henri
Bergmans) voor Wollenstoffenfabriek Triborgh. Deze editie wijkt
af van de 'volkseditie' en heeft met kalligrafie bedrukte flappen
aan het omslag en aparte tekeningen voor Triborgh.





Anton Eijkens over Frans Mandos
Jan Naaijkens over Frans Mandos
H. Gall MSC over Frans en Kees Mandos


Mandos, Hein

Collectie Nettie van de Pol. Rechts: Miep Mandos-Van de Pol.
Henricus Maria Casper Alphonsus ('Hein') Mandos werd op 4 november
1907 te Tilburg geboren. Hij studeerde na de Ruwenberg op Beekvliet
en aan het Sint Odulphuslyceum te Tilburg, vervolgens Nederlands en
geschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Van
1937-1972 was hij leraar Nederlands te Eindhoven. Drs. Hein Mandos
was mede-oprichter van de Heemkundige Studiekring Kempenland en
mede-redacteur, later hoofdredacteur, van Brabants Heem,
redacteur van de Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van
Nederland, mede-oprichter van de Bijdragen tot de Studie van
Brabants Heem en Cultuurhistorische Verkenningen in de Kempen,
redacteur van de Katholieke Encyclopedie, Onze Taaltuin
en het Historisch Tijdschrift. Hij werkte mee aan de boeken
Het Nieuwe Brabant ('s-Hertogenbosch, 1952-1955), Land van
Dommel en Aa (Eindhoven, 1947) en De Acht Zaligheden. De oude
kern van de Kempen (Oisterwijk, 1971). In 1955 schreef hij het
artikel 'Folkloristische verkenningen in Tilburg's verleden' voor de
bundel Van heidorp tot industriestad (Tilburg, Henri
Bergmans). Hij heeft vele publikaties op zijn naam staan, onder
andere over Oostbrabantse spreekwoorden.
Na zijn dood bewerkte zijn weduwe M. Mandos-Van de Pol zijn
nagelaten manuscript met ruim 6000 spreekwoorden tot het, ook voor
Tilburg belangrijke, boek De Brabantse spreekwoorden (Waalre,
Hein Mandosstichting, 1988). Zijn spreekwoordenarchief is sinds 1985
ondergebracht in de Hein Mandosstichting. Hein Mandos overleed op 6
december 1978 te Geldrop.
Encycl. van Noord-Brabant,
3, 1986, p. 23-24; GAT, Collectie bidprentjes.
juli 2001: De vierde druk van De Brabantse spreekwoorden
(1992) is sterk verbeterd en uitgebreid. Miep Mandos ontving op
4-11-1992 de legpenning van Brabants Heem. Zie: HN van
20-10-1992 en 5-11-1992.

Ronald Peeters


PDF van De
Brabantse Spreekwoorden (met dank aan de Hein Mandos Stichting)

In memoriam Uri Nooteboom door Hein Mandos
http://www.cubra.nl/mandos/index.htm
Mandos, Kees
(26 juli 2015)

Cornelius (Kees) Antonius Maria Mandos (Tilburg 1913 – Tilburg 2001)
was de broer van Frans Mandos Tzn
[Toonzoon]. Na zijn opleiding aan de voorloper van de Academie voor
Beeldende Vorming (1927-1932) ontwikkelde hij zich tot een
productief en veelzijdig kunstenaar. Hij maakte vooral versieringen
voor interieurs, zoals wandschilderingen voor kerken,
gevelmozaïeken, glas-in-loodramen, en wandschilderingen. Mandos was
ook illustrator van kinderboeken en katholieke bladen als
Brabantia Nostra, De
Engelbewaarder en De Meiboom. In 1946 illustreerde en
kalligrafeerde hij het gedenkboek Rijmkroniek van Tilburg, het
Hart von Brabant, geschreven door zijn zwager
Anton Eijkens, van wie hij ook
Rondom de Toren illustreerde. Net als zijn broer Frans
illustreerde hij ook voor de zogenaamde 'kwartjesboeken', zij het
incidenteel. Een bijzondere opdracht betrof het kalligraferen van
een boek met daarin de namen van Tilburgers die tijdens de Tweede
Wereldoorlog waren omgekomen. Dit boek lag in de Kapel O.L. Vrouw
ter Nood, maar werd gestolen. Kees Koster maakte een nieuwe versie
van het boek, waarvan elke dag een pagina wordt omgeslagen om de
doden te herdenken.

Ed Schilders

'Kwartjesboek' van Tonny Frank (pseudoniem van de Tilburgs-Goirlese
schrijver Hans van Uden).

Rijmkroniek van Tilburg, de geschiedenis en de volledige inhoud.


Illustratie uit Rondom de Toren.
Bijdragen aan De Engelbewaarder, 1950.


 
De Engelbewaarder, jaargang 1958.
C.B.M.C. Zegveld

Frans en Kees Mandos



Exlibris Gerard Eijkens, de broer van
Anton Eijkens.
Regionaal Archief Tilburg - Kleingrafiek (houtsnedes)



Bibliografie boekillustraties
Jeroen Ketelaars over Kees Mandos
H. Gall MSC over Frans en Kees Mandos
Marcelis, Theo
Theo Marcelis werd op 15 december 1958 te Tilburg geboren. Hij
studeerde op het gymnasium van het Mill-Hill College te Goirle en
aan de Rijksarchiefschool te Utrecht. Hij woont thans in Zwolle waar
hij als archiefambtenaar verbonden is aan de provinciale
archiefinspectie aldaar. Theo Marcelis publiceert sinds 1979
gedichten en geeft deze in eigen beheer traditioneel als kerst- en
nieuwjaarswens uit voor eigen kennissenkring. Tot nu toe verschenen
de bundels Gedachten van een dromer (Tilburg, 1979),
Schrik niet (Tilburg, 1980), Drijfhout (Tilburg, 1981),
'K zè oe nie vergete (Tilburg, 1982), Met een knipoog naar
't verleden (Zwolle, 1984), De engelbewaarder (Zwolle,
1985) en Het Kind in ons (Zwolle, 1990) en In liefde
geborgen (Zwolle, 1991).
Marck, Jacques van der
Jacobus Joannes Nicolaas Maria ('Jacques') van der Marck werd
geboren te Tilburg op 23 december 1880 als zoon van de uit Grave
afkomstige Franciscus Paulus Maria van der Marck (1854-1911) en
Maria van Avezaath. Zijn vader was aanvankelijk commies ter
secretarie en later gemeentesecretaris van Tilburg. Deze was in 1879
redacteur van het Adresboek voor Tilburg. De familie Van der Marck
woonde in de Tuinstraat 92 en na 1915 aan de Bredaseweg 219i.
Jacques van der Marck werd journalist. Hij trouwde in 1919 met
Wilhelmina Voskens en ging in de Schaepmanstraat 7 wonen.
In 1918 publiceerde hij in Het Nieuwsblad van het Zuiden een
onvolledige bewerking van de Cronique van hetgeen in en om
Tilburg is voorgevallen van 1774-1851 aangetekend door L. de Lelie
en J.B. de Beer onder de titel Uit het dagboek van een
Tilburger. Er werd ook een overdruk van deze artikelenreeks
uitgegeven. Eveneens in hetzelfde jaar publiceerde hij het fraaie
Gedenkboek der 'Nieuwe Koninklijke Harmonie' van Tilburg bij
gelegenheid van haar vijf-en-zeventig-jarig bestaan (Tilburg,
1918). Op 19 april 1921 vertrok hij met zijn gezin naar Venlo. Van
der Marck is op 19 januari 1940 in Breda overleden.
GAT, Bevolkingsregisters
1880/1890, deel 20 fol. 39 en 291; 1890/1900, deel 27 fol. 183;
1910/1920, deel 45 fol. 152 en deel 86 fol. 142; 1921/1939,
gezinskaart 66/142; GAT, Collectie bidprentjes.
Ronald Peeters (boven) & Regionaal Archief Tilburg


Marshall, Joseph (12 november 2015)
Over de Engelsman Joseph Marshall is nauwelijks meer bekend dan dat
hij in de tweede helft van de achttiende eeuw lange reizen ondernam
door een groot deel van Europa, en dat hij daarvan verslag deed in
twee reisboeken: Travels through Holland, Flanders, Germany,
Denmark, Sweden, Lapland, Russia, the Ukraine & Poland in the years
1768, 1769, & 1770, London, J. Almon, 1772, 3 delen; Travels
through France and Spain, in the years 1770 and 1771 In which is
particularly minuted, the present state of those countries,
respecting the agriculture, population… Londen (?) George
Corrall, 1776.
Marshall had vooral belangstelling voor de omstandigheden en de
bijzonderheden van de landbouw zoals hij die op zijn reizen aantrof.
Op zijn reis door Nederland maakt hij daarom apart een omweg langs
Tilburg. Hij heeft vernomen dat zich daar een bijzonder goed
geslaagde ontginning van woeste heidegronden heeft voltrokken, en
daar wil Marshall het zijne en het fijne van weten. Het betreft de
ontginningen die in de huidige Reeshof werden ondernomen door
Charles Rey de Carle, een oud-kolonel uit het leger van de
Republiek. Rey de Carle was, na veel politiek en juridisch
getouwtrek eigenaar geworden van een groot areaal heidegrond dat tot
dan toe tot de ‘gemene gronden’ ofwel ‘de gemeint’ van Tilburg
behoorde. Daar vestigde hij zijn boerderij, die snel uitgroeide tot
een aanzienlijke hoeve. Deze vestiging en exploitatie worden
beschouwd als het begin van de Reeshof, ‘Rey’s hoeve’.
De juridische perikelen omtrent dit alles waren reeds bekend en ook
is het duidelijk dat Rey’s onderneming aanvankelijk zeer succesvol
was in de transformatie van vrijwel nutteloze heidegrond tot een
rendabel gemengd bedrijf. In het eerste deel van Marshalls
Travels through Holland laat de auteur ons echter persoonlijk
kennismaken met Kapitein Rey, bijna op een journalistieke wijze,
tien pagina’s lang. Marshall beschrijft in grote lijnen de
boerenhofstede, de opstallen en de landerijen. Rey komt tot leven
doordat Marshall hem woordelijk citeert over zijn successen,
mislukkingen, en uitdagingen. Marshall ziet in de onderneming een
lichtend voorbeeld. Terloops lezen we hoe Rey’s hoeve was ingedeeld,
dat hij daar een sobere huishouding voerde, en dat hij hoge waarde
hechtte aan het aandeel dat de nieuwe bewoners van ‘Rey’s hoeve’,
zijn ‘werknemers’, leverden aan het succes van deze tot dan toe
ongebruikelijke manier van ondernemen en investeren.
Marshalls tekst is een uniek oor- en ooggetuigenverslag met
betrekking tot een bijzonder stukje geschiedenis uit de ontwikkeling
van Tilburg.

• J.N. Jacobsen Jensen, Reizigers te Amsterdam,
Genootschap Amstelodanum, Amsterdam 1919.
•
Weijters, C, 'De
Reijshof onder Tilburg, een vergane grootheid', HB 1(5)
(1970) 1-26. Ook verschenen als separate overdruk.
• Cock Gorisse et al., Tilburg Stad met een levend
verleden, Regionaal Historisch Centrum Tilburg, 2001.
•
Ronald Peeters, Een
Tilburgse kaart nader bekeken, Stadsmuseum Tilburg, 2011.
• Gerard van Leyborgh [Lambert
de Wijs] , ‘Historische Sprokkelingen 1’, Nieuwe Tilburgsche
Courant - 5 maart 1927.
•
Pierre van Beek,
‘De Reijshof onder Tilburg een vergane grootheid’, Het Nieuwsblad
van het Zuiden, 20 november 1970.
De vertaling van Marshalls ontmoeting met Kapitein Rey door Ed
Schilders.
Kapitein Rey de Carle aan het woord
Toen ik hier kwam, trof ik niets anders aan dan bosschages,
varens, en ruigte…
Eerst bouwde ik dit huis voor de helft en daar woonde ik
terwijl al het andere werk werd ondernomen.
Ik begon met een span paarden en een juk ossen waarmee ik
een perceel van vier hectare omploegde.
Als ik beter geoefend zou zijn geweest in de landbouw zou ik
de problemen die ik tegenkwam beter het hoofd hebben kunnen
bieden.
Bij gebrek aan ervaring maakte ik in het begin van mijn
onderneming fouten, omdat ik veel te graag winst wilde
maken.
Omdat de grond ook zanderig was, had ik veel moeite om de
afrasteringen te maken.
Dit jaar heb ik drie koeien gekocht en ik begon mezelf te
beschouwen als een aanzienlijke boer.
Gewone weidegrond vereist een rijke bodem, en daarom koos ik
voor vervangers. Ik probeerde het met luzerne, esparcette,
rode en witte klaver, spurrie, etc.
In het wintervoer voor mijn vee voorzag ik voornamelijk met
rapen en wortelen.
Ik geef u goed brood, goed bier, goede wijn, en goede kaas.
Voor al het overige doe ik geen moeite.
|
PDF van de
originele tekst.
Bron: Archive.org


Coll. Dr. Francisco Tudela van Breugel Douglas, Lima, Peru.

Olieverfschilderij ‘De Rey’s Hof’ van J. Vrijmoet, 1787.
Links, bij het paard, staat kapitein Rey de Carle.

Dit schilderij ook in: Ronald
Peeters, Een Tilburgse kaart nader bekeken, Stadsmuseum
Tilburg, 2011.
Brabants Historisch Informatiecentrum

Detail uit een manuscriptkaart van Hendrik Verhees, 1791.
Regionaal Archief Tilburg

Kaart van het gebied dat wij nu Reeshof noemen uit 1831. De
hoogtijdagen van 'Rey's Hof' zijn dan al voorbij, maar dat de
begroeiing van dat gebied afwijkt van de omgeving is hier nog zeer
goed te zien.


Foto: Ronald Peeters
Mayer-Roos, Anita
Scholengemeenschap Koning Willem II
Anita Roos werd op 3 juli 1925 in het Duitse Barmen geboren. In
september 1933 kwam zij met haar ouders vanuit Wuppertal-Barmen in
Tilburg aan de Nieuwe Bosscheweg 94 wonen. Van 1938 tot 1941 zat zij
op de Rijks-HBS Koning Willem II.
Zij is later naar Canada geëmigreerd en trouwde met Mayer. In 1981
publiceerde zij bij de Oberon Press in Ontario het indringende
autobiografische boek One who came back, dat in hetzelfde
jaar door Renate Wongtschowski in het Nederlands werd vertaald onder
de titel Als ik Hitler maar kan overleven (Nieuwkoop, Heuff,
1981). Het verhaal begint met de avond waarop zij met nog elf
anderen, waaronder haar broer en haar ouders, door de Duitsers wordt
opgepakt op hun onderduikadres bij de familie Van Bebber in de
Korenbloemstraat 137 te Tilburg. Het is 2 augustus 1944:
In Tilburg gold al enige tijd een avondklok
na tien uur, dus was iedere auto die na die tijd door de
Korenbloemstraat reed, verdacht. We hadden een zesde zintuig
ontwikkeld voor alles wat ongewoon leek en toen we die avond
in augustus een auto hoorden, gluurde mijn broer Bernd door
de verduisteringsgordijnen van de voorkamer op de tweede
verdieping die wij samen deelden, en zei kalm maar hard,
zodat iedereen in huis het kon horen: 'Ze komen ons halen'. |
Anita Roos beschrijft in een hartverscheurend relaas de verdere
lotgevallen van haar familie, haar verblijf in enkele
concentratiekampen en uiteindelijk haar terugkeer naar Tilburg in
juni 1945:
De trein naderde Tilburg en ik zag bekende punten. Een van de
eerste was de Sacramentskerk, die vrij ernstig beschadigd leek. Ik
werd me er daardoor van bewust dat alles en iedereen littekens had
opgelopen in deze afschuwelijke oorlog.[...]
[Zij ging naar het huis van haar vriendin Doortje Evertse.]
Mevrouw Evertse deed de deur open en zei: 'Hallo Anita', alsof ze
me de vorige dag nog gezien had. 'Kijk Doortje, wie hier is.'
Doortje kwam snel naar de deur gerend. 'O, gelukkig, je bent weer
terug. O, wat ben je mager', riep ze. 'Ben jij de enige die is
teruggekomen ?' Ik keek over Doortjes schouder de lege woonkamer in
en zei een beetje moeilijk: 'Ik denk het wel.'
|
H. Franssen e.a., Jaren van voorzichtig beleid
1866-1991. De huidige Rijksscholengemeenschap Koning Willem II 125
jaar in Tilburg, Tilburg, 1990, p. 78-82; GAT,
Bevolkingsregister 1921/1939, gezinskaart 66/385.

Ronald Peeters (links) - internet - dr. M.C. van der Plas,
Oegstgeest (onder).


Rechts Anita Roos en naast haar Helga
Deen, padvindsters in Tilburg 1935.
Mbanga, Wilf (28 juli 2015 & 1
november 2015)

Ed Schilders
Wilf
Mbanga (1947) was de eerste schrijver die in Tilburg gastvrijheid
genoot van de Stichting Vrijplaats Tilburg. Dat was in 2003. Zijn
eenjarig verblijf in Tilburg vond plaats in het kader van
'Vrijplaats Tilburg', een concept dat bedacht werd door
Afshin Ellian.
Mbanga was voor die tijd in Zimbabwe de gerespecteerde
hoofdredacteur van het dagblad The Daily News. Deze krant
viel in ongenade nadat zijn vriend Mugabe zich ontpopte tot
dictator. Mbanga werd tot persona non grata uitgeroepen en
ontvluchtte het land.
In
Tilburg maakte Mbanga zich snel zeer geliefd met zijn columns in het
Brabants Dagblad/Tilburg Plus, waarin hij vanuit zijn woning
in de Piusstraat berichtte over zijn 'cultuurschok'. Deze columns
werden gebundeld in Standplaats Tilburg (kit
Publishers, Amsterdam). Met zijn echtgenote Trish werkte hij
in Tilburg aan de roman Seretse and Ruth, die verscheen in
2005 . Na afloop van hun Tilburgse jaar vertrok het echtpaar naar
Engeland, waar het op 11 februari 2005 het eerste nummer van het
onafhankelijke nieuwsblad The Zimbabwean het licht deed
zien. Het weekblad verscheen ononderbroken tot en met oktober 2015. Op dit
moment wordt beraadslaagd over een mogelijke voortzetting.
Na afloop van Mbanga's verblijf in Tilburg slaagde de Stichting
Vrijplaats Tilburg er niet in een opvolger te vinden in een wereld
die vol is met bedreigde journalisten, schrijvers, dichters en
cartoonisten. 

Wilf Mbanga hapt haring in een Tilburgs volkscafé op de
afscheidsavond van zijn vertrek uit Tilburg. Foto: Ed Schilders.

Ed Schilders

Paul Bogaert

Alle hoofdredactionele
commentaren van Wilf Mbanga uit The Zimbawean op CuBra.
Meelis, Edmond
(ook Melis)
Regionaal Archief Tilburg
Edmundus Hubertus ('Edmond') Meelis werd op 22 mei 1856 te Tilburg
geboren als zoon van Gerardus Meelis en Adriana Cornelia Blaisse.
Hij trouwde met Clara Maria de Ruyter (geb. 24 april 1860 te Breda).
In 1907 vierde hij zijn zilveren ambtsjubileum als hoofdcommies ter
gemeentesecretarie van Tilburg. Van 1891 tot aan zijn dood in 1910
was hij amanuensis van het College van Regenten over de Armen. In
augustus 1882 volgde hij Joannes Vrancken op als redacteur van de
Tilburgsche Courant. Onder het pseudoniem E. van Lindeburg
schreef hij in de Tilburgsche Courant in 1887 en 1888
Verspreide stukken uit de geschiedenis van Tilburg. Edmond
Meelis schijnt in 1892 door A.J. Bos, die meesterknecht was bij
uitgever Luijten, uit de redactie te zijn gewerkt.
Zijn belangrijkste publikatie is het boek Uit Tilburg's verleden.
Losse schetsen uit de geschiedenis van Tilburg, dat circa 1900
uitgegeven werd door drukkerij W. Bergmans te Tilburg. Meelis was
ook lid van het kerkbestuur van de parochie St. Anna en hij werd
begiftigd met de erekruizen Pro Ecclesia et
Pontifice en Bene
Merenti. Hij overleed op 17 november 1910 te Tilburg. In 1987 werd
in de wijk Hasselt het Edmond Meeliserf naar hem genoemd.
GAT, Bevolkingsregisters
1870/1880, deel 16 fol. 5 en 1910/1920, deel 2 fol. 37; De Prins van
28-7-1907; drs. W.J. Pouwelse en dr. F.J.M. van Puijenbroek,
'Kranten in Tilburg', in: De Lindeboom, III/IV, 1979-1980, p.
153; G. Kobes, Inventaris van het archief van het Burgerlijk
Armbestuur te Tilburg 1804-1947 (1950), Tilburg, 1986, p. 19;
Ronald Peeters, De straten van Tilburg, Tilburg, 1987, p.
106.
4 december 2015
In de publicatie 'De intocht van erfstadhouder prins Willem V in
Tilburg in 1766 - “De leugen van Meelis”' toont John van Erve aan
dat Meelis in ieder geval de gebeurtenissen in het vierde hoofdstuk
van Losse schetsen, dat over die intocht handelt, volledig
verzonnen heeft. Een dergelijk geval van geschiedvervalsing geeft
uiteraard ook te denken wat betreft de historische betrouwbaarheid
van de overige hoofdstukken.
Voor het artikel van Van Erve op CuBra:
klik hier.
Ronald Peeters
Edmond Meelis - Uit Tilburg's verleden


Melis, Jacques
(28 mei 2015)

Bron: Lectuur Repertorium
Jacques
Adriën Louis Edmond Melis werd in Tilburg geboren op 20 april 1889.
Hij was een zoon van Edmond Me(e)lis
(zie hierboven), staat bekend als ‘journalist’, en verbleef
waarschijnlijk enige jaren in Nederlands-Indië, gezien de titels van
zijn romans uit de jaren ’40:
- Melis,
J. (1937). Olga Lorelei: Roman uit de filmwereld. Maastricht:
Leiter-Nypels.
Melis,
J. (1948). De zaal der zuchten: Tragi-comische herinneringen uit
veelbewogen jaren. Den Haag: "Boek en periodiek".
Melis,
J. (1949). De taipans van Shanghai. Den Haag: N.V. "Boek en
Periodiek".
Melis,
J. (1949). "Pension Bandoeng": Een tropische symphonie.
's-Gravenhage: W.P. van Stockum.


Bron: Internet.

Ed Schilders: De Taipans van
Shanghai
Olga Lorelei
… in prettigen toon en jachtig tempo, een luchtig,
oppervlakkig
verhaal, dat ondanks de opgestapelde onwaarschijnlijkheden
den lezer toch vasthoudt ; goede ontspanningslectuur.
Lectuur Repertorium
Wie veronderstellen zou dat deze
„roman uit de filmwereld" binnenvoert in het heiligdom waar
de films gemaakt worden, waar de schijnwerpers flitsen en de
commando's van den regisseur de aarde doen beven, vergist
zich een weinig. Dit geestig met een overstelpende
woordenvloed geschreven
verhaal vertelt van twee verarmde aristocratische jonge
meisjes, zusters, die in een provinciestadje een modehuis
drijven en daar allerlei complimenten en hatelijkheden van
haar clientele moeten slikken. Zij krijgen een legaat en de
jongste (zij schelen tien jaar in leeftijd) neemt het
besluit om de zaak te sluiten en naar Parijs en de Riviera
te gaan. In een van de duurste hotels stappen zij of en Jane
wordt voor een flimsier aangezien, die daar dien dag
verwacht wordt, hetgeen zij zich Iaat aanleunen. Terugkeer
op den ingeslagen weg, is dan niet meer mogelijk, de zusters
moeten het spel volhouden. Er volgt een reeks van uitbundige
situaties, die even uitbundig beschreven worden.
Verslaggevers, filmmagnaten worden door den schrijver in 't
ooitje genomen en zijn heldinnen komen in alle opzichten als
sprookjesprinsessen met rijkdom en prinsen van haar escapade
op den beganen grond terug. Zoo is deze „roman uit de
filmwereld" een prettig en aangenaam boek voor groote
menschen.
Boekenschouw 1937
Je moet geen acht slaan op een
onmogelijkheid meer of minder. 't Tempo is er ; de vààrt
gaat onverzwakt heel dat werk door ; de luchtige, prettige —
natuurlijk ook zeer oppervlakkige — toon van 't geheel houdt
je geboeid. Ontspanningslectuur van- goede categorie. 't
Verhaal ? Jane en Mara hebben 'n modezaakje in 'n kleine
Hollandsche stad. Jane is de « ondernemende » ; Mara, de «
zaakgetrouwe ». Er komt 'n erfdeel binnenvallen. Tante Gerry
heeft 't goed idee gehad, ten gepasten tijde dood te gaan.
Mét dat erfdeel kent Jane's ondernemingsdurf geen grenzen.
De twee zusters hebben te lange jaren van haar jeugd in dat
nest gekwijnd ; nu gaan zij naar Parijs. Koopen met tante's
duiten een two-seater ; tooien zich met de zijde en 't bont
der kliënteel (freule Zus en barones Zoo) en rollen 't
avontuur tegemoet. Te Parijs komt dit avontuur ook dadelijk
op de proppen. In 't hotel waar zij logeren wordt juist 'n
geweldig-befaamde filmster verwacht : Olga Lorelei. Die is
aangekondigd als zullende arriveeren in 'n two-seater, zij
en haar secretaresse. All right. Jane heeft 'n plotse
inspiratie. Zij zal die Olga zijn, en Mara wordt de
geïmproviseerde gezelschapsdame. Verwikkelingen naar 't
bekend recept. Laat ik bondig zijn : Zij vinden beiden
fortuin + 'n man + 'n kasteel + de Rivièra, en wat al meer.
't Verhaal is gek genoeg om ons de realiteit van 't leven
voor 'n uur te doen vergeten. En dat is ook wel eens noodig.
Jacques Melis lijkt me geknipt voor dat soort « romans >.
Zijn Olga Lorelei zal succes hebben.
Boekengids 1938 |
De zaal der zuchten
Behalve een prettig doch oppervlakkig ontspanningsverhaal en
een paar tropische romans met sociaal-koloniale inslag,
schreef hij een goed getypeerd verhaal over het bewogen
leven in een Ned. ziekenhuis tijdens de laatste maanden der
bezetting.
Lectuur Repertorium
Tragi-comische herinneringen uit veelbewogen jaren. Geïll.
met penteken. dr Menno van Meeteren. De auteur verhaalt hier
het zwaar-beroerde leven in het ziekenhuis, zoals het vaak
in hoogspanning waaide en draaide tijdens de bezettingsjaren
tot onmiddellijk vóór de bevrijding. Zelf heeft hij het acht
maanden meegemaakt. Het is dan ook naar de werkelijkheid en
de waarheid getekend. Dáár werd geleden en gelachen,
geopereerd en geïntrigeerd, verraden, geflirt en gevochten.
Daar zaten verborgen Joden en onderduikers. Humor zat naast
smart, honger naast offer. Aangrijpend beschrijft hij den
naren nacht van een bombardementsaanval. Mooi zet hij in
reliëf het edel werk van dokters, verplegers en
verpleegsters, prachtmensen van kunde, offer en verzet. Dan
trilt in zijn verhaal een warme toon door van mooie
menselijkheid. Enkele figuren zijn flink getekend. De
voorstelling is christelijk geïnspireerd. Mooie verluchting.
A. VAN DEN DRIES, PR.
Boekengids
1949 |
De Taipans van Shanghai
Een boeiende, historisch-gesitueerde avonturenroman, waarin
op indrukwekkende wijze de strijd geschetst wordt tussen de
Oosterse geldmagnaten (taipans) en de Westerse belangen der
internationale concessiebonzen te Shanghai. Op scherpe wijze
wordt het conflict belicht tussen de Oosterse en de Westerse
ziel. Hoofdpersoon is een avonturier met idealistische
bezieling. De sombere, geheimzinnige sfeer van het Oosten
verleent romantische spanning van dit goed-geschreven
verhaal.
Boekengids
1949 |
Pension Bandoeng
Dit boek is een pleidooi voor een krachtig handhaven van een
streng gezag in Indië, dat voor land en volk zo zegenrijk is
geweest en een felle aanklacht tegen de Hollandse ethici,
die in de jaren rond 1933 een « Indië los van Holland>>
propageerden. Jammer, dat de schrijver in zijn roman zoveel
excentrieke personen laat optreden, waardoor de lezer wel
een zeer verwrongen beeld te zien krijgt van het leven der
Nederlanders in het vooroorlogse Indië.
Boekengids
1950 |
Mèn Tilburg

Ronald Peeters
Ter gelegenheid van het derde lustrum van het Komitee Boekenweek
Tilburg in 1979, waarin de Tilburgse boekverkopers, de Openbare
Biblioteek en het Kultureel Sentrum samenwerkten, werd het boekje
Mèn Tilburg uitgegeven. In deze bundel zijn een veertigtal
gedichten en korte verhalen opgenomen van Tilburgers en
oud-Tilburgers. Alle inzendingen hadden iets met Tilburg te maken.
NvhZ 7-4-1979.
|
Meuwese
M.S.C.,
p. Cees
Pater Cornelius Josephus Johannes Maria Meuwese M.S.C., geboren op
23 november 1906 te Tilburg, werd op 10 augustus 1933 tot priester
gewijd en vertrok in 1934 als missionaris van het H. Hart naar de
missie van Zuid-Irian Jaya (Nieuw-Guinea). Hij was eerst
tweeën-eenhalf jaar in Babo werkzaam en hij werd in 1937 benoemd in
het Mappi-gebied, van waaruit hij verschillende verkenningstochten
maakte. Op 4 september 1948 ontdekte hij samen met pater Jan
Verschueren M.S.C. een nieuwe rivier, die op 6 september 1948, de
dag van de kroning van koningin Juliana, door de Nederlandse
regering werd erkend en voortaan Koningin Julianarivier werd
genoemd. Pater Cees Meuwese werkte 24 jaar onder de papoea's als
missionaris en als ontdekkingsreiziger en etnograaf. Hierover gaf
hij vele lezingen en hij publiceerde er een aantal artikelen over in
de Annalen van het Missiehuis Tilburg, in de Katholieke
Illustratie, in Elseviers-weekblad en in Edele Brabant.
Samen met pater Verschueren schreef hij het boek Nieuw Guinea uw
naam is wildernis (Bussum, Brand, 1950), zo meldt het titelblad.
Volgens Van Baal is Verschueren echter de eigenlijke schrijver
geweest.
Hij overleed op 26 november 1978 te Tilburg.
GAT,
Bevolkingsregister 1910/1920, deel 83 fol. 100; GAT,
Collectie bidprentjes; Onze eigen cultuur, Tilburg, uitg. van
de Culturele Dienst, 1949, p. 49-50; prof. dr. J. van Baal, 'In
memoriam Pater Jan Verschueren', in: De Brug (extern
contactblad M.S.C.), december 1970, p. 22-29.
Ronald Peeters

Michel, K.

K. Michel is het pseudoniem voor de op 13 augustus 1958 te Tilburg
geboren Michael Maria ('Michel') Kuijpers. Hij studeerde aan het
Sint Odulphuslyceum en daarna vanaf 1978 filosofie in Groningen en
Amsterdam. Na zijn studie gaf hij samen met Arjen Duinker de
literaire circulaire AapNootMies uit. K. Michel publiceerde
de gedichtenbundel Ja! Naakt als de stenen (Amsterdam,
Meulenhoff, 1989) en de bundel Tingeling (Amsterdam,
Stichting Perdu, 1989), een verzameling prozastukjes en gedichten.
Hij werkte mee aan de bundel Openbaringen. Zeventien jonge
dichters over het cruciale gedicht (Amsterdam, Stichting Perdu,
1989). In 1990 verscheen zijn uit het Spaans vertaalde keuze van
gedichten van de Mexicaanse letterkundige Octavio Paz onder de titel
Het vuur van iedere dag (Amsterdam, Meulenhoff).
K. Michel was een van de vijf genomineerde debuterende dichters voor
de C. Buddingh'-prijs, die in juni 1990 op de slotavond van Poetry
International zou worden uitgereikt (overigens gewonnen door Nachoem
M. Wijnberg). Thans woont hij in Amsterdam en geeft daar het
tijdschrift Ouistiti uit.
De Volkskrant van
29-10-1989; Vrij Nederland van 1-7-1989; Het Parool
van 21-9-1989 en 11-8-1990; NRC Handelsblad van 22-6-1990.

Michels, prof. dr. L.C.

Katholiek Documentatiecentrum Nijmegen

Foto: Joost op 't Hoog
Leonardus Cornelius Michels werd op 23 oktober 1887 te Schijndel
geboren. Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde te Utrecht
(doctoraal in 1913), was twee jaar leraar te Rolduc en van 1915-1946
docent Nederlands aan de R.K. Leergangen te Tilburg. Daar werd hij
redacteur van het door dr. H. Moller gestichte Tijdschrift voor
taal en letteren (1913-1941). Vanaf 1932 was hij bestuurslid en
van 1933-1942 voorzitter van de R.K. Openbare Leeszaal in Tilburg.
Michels was van 1918-1946 ook leraar Nederlands en geschiedenis aan
het Tilburgse Sint Odulphuslyceum. Hij publiceerde proza en
gedichten in enkele tijdschriften, onder meer in Brabantia Nostra,
onder het pseudoniem Keye. Hij is vooral bekend geworden door zijn
korte, epigrammatische gedicht. Enkele daarvan zijn op openbare
plaatsen in Noord-Brabant te lezen, bijvoorbeeld op het
verzetsmonument te 's-Hertogenbosch en op de gebrandschilderde ramen
van het paleis-raadhuis te Tilburg (van Joep Nicolas, 1936).
Zijn Tilburgse vriend prof. dr. Frans van der Ven gaf op zijn
bibliofiele Brandon Pers in 1973 een keuze uit zijn gedichten uit
onder de titel Vertere seria ludo. Deze bundel werd in 1976
herdrukt door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en
Wetenschappen te 's-Hertogenbosch. Vanaf 1913 publiceerde hij vele
artikelen van taalkundige en filologische aard. Bij Boekhandel Henri
Bergmans verschenen zijn redevoeringen Joannes Stalpart van der
Wiele (Tilburg, 1931) en Recht van spreken (Tilburg,
1936) en bij Boekhandel Triborgh In de ban van het woord
(Tilburg, 1938). In 1954 publiceerde hij de vondst van een Oud
lied van minne in het Tilburgse gemeentearchief (Volkskunde,
jrg. 55, p. 107-109).
Michels promoveerde in 1941 te Nijmegen op het proefschrift
Bijdrage tot het onderzoek van Vondel's werken (Nijmegen, Dekker
& Van de Vegt, 1941). In de Zwolse reeks van taal- en
letterkundige studies verschenen de boeken Stoffen uit de
Middeleeuwen (1957), Stoffen uit de 16e en 17e eeuw
(1958), Stoffen uit Vondels werk (1961) en Stoffen van
verscheiden aard (1964). Deze boeken bevatten artikelen die door
toedoen van zijn oud-leerling, later vriend en collega Willem
Asselbergs (Anton van Duinkerken), in vier delen gebundeld werden
onder de titel Filologische opstellen (Zwolle, 1957-1964).
Van Duinkerken schreef over Michels en de R.K. Leergangen in zijn
Brabantse herinneringen (1964). Van 1946-1958 was Michels
hoogleraar in de Nederlandse en Indogermaanse - en aanvankelijk ook
algemene - taalkunde. Hij zat onder meer in de commissie van
bijstand voor het Woordenboek der Nederlandsche taal en in de
commissie van de Woordenlijst van de Nederlande taal
('s-Gravenhage, 1954), het bekende 'groene boekje'. Bij zijn
afscheid als hoogleraar op 30 mei 1958, werd de bundel opstellen
Uit de school van Michels aan hem aangeboden. Prof. dr. L.C.
Michels overleed op 20 juni 1984 te Ubbergen.
Dr. J.A. Bornewasser, Vijftig jaar Katholieke
Leergangen 1912-1962, Tilburg, 1962; Gedenkboek
Sint-Odulphuslyceum 1899-1974, Tilburg, 1974; M.C.A. van der
Heijden in Biografisch woordenboek van Nederland, deel III,
's-Gravenhage, 1989, p. 414-415.

Ronald Peeters

De wapenarend; Tekening Luc van Hoek; 1937



L.C. Michels - Een scholierlijk tweegesprek - scherts over Frans
Siemer
-
Anton van Duinkerken over de Katholieke Leergangen, L. C. Michels,
en de Siemer
-
Anton van Duinkerken
over
Keye = L. C. Michels (Roeping, 1957, jrg.34)
Mikkers, Jasper
Jasper Mikkers
Jasper Jacobus Johannes Maria Mikkers werd op 3 juni 1948 in Oerle,
gemeente Veldhoven, geboren. Hij zat in Oosterhout op het St.
Oelbergtgymnasium en studeerde daarna rechten (kandidaats) in
Tilburg en Nederlands MO-A. Sinds 1968 is hij in Tilburg woonachtig.
Jasper Mikkers debuteerde in 1974 onder het pseudoniem Tymen Trolsky
met de roman Hyacintha en Pasceline (Amsterdam, De Bezige
Bij). Bij dezelfde uitgever verschenen nog onder zijn pseudoniem de
gedichtenbundels Liederen van Weemoed, Wanhoop en Waanzin
(1974) en Indiase Liederen (1974), de verhalenbundel
Aliesje (1975) en de gedichtenbundel Zwarte Liederen
(1976). Het korte verhaal De eeuwige dood en de
gedichtenreeks Kwatrijnen voor Aliesje werden gepubliceerd in de literaire
bundel Het Hoogsteschoolwoord, ter gelegenheid van het tiende
lustrum in 1977 van de Katholieke Hogeschool te Tilburg. In 1978
verscheen als nr. 1 van de Van-poëziereeks te Amsterdam de bundel
Indonesische Gedichten.
Als romanschrijver/dichter kreeg hij landelijke bekendheid, zeker
ook nadat hij in Maatstaf met twee artikelen Ober, Afrekenen!!!
zijn letterkundige standpunten bekendmaakte en omdat vrijwel
niemand in Nederland toen de ware identiteit van Tymen Trolsky
kende. Was het W.F. Hermans, R. Kousbroek, G. Komrij of M. Ros?
Trolsky's vriend de Tilburger Jace van de Ven maakte de verwarring
nog groter door als Trolsky op te treden. In 1976 maakte Jasper
Mikkers zich als de echte 'Trolsky' bekend.
In 1979 werd door de Brandon Pers in Tilburg zijn gedichtenbundel
Kwatrijnen in een oplage van 130 exemplaren uitgegeven. Deze
bundel werd in 1980 in offset herdrukt door Boekhandel Gianotten in
Tilburg. Onder het pseudoniem Artur Raven publiceerde hij gedichten
in o.a. De Revisor (1988, 1990) en in Raster (1988).
De Tilburgse Stichting J.H. Leopold gaf in 1981 zijn
poëzie-vertaalproject Zeg luister eens uit.
De eerste publikatie onder eigen naam vond, in 1982, plaats in het
Nieuw Vlaams Tijdschrift (de novelle Turo del Home).
Een reeks andere publikaties, onder eigen naam, volgde, onder meer
Mijn vader is Braziliaan in het tijdschrift
SIC
(1988). In 1990 publiceerde hij de dichtbundel Wie is
uiteindelijk (Amsterdam, Querido) en het reisboek over Peru met
de allure van een roman, De weg van de regen (Amsterdam, De
Bezige Bij). In 1992 zal hij samen met Jace van de Ven en Korrie
Besems de aflevering Tilburg verzorgen van de serie
Noord-Brabant in Proza, Poëzie en Prent.
Willem van Toorn (red.), Querido's letterkundige
reisgids van Nederland, Amsterdam, 1982, p. 556-557 (door Carel
Swinkels); H.J.M.F. Lodewick, W.A.M. de Moor en K. Nieuwenhuijzen, Ik
probeer mijn pen. Atlas van de Nederlandse letterkunde,
Amsterdam, 1979, p. 221; De Tijd van 9-3-1990; HN van
8-5-1987, 3-3-1990 en 17-3-1990; Vrij Nederland van
10-11-1990.
juli 2001 Cees van Raak, 'Tymen Trolsky, het leven van een
pseudoniem', in: Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis,
monumenten en cultuur, XII (1994), nr. 1, p. 15-18.
In 1994 verscheen onder eigen naam de bundel De verdwijning
(Amsterdam, Querido, 1994), in 1994 de roman De kleine jongen en
de rivier (Amsterdam, De Bezige Bij) en de bibliofiele
gedichtenbundel Café Weemoed (Tilburg, Saudade press; oplage
100ex.), in 1996 (onder pseudoniem Tymen Trolsky) in 1996 de
gedichtenbundel Nagelaten Gedichten & Indonesische
Gedichten (Uden, uitg. Hoenderbossche Verzen) en in 2000,
wederom onder pseudoniem Tymen Trolsky, de autobiografische roman
Het einde van de eeuwigheid (uitg. Aspekt) over de seminarietijd
in de jaren zestig.
Zie: BD 22-12-1994, DTK van 20-2-1997 en de website
van
CUBRA
(Cultureel Brabant).

2014 Jasper Mikkers, De landmeters van de keizer. Een gedicht
van Jasper Mikkers (Tilburg, Brandon Pers; oplage 150
exemplaren).



Foto: Jan Stads
Ed Schilders








Ronald Peeters
1 november 2015
Presentatie van de dichtbundel met de gedichten die Jasper Mikkers als
stadsdichter schreef: Gespiegelde
stad.
Bron: internet 2015
Missionarissen van het H.
Hart

Regionaal Archief Tilburg - Het Missiehuis circa
1920
De kloostercongregatie van de Missionarissen van het H. Hart aan de
Bredaseweg 204, in Tilburg beter bekend als de Rooi Harten, is in
1854 gesticht door de Franse kapelaan Jules Chevalier te Issoudun.
In 1882 vestigden zij zich in Tilburg in de voormalige lakenfabriek
van de firma Schreppers aan de Veldhoven (Wilhelminapark), en in
1890 werd het nieuwe klooster aan de Bredaseweg in gebruik genomen.
De Rooi Harten hielden zich bezig met het missiewerk in de Stille
Zuidzee op Melanesië en Micronesië, in Brazilië, in
Nederlands-Indië, en op de Filippijnen.
Een aantal paters van dit Missiehuis heeft zich ook als auteur
verdienstelijk gemaakt: o.a. de paters Jan
Boelaars (1915), Henri
Geurtjens (1875-1957), Cees Meuwese
(1906-1978) en Jan Verschueren
(1905-1970) schreven over taal, volk en cultuur van Nieuw-Guinea,
pater Maurits Molenaar (1886-1969) schreef over heiligenlevens,
pater dr. P. Schreurs (1924) over de Filippijnen en pater Simon
Peeters (1860-1941) schreef een
geschiedschrijving over het
Missiehuis en een biografie over pater Henri Rutten.
De oprichting van een eigen drukkerij hing nauw samen met de
uitgaven van de Annalen van O.L. Vrouw van het H. Hart en de
Almanak. Het eerste nummer van de Annalen werd in 1883
gedrukt bij de Stoomdrukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, het
tweede nummer werd in München-Gladbach gedrukt, vanaf de vijfde
jaargang was Lutkie & Cranenburg te 's-Hertogenbosch de drukker, en
vanaf de achttiende jaargang (1898) H.P.M. Verlinden te Bergen op
Zoom. Pas het tweede nummer van de twintigste jaargang (1902) en de
Almanak 1903 blijken in de eigen drukkerij van het Missiehuis
gedrukt te zijn. Hieruit is af te leiden dat in 1902 de
missionarissen een eigen drukkerij zijn begonnen. De eerste persen
werden bediend door de broeders Jan Vriens en Jan Foppele, en later
door Jan Bogaers en Toon Piëtte. Het huidige gebouw van de drukkerij
kwam in 1927 tot stand. Gedurende de Tweede Wereldoorlog lag de
drukkerij stil. Na de oorlog hebben de broeders Jan Vriens en M.
Joosten de drukkerij weer leven in geblazen. Vanaf 1957 trok Frans
Kolsters als commercieel-directeur steeds meer lekenpersoneel aan;
hij maakte van de drukkerij een N.V., waarin de Provinciale M.S.C.
als enige aandeelhouder optrad: de Drukkerij en Uitgeverij Hart
van Brabant was geboren. Later werd de drukkerij door de
Tilburgse zetterij Vorspel N.V. overgenomen. Die zetterij ging
echter failliet. Daarna werd de drukkerij langzaam maar zeker weer
opgebouwd.
Het Missiehuis bezit een kloosterbibliotheek met meer dan 20.000
titels. Ze bestaat uit twee afdelingen: op de begane grond zit de
meer wetenschappelijke; op de eerste etage treffen we de gymnasiale
bibliotheek aan, voortgekomen uit de opgeheven Apostolische School
ofwel klein-seminarie van de M.S.C.-congregatie, en aangelegd tussen
1889 en 1960. De bibliotheek stond grotendeels ten dienste van de
leraren en verdere huisbewoners, terwijl de studenten hun eigen
schoolbibliotheek hadden. Toen de filosofische en theologische
opleidingshuizen van de congregatie (groot-seminarie) eveneens in
Tilburg werden geconcentreerd, zijn ook de bibliotheken hiervan, met
een groter bestand dan de oorspronkelijke huisbibliotheek, in het
Missiehuis ondergebracht. Een belangrijk deel van de
M.S.C.-bibliotheek is jaren geleden opgenomen in die van de
Theologische Faculteit Tilburg. De belangrijkste bibliothecaris van
de M.S.C.-bibliotheek is wel pater dr. Piet Cools (1904-1973)
geweest. Hij was onder meer voorzitter van de Vereniging voor
Nederlandse Kloosterbibliotheken. De bibliotheek heeft een
aanzienlijke collectie Franse literatuur; dit heeft te maken met de
Franse oorsprong van de congregatie.
HN van 22-6-1985; Ronald
Peeters en Ed Schilders, Katholiek Tilburg in beeld, Tilburg,
1990, p. 78-79; mededeling dr. P. Schreurs M.S.C. 19-12-1991; M.
Joosten M.S.C., 'De geschiedenis van onze drukkerij', in: K.B.O.
Kroniek, M.S.C. Tilburg, afl. 20, 1983, p. 2-5.
juli 2001: Op 4 november 1997 werd in Tilburg de Stichting
dr. P.J. Cools MSC opgericht, een stichting ter bevordering van
de belangstelling voor het oude boek. Initiatiefnemers waren de
boekenliefhebbers Peter IJsenbrant, Jos de Vet,
Jef van Kempen,
Marijn van Kempen, Corrie Kolen en Ed Schilders. Op 16 augustus 1998
organiseerde de stichting de sedertdien jaarlijks terugkerende
Zuid-Nederlandse Boekenmarkt in het centrum van Tilburg. Zie:
BD van 21-10-1997.
Over pater dr. Piet Cools schreef Ton van der Meer
'Bibliotheek
Theologische Faculteit Tilburg en kapucijnenboeken', in:
Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur
, XVII (1999), nr. 3, p. 80-91.

Ronald Peeters
 





Ex Libris Huisbibliotheek MSC

Uitgave van Missiehuis Tilburg, 1925 over de Missie in Papoea Nieuw
Guinea.
Bibliografie Missiehuis Tilburg (MSC) uit WorldCat

Jan Naaijkens – Over het Missiemuseum van de MSC –
Uit: Geschreven Stad, Ed Schilders (redactie),
Tilburg, Syntax Publishers, 1999.
In de zomer van 1929 keerde mijn heeroom Alfons Brekelmans
van de missionarissen van het Heilig Hart terug uit de
Philippijnen. Hij nam zijn intrek in het moederhuis van zijn
congregatie aan de Bredaseweg, dat nu zowat het laatste
bolwerk van de 'Rooi Harten' is. Ik was tien jaar en de
braafste thuis, en dat verschafte me het onvergelijkelijke
voorrecht om met mijn ouders de repatriant vanuit mijn
geboortedorp Hilvarenbeek op te mogen gaan zoeken met de
sjees van een bevriende bakker. Ik was nog nooit in 'de
stad' geweest. Ik verheugde me erop. En daar reden we over
een brede, met bomen omzoomde boulevard.
"Dit is de Bredaseweg", zei mijn moeder. "En dat is een
kerkhof." Ik boog me voorover en zag een reusachtig hekwerk.
Op de gemetselde pilaren stonden beelden van triomferende
engelen en heiligen - het benam me de adem.
En toen, een paar honderd meter verder, doemde het
missiehuis op. In mijn ogen was het een enorm bastion, met
een imposant hekwerk ervoor en gigantische torens, als
onneembare versperringen tegen de infame vijanden van de
strijdende kerk.
Ik mocht aan de bel trekken. Een vriendelijke broeder heette
ons welkom in het heiligdom. Hoe breed en hoe lang en hoe
hoog was die gang met zijn spiegelgladde tegels. er hing een
geur van tabak, boenwas en wierook. Zwijgende, zwarte
gedaanten schoven voorbij.
We werden rondgeleid door gangen en dwarsgangen, vleugels en
zijvleugels, keukens en kapel, trappen op, trappen af,
volgens een plattegrond die alleen voor eeuwenoude bewoners
doorzichtig was.
"Nu komt het", zei heeroom, van wie ik me verder weinig
herinneren kan. Hij opende een brede deur. "Dit is ons
museum."
Ik stond als aan de grond genageld. Dit overtrof mijn meest
bizarre jongensdromen. Ik had ogen tekort. Stenen en houten
afgodsbeelden, sommige met spijkers overdekt, staarden me
met holle ogen aan. Ik zag wonderlijke schelpen, betoverend
gekleurde vlinders, zwaarden, assegaaien, sieraden,
moorddadige handbogen, opgezette vogels. Er hingen vergeelde
foto's aan de wand van paters met ruige baarden, met
tropenhelmen op hun gelooide kop en gekleed in korte
kaki-broeken, als onvervaarde woudlopers Gods. Ik zou in hun
voetspoor treden, later, als ik groot zou zijn.
En dan liep er een ijzige rilling over mijn hele lijf. In
manshoge glazen vitrines stonden schrikwekkende krijgers,
zwart, met woeste haardossen als leeuwenmanen. Ze waren
omhangen met beentjes en botjes. Varkenstanden doorboorden
als oer-piercings neus en oren. Aan hun voeten grijnsden
verbruinde en bestofte schedels.
"Dat zijn koppensnellers uit Nieuw-Guinea", zei mijn
heeroom.
"Maar we hebben ze gelukkig bekeerd."
Terug beneden in de gang voltrok zich een meer vredige
gebeurtenis. Er kwam een statige verschijning aangeschreden,
gekleed in een toog met honderd paarse knoopjes,een paarse
singel en een breed afhangende, paarse schoudermantel.
"Sinterklaas in zomertooi", dacht ik.
"Kniel", fluisterde moeder. "Het is een bisschop."
Ik zeeg op mijn knieën. De bisschop legde zijn hand op mijn
hoofd en op dat verheven ogenblik wist ik zeker dat de
Heilige Geest zelf in mij was neergedaald.
Toen hij uit het zicht was (de bisschop, bedoel ik) zei
moeder: "Het is een missiebisschop. Uit Borneo."
"Het is monseigneur Panis. Uit Berkel-Enschot", zei vader.
"Zot!" zei moeder.
Broeder Jan liet ons uit. Hij is al lang bij de Heer. Maar
god zij dank: zijn bastion is tot de dag van vandaag
gebleven. |
Ed Schilders
De uitgave 'Jeugdjuweel', 1954-1957. Dit is waarschijnlijk nummer 4,
1957, met op de achterzijde van het omslag de letters MSC als
parels. Illustrator: Charles Burki.



Molenaar M.S.C., p. Maurits
Bron: Theo Schouw - Muzikaal, kleurrijk en vol taal,
1997
Maurits George Molenaar werd op 12 december 1886 te Sneek geboren.
Hij studeerde sedert 1899 aan het gymnasium te Tilburg en aan de
seminaria te Arnhem en Leuven. In 1911 werd hij tot priester van de
Missionarissen van het H. Hart gewijd, waarna hij in 1912 in Tilburg
leraar werd. Hij was moderator van de studentenvereniging
St.
Leonardus van de R.K. Leergangen. In 1921 vertrok hij naar Sittard.
Pater Maurits Molenaar was medeoprichter en sinds 1922 redacteur van
Roeping. Zijn artikelen over onder andere heiligenlevens
verschenen in Roeping en in Van Onzen Tijd. Hij
publiceerde enkele boeken: In koele schaduw (proza-schetsen,
1921), De H. Gertrudis en Geertruid van Helfta (1925),
een levensbeschrijving van de H. Gertrudis. Voorts Een zeldzaam
mensch (1929) over Ch. de Foucauld, en Mechtild de Begijn
(1932), dat hij in delen reeds eerder in Roeping had
gepubliceerd. Hij vertaalde het boek Don Bosco van de bekende
Franse schrijver Joris-Karl Huysmans (Tilburg, 1935). Pater Molenaar
overleed op 23 juli 1969 te Sittard.
GAT,
Bevolkingsregisters, 1890/1900 deel 35, fol. 20; 1900/1910 deel 52,
fol. 4; 1910/1920 deel 64, fol. 111; gezinskaart 1921/1939 70/35;
Dr. H.W.E. Moller, Geschiedenis van de Nederlandse letterkunde,
Tilburg, De Kempen, 1932 (4e druk), p. 373-374; R.K. 'Wie is dat
?', Leiden, z.j. (ca. 1925), p. 91; Dr. A.H.M. van Schaik,
Dr. Hendrik Moller 1869-1940. Een ongemakkelijk initiator van
onderwijs en cultuur in Noord-Brabant, Tilburg, 1988.
Bron: Internet 2015

Illustratie uit Mechtild de Begijn, door p. Renald Rats ofm.
Bibliografie WorldCat
Molenaar, M. 1920. "Over Aberdingk Thijm". Tijdschrift Voor Taal
En Letteren. 8: 155-169.
Molenaar, M. 1921. In koele schaduw. Tilburg: Het
Nederlandsche Boekhuis.
Molenaar, Maurits. 1923. Sint Geertruid
Molenaar, M. 1929. Een zeldzaam mens (Charles de Foucauld).
Oisterwijk: Oisterwijk.
Molenaar, M. 1932. Mechtild de begijn.
Molenaar, Maurits. 1937. Gemma van Lucca. Nijmegen [etc.]:
Dekker & Van de Vegt.
Molenaar, Maurits. 1937. God en ik. Heemstede: De Toorts.
Molenaar, M. 1940. Peter Jozef Savelberg, een priester van
Heerlen.
Molenaar, M. 1940. Gemma Galgani: levensschets met gebeden voor
noveen en triduum, te harer eer. Kortrijk: Prokuur PP.
Passionisten.
Molenaar, M. 1941. Een vrouw met gezag. Hilversum: Brand.
Molenaar, M. 1946. Die Frau vom anderen Ufer: Ein Lebensbild
Mechthilds v. Magdeburg. Aus d. Holländischen übertr. u. eingel.
v. Gabriele Dolezich. Heidelberg: Kerle.
Molenaar, M. 1950. Sint Geertruid van Helfta als schrijfster.
Tilburg: Missionarissen van het H. Hart.
Molenaar, M. 1955. Geertruid van Helfta. Amsterdam: Van
Munster.
Knipselmap
Moller, dr. H.W.E.

Fontys - Schilderij door Jan van Delft.
Hendrik Willem Evert Moller werd op 8 november 1869 in Amsterdam
geboren. Hij studeerde op het klein-seminarie van de Jezuïeten te
Culemborg, en hij deed in 1889 zijn intrede in het noviciaat der
Sociëteit van Jezus te Grave. Onder het pseudoniem A.B. de B.
publiceerde hij Jezuïten-Gruwelen. Nederl. vrije bewerking naar
de Duitse uitgave van Bern. Duhr s.j. (Amsterdam, 1900). In 1900
verlaat hij de Sociëteit en gaat hij in Amsterdam Nederlands
studeren, waar hij in 1907 promoveerde op het proefschrift
Vondels Heerlyckheit der Kercke. Van 1907-1910 was hij leraar
geschiedenis en aardrijkskunde, en van 1910-1913 leraar Nederlandse
taal, letterkunde en geschiedenis, aan de gemeentelijke HBS te
Amsterdam. In die periode publiceerde hij enkele boeken: onder het
pseudoniem dr. Paul van Noordhorn Het Kerklatijn. Spraakleer met
oefeningen (Amsterdam, 1910; in 1924 verscheen een tweede
uitgave onder Moller's eigen naam), onder hert pseudoniem A. van
Wijk Beknopte spraakleer van het Kerklatijn (Amsterdam,
1910), onder het pseudoniem H. van Damme Gotiese Spraakkunst
(Amsterdam, 1913) en onder eigen naam Die sevenste bliscap van
onser Vrouwen (Amsterdam, 1913; inl. van H. Moller) en Alle
de werken van Jan van Ruusbroec, de wonderbare, in nieuwere taal
overgezet door Dr. H.W.E. Moller (Bussum, Paul Brand, 1912 =
1914).
In 1912 stichtte hij de Katholieke Leergangen te Amsterdam, die in
1913 naar 's-Hertogenbosch werden overgeplaatst. In 1918 werden de
Leergangen van 's-Hertogenbosch naar Tilburg verplaatst, en Moller
kwam in Tilburg aan de Bredaseweg 371 wonen. In 1920 heeft hij
ontslag genomen als rector van de Leergangen. Op 1 oktober 1922
verscheen het eerste nummer van het door hem opgerichte literaire
tijdschrift Roeping (Tilburg, Drukkerij H. Gianotten),
waarvan hij tot 1929 hoofdredacteur bleef. In het voorjaar van 1924
wordt er in zijn huis een vergadering gehouden, bekend als de
'Tilburgse dag', die uiteindelijk door verschil van inzicht binnen
de kringen van Roeping, zou leiden tot de oprichting in 1925
van een nieuw katholiek literair tijdschrift De Gemeenschap.
Daarvoor stichtte hij nog enkele tijdschriften zoals: Lectuur
(1904), opgevolgd door Boekenschouw (1906-1940), het eerste
katholieke historische tijdschrift Geschiedkundige Bladen
(1905-1906), verenigd met De Katholiek en 'opgevolgd' door
het Historisch Tijdschrift (1921-1941) van de R.K. Leergangen
te Tilburg en ten slotte het blad Opvoeding en Onderwijs
(1908; na vier jaar nam Mollers aandeel in dit tijdschrift af).
Dr. H. Moller was medewerker aan de grote Vondel-editie: De
Werken van Vondel (Amsterdam, 1927-1937, 10 delen), en schreef
ook nog enkele schooluitgaven, zoals Karel ende Elegast
(1904; vele herdrukken, o.a. Tilburg, Het Nederlandsche Boekhuis,
1944) en Vondel's Lucifer (1908; vele herdrukken, onder
andere Tilburg, Het Nederlandsche Boekhuis, 1944). In 1927 verscheen
zijn Beknopte Geschiedenis van de Nederlandse Letterkunde
(Tilburg, Het Nederlandsche Boekhuis).
Moller richtte in 1916 de vereniging Ons Middelbar Onderwijs op,
waarvan hij voorzitter werd. In 1925 werd hij gekozen als lid van de
Tweede Kamer voor de RKSP. Hij bleef beide functies houden tot aan
zijn dood. Van september 1927 tot september 1935 was hij wethouder
van de gemeente Tilburg. Dr. H. Moller stierf op 6 december 1940 en
werd begraven op het kerkhof aan de Bredaseweg. Over zijn leven en
werken zijn twee monografieën verschenen, in 1952 door dr. H.H.
Knippenberg, en in 1988 het proefschrift van dr. A.H.M. van Schaik.
Hij kreeg ook een hoofdstuk in het boek Brabantse herinneringen
(1964) van Anton van Duinkerken. Zijn bibliotheek is naar de
universiteit van Leuven gegaan, en zijn archief is in het Katholiek
Documentatie Centrum te Nijmegen terechtgekomen. Naar hem werd in
1970 het Mollerinstituut (nu Hogeschool Katholieke Leergangen), en
in 1941 de Dr. Mollerstraat genoemd.
Gedenkboek bij gelegenheid van het vijf-en-twintig
jarig bestaan van de R.K. Leergangen Tilburg 1912-1937,
Tilburg, 1937; dr. H.H. Knippenberg, Dr. Hendrik W.E. Moller.
Levensschets, Tilburg, Drukkerij R.K. Jongensweeshuis, 1952; dr.
J.A. Bornewasser, Vijftig jaar Katholieke Leergangen 1912-1962,
Tilburg, 1962; Anton van Duinkerken, Brabantse herinneringen,
Utrecht/Antwerpen, 1979, 3e druk, p. 185-218 en 265-286; Ronald
Peeters, De straten van Tilburg, Tilburg, 1987, p. 111-112;
75 jaar MO Katholieke Leergangen 1912-1987, Tilburg, 1987;
dr. A.H.M. van Schaik, Dr. Hendrik Moller 1869-1940. Een
ongemakkelijk initiator van onderwijs en cultuur in Noord-Brabant,
Tilburg, St. Zuidelijk Historisch Contact, 1988.
juli 2001: W.J.M.
Dings, Hendrik Moller (1869-1940) initiator van katholiek
onderwijs, in: J. van Oudheusden e.a. redactie, Brabantse
biografieën 2, Amsterdam/Meppel/'s-Hertogenbosch, 1994, p.
95-98.
Theo Schouw, Muzikaal, kleurrijk & vol taal. Fragmenten uit het
leven van de Katholieke Leergangen (Tilburg, Fontys, uitgegeven
ter gelegenheid van het 85-jarig bestaan van de Katholieke
Leergangen, 1997).

Ronald Peeters

Ed Schilders

Bron: Jaarlijksche Boekenschouw, 1922

Bron: internetveiling



Graf van Moller en zijn echtgenote op de
begraaplaats Binnenstad aan de Bredaseweg, Tilburg. Foto: Ed
Schilders
In memoriam Hendrik Moller door P.C. de Brouwer
Anton van Duinkerken over
Hendrik_Moller
Mook, Willem van
Regionaal Archief Tilburg
Willem van Mook werd op 30 oktober 1893 in Oosterhout geboren. Hij
werkte als journalist bij Le XXe Siècle in Brussel en kwam in 1928
vanuit St. Josse te Node in Tilburg wonen. Vanaf 1940 tot aan zijn
dood op 19 februari 1982 woonde hij in de Gildebroedersstraat 35.
Hij werd in 1925 door de VVV Tilburg Vooruit bekroond voor een
Brabants volkslied, dat de radio in 1926 uitzond. In 1930
publiceerde hij de brochure Beknopte folkloristisch-historische
beschrijving van het Tilburgsch genade-oord der 'Hasseltsche Kapel'
of 'Kapelle van onze Lieve Vrouwe ter Hasselt'. In die tijd
verscheen de brochure Werkersleed ! en andere verhalen bij de
Tilburgsche Handelsdrukkerij Jean Smits & Zonen. Hij schreef onder
het pseudoniem Frank Klaroen, onder andere Kempenklanken, Nieuwe
liederen, en onder eigen naam onder andere Brabantse Novellen,
Een vergeten Kempenhoek, Confectie-koelies, Het
geheim van de Santander, De gijzeling, Psychiatrische
gevallen, Guldenboek 1948, Ziekenhuis-ballade (ca.
1981), Opkomst en ondergang van de Tilburgse textiel,
Laatste voorstelling, Nieuwe Brabantse novellen 'De overval'
en Amusementsboek van Tilburg 'De grootste kermis van 't land' en
'Het wereldrepertoire van carnaval' (1980), waarvan sommige in
zijn privé-uitgeverij Brabant, ongedateerd en gestencild werden
uitgegeven. Het meest bekend is zijn Folklore-boek van de
Brabantse Kermissen in de geschiedenis van Circus Pigge
(Tilburg, uitg. Hub. A. Lepelaars, ca. 1978). In de bundel Mèn
Tilburg (1979) schreef Van Mook het gedicht 'De drie wevers'.
Encycl. van Noord-Brabant,
3, 1986, p. 121; NvhZ 26-7-1980.
juli 2001: Van Mook was hoofdredacteur van de
Tilburgsche Post In 1934 verscheen het boekje J'accuse. een
onweerlegbaar réquisitoire tegen de Tilburgsche Waterleiding
Maatschappij (Tilburg, Drukkerij Jean Smits en Zn.). Over deze
publicatie en de politieke gevolgen daarvan, zie: Cor G.W.P. van der
Heijden,
Kleurloos,
reukloos en smaakloos drinkwater. De watervoorziening in Tilburg
vanaf het einde van de negentiende eeuw (Tilburg,
1995), p. 154-169. 
2014: Ton Wagemakers, ’Will en Marie. Vlucht, verloving & De
Dood’, in: Grenzeloos Tilburg 1914-1918. Een stad vol
vluchtelingen (Tilburg, Gianotten Printed Media, 2014), p.
115-122; Ton Wagemakers, ‘Redder Tilburgse textiel’, in:
Grenzeloos Tilburg 1914-1918. Een stad vol vluchtelingen
(Tilburg, Gianotten Printed Media, 2014), p. 123-127.

Regionaal Archief Tilburg

Ronald Peeters





Moonen,
Huub (30 oktober 2015)
Huub Moonen
is
geboren, getogen, en woonachtig in Tilburg. Nadat hij in zijn
tienerjaren als wever actief was geweest bij de AaBe-fabriek werd
hij postbode, en hij bleef dat 32 jaar lang. Hij schreef en
publiceerde zijn herinneringen op www.CuBra.
Moonen,
Werner (28 december 2015)

Ed Schilders
Werner Eric Moonen werd op 26 mei 1940 in Gent geboren. In 1949
vestigde hij zich als student aan de ‘tekenacademie’ in Tilburg. Hij
studeerde aansluitend in Parijs en Oslo, maar zou in Tilburg blijven
wonen tot zijn dood op 23 oktober 2011. Moonen genoot internationale
bekendheid door zijn grafisch werk, maar hij was ook kunstschilder,
beeldhouwer, en fotograaf met een voorkeur voor slechts zelden nog
toegepaste technieken. Hij was docent aan de Academie Sint-Joost in
Breda (1982-2000), en bij het Duvelhok (Tilburg, 1979-2000). In
2000 ontving hij van de Tilburgse Kunststichting een erepenning voor
zijn inzet voor het Tilburgse cultuurgoed.
Als boek, map, of tijdschrift publiceerde Moonen:
- 1979 map met 9 etsen
- 1988 Azalay: boek met 6 litho’s en 6 tekeningen
- 1990 De Witte Tuinen: 5 houtsnede in doosje
- 1991 Poste Restante: uitgave Gouden Gids, in samenwerking
met H. van Boxtel, G.Koek en P.Vloemans
- 1992 Poste Restante: uitgave Lichtdruk, in samenwerking met
H. van Boxtel, G.Koek en P.Vloemans.
- 1995 Tijdschrift no. 5: samenwerking met Piet Vloemans en
Marc Nagtzaam
- 1996 Kopvoeter: boek met litho’s en teksten
- 2000 Tijdschrift no. 27 Terugreis
Een van Moonens minder bekende werken betreft de ‘herziening’ van
een veertigtal boeken en drukwerken door zijn papegaaien Toto en
Krikri. Daarbij werden de drukwerken enige tijd voorgelegd aan de
papegaaien, die naar believen hun bek in het papier zetten. De
snippers en de bolletjes die zij vervolgens van dat papier maakten
en achterlieten, werden door Moonen zorgvuldig bewaard. Zodra het
gehavende boek de vorm had gekregen die Moonen beviel, werd het aan
de herziening onttrokken. Een catalogus met foto’s van de herziene
boeken verscheen in 2002 in eigen beheer in beperkte oplage.

Encyclopedie van Tilburg; overlijdensadvertentie Werner
Moonen; Herzien (2000); www.cubra.
Foto's: Werner Moonen; uit: Herzien (2002)




Foto's Ed Schilders




Grotere
weergave

Links: catalogus van de door Toto en Krikri herziene boeken (2002).
Rechts: co-auteurs Toto en Krikri. Foto uit Kopvoeter, Werner
Moonen.
Fotowerk van Werner Moonen in de rubriek Brabants Licht op CuBra
Mortel, Jan van de
Regionaal Archief Tilburg
Jan Marie Joseph van de Mortel, op 16 juli 1914 te Tilburg geboren
als zoon van burgemeester mr. J.C.A.M. van de Mortel, werd postuum
auteur van het boek Kamp Vught januari 1943 - september 1944,
dat in 1990 door de 'Stichting Archieven 1940-1945' te Vught is
uitgegeven. Van de Mortel zat van februari 1943 tot september 1944
in Kamp Vught, waar zijn broer Joost op 10 augustus 1944 werd
gefusilleerd. Daarna werd hij afgevoerd naar Sachsenhausen en
vervolgens nog in diverse andere kampen geïnterneerd, totdat hij in
mei 1945 door de Engelsen werd bevrijd.
Op 11 oktober 1956 is Jan van de Mortel aan de gevolgen van de
kwalen die hij in gevangenschap had opgelopen in een sanatorium te
Dekkerswald bij Nijmegen overleden en in Tilburg begraven.
Zijn herinneringen aan Kamp Vught legde hij in 1949 vast, niet
vermoedend dat het manuscript 35 jaar na zijn dood zou worden
uitgegeven, hoewel hij wel had bepaald dat het pas 25 jaar na zijn
dood eventueel gepubliceerd zou mogen worden. Het is een zakelijk
maar aangrijpend verslag van de vele gruwelijkheden die de Duitse
bezetter pleegde. De laatste bladzijde bevat het verhaal over
executies van illegale werkers:
De executies van gevangen verzetsstrijders door het vuurpeleton
namen hand over hand toe. Tijdens de laatste weken dat Kamp Vught
door de Duitsers werd gebruikt, reden bijna elke avond de
vrachtauto's bij de bunker voor. Onmiddellijk na de executies werden
de lijken - die evenzovele getuigenissen waren van het slechte en
beestachtige schieten van het peleton - met de nog wachtende auto's
naar het crematorium gebracht en daar nog dezelfde nacht verbrand.
Gelukkig was hier de beruchte Kapo Joep vervangen door Kapo Martin -
een communist uit Leipzig - die heel wat netter was, zodat de
verbranding stemmiger geschiedde.
|
Inleiding Urias Nooteboom in: Jan van de Mortel,
Kamp Vught januari 1943 - september 1944, Vught, 1990; HN van
7-5-1990; GAT, Collectie bidprentjes.
25 juli 2015
Het paramilitaire- en geestelijk verzet in Tilburg konden samenkomen in
de persoon van Jan van de Mortel. Hij kwam in het voorjaar van 1941
terecht in het verzetswerk door zijn contacten met oud-militairen. De
groep waartoe Van de Mortel behoorde hielp o.a. mee aan het verschijnen
en verspreiden van illegale bladen ('Vrij Nederland', 'De Geus', 'De
Waarheid', 'De Vrije Katheder', Het Parool') in Tilburg en omstreken.


Ronald Peeters

internet 2015 - illegale bladen uit de Tweede Wereldoorlog.

mularipress
(14 augustus 2015)

Bibliofiele uitgeverij/margedrukker uit Tilburg van grafisch
kunstenaar Walter Kerkhofs.
Mogelijk is dit de enige uitgave (2015): De weg ernaartoe,
gedichten van Jace van de Ven,
zeefdrukwerk Walter Kerkhofs; 2009.
Ed Schilders

Mutsaers, Adrianus

Regionaal Archief Tilburg
Adrianus Norbertus Mutsaers werd op 8 juli 1856 te Tilburg geboren.
Hij studeerde aan de seminaria van het bisdom 's-Hertogenbosch en
werd op 3 juni 1882 tot priester gewijd. Een jaar later werd hij
benoemd tot professor aan het klein seminarie te St. Michielsgestel.
Vanaf 1903 was hij pastoor te Cuijk, en vanaf 17 januari 1908
pastoor van de parochie St. Jozef (Heuvel) te Tilburg.
Mutsaers publiceerde letterkundige artikelen in het tijdschrift
De Katholiek, en vertaalde teksten in het Latijn, onder meer
voor het Officie der Zoete Lieve Vrouwe voor het Proprium van het
Brevier van het bisdom 's-Hertogenbosch. In De Katholiek
zijn ook diverse vertalingen van hem opgenomen van de Latijnse
gedichten van de paus-dichter Leo XIII. Hij bundelde deze verzen in
een boek, dat van een inleiding van dr. Schaepman werd voorzien.
Adrianus Mutsaers overleed op 4 november 1916 te Tilburg.
NTC van 4-11-1916;
GAT, Collectie bidprentjes.
Mutsaers, fr. Celestinus
(18 september 2015)
Celestinus Mutsaers is de kloosternaam van Goedfridus Mutsaers, die
op 9 augustus 1864 in Tilburg werd geboren. In 1885 legde hij de
eeuwige geloften af in de congregatie van de fraters van Tilburg
(CMM brothers).
Na enige
jaren in het onderwijs te hebben gewerkt in Tilburg en Grave, wordt
hij in 1894 overgeplaatst naar Den Bosch, waar hij tot 1934
onderwijzer is en zich inzet voor sociaal werk. Celestinus Mutsaers
leidde daar ook een toneelclub, en hij publiceerde toneelteksten
voor de jeugd van eigen hand. Hij overleed op 18 januari 1936 in
Huize Steenwijk in Vught.
Jef
van Kempen, ‘De vliegmachine van frater Celestinus’, in: Enigen
uit velen, Fraters van Zwijsen in 22 portretten, Joep Eijkens
(red.), Tilburg, De Schaduw, 1994.
WorldCat
Celestinus, Fr.M. n.d. De grenswacht op de bruiloft: blijspel
in twee bedrijven. 's-Hertogenbosch: Mosmans.
Celestinus, Fr.M. n.d. Sardino: kind-martelaar van het coliseum
: drama in vijf bedrijven met apotheose. 's-Hertogenbosch: Mosmans.
Celestinus, Fr.M. n.d. Israël in Egypte: bijbelsch drama in
vier bedrijven, gevolgd door : Twee tableaux vivants.
's-Hertogenbosch: Mosmans.
Celestinus, Fr.M. n.d. Kruis en kroon: historisch drama in
vijf bedrijven met apotheose. 's-Hertogenbosch: Mosmans.
Celestinus, Fr.M. 1921. Newa's elftal, kampioen! Blijspel in
2 bedrijven. 's-Hertogenbosch: Mosmans.
Celestinus, Fr.M. 1927. Toovenaar en catechist: missiespel in
3 bedrijven. 's-Hertogenbosch: Mosmans.
Lectuur Repertorium: De loco-burgemeester van Calmpthout
Mutsaerts, Dionysius
Regionaal Archief Tilburg
Dionysius Mutsaerts werd in 1578 in Tilburg geboren als zoon van
Denys Jan Denis Adriaen Mutsaerts en Jenneken Willem Reyner Gerit
Reynen. Hij deed omstreeks 1600 zijn intrede in de orde van de
norbertijnen te Tongerlo, waar zijn oom Nicolaas Mutsaerts toen abt
was, en hij werd op 23 maart 1603 aldaar geprofest. Na zijn
priesterwijding in 1606 studeerde hij drie jaar aan de
universiteiten van Douai en Leuven. Hij was vervolgens kapelaan te
Diest (1609-1613), circator der abdij van Diest (1614) en pastoor te
Kalmthout (1616-1625). In 1625 vertrok hij naar Rome waar hij een
groot aandeel had in de stichting van het Norbertijns College
aldaar. Van 1626-1635 was hij proost van het klooster Sinte
Catharinedal te Breda. In 1635 vertrok hij naar Antwerpen voor een
behandeling van een spierbreuk. Hij verbleef daar in het huis van
zijn vriend, de bekende uitgever en drukker Hieronymus Verdussen. In
diens woning is hij op 19 november 1635 aan zijn kwaal overleden.
Hij werd begraven voor het hoogaltaar van de kloosterkerk van Sinte
Catharinedal.
Dionysius Mutsaerts was een groot geschiedschrijver. Bij Hieronymus
Verdussen te Antwerpen gaf hij in 1622 in twee dikke delen (ca. 2000
bladzijden) De Kerckelycke Historie uit; twee jaar later gevolgd
door een vernieuwde uitgave Generale kerckelijcke historie van het
begin der wereld tot het jaar onses Heeren Jesu Christi MDCXXIV.
De titelbladen van de eerste uitgave zijn in kopergravure uitgevoerd
naar ontwerp van Peter Paul Rubens. Verdussen had bij privilege van
de koning van Spanje voor de periode van zes jaar het alleenrecht
voor het drukken en verkopen van het boek verkregen. Op overtreding
stond een boete van dertig gulden voor elk exemplaar. In 1630
schreef hij, wederom in het Nederlands, over het leven van de H.
Norbertus. Hij liet een litanie van de H. Augustinus drukken, die
werd goedgekeurd door de H. Stoel en in Tongerlo werd gebeden. Zijn
nagelaten handschrift over de levens van de heiligen uit de orde van
de norbertijnen, werd door Ludolphus van Craeywinckel, kanunnik van
Tongerlo, in druk uitgegeven. Een ander werk over heiligen uit de
orde van de norbertijnen, Natales Sanctorum Ordinis
Praemonstratensis, dat in 1625 door Joannes Chrysostomus van der
Sterre in Antwerpen werd uitgegeven, is vermoedelijk grotendeels aan
een handschrift van Mutsaerts ontleend. Een archiefoverzicht van de
abdij van Tongerlo uit 1718 vermeldt nog twee werken van Mutsaerts:
een verzameling van verhandelingen over het kerkelijk recht en van
sermoenen.
J.A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom
van 's-Hertogenbosch, deel III, 2e afd., 's-Hertogenbosch, 1843,
p. 180-181; L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom
's-Hertogenbosch, deel V, St. Michielsgestel, 1876, p. 731-732;
F.M. Geudens, Maria's Tongerloo, Turnhout, 1912, p. 54-55; L.
Langeweg, Het geslacht Mutsaerts te Tilburg 1450-1960, z.pl.
en z.j.; H. Bots e.a., Noordbrabantse studenten 1550-1750,
Tilburg, 1979, p. 531; Ronald Peeters, De straten van Tilburg,
Tilburg, 1987, p. 139; GAT, Bibliotheek, z. nr., een deel van
De Kerckelycke Historie.
juli 2001 Zie
NvhZ van 22-11-1985 en een uitvoerige biografie en bronnenlijst
door N.J. Weyns, 'Mudzaerts, Dionysius, kerkelijke
geschiedschrijver', in: Nationaal Biografisch Woordenboek 5
(Brussel, Koninklijke Academiën van België, 1972), kol. 621-627.


Regionaal Archief Tilburg

Bron: Internet
Muurkranten, Tilburgse
(22 juni 2015)
“Stadhuis bekent corruptie”, “Van der Lee
steelt”, “Kantelberg koele killer”, “Vrouwen uitgekleed”, “Wethouder
wil hogerop”, “Foute Wouten”, “Eén Brokx ellende”: In de jaren
1978-1995 verschenen met grote regelmaat zeefdrukaffiches met
pakkende koppen op de Tilburgse muren, geplakt op in het oog
springende plaatsen zoals fabriekspoorten, bushaltes, brievenbussen,
bij ingangen van openbare gebouwen of in drukke winkelstraten. In
het depot van Regionaal Archief Tilburg ligt een aanzienlijk deel
van deze muurkranten opgeslagen; grote formaten, gedrukt op slechte
kwaliteit papier en summier beschreven. Astrid de Beer en Mirjam
Heijs, beiden werkzaam bij Regionaal Archief Tilburg, publiceerden
er in Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en
cultuur in 2014 (jrg. 32 nr. 1, p. 11-18) een uitvoerig artikel
over onder de titel ‘Geen censuur op de muur! De muurkrant in
Tilburg 1978-1995’.

Astrid de Beer, Mirjam Heijs, ‘Geen censuur op de muur!'
Regionaal Archief Tilburg









Naar
het begin van de pagina
Inhoud De paap van gramschap

CuBra Home
Majoie, Johnny
Mandos Tzn, Frans
Mandos, Hein
Mandos, Kees
Marcelis, Theo
Marck, Jacques van der
Marshall, Joseph
Mayer-Roos, Anita
Mbanga, Wilf
Meelis, Edmond
Melis, Jacques
Mèn Tilburg
Meuwese M.S.C., p. Cees
Michel, K.
Michels, prof. dr. L.C.
Mikkers, Jasper
Missionarissen van het H. Hart
Molenaar M.S.C., p. Maurits
Moller, dr. H.W.E.
Mook, Willem van
Moonen, Huub
Moonen, Werner
Mortel, Jan van de
Mularipress
Mutsaers, Adrianus
Mutsaers, Celestinus
Mutsaerts, Dionysius
Muurkrant
|